Commentaar
AFNEMEND VERLEDEN
Onze
image
is
een
ballast
SKEN
GROEP PRIESTERS IN MODERN BREDA-NOORD
OP ZOEK NAAR NIEUWE PASTORAAL, MAAR
MOMENT
OPNAME
Punt achter celibaatskwestie
n peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pingen pingen "'lingen peiungen pe peilingen peilingen peil
eilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peiliigen peilingen PE|LINGBE,'ll1 |liINGDE^1. iwriw deii luriw pfilin6en peilingen peilingen peilingen peil ngen
ïen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen„peil ngen peil ngen peilingen peilingen |unpjln peilingen peilingen peilingen peil
peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pei1lingen peilinocn rtiuwwc
Dr. Corn. Verhoeven
rorg, getrouwd priester
en ook van de leken?) is
evenzeer duidelijk, dat
en gezonder en effectie-
meren van het ambt op
t noodzakelijk is, dat snel
gelegenheid tot experi-
et gehuwde priesters ge-
ordt. Deze zullen op de
gd moeten worden, zodat
jke waarden ervan aan
it kunnen treden. Voor
en onder verantwoorde-
an de Nederlandse bis-
s een principiële goedkeu-
lome niet vereist: in dit
3 eft Nederland Rome niet
ilok te plaatsen,
experimenten met gehuw-
s zullen heel wat emoties
Begeleiding ervan in de
je kerkgemeenschap zal
belang zijn. Eerlijkheids-
daarbij ook de vraag aan
loeten komen, in hoever-
ïele reacties tegen de ge-
ester voortkomen uit de
an veel mensen aan reli-
ijectie: wie de gehuwde
oelaat, tast het ideaal-
de zuivere mens bij uit-
irofeet, aan. Men gelooft
5 doorsnee man en vrouw
lat zijn, op deze wereld
mensbeeld te verwezen-
artoe heeft men plaats-
nodig: priesters, religi-
dan van de weeromstuit
letstuk worden geplaatst,
iriesterbeeld is in de hui-
laire tijd echter achter-
hijnlijkheid, drukker over
van discriminatie maken,
lie van de vrouw. Het is
het liedje van het vogel-
zingt als het gebekt is.
Touwelijk gebekt in een
rin de man het voor het
eft.
Ie briefschrijfster, die ver
dat ik meehelp bij de
ling van een oorlog. Waar-
heeft ze al begrepen dat ik
:ifiste ben, meer pacifiste
nders ook. Voor mij is oor-
het tonen van je macht,
•dedigen van je belangen,
loden en laten doden van
inen (en en passant nog
miljoen burgers). Dat lijkt
onwaardig en verfoeielijk
aaraan ik nimmer mijn
ing zal verlenen,
gezien van deze persoon-
tting, is er nog het simpe-
degenen die een oorlog
len, de vrouw alleen als
illen zien. Elke oorlog kost
■ens en niet zo een klein
oor men aan oorlog be-
men dus over een royale
aan mensenlevens kunnen
i. Tot op dit moment is de
e enige leverancier van
rens. Het is dus zaak om
ld te vinden om veel kin
wereld te brengen. Anders
n de oorlog niets komen,
rijzen heerszuchtige heer-
weer het moederschap in
seer recent verleden heeft
het moment, dat hij aan
kwam, alle vormen van
Istudie voor de vrouw ver-
mals elke vorm van wer-
aar huwelijk. De vrouw
lis blijven en veel, heel
eren ter wereld brengen,
werd ze beloond met ere-
en oorkondes. Niet voor
en haar inspanning bui-
:zin.
de oorlog in volle gang
ïin of meer uit de hand
het eufemistisch te zeig-
de vrouw ingezet in fa-
m werkplaatsen. Dit dan
stelling van degenen, die
it een grotere deelname
ouw aan het arbeidsproces
raiding van een oorlog in
ou werken.
it u het weer niet eens
nij, dan zal ik dat graag
waarbij ik dan opmerk
>k de „bloemen op mijn
versmaad.
