EEN OUDE MAN De wereld kijkt F" AFNEME gespannen naar Noordwijkerhout SCHOON SCHIP MAKEN DRIE SCHADUWCONCILIES: GEEN NAVELKIJKERIJ Een wonder Kabouter Pirn heeft griep Geen stappen Punt achter ce Het arme meisje Door Greet Buchner Dr. Corn. Verhoi DE STEM VAN ZATERDAG 3 JANUARI 1970 Het was een koude avond en langs de gladde bospaadjes liep een gebogen oude man. Terwijl de sneeuwvlokken om hem heen dwarrelden dacht hij aan de men sen die thuis in de warmte en bij een kerstboom gezellig bij elkaar waren. Wat zou hij graag nog een keer zo'n mooie kerst meemaken. Maar, och, dacht hij, wie zou mijn oude huisje diep in het bos weten te vin den. En met weemoed dacht hij te rug aan vroeger, toen zijn vrouw nog leefde en de dagen met kerst zo gezellig waren. Wat waren ze ge lukkig geweest in het kleine huisje. Terwijl hij verder liep was het op gehouden met sneeuwen, en de sterren fonkelden en verspreidden een zacht licht zodat hij de weg die naar het dorp voerde gemakkelijk kon vinden. In de verte hoorde hij de klokken al luiden die verkondig den dat het kindje Jezus was gebo ren. Vlugger liepen zijn oude voeten want hij wou niet te laat komen in deze kerstnacht Eindelijk was hij er en de deuren stonden wijd open. Wat was het mooi in de kerk. Ver kleumd liep hij naar voren want hij wou dicht bij het stalletje zitten. Zachte muziek klonk vanuit het koor. Stil ging hij zitten. En zacht zong hij de liederen mee. Toen de mis uit was dromden de mensen naar buiten. Maar de oude man bleef zitten en liet zich op de knie- en vallen. Wat was het stalletje mooi en stil richtte hij zijn blik op de krib be. Zacht begon hij tegen het kind je Jezus te praten, terwijl de tranen over zijn gezicht rolden. Wat was dat nu? Was dit een wonder? Het kindje Jezus begon te spreken tegen de oude man. En stil luister de hij naar was het kindje te ver tellen had. Getroost ging hij op weg naar huis. Hij was bijna thuis en zacht begon het weer te sneeuwen. Maar wat was dat nu? Was dit nu zijn huisje dat zo vredig tussen de bomen stond. De ramen waren hel verlicht en schimmen van men- Op een morgen zat, Kabouter Pimpam die griep had, In de keuken aan tafel, En at een dikke wafel. Een wafel met stroop erop. Bons op de deur, daar komt kabouter Nop. Kabouter Nop zegt: De koning is jarig. Maar daar komt kabouter Narig. En zegt: De koning geeft feest. Maar daar komt kabouter Neest. Die zegt: Kom je de verjaardag vie ren van de koning. In liet Paleis Lezië Woning. Maar kabouter Pimpam, zei kabouter Nop. Kabouter Pimpam kan niet op. Er zit plak aan zijn stoel! Schrokken een heleboel. Ik weet wie het gedaan heeft, ka bouter Niep. Trekken jongens, zei de domme ka bouter Nop, anders krijgt hij hogere griep! Hans Vermik, 10 jaar, Breda sen zag hij door de ramen. Stil deed hij zijn deur open maar stond ver stomd te kijken naar al het moois. In de hoek van de kamer stond een kerstboom en een stalletje, en de tafel was ook gedekt, want de men sen uit het dorp hadden allemaal iets meegebracht. Ze vertelden hem dat ze wel wis ten dat hij zo eenzaam was en daarom de oude. man een mooie kerst wilden schenken. Ze gingen aan tafel en toen ze gegeten had den gingen de mensen naar huis. Maar voor de oude man ging slapen ging hij nog even kijken naar het stalletje en dankte kindje Jezus voor deze mooie kerstnacht. Het was net alsof het kindje tegen hem lachte. Moe en voldaan ging de oude sla pen en dankte nogmaals voor deze mooie kerst. Johnny van Dorst, 14 jaar Zevenbergen. We zijn allemaal ziek geworden. Eerst moeder, wamt ze Kon het niet laten, om telkens naar buiten te