EEN OUDE MAN
De wereld kijkt
F"
AFNEME
gespannen naar
Noordwijkerhout
SCHOON SCHIP MAKEN
DRIE SCHADUWCONCILIES: GEEN NAVELKIJKERIJ
Een wonder
Kabouter Pirn
heeft griep
Geen stappen
Punt achter ce
Het arme meisje
Door
Greet Buchner
Dr. Corn. Verhoi
DE STEM VAN ZATERDAG 3 JANUARI 1970
Het was een koude avond en
langs de gladde bospaadjes liep
een gebogen oude man. Terwijl de
sneeuwvlokken om hem heen
dwarrelden dacht hij aan de men
sen die thuis in de warmte en bij
een kerstboom gezellig bij elkaar
waren.
Wat zou hij graag nog een keer
zo'n mooie kerst meemaken. Maar,
och, dacht hij, wie zou mijn oude
huisje diep in het bos weten te vin
den. En met weemoed dacht hij te
rug aan vroeger, toen zijn vrouw
nog leefde en de dagen met kerst
zo gezellig waren. Wat waren ze ge
lukkig geweest in het kleine huisje.
Terwijl hij verder liep was het op
gehouden met sneeuwen, en de
sterren fonkelden en verspreidden
een zacht licht zodat hij de weg die
naar het dorp voerde gemakkelijk
kon vinden. In de verte hoorde hij
de klokken al luiden die verkondig
den dat het kindje Jezus was gebo
ren. Vlugger liepen zijn oude voeten
want hij wou niet te laat komen in
deze kerstnacht Eindelijk was hij er
en de deuren stonden wijd open.
Wat was het mooi in de kerk. Ver
kleumd liep hij naar voren want hij
wou dicht bij het stalletje zitten.
Zachte muziek klonk vanuit het
koor. Stil ging hij zitten. En zacht
zong hij de liederen mee. Toen de
mis uit was dromden de mensen
naar buiten. Maar de oude man
bleef zitten en liet zich op de knie-
en vallen.
Wat was het stalletje mooi en
stil richtte hij zijn blik op de krib
be. Zacht begon hij tegen het kind
je Jezus te praten, terwijl de tranen
over zijn gezicht rolden. Wat was
dat nu? Was dit een wonder?
Het kindje Jezus begon te spreken
tegen de oude man. En stil luister
de hij naar was het kindje te ver
tellen had. Getroost ging hij op weg
naar huis. Hij was bijna thuis en
zacht begon het weer te sneeuwen.
Maar wat was dat nu? Was dit
nu zijn huisje dat zo vredig tussen
de bomen stond. De ramen waren
hel verlicht en schimmen van men-
Op een morgen zat,
Kabouter Pimpam die griep had,
In de keuken aan tafel,
En at een dikke wafel.
Een wafel met stroop erop.
Bons op de deur, daar komt kabouter
Nop.
Kabouter Nop zegt: De koning is
jarig.
Maar daar komt kabouter Narig.
En zegt: De koning geeft feest.
Maar daar komt kabouter Neest.
Die zegt: Kom je de verjaardag vie
ren van de koning.
In liet Paleis Lezië Woning.
Maar kabouter Pimpam, zei kabouter
Nop.
Kabouter Pimpam kan niet op.
Er zit plak aan zijn stoel!
Schrokken een heleboel.
Ik weet wie het gedaan heeft, ka
bouter Niep.
Trekken jongens, zei de domme ka
bouter Nop,
anders krijgt hij hogere griep!
Hans Vermik, 10 jaar,
Breda
sen zag hij door de ramen. Stil deed
hij zijn deur open maar stond ver
stomd te kijken naar al het moois.
In de hoek van de kamer stond een
kerstboom en een stalletje, en de
tafel was ook gedekt, want de men
sen uit het dorp hadden allemaal
iets meegebracht.
Ze vertelden hem dat ze wel wis
ten dat hij zo eenzaam was en
daarom de oude. man een mooie
kerst wilden schenken. Ze gingen
aan tafel en toen ze gegeten had
den gingen de mensen naar huis.
Maar voor de oude man ging slapen
ging hij nog even kijken naar het
stalletje en dankte kindje Jezus
voor deze mooie kerstnacht. Het
was net alsof het kindje tegen hem
lachte.
Moe en voldaan ging de oude sla
pen en dankte nogmaals voor deze
mooie kerst.
Johnny van Dorst,
14 jaar
Zevenbergen.
We zijn allemaal ziek geworden.