Het is duidelijk: het pastoraal concilie zal in de komende dagen in
Noordwijkerhout onomwonden vragen om ontkoppeling van priester
schap en celibaat. In de lijn van de handreiking die het priesterberaad in
Doorn eind november gaf, zullen in de betrokken resoluties ongetwijfeld
ook voldoende nuanceringen worden aangegeven, die de Nederlandse
bisschoppen, aan wie het verzoek tenslotte wordt gericht, bij hun besluit
vorming zullen helpen. En dan zullen de bisschoppen spreken, zoals zij
beloofd hebben. Zullen ze het verlossende woord spreken? Als we hen
de afgelopen maanden goed beluisterd hebben, dan luidt het antwoord:
ja. Verlossend althans zal dit woord zijn voor een stijgend aantal priesters
en theologiestudenten, maar wat ons belangrijker lijkt hoopgevend
voor die vele christenen die serieus op zoek zijn naar een kerk, die weer
een boodschap te brengen heeft in deze wereld. Het te verwachten besluit
van de bisschoppen zal zeker voorzichtig zijn en bijvoorbeeld nadruk leg
gen op het experimentele karakter van bepaalde doorbraken op de Ro
meinse kerkelijke wetgeving. Wij hopen echter wel dat het gesprek op het
pastoraal concilie volgende week èn het bisschoppelijk besluit daarna een
eind zullen maken aan de eindeloze en langzamerhand frustrerende dis
cussie over de celibaatskwestie in feite slechts een juridische kwestie.
Want het wordt hoog tijd zich aan minder binnenkerkelijke problemen te
gaan wijden: er wacht een wereld met steeds meer mensen die niet meer
in de boodschap van déze kerk kunnen geloven, op verlossing, op ant
woord. Wij vrezen dat het pastoraal concilie aan deze problemen ditmaal
niet toe zal komen. Maar laat het dan in ieder geval direct daarna ge
beuren.
Om te beginnen, en daarover zal het pastoraal concilie zich waar
schijnlijk wel beraden, zal bij een besluit tot ontkoppeling hoe dan ook
alle aandacht en zorg moeten uitgaan naar de gelovigen. Zij hebben
recht op begeleiding en inspraak bij iedere verdere concrete stap (b.v. waar
een gehuwd priester in de zielzorg wordt ingezet). Het gaat hier immers
in laatste instantie niet om wat priesters, die zo graag willen trouwen, maar
om het geloofwaardiger worden van een kerk en haar Boodschap.
Jaarwisseling, balans en uitver
koop verhogen periodiek ons
besef van tijd. Een jaar is vlug
voorbij, denken we dan, en hoe
veel jaren is een mensenleven?
Sombere gedachten kunnen in een
mens opkomen bij zulke gelegen
heden en wij sloven ons dan ge
zamenlijk uit om die gedachten
het hoofd te bieden; wij feesten
om de vergankelijkheid te verge
ten. Toch is het misschien wat
individualistisch om zich bezig te
houden met de kortstondigheid
van het bestaan en waarschijnlijk
is het veel nobeler te denken aan
de toekomst van een steeds meer
florerend menselijk geslacht in
zijn geheel. Maar het menselijk
leven is nu eenmaal per individu
gedistribueerd en zelfs de meest
nobele gedachte krijgt maar moei
lijk vat op het kapitale feit, dat
ook dood en vergankelijkheid ons
individueel aangaan. Er is dus re
den genoeg om te peinzen over
voorbijgang en vergankelijkheid;
en als dat een beetje behoorlijk
gebeurt, is er misschien niet eens
sen sprong in de volstrekte nobel
heid nodig onj enigszins getroost
de voorbijgang te incasseren en
van de kortstondigheid te genie
ten.
Er schijnt een jaar voorbij te
zijn. In zekere zin is dat ook waar;
het jaar dat zojuist afgeschreven
is, komt niet meer terug. Het
wordt toegevoegd aan ons verle
den en van ons tegoed afgeschre
ven. Ons verleden wordt steeds
groter en onze toekomst wordt in
dezelfde mate kleiner. Daar komt
het licht vain het bovenstaande
zou die vrijwel nihil zijn. Respect
voor museumstukken, het beste
van de menselijke cultuur, dwingt
mij dus het bovenstaande te her
zien of op zijn minst een keer te
laten kantelen. Het kan niet waar
zijn, dat het verleden alleen maar
toeneemt naargelang de geschiede
nis sneller gaat. De snelheid van
de geschiedenis heeft ook invloed
op het verleden. Ik waag de stel
ling: naargelang het heden gecom
pliceerder en rijker wordt, wordt
het verleden korter. Welnu: om
dat de geschiedenis op vooruit
gang gericht is, wordt het heden
gecompliceerder, rijker aan actua
liteit. Dus wordt het verleden
korter. Elk jaar verdwijnt er min
stens een eeuw van ons verleden
en worden wij een eeuw jonger.