gaan, om te zien of het deurtje niet apen ging. Toen heeft ze een kou gevat. Ze heeft wel pech gehad, want het deurtje ie open geweest, maar zij heeft het niet gezien. En Kick ook niet. De jongen is ook ziek geworden. Het was ook zó koud! Telkens stak hij zijn neus buiten de deur, om even naar buiten te loeren. Natuurlijk deed hij, net als zijn moeder, geen das om. En toen werd ik ziek. Met zijn drietjes lagen we in bed te hoes ten en te dromen over kaboutertjes en een deurtje, dat maar niet open wilde. Rick vloog in zijn droom overeind en schreeuwde heel hard: „Varier, moeder, djatar zijtn ze, wél hon derd. Maar nu eerst eens vertellen wat er allemaal gebeurd is. We hebben een babyfoon opgehangen, vlak bo ven het deurtje. Een hele schaal no ten hebben we voor die ingang neer gezet en boven het deurtje hebben we ook nog een zwak lampje gehan gen, zodat we iets konden zien, als we het deurtje open hoorden gaan. De eerste avond gebeurde er niets. De volgende morgen zagen we, dat er tien noten verdwenen waren. De volgende dagen waren we ziek. Maar gisteren is het eindelijk ge beurd. We zaten bij de warme ka chel te lezen, met de babyfoon vlak bij het oor van Rick. Plotseling rukt hij aan mijn knie en wijst naar de babyfoon. Meteen ging ik met mijn oor aan het ding liggen en toen hoor den we duidelijk het deurtje kraken en stemmejes fluisteren. Onmiddel lijk stonden we op en keken door het raam.We zagen het deurtje open staanen het gekke was: we zagen ook de noten verdwijnen, maar we konden niet zien wie de noten wegpakte.... Toen ging het deurtje weer dicht. We Hepen naar buiten (we verga ten weer de das om te doen) en za gen, dat veel noten weg waren. Toen viel ons op, dat op de grond geen sporen, geen voetstappen stonden Wat voor wezentjes zouden het toch zijn? Ze kunnen praten, eten en een deurtje open doen, maar ze zijn niet te zien en ze laten geen voet stapjes achter in het zand. Er was eens een meisje van zeven jaar. Ze woonde in een woonwagen vlak bij het dorpje Nice. Haar moeder was erg ziek, en lag op een plank te slapen. Het meisje heette Eddie. Haar vader was dood. En ze wa ren heel arm. En ze moest altijd gaan bedelen. Als ze wat kreeg gaf ze het aan haar moeder. Maar op een dag had ze een oude vis hengel gevonden. Ze had toevallig een stuiver gekre gen en ging er vishaakjes voor kopen. Haar moeder was bijna beter. En dan kon ze tiulfneen en En dan kon ze fluiten op haar blok fluit en zingen en lekker eten. Al die gedachten schoten in Eddie's hoofd. Maar ze ging eerst vissen. Ze had al vijf lekkere dikke vissen. Morgen zou het Kerstmis zijn. De volgende mórgen ging ze eerst winkels kijken. Naar de bomen die voor de ramen stonden. Maar opeens riep een jongen: „Héé, wat doe je daar, maak dat je weg komt". Ze vond het wel jammer. Maar nu ging ze feesten. Ze kwam thuis en haar.moeder was uit bed Ze had bloemen klaar gezet, en het zaïg er zo feestelijk uit. En haar moeder was bijna beter Ze aten heerlijk. En ze leefden nog lang en geluk kig! Edwin Kwikkeberghe, 4 jaar Sas van Gent nog bij, dat naargelang een ouder wordt, de tijd snelle te gaan. De snelheid van lijkt groter te worden naar ons tegoed aan tijd kleiner Als we denken op de helft t zijn we al bijna aan het Media vita in morte sumus den in het leven zijn wij dood. De wetten van de vri treden in werking en me! parig verhoogde snelheid wij uit de tijd. £)ezelfde snelheid lijkt oc geschiedenis te behc Sinds de geschiedenis vooru moet zijn, is zij ook een n genloze afschrijving. Elk risch proces gaat sneller d: ooit is, er gebeurt in een soms meer dan vroeger