Eerst moeder, wamt ze Kon het niet
laten, om telkens naar buiten te
gaan, om te zien of het deurtje niet
apen ging. Toen heeft ze een kou
gevat. Ze heeft wel pech gehad, want
het deurtje ie open geweest, maar zij
heeft het niet gezien. En Kick ook
niet.
De jongen is ook ziek geworden.
Het was ook zó koud! Telkens stak
hij zijn neus buiten de deur, om even
naar buiten te loeren. Natuurlijk
deed hij, net als zijn moeder, geen
das om. En toen werd ik ziek. Met
zijn drietjes lagen we in bed te hoes
ten en te dromen over kaboutertjes
en een deurtje, dat maar niet open
wilde.
Rick vloog in zijn droom overeind
en schreeuwde heel hard: „Varier,
moeder, djatar zijtn ze, wél hon
derd.
Maar nu eerst eens vertellen wat
er allemaal gebeurd is. We hebben
een babyfoon opgehangen, vlak bo
ven het deurtje. Een hele schaal no
ten hebben we voor die ingang neer
gezet en boven het deurtje hebben
we ook nog een zwak lampje gehan
gen, zodat we iets konden zien, als
we het deurtje open hoorden gaan.
De eerste avond gebeurde er niets.
De volgende morgen zagen we, dat er
tien noten verdwenen waren.
De volgende dagen waren we ziek.
Maar gisteren is het eindelijk ge
beurd. We zaten bij de warme ka
chel te lezen, met de babyfoon vlak
bij het oor van Rick. Plotseling rukt
hij aan mijn knie en wijst naar de
babyfoon. Meteen ging ik met mijn
oor aan het ding liggen en toen hoor
den we duidelijk het deurtje kraken
en stemmejes fluisteren. Onmiddel
lijk stonden we op en keken door
het raam.We zagen het deurtje
open staanen het gekke was: we
zagen ook de noten verdwijnen, maar
we konden niet zien wie de noten
wegpakte.... Toen ging het deurtje
weer dicht.
We Hepen naar buiten (we verga
ten weer de das om te doen) en za
gen, dat veel noten weg waren. Toen
viel ons op, dat op de grond geen
sporen, geen voetstappen stonden
Wat voor wezentjes zouden het
toch zijn? Ze kunnen praten, eten en
een deurtje open doen, maar ze zijn
niet te zien en ze laten geen voet
stapjes achter in het zand.
Er was eens een meisje van
zeven jaar.
Ze woonde in een woonwagen
vlak bij het dorpje Nice.
Haar moeder was erg ziek, en lag
op een plank te slapen.
Het meisje heette Eddie.
Haar vader was dood. En ze wa
ren heel arm.
En ze moest altijd gaan bedelen.
Als ze wat kreeg gaf ze het aan
haar moeder.
Maar op een dag had ze een oude vis
hengel gevonden.
Ze had toevallig een stuiver gekre
gen en ging er vishaakjes
voor kopen.
Haar moeder was bijna beter.
En dan kon ze tiulfneen en
En dan kon ze fluiten op haar blok
fluit en zingen en lekker eten.
Al die gedachten schoten in Eddie's
hoofd.
Maar ze ging eerst vissen.
Ze had al vijf lekkere dikke vissen.
Morgen zou het Kerstmis zijn.
De volgende mórgen ging ze eerst
winkels kijken.
Naar de bomen die voor de ramen
stonden.
Maar opeens riep een jongen: „Héé,
wat doe je daar, maak dat je weg
komt".
Ze vond het wel jammer.
Maar nu ging ze feesten.
Ze kwam thuis en haar.moeder
was uit bed
Ze had bloemen klaar gezet, en het
zaïg er zo feestelijk uit.
En haar moeder was bijna beter
Ze aten heerlijk.
En ze leefden nog lang en geluk
kig!
Edwin Kwikkeberghe, 4 jaar
Sas van Gent
nog bij, dat naargelang een
ouder wordt, de tijd snelle
te gaan. De snelheid van
lijkt groter te worden naar
ons tegoed aan tijd kleiner
Als we denken op de helft t
zijn we al bijna aan het
Media vita in morte sumus
den in het leven zijn wij
dood. De wetten van de vri
treden in werking en me!
parig verhoogde snelheid
wij uit de tijd.