En het verdwijnt niet omdat het
vergeten of in een museum opge
borgen wordt, maar omdat het on
derdeel gaat uitmaken van de ac
tualiteit. Het verleden neemt af
op dezelfde wijze waarop afstan
den wegvallen. Wij zijn in alle
tijden tegelijk, zoals we op alle
plaatsen tegelijk zijn. Het heden
wordt steeds meer een gecompli
ceerde gelijktijdigheid, actualiteit
van de hele menselijke geschiede-
gr zijn, om een simpel voorbeeld
te noemen, op dit moment
meer geleerden dan er ooit ge
weest zijn. Elk van die geleerden
beschikt over meer informatie en
kennis dan al zijn voorgangers uit
alle eeuwen te zamen. Dat bete-
nog by, dat naargelang een mens
ouder wordt, de tijd sneller lijkt
te gaan. De snelheid van de tyd
lijkt groter te worden naargelang
ons tegoed aan tijd kleiner wordt.
Als we denken op de helft te zijn,
zijn we al bijna aan het einde.
Media vita in morte sumus, mid
den in het leven zijn wij in de
dood. De wetten van de vrije val
treden in werking en met een
parig verhoogde snelheid raken
wy uit de tijd.
J)ezelfde snelheid hjkt ook de
geschiedenis te beheersen.
Sinds de geschiedenis vooruitgang
moet zijn, is zij ook een meedo
genloze afschrijving. Elk histo
risch proces gaait sneller dan het
ooit is, er gebeurt in een jaar
soms meer dan vroeger in een
eeuw. Ook de veroudering en de
voorbijgang is dus sneller. Het
effect ïykt te zijn dat er een steeds
groter opeenstapeling van „verle
den" komt, dat steeds minder
waarde heeft omdat tegelijk alle
aandacht gericht moet zijn op he
den en toekomst: bijna alles is
verleden en het verleden bete
kent bijna niets.
Ik heb ooit beweerd dot de
kerk al bijna helemaal museum
is. Mgr. dr. J. Möller, bisschop
van Groningen, zei onlangs in een
interview met de Nieuwe Linie,
dat dit grotendeels wel waar is,
maar dat één van de taken is:
steeds minder museumstuk te
worden. Ik zal de bisschop niet
tegenspreken. Maar ik vraag mij
ïf, of een museumstuk misschien
toch enige actualiteit heeft. In
kent o.a. dat hy hun verleden ac
tueel maakt door het in zijn eigen
actualiteit op te nemen. Het ver
leden verdwijnt niet in een mu
seum, dat vervolgens gesloten
wordt, er gaan integendeel steeds
meer musea open, er kan telkens
een groter stuk verleden geïnter-
greerd worden in het heden en de
actualiteit. Wat vroeger een eeuw
geleden wps en door iedereen ver
geten, is nu een jaar geleden en
nog bijna actueel. Binnen niet al
te lange tyd zullen we onze eigen
oorsprong ingehaald en daarmee
ons verleden overwonnen hebben.
Dat heeft zijn betekenis zowel
voor het individuele leven als
voor het museumstuk. Het is niet
zo gemakkelijk die betekenis pre
cies te „plaatsen" in het leven
zonder aan de gerechtvaardigde
somberheid van hierboven on
recht te doen. Maar we kunnen
eenvoudig constateren, dat we in
deze tijd meer „meemaken", dat
we, vergeleken b.v. bij mensen
uit de zo verlichte en zo verwan
te achttiende eeuw, eeuwen lang
leven. En leven bestaat goeddeels
uit meemaken en getuige zijn,
veel meer dan uit maken en
scheppen. Een sombere gedachte
over de vergankelijkheid betekent
een uitzicht op een tijd dat we
niets meer zullen meemaken. En
wat het museumstuk betreft: ook
dat moet al te veel pretenties
hebben. Het is op een goede plaats
terecht gekomen, in een museum
waar de muzen zijn, en niet op dc
schroothoop, waar alleen eeuwig-
heid is. Het kan dus op elk mo
ment in de actualiteit betrokken
worden.