ir eeuw. Ook de veroudering voorbijgang is dus sneller, effect lijkt te zijn dat er een groter opeenstapeling van J den" komt, dat steeds r waarde heeft omdat tegelij aandacht gericht moet zijn i den en toekomst: bijna al verleden en het verleden kent bijna niets. Ik heb ooit beweerd dc kerk al bijna helemaal m- is. Mgr. dr. J. Möller, bi- van Groningen, zei onlangs interview met de Nieuwe dat dit grotendeels wel wf maar dat één van de take steeds minder museumsti worden. Ik zal de bisscho] tegenspreken. Maar ik vraa if, of een museumstuk mis; toch enige actualiteit heef Herman Gerritsen, 5 jaar Geertruidenberg Yolanda Aerts 10 jaar, Prinsenbeek. Van onze speciale verslaggever) DEN HAAG Het is niet teveel gezegd om te stellen dat de ogen van de hele wereld de komende da gen gericht zijn op de katholieke kerk in Nederland, om precies te zijn op het pastoraal concilie dat van 4-7 januari zijn vijfde zitting houdt. Nog nooit is de internationa le belangstelling zo groot geweest als nu. Begrijpelijk, omdat de Ne derlandse kerkprovincie zich deze dagen gaat beraden over de pries ters en de religieuzen. Door beide thema's lopen twee opvallende mo tieven: de celibaatskwestie en de dringende vraag naar experiment. In de afgelopen maanden vooral heeft het celibaatsvraagstuk, in feite niet meer dan een deelaspect van de problematiek rond priesters en religieuzen, de gemoederen he vig beroerd. Priesters en leken werden met actiebrieven bestormd: in één week tijd ontvingen zij van de „Actie groep Wereldkerk" het verzoek tot adhesiebetuiging, wat een meer ge matigde houding tegenover het ce libaatsvraagstuk inhoudt, de behou dende groep „Waarheid en Leven" bezwoer hen met pauselijke en con ciliaire teksten niet toe te geven aan de verleiding positief te staan tegenover de opheffing van de celi baatsverplichting. „Septuagint" liet weten dat Noordwijkerhout het ein de is van de discussie over celi baat, wat de uitslag ook moge zijn. Bovendien is aangekondigd, dat er in Noordwijkerhout niet minder dan drie schaduw-coneilies zullen ge houden worden. Naast de officiële conciliezitting worden discussiecen tra ingericht door Septuagint, de actiegroep jonge religieuzen en de actiegroep van theologiestudenten. De drie schaduwconcilies gaan van de vooronderstelling uit dat het ne telige en energie-verspillende vraag stuk van de celibaatsverplichting reeds opgelost is, en werpen zich op dieper liggende vraagstukken zoals gemeentevorming en maat schappijkritiek. Zij proberen duide lijk te maken dat de binnenkerke lijke navelkijkerij in de concilie aula weinig perspectieven opent voor de kerk-in-ontwikkeling. Voor een goed verstaan van de komende plenaire zitting van het pastoraal concilie en zijn directe follow-up kan het volgende zijn nut hebben: 1. De celibaats VERPLICHTING steunt op kerkelijke wetgeving, en heeft als zodanig niets te maken met de onfeilbaarheid van de kerk en het pauselijk gezag binnen die kerk. Hoewel reeds in de vroegste christelijke gemeenschap een aan wijsbare voorkeur te vinden is voor de celibataire levenshouding van priesters en zeker van bisschoppen op grond van de bijbelse raadge ving (geen gebod) „omwille van het rijk Gods", is er pas vanaf de vier de eeuw sprake van verplichting. Niet voor de hele kerk, maar her en der. In de vijfde eeuw wordt de ze particuliere wetgeving voor de hele kerk van kracht. In de daar op volgende eeuwen wordt de wet geving niet altijd serieus genomen. Met name in de achtste, veertiende en vijftiende eeuw zien we tijdper ken van verval in de onderhouding van de celibaatsplicht. Het concilie van Trente in de zestiende eeuw herstelt de eelibaatswetgeving. De ze wordt in 1917 in het kerkelijk wetboek overgenomen en bekrach tigd door pauselijke uitspraken, waarvan de laatste uit 1967 stamt: de encycliek „Sacer dotalis caeliba- tus" van Paulus de zesde. 