£)ezelfde snelheid lijkt oc
geschiedenis te behc
Sinds de geschiedenis vooru
moet zijn, is zij ook een n
genloze afschrijving. Elk
risch proces gaat sneller d:
ooit is, er gebeurt in een
soms meer dan vroeger ir
eeuw. Ook de veroudering
voorbijgang is dus sneller,
effect lijkt te zijn dat er een
groter opeenstapeling van J
den" komt, dat steeds r
waarde heeft omdat tegelij
aandacht gericht moet zijn i
den en toekomst: bijna al
verleden en het verleden
kent bijna niets.
Ik heb ooit beweerd dc
kerk al bijna helemaal m-
is. Mgr. dr. J. Möller, bi-
van Groningen, zei onlangs
interview met de Nieuwe
dat dit grotendeels wel wf
maar dat één van de take
steeds minder museumsti
worden. Ik zal de bisscho]
tegenspreken. Maar ik vraa
if, of een museumstuk mis;
toch enige actualiteit heef
Herman Gerritsen, 5 jaar
Geertruidenberg
Yolanda Aerts
10 jaar, Prinsenbeek.
Van onze speciale verslaggever)
DEN HAAG Het is niet teveel
gezegd om te stellen dat de ogen
van de hele wereld de komende da
gen gericht zijn op de katholieke
kerk in Nederland, om precies te
zijn op het pastoraal concilie dat
van 4-7 januari zijn vijfde zitting
houdt. Nog nooit is de internationa
le belangstelling zo groot geweest
als nu. Begrijpelijk, omdat de Ne
derlandse kerkprovincie zich deze
dagen gaat beraden over de pries
ters en de religieuzen. Door beide
thema's lopen twee opvallende mo
tieven: de celibaatskwestie en de
dringende vraag naar experiment.
In de afgelopen maanden vooral
heeft het celibaatsvraagstuk, in
feite niet meer dan een deelaspect
van de problematiek rond priesters
en religieuzen, de gemoederen he
vig beroerd.
Priesters en leken werden met
actiebrieven bestormd: in één week
tijd ontvingen zij van de „Actie
groep Wereldkerk" het verzoek tot
adhesiebetuiging, wat een meer ge
matigde houding tegenover het ce
libaatsvraagstuk inhoudt, de behou
dende groep „Waarheid en Leven"
bezwoer hen met pauselijke en con
ciliaire teksten niet toe te geven
aan de verleiding positief te staan
tegenover de opheffing van de celi
baatsverplichting. „Septuagint" liet
weten dat Noordwijkerhout het ein
de is van de discussie over celi
baat, wat de uitslag ook moge
zijn.
Bovendien is aangekondigd, dat er
in Noordwijkerhout niet minder dan
drie schaduw-coneilies zullen ge
houden worden. Naast de officiële
conciliezitting worden discussiecen
tra ingericht door Septuagint, de
actiegroep jonge religieuzen en de
actiegroep van theologiestudenten.
De drie schaduwconcilies gaan van
de vooronderstelling uit dat het ne
telige en energie-verspillende vraag
stuk van de celibaatsverplichting
reeds opgelost is, en werpen zich
op dieper liggende vraagstukken
zoals gemeentevorming en maat
schappijkritiek. Zij proberen duide
lijk te maken dat de binnenkerke
lijke navelkijkerij in de concilie
aula weinig perspectieven opent
voor de kerk-in-ontwikkeling.
Voor een goed verstaan van de
komende plenaire zitting van het
pastoraal concilie en zijn directe
follow-up kan het volgende zijn nut
hebben:
1. De celibaats VERPLICHTING
steunt op kerkelijke wetgeving, en
heeft als zodanig niets te maken
met de onfeilbaarheid van de kerk
en het pauselijk gezag binnen die
kerk. Hoewel reeds in de vroegste
christelijke gemeenschap een aan
wijsbare voorkeur te vinden is voor
de celibataire levenshouding van
priesters en zeker van bisschoppen
op grond van de bijbelse raadge
ving (geen gebod) „omwille van het
rijk Gods", is er pas vanaf de vier
de eeuw sprake van verplichting.
Niet voor de hele kerk, maar her
en der. In de vijfde eeuw wordt de
ze particuliere wetgeving voor de
hele kerk van kracht. In de daar
op volgende eeuwen wordt de wet
geving niet altijd serieus genomen.
Met name in de achtste, veertiende
en vijftiende eeuw zien we tijdper
ken van verval in de onderhouding
van de celibaatsplicht. Het concilie
van Trente in de zestiende eeuw
herstelt de eelibaatswetgeving. De
ze wordt in 1917 in het kerkelijk
wetboek overgenomen en bekrach
tigd door pauselijke uitspraken,
waarvan de laatste uit 1967 stamt:
de encycliek „Sacer dotalis caeliba-
tus" van Paulus de zesde.