Waar de duizenden „wonen maar niet leven'
BREDA „Onze pastorieën liggen buiten de route. Recla
mefolders worden er zelden in de brievenbus gegooid en vaak
krijgen we ook geen krant, omdat de bezorger ons vergeet of
het te veel moeite vindt: we wonen niet in het rijtje, maar
apart, moeilijk te bereiken. Alleen als iemand helemaal total
loss is, weet hij onze voordeur nog wel eens te vinden".
In zo'n pastorie, midden in de kale, cleane, maar met keurige
gazons bestrooide steenwoestijn, die de noordelijke bebouwing van
Breda is geworden, hadden wij een gesprek met twee priesters en
een leek. De priesters, Martin van Bilzen en Leo Groot, die hierboven
aan het woord was, zijn pastores respectievelijk van de parochies
De Goede Herder, H. Kruis en St.-Franciscus in Breda-Noord. De
leek is de heer Paul America, stafdocent/cursusleider aan de kath.
sociale academie Markendaal, Breda.
Het drietal vormt de centrale commissie van het wijkberaad Breda-Noord.
Binnen dit wijkberaad, samengesteld uit priesters en leken van in totaal
vijf parochies, is met name het laatste jaar een belangwekkende ontwikke
ling gaande. De priesters, die belast zijn met de zielzorg in die vijf paro
chies zijn samen met enkele leken intensief aan het denken en praten ge
slagen over de wijze waarop ze zinvoller kunnen gaan werken voor de
duizenden die anno 1969 e.v. in de huizenrijen en flats rond hun pastorieën
„wonen, maar niet leven", zoals de heer America het zei.
de plannen".
(Wat die informatie uiteraard
zo bemoeiiykt is het feit dat in
formatie over plannen van een
groepje pastores samenvalt met de
(traditionele) taak, resp. boodschap
van diezelfde pastores. Immers, ook
een plan tot modernisering, aanpas
sing van de pastoraal (zielzorg) is
reeds puastoraal, d.w.z. werken aan't
heil van de mensen voor wie je bent
aangesteld. Maar juist die pastoraal,
dus de manier waarop de kerk en
haar bedienaren Christus' boodschap
hebben gepreekt, is in diskrediet ge
raakt. heeft enorm gezichtsverlies
Het gesprek is ruim een jaar gele
den serieus binnen het wijkberaad
begonnen. Daaruit kwam, in mei j.l.
een verklaring voort waarin de
priesters en een aantal leken uit de
vijf parochies (Christus Koning,
Goede Herder, H. Kruis, Sint-Fran-
ciscus en Menswording) zich in prin
cipe uitspraken voor een intensieve
samenwerking op pastoraal gebied.
Deze verklaring is vrij hard aange
komen. Velen vatten het op als een
soort fusiebericht, zagen al kerken
gesloten worden en allerlei eigen
parochiële activiteiten de mist in
gaan. Een aantal van die emoties
zijn inmiddels weggeëbd in een aan
tal deelgesprekken in de verschillen
de parochies. Men weet nu wel: er
gaan geen kerken dicht.
In een gewone, maar gezellige ka
pelaanskamer ergens in Breda-Noord
vertelden twee priesters wat zij wil
len, waarom zij als pastor (is her
der) anders willen werken, waarom
zij op een nieuwe wijze willen
doorgaan met hun werk en geloven
in hun taak. Opmerkelijk is dat de
leken-gesprekspartner er niet als fi
gurant bij zit, maar werkelijk part
ner is, meedenkt en -praat.
VAN BILZEN: „De image van de
kerk in Breda-Noord, wat is dat?
Vier kerkgebouwen annex pastorieën
waarvan drie nieuwe, die stedebouw
kundig een bepaalde plaats innemen
ver uitrijzend boven de wooncultuur
in deze wijk. Dat is een ballast, dat
werkt compromitterend".