2. Het concilie ontwerp-rapport over het ambt is primair een socio logische studie, waarin het pries terbeeld ontleed wordt als beroep. De geloofsdimensie, die gewoonlijk aangeduid wordt met het woord „roeping", komt niet aan bod. De ze eenzijdigheid zal zich in ,de ko mende dagen gaan wreken. Het is immers een vraag, of men een zin nig woord kan zeggen over het priesterschap als beroep, zo lang over het wezen ervan niets te ber de is gebracht. Hier struikelen voor- en tegenstanders van de celi baatsplicht over elkaar: een eigen lijk onnodige verwarring, wanneer beide groepen zich zouden buigen over de wezensinhoud van het priesterambt. Op het priesterberaad eind november te Doorn werd men het erover eens, dat de geloofs vraag uitgediept zal moeten wor den. Vandaar een aanbeveling in deze zin aan het pastoraal conci lie. 3. Voor het merendeel van de aat ik deze eerste kolom van het jaar benutten om u een zeer gelukkig 1970 te wensen. Voor spoed voor u persoonlijk, wat meer medemenselijkheid en minder wreedheid, meer zachtmoedigheid en minder agressie voor ons allemaal. Daarnaast wil ik deze eerste ko lom in 1970 gebruiken om schoon schip te maken met de vele inge zonden brieven, die mij in de loop van de laatste weken bereikt heb ben. Op de allereerste plaats mijn hartelijke dank hiervoor. Het is al tijd fijn om brieven te krijgen, ook al blijkt uit de inhoud dat de schrijfsters het helemaal niet met je eens zijn. Het is tenslotte het goede recht vgn ieder om een eigen mening te hébben en daar ook voor uit te ko men. Op verwijten in de Zin van: „U maakt u nu wel druk over de gehuwde vrouw, maar hebt u ooit gedacht aan de moeilijkheden die de ongehuwde vrouw op haar weg ont moet en aan de hoge belastingen die ook zij moet betalen", zal ik ze ker te zijner tijd ingaan. Voor de vriendelijke brieven zonder meer mijn dank. Ze vormen even zo veel onzichtbare bloemen op mijn hoed. En dan houd ik nog twee brieven over, die vriendelijk, nojdh onvrien delijk zijn. Twee brieven, waarin de veronderstelling geuit wordt dat ik werk in „opdracht van iemand". De ene schrijfster laat in 'het midden wie die iemand wel zou kunnen we zen. De ander veronderstelt dat het de regering is, die mij opdracht geeft om de vrouw aan te zetten tot meer werk. En waarom dan wel? Omdat de regering een oorlog aan het voorbe reiden is. Afgezien van het feit dat de twee briefschrijfsters mij zeer be slist teveel proportie toekennen, is er ook nog het feit dat ze me nogal flink op mijn journalistieke tenen trappen: Elk vak kent zo zijn eigen ereco de. De rozenkweker zal u zo mooi mogelijke planten sturen, die soort- vast en vrij van ziekte zijn. Veron derstelt u dat hy u een rommeltje toestuurt, dan trapt u op zijn kwe- kersziel. De (warme) bakker tracht zijn brood zo lekker mogelijk te bakken en de glazenwasser pro beert de ramen zo schoon mogelijk te wassen. Twijfelt u hieraan, dan twijfelt u aan het vakmanschap van degene, die een beroep uitoefent. En wat is nu de erecode van de Journalist? Dat is integriteit, onom koopbaarheid. De mensen zijn im- mers alleen gebaat met een bericht geving, die zo eerlijk mogelijk is. Naast de berichtgeving hoort ook nog de opinievorming tot de taak van de journalist. Ook hiervoor geldt de wet van de integriteit. De stukjesschrijver wordt veronder steld zelf achter zijn stukjes te staan. Doet hij dat niet, dan deugt hij niet als stukjesschrijver en kan hij beter koekebakker of iets anders worden. Uit het voorgaande volgt de sim pele conclusie, dat je niet kunt wer ken voor een opdrachtgever, zonder je eigen integriteit in de waagschaal te stellen. Waarmee ik dan wil zeg gen, dat mijn persoonlijke mening volkomen strookit met d>e mening die u hier in deze kolom vindt. Nu moet u dat „mijn persoonlij ke" ook weer met een korreltje zout nemen. Echte eigen' creatieve gedachten zijn afkomstig van genie- en. Daar hoor ik niet bij. Ik vorm mijn mening aan de hand van de vele verschillende opvattingen waar mee ik voortdurend in contact kom. Ik toets ze aan eigen ervaring, ver werp wat mij niet juist lijkt en houd over wat mij wel juist lijkt. En mocht u me werkelijk een op dracht toe willen kennen, dan is dat een opdracht, die ik mezelf ge steld heb: De strijd aanbinden te gen elke vorm van uitbuiting, dis criminatie, vernieling en vernede ring van de medemens. Omdat veel van deze misstanden hun oorzaak vinden in het kunstmatig in stand houden van vooroordelen, bestrijd ik tevens de vooroordelen, die aan mis standen ten grondslag liggen. Om dat ik als vrouw het meest in con tact kom met de vooroordelen, die de menselijke ontplooiing van de vrouw belemmeren, zal ik niet na laten om deze voortdurend te be strijden. Als ik in een land van blanken en kleurlingen zou wonen, dan zou ik waarschijnlijk beter op de hoogte zijn van de moeilijkheden van de kleurlingen. Dan zou ik me, naar al le waarschijnlijkheid, drukker over deze vorm van discriminatie maken, dan over die van de vrouw. Het is simpelweg het liedje van het vogel tje dat zo zingt als het gebekt is. Ik ban vrouwelijk gebekt in een land, waarin de man het voor het zeggen heeft. En nu de briefschrijfster, die ver onderstelt dat ik meehelp bij de voorbereiding van een oorlog. Waar schijnlijk heeft ze al begrepen dat ik tevens pacifiste ben, meer pacifiste dan wat anders ook. Voor mij is oor logvoeren het tonen van je macht, of het verdedigen van je belangen, door het doden en laten doden van jonge mannen (en en passant nog een paar miljoen burgers). Dat lijkt me een onwaardig en verfoeielijk middel, waaraan ik nimmer mijn medewerking zal verlenen. Maar afgezien van deze persoon lijke opvatting, is er nog het simpe le feit dat degenen die een oorlog voorbereiden, de vrouw alleen als moeder willen zien. Elke oorlog kost mensenlevens en niet zo een klein beetje. Voor men aan oorlog be gint, moet men dus over een royale voorraad aan mensenlevens kunnen beschikken. Tot op dit moment is de vrouw de enige leverancier van mensenlevens. Het is dus zaak om haar bereid te vinden om veel kin deren ter wereld te brengen. Anders kan er van de oorlog niets komen. Daarom prijzen heerszuchtige heer sers altijd weer het moederschap in de vrouw. In een zeer recent verleden heeft Hitier op het moment, dat hij aan de macht kwam, alle vormen van hogeschoolstudie voor de vrouw ver boden, evenals elke vorm van wer ken na haar huwelijk. De vrouw moest thuis blijven en veel, heel veel kinderen ter wereld brengen. Daarvoor werd ze beloond met ere medailles en oorkondes. Niet voor haar werk en haar inspanning bui ten het gezin. Pas toen de oorlog in volle gang was en min of meer uit de hand liep (om het eufemistisch te zeg gen) werd de vrouw ingezet in fa brieken en werkplaatsen. Dit dan ter geruststelling van degenen, die menen, dat een grotere deelname van de vrouw aan het arbeidsproces de voorbereiding van een oorlog in de hand zou werken. En mocht u