2. Het concilie ontwerp-rapport
over het ambt is primair een socio
logische studie, waarin het pries
terbeeld ontleed wordt als beroep.
De geloofsdimensie, die gewoonlijk
aangeduid wordt met het woord
„roeping", komt niet aan bod. De
ze eenzijdigheid zal zich in ,de ko
mende dagen gaan wreken. Het is
immers een vraag, of men een zin
nig woord kan zeggen over het
priesterschap als beroep, zo lang
over het wezen ervan niets te ber
de is gebracht. Hier struikelen
voor- en tegenstanders van de celi
baatsplicht over elkaar: een eigen
lijk onnodige verwarring, wanneer
beide groepen zich zouden buigen
over de wezensinhoud van het
priesterambt. Op het priesterberaad
eind november te Doorn werd men
het erover eens, dat de geloofs
vraag uitgediept zal moeten wor
den. Vandaar een aanbeveling in
deze zin aan het pastoraal conci
lie.
3. Voor het merendeel van de
aat ik deze eerste kolom van
het jaar benutten om u een
zeer gelukkig 1970 te wensen. Voor
spoed voor u persoonlijk, wat meer
medemenselijkheid en minder
wreedheid, meer zachtmoedigheid en
minder agressie voor ons allemaal.
Daarnaast wil ik deze eerste ko
lom in 1970 gebruiken om schoon
schip te maken met de vele inge
zonden brieven, die mij in de loop
van de laatste weken bereikt heb
ben. Op de allereerste plaats mijn
hartelijke dank hiervoor. Het is al
tijd fijn om brieven te krijgen, ook
al blijkt uit de inhoud dat de
schrijfsters het helemaal niet met je
eens zijn.
Het is tenslotte het goede recht
vgn ieder om een eigen mening te
hébben en daar ook voor uit te ko
men. Op verwijten in de Zin van:
„U maakt u nu wel druk over de
gehuwde vrouw, maar hebt u ooit
gedacht aan de moeilijkheden die de
ongehuwde vrouw op haar weg ont
moet en aan de hoge belastingen
die ook zij moet betalen", zal ik ze
ker te zijner tijd ingaan. Voor de
vriendelijke brieven zonder meer
mijn dank. Ze vormen even zo veel
onzichtbare bloemen op mijn hoed.
En dan houd ik nog twee brieven
over, die vriendelijk, nojdh onvrien
delijk zijn. Twee brieven, waarin de
veronderstelling geuit wordt dat ik
werk in „opdracht van iemand". De
ene schrijfster laat in 'het midden
wie die iemand wel zou kunnen we
zen. De ander veronderstelt dat het
de regering is, die mij opdracht
geeft om de vrouw aan te zetten
tot meer werk.
En waarom dan wel? Omdat de
regering een oorlog aan het voorbe
reiden is. Afgezien van het feit dat
de twee briefschrijfsters mij zeer be
slist teveel proportie toekennen, is
er ook nog het feit dat ze me nogal
flink op mijn journalistieke tenen
trappen:
Elk vak kent zo zijn eigen ereco
de. De rozenkweker zal u zo mooi
mogelijke planten sturen, die soort-
vast en vrij van ziekte zijn. Veron
derstelt u dat hy u een rommeltje
toestuurt, dan trapt u op zijn kwe-
kersziel. De (warme) bakker tracht
zijn brood zo lekker mogelijk te
bakken en de glazenwasser pro
beert de ramen zo schoon mogelijk
te wassen. Twijfelt u hieraan, dan
twijfelt u aan het vakmanschap van
degene, die een beroep uitoefent.
En wat is nu de erecode van de
Journalist? Dat is integriteit, onom
koopbaarheid. De mensen zijn im-
mers alleen gebaat met een bericht
geving, die zo eerlijk mogelijk is.
Naast de berichtgeving hoort ook
nog de opinievorming tot de taak
van de journalist. Ook hiervoor
geldt de wet van de integriteit. De
stukjesschrijver wordt veronder
steld zelf achter zijn stukjes te
staan. Doet hij dat niet, dan deugt
hij niet als stukjesschrijver en kan
hij beter koekebakker of iets anders
worden.