GROOT: „Het kan natuurlijk niet,
maar als ik me even theoretisch op
stel 'zou ik zeggen: ik wou dat die
kerkgebouwen er niet waren. Dan
liever een paar tenten. Niet iedereen
is nu eenmaal meer onder het hoed
je van een kerkgebouw te vangen".
VAN BILZEN: „Wy zien geen reden
tot paniek als er weer berichten in
de krant staan over dalend kerkbe
zoek. Het is alleen wel een sein dat
we moeten doorgaan met ons te be
zinnen".
GROOT: „En onze grote vraag is,
waar schieten we te kort, dat we nog
weinig weerklank vinden? Doen we
het wel goed"?
Deze vraag eigenlijk de angsti
ge vraag die iedereen die iets nieuws
doet, onbetreden paden inslaat, op
z'n tijd bekruipt blijkt het hele ge
sprek door als een kernprobleem op
te duiken. In een nota, een vervolg
op de principiële verklaring van mei
j.l., heeft het wijkberaad Breda-
noord een meer concreet uitgewerk
te stand van zaken geschetst. En
daarin heet het aan het slot: „Wat
het ty'dstip van ingaan betreft van
het zielzorgplan Breda-Noord kan
nog niets gezegd worden. Het wijk
beraad staat wat dit betreft nog in
een onduideiyk spanningsveld: Moet
dit alles zo maar van boven af wor
den ingevoerd? (Zielzorgers willen
zo snel mogelijk zinnig gaan wer
ken!) Of moet gezocht worden naar
zo groot mogelijke adhesie, om zo
groot mogelijke medewerking van
de kerkleden voor te bereiden?
Adhesie na zo groot mogelijke in
formatie? De centrale commissie
pleit voor het tweede en wil alle
prioriteit geven aan informatie over
geleden).
GROOT:
1ROOT: „Onder veel mensen ont
moet je vaak een houding van ver
zet, eigenijlk een hoop antiklerikalis
me, dat zich afzet niet zozeer tegen
de man (deze of gene pastor), maar
tegen het systeem. De mensen zitten
met het idee: met die kapelaan haal
je toch heel die ouwe kerk weer bin
nen".
VAN BILZEN: „In zo'n grote wijk
als Breda-Noord zijn veel mensen
heel anders tegen de kerk aan gaan
kijken. Voor deze mensen heeft het
opplakken van alleen maar een an
dere structuur (een ander systeem
van pastoraal, nieuwe zielzorgvor-
men) geen zin. Er leven zoveel
vooroordelen! De ene structuur is
even verdacht als de andere".
AMERICA: „Die structuur, ja. Ik
heb geprobeerd dit vanuit de socio
logie te laten zien. De structuur is
in de kerk, in het verleden, een zelf
standig leven gaan leiden (Instituten
als DE pastoor, de curie, katholieke
organisaties). Hetzelfde is gebeurd
met de „cultuur" (maatschappelijk-
ethisch leven, liturgie, gebruiken,
zijn verstard in kerkelijke wetten).
Nu de maatschappij op drift komt,
zie je hoe de kerk telkens wordt ge
raakt en meegesleurd, maar het
proces van sociale controle door de
kerk in de maatschappij, dat ge
handhaafd kon biy'ven door strenge
regels, gezag en door een zich apart
opstellen (b.v. pastorieën) valt weg.
Veel functies van de kerk zijn over
gedragen aan overheids- en andere
openbare organen en de mensen
hebben het gevoel gekregen: de kerk
is nergens meer voor nodig. We doen
intussen allemaal of die kerk zo
ziek is als een pier, maar we verge
ten de eigenlijke taak van die kerk.
Dat proces van afbraak is juist een
proces van uitzuivering, waardoor er
weer zicht komt op de eigenlijke op
dracht van de kerk".
VAN BILZEN: „Waar veel mensen
in Breda-Noord gewoon op zitten te
wachten. Het punt is, de mensen ko
men met hun religieuze vragen en
noden, die ze werkelijk wel hebben,
niet meer naar DEZE kerk".
GROOT: „Er zijn voorbeelden ge
noeg te noemen, die bewyzen dat je
niet pessimistisch hoeft te zijn. Ik
ontmoette onlangs een vrouw die pas
in de wqk was komen wonen. Ze
was katholiek. Ze was niet de eerste
de beste week naar de kerk geko
men, maar wel had ze in die week
een wildvreemde vereenzaamde, al
leenwonende vrouw in de buurt op
gezocht, en haar gezegd dat ze altijd
BREDA In een nota die
de directe aanleiding vormde
tot het gesprek, waarvan op de
ze pagina verslag is gedaan,
heeft het wykberaad Breda -
Noord, dat 5 parochies omvat,
geschetst hoe de priesters en le
ken in dit beraad op dit moment
denken over de reorganisatie
van de zielzorg in deze wijk.
Het is een momentopname, de
stand van zaken nu, waarop in
veel bredere kring zal moeten
worden doorgepraat. De min of
meer concrete punten uit deze
nota zijn:
Men wil naar een team van
pastores, waarbinnen Jhet onder
scheid tussen „pastoors" en „ka
pelaans" vervalt. In uitgebreid
overleg zal t.z.t. een teamledder
aangezocht worden;
Men wil een pastoraal plan
voor heel Breda-Noord, waarin
elke pastor een buurt als lokaal
aandachtsgebied krijgt toegewe
zen (buurtpastor). Daarnaast
krijgen zoveel mogelijk pastores
een eigen aandachtsgegied van
zielzorg, waaraan ieder van hen
over heel Breda-Noord werkt;
nu kent men reeds als aan
dachtsgebieden: lagereschool-
catechese, liturgie, missie en
ontwikkelingshulp, jongerenpas
toraat. Voor andere aandachts
gebieden wil men er in verder
overleg achter komen wat het
belangrijkste is waarbij wordt
gedacht aan bejaarden, zieken,
gespreksgroepen, verkering - hu
welijk - gezin; men wil echter
zien waaraan Breda-Noord het
meest behoefte heeft;
De buurtpastor zal vooral
de persoonlijke contacten moe-
(nieuwe bewoners!), toediening
ten onderhouden w.o. huisbezoek
van sacramenten e.d. verzorgen
in de kerk die het dichtst by
zijn buurt ligit. Men denkt in
verband met dit laatste ook aan
een zekere roulatie van predi
kanten;
Natuurlijk zijn de kerkleden
vrij om ondanks de buurtpas
tor individueel de zielzorger te
kiezen die zy wensen.
Binnen het wijkberaad is in
tussen de huidige priestergroep
als een aparte werkgroep werk
zaam. Concrete aanleiding was
een vacature in een van de pa
rochies Mens wordingOm de
werkzaamheden rond deze vaca
ture en allerlei werk in Breda-
Noord beter op elkaar te kun
nen afstemmen komt de priester-
groep nu reeds drie maanden
lang om twee weken by elk
aar. In afwachting van de aan
stelling van een teamleider is
voorlopig kapelaan M. van Bil
zen belast met de coördinatie
van de priestergroep. J.L.
bij haar langs kon komen. Ze zei te
gen me: dat vind ik als christen be
langrijker".
AMERICA: „Zo moet je ook als
kerk en als pastores weer dienst
baar worden aan de mens. En niet
alleen maar met een nieuw systeem
komen aanhollen".
VAN BILZEN: „Ons pastorale plan
moet je zien in het raam van wat
bisschop De Vet al noemde: kerk
van de uitnodiging worden. In het
vele maatschappelijke, sociale en
culturele werk, dat reeds wordt ge
daan, moet de kerk gaan functione
ren".
GROOT: „Dan moet je ook insprin
gen, kien zijn op wat de mensen vra
gen. Zo groeien we toe naar een
-nieuw type dienstbare ambtsdrager"
AMERICA: „Wat wij nu nadrukke
lijk willen dat is sleutelen aan die
structuur én aan die cultuur, dus
kort gezegd: én aan de vorm van de
pastorale zorg én aan de mentaliteit
van de kerkleden. De enige manier
om dit te kunnen is't vernieuwings
proces doortrekken met volledi
ge deelneming van de kerkleden. Zo
wordt de kerk daadwerkelijk dienst
baar aan de mensen en niet anders
om zoals het zolang is geweest".
Even tevoren had kapelaan
GROOT gezegd: „Men weet gewoon
niet dat zeer veel ambtsdragers zelf
die structuur waarin ze qua functie
nog gevangen zitten, kwijt willen".
AMERICA: „Maar jullie verschui
len jezelf achter die structuur. Je
laat niet het achterste van je tong
zien".
VAN BILZEN: „Maar daarvoor zou
je echt moeten breken en opstappen.
Dan zou het duidelijk zichtbaar zijn.
En dat wil ik niet".
GROOT: „Voor mij is ook belang
rijk het verantwoordelijkheidsgevoel
voor anderen, voor wie een hele we
reld zou instorten, als ik ermee
brak".
VAN BILZEN: „Jawel, maar daar
om moeten we juist naar een meer
pluriforme vorm van kerk, waarin
niet ledereen, onder de druk van het
zelfde, hetzelfde moet geloven, den
ken en doen. Wij hebben hier van
het begin af aan geprobeerd nie
mand af te stoten".
AMERICA: „Als er iemand een
brief stuurde of anderszins negatief
reageerde op de plannen, gingen jul
lie er immers steeds persoonlijk
naar toe".
GROOT: „Ja, we hebben wel ge
merkt dat onze eerste verklaring als
te theoretisch is overgekomen, het
ging boven het petje".
VAN BILZEN: „Je kunt rustig zeg
gen, dat we met die verklaring voor
een aantal mensen zijn afgegaan.
Misschien hebben we tot nu toe ook
nog te veel met traditionele elemen
ten gewerkt, doordat de meesten die
bij de gesprekken in de afgelopen
maanden aanwezig waren, al van
oudsher het meest bij de zaak be
trokken waren".
AMERICA: „Inderdaad, over heel
Noord hebben we nog te veel alleen
de mensen betrokken, die zich prettig
voelen bij de kerk. Er is hier in de
wijk zeker iets aan het rollen, maar
we zouden dat proces willen versnel
len. We willen er zoveel mogelijk
mensen bij betrekken, juist de te-
leurgestelden, de ontevredenen".
Het drietal legt er steeds weer de
nadruk op, dat het pastoraal plan,
zoals dat inmiddels enige vorm heeft
gekregen, (zie elders deze pagina)
helemaal niet betekent dat het zo
moet en niet anders.
Dat plan moet als plan juist
groeien, doordat zoveel mogelijk
en veel meer mensen dan nu nog
het geval is, meedenken. En niet
alleen mensen uit Breda-Noord zelf,
ook, stellen ze nadrukkelijk, bijvoor
beeld collega-pastores die elders in
de stad of in het bisdom ook In
teamverband naar nieuwe vormen
van pastoraal aan het zoeken zijn.
Tot nu toe hebben de priesters en
leken in 't wijkberaad Breda-Noord
hoofdzakelijk in vrij beperkte kring
over deze dingen gedacht en gespro
ken, maar dat was al moeilijk ge
noeg.
GROOT: „Ik heb bewondering voor
de pastoors hier. Hen kennende, be
sef je, welk enorm proces zich bij
hen heeft voltrokken om tot deze
teamvorming te komen. We bemer
ken, bij hen een geheel andere op
stelling dan twee jaar geleden. Ver
schillenden gaan deze wqze van wer
ken zelfs prettig vinden".
AMERICA: „Jullie bent naar elkaar
toe aan het groeien als een team, nie
mand is hier meer alleen maar zijn
eigen keuterboertje".
GROOT: „Het is er heus wel eens
hard aan toe gegaan. We hebben wel
eens tegen pastoors gezegd: jullie
wilden met je vernieuwingen eigen
lijk alleen glorie voor je eigen pa
rochie".
AMERICA: „Maar als we nu over
gemeenschappeiyke zaken praten,
zqn we het veel vlugger eens dan
een jaar of twee terug".
VAN BILZEN: „Vergeet niet dat
hier een groep priesters is gekomen
met een bepaald perspectief: wij
gaan een kerk bouwen. Nietwaar,
bouwpastoors! Die kerk en de pa
rochie daaromheen betekent voor
zo'n pastoor een groot stuk levens
werk. Maar deze mensen hebben het
gepresteerd, mee te gaan functione
ren. En de meest trouwe gelovigen,
die hun pastoor persoonlijk hebben
meegemaakt als hun bouwpastoor,
zetten soms zelfs hun stekels op, nu
ze zien hoe de pastoorsfiguur-oude-
stijl de mist ingaat".
AMERICA „Van de andere kant mo
gen we niet vergeten, dat juist dit
soort persoonlijke bindingen belang
rijk is. Maar je voelt inderdaad in
allerlei gesprekken, dat nu bijvoor
beeld een pastoor van harte „zijn"
plan verdedigt, terwijl hij er eerst
zelf enorm mee heeft geworsteld.
Hier ligt toch een groot verschil met
nogal wat andere zielzorgteams,
waar vaak de mensen zo maar bij
elkaar worden benoemd. Ik vraag
me af in hoeverre dat laatste het
niet toch weer mogelijk maakt dat
ieder zich op zijn eigen aandachtsge
bied (specialisatie zeggen we liever
niet) terugtrekt. Bij ons constateer
je juist, nu al, een meedenken in het
team en een stimuleren bijvoorbeeld
door het aandragen van een artikel
„dat jou wel zal interesseren". Zo
is het geloof ik, ook mogelijk dat
niet zo gauw een priester eruit valt,
omdat hij het niet meer aankan".
De heer America vertelt hoe het
wijkberaad heeft geworsteld met drie
dingen:
Structuur. Op één been kun je
niet staan. Er moet ook, zoals ge
zegd, gesleuteld worden aan de cul
tuur. Daarvoor is een grote mate
van pluriformiteit nodig (ieder moet
aan zijn trekken komen) en de kerk
leden moeten gaan meedenken. La
ter moeten ze meebeslissen om uit
eindelijk echt mee te doen. De
ambtsdrager wordt dan veel meer
stimulerend deskundige.
Specialisatie. Hoe dat te rymen
met levensnabqe pastoraal? Het
wykberaad kwam tot de conclusie
dat de priester met een bepaald aan
dachtsgebied juist door zijn grotere
deskundigheid meer levensnabij
kan werken dan vroeger. Dit vorm
de goeddeels ook het antwoord op
de vraag: wat te verstaan onder:
Levensnabij e pastoraal. In sa
menwerking met de betrokken buurt
pastor kan de „gespecialiseerde"
priester juist meer begrip en hulp te
bieden hebben. Zo draagt „schaal
vergroting" zelfs by aan „schaalver
kleining". (Door in groter verband
samen te gaan werken, kan voor de
individuele mens meer en vooral be
ter gezorgd worden).
VAN BILZEN: „We zijn nu in het
stadium gekomen, dat we elke twee
weken bij elkaar komen. AI vormen
we nog geen officieel team en stel
len we ons ook niet als zodanig op.
We willen niet zeggen: wij zijn er,
maar wel: wij hebben dit doorwor
steld. We zouden willen laten zien
dat het mogelijk is samen tot iets te
komen, als je maar voor elkaar de
zaken blijft verhelderen en als je bij
elkaar wilt blijven".
GROOT: „Het probleem is nu alleen:
hoe krijgen we er meer mensen by
betrokken? Je bent er niet als je al
leen op papier b.v. pastoors en ka
pelaans gelijkschakelt, want de men
sen vragen dan bijvoorbeeld als ze
gaan trouwen, toch naarde pas
toor. Die kim je toch niet zomaar1
passeren?, heet het dan."
AMERICA: „Daar heb je weer dat
verschil tussen cultuur en structuur.
Maar hoe kom je erachter wat de
mensen nu yragen en willen? Dat is
natuurlijk niet alleen ons probleem.
In de politiek speelt net zo dé
vraag: hoe krijg ik dat participatie
proces op gang? Op dit moment is
gewoon nog lang niet iedereen zich
„probléembewust van w
len".
wat wy wil-
VAN BILZEN: ,,Dat ja natuuriyk
ook een gevolg van de sterk verin-
dividualiseerde vorm van leven en
wonen in zo'n nieuwe wijk".
AMERICA: „Maar hoe dan ook, het
moet toch mogelijk zijn dat de men
sen op een gegeven moment ontdek
ken: hé, dat heb ik nou altijd ge
wild",
JAN LANDMAN.