het weer niet eens zijn met mij, dan zal ik dat graag vernemen, waarbij ik dan opmerk dat ik ook de „bloemen op mijn hoed" niet versmaad. Het is duidelijk: het pas! Noordwijkerhout onorm schap en celibaat. In de lijn Doorn eind november gaf, z ook voldoende nuanceringe bisschoppen, aan wie het ve vorming zullen helpen. En beloofd hebben. Zullen ze I de afgelopen maanden goec ja. Verlossend althans zal dit en theologiestudenten, maar voor die vele christenen die een boodschap te brengen ht van de bisschoppen zal zeke gen op het experimentele k| meinse kerkelijke wetgeving, pastoraal concilie volgende v. eind zullen maken aan de el cussie over de celibaatskwes Want het wordt hoog tijd zie gaan wijden: er wacht een w in de boodschap van déze k woord. Wij vrezen dat het p< niet toe zal komen. Maar la< Jos Vrijburg, getrouwd priester priesters (en ook van de leken?) is het echter evenzeer duidelijk, dat het voor een gezonder en effectie ver functioneren van het ambt op dit moment noodzakelijk is, dat snel tenminste gelegenheid tot experi menten met gehuwde priesters ge schapen wordt. Deze zullen op de voet gevolgd moeten worden, zodat de werkelijke waarden ervan aan het daglicht kunnen treden. Voor experimenten onder verantwoorde lijkheid van de Nederlandse bis schoppén is een principiële goedkeu ring uit Rome niet vereist: in dit stadium hoeft Nederland Rome niet voor het blok te plaatsen. 4. Ook experimenten met gehuw de priesters zullen heel wat emoties verwekken. Begeleiding ervan in de Nederlandse kerkgemeenschap zal van groot belang zijn. Eerlijkheids halve zou daarbij ook de vraag aan de orde moeten komen, in hoever re emotionele reacties tegen de ge huwde priester voortkomen uit de behoefte van veel mensen aan reli gieuze projectie: wie de gehuwde priester toelaat, tast het ideaal beeld van de zuivere mens bij uit stek, de profeet, aan. Men gelooit dan dat de doorsnee man en vrouw niet in staat zijn, op deze wereld het ideale mensbeeld te verwezen lijken. Daartoe heeft men plaats vervangers nodig: priesters, religi euzen, die dan van de weeromstuit op een voetstuk worden geplaatst. Juist dit priesterbeeld is in de hui dige seculaire tijd echter achter haald. beuren. Om te beginnen, en da schijnlijk wel beraden, zal bij alle aandacht en zorg mc* recht op begeleiding en inspre een gehuwd priester in de zi in laatste instantie niet om wap om het geloofwaardiger wordj Jaarwisseling, balans en koop verhogen periodi besef van tijd. Een jaar voorbij, denken we dan, e veel jaren is een menser Sombere gedachten kunnen mens opkomen bij zulke gi heden en wij sloven ons d zamenlijk uit om die ged het hoofd te bieden; wij om de vergankelijkheid te ten. Toch is het misschie individualistisch om zich b« houden met de kortstonc van het bestaan en waarscl is het veel nobeler te denk' de toekomst van een steed: florerend menselijk gesla zijn geheel. Maar het me leven is nu eenmaal per in gedistribueerd en zelfs de nobele gedachte krijgt maar lijk vat op het kapitale fe ook dood en vergankelij khe individueel aangaan. Er is den genoeg om te peinzen voorbijgang en vergankeli. en als dat een beetje beb gebeurt, is er misschien nie een sprong in de volstrekte heid nodig onj enigszins g de voorbijgang te incasser van de kortstondigheid te ten. Er schijnt een jaar voo zijn. In zekere zin is dat ook het jaar dat zojuist afgesc' is, komt niet meer terug, wordt toegevoegd aan ons den en van ons tegoed afg< ven. Ons verleden wordt groter en onze toekomst w< dezelfde mate kleiner. Daai

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 16