Uit het voorgaande volgt de sim
pele conclusie, dat je niet kunt wer
ken voor een opdrachtgever, zonder
je eigen integriteit in de waagschaal
te stellen. Waarmee ik dan wil zeg
gen, dat mijn persoonlijke mening
volkomen strookit met d>e mening die
u hier in deze kolom vindt.
Nu moet u dat „mijn persoonlij
ke" ook weer met een korreltje
zout nemen. Echte eigen' creatieve
gedachten zijn afkomstig van genie-
en. Daar hoor ik niet bij. Ik vorm
mijn mening aan de hand van de
vele verschillende opvattingen waar
mee ik voortdurend in contact kom.
Ik toets ze aan eigen ervaring, ver
werp wat mij niet juist lijkt en houd
over wat mij wel juist lijkt.
En mocht u me werkelijk een op
dracht toe willen kennen, dan is
dat een opdracht, die ik mezelf ge
steld heb: De strijd aanbinden te
gen elke vorm van uitbuiting, dis
criminatie, vernieling en vernede
ring van de medemens. Omdat veel
van deze misstanden hun oorzaak
vinden in het kunstmatig in stand
houden van vooroordelen, bestrijd ik
tevens de vooroordelen, die aan mis
standen ten grondslag liggen. Om
dat ik als vrouw het meest in con
tact kom met de vooroordelen, die
de menselijke ontplooiing van de
vrouw belemmeren, zal ik niet na
laten om deze voortdurend te be
strijden.
Als ik in een land van blanken en
kleurlingen zou wonen, dan zou ik
waarschijnlijk beter op de hoogte
zijn van de moeilijkheden van de
kleurlingen. Dan zou ik me, naar al
le waarschijnlijkheid, drukker over
deze vorm van discriminatie maken,
dan over die van de vrouw. Het is
simpelweg het liedje van het vogel
tje dat zo zingt als het gebekt is.
Ik ban vrouwelijk gebekt in een
land, waarin de man het voor het
zeggen heeft.
En nu de briefschrijfster, die ver
onderstelt dat ik meehelp bij de
voorbereiding van een oorlog. Waar
schijnlijk heeft ze al begrepen dat ik
tevens pacifiste ben, meer pacifiste
dan wat anders ook. Voor mij is oor
logvoeren het tonen van je macht,
of het verdedigen van je belangen,
door het doden en laten doden van
jonge mannen (en en passant nog
een paar miljoen burgers). Dat lijkt
me een onwaardig en verfoeielijk
middel, waaraan ik nimmer mijn
medewerking zal verlenen.
Maar afgezien van deze persoon
lijke opvatting, is er nog het simpe
le feit dat degenen die een oorlog
voorbereiden, de vrouw alleen als
moeder willen zien. Elke oorlog kost
mensenlevens en niet zo een klein
beetje. Voor men aan oorlog be
gint, moet men dus over een royale
voorraad aan mensenlevens kunnen
beschikken. Tot op dit moment is de
vrouw de enige leverancier van
mensenlevens. Het is dus zaak om
haar bereid te vinden om veel kin
deren ter wereld te brengen. Anders
kan er van de oorlog niets komen.
Daarom prijzen heerszuchtige heer
sers altijd weer het moederschap in
de vrouw.
In een zeer recent verleden heeft
Hitier op het moment, dat hij aan
de macht kwam, alle vormen van
hogeschoolstudie voor de vrouw ver
boden, evenals elke vorm van wer
ken na haar huwelijk. De vrouw
moest thuis blijven en veel, heel
veel kinderen ter wereld brengen.
Daarvoor werd ze beloond met ere
medailles en oorkondes. Niet voor
haar werk en haar inspanning bui
ten het gezin.
Pas toen de oorlog in volle gang
was en min of meer uit de hand
liep (om het eufemistisch te zeg
gen) werd de vrouw ingezet in fa
brieken en werkplaatsen. Dit dan
ter geruststelling van degenen, die
menen, dat een grotere deelname
van de vrouw aan het arbeidsproces
de voorbereiding van een oorlog in
de hand zou werken.
En mocht u het weer niet eens
zijn met mij, dan zal ik dat graag
vernemen, waarbij ik dan opmerk
dat ik ook de „bloemen op mijn
hoed" niet versmaad.
Het is duidelijk: het pas!
Noordwijkerhout onorm
schap en celibaat. In de lijn
Doorn eind november gaf, z
ook voldoende nuanceringe
bisschoppen, aan wie het ve
vorming zullen helpen. En
beloofd hebben. Zullen ze I
de afgelopen maanden goec
ja. Verlossend althans zal dit
en theologiestudenten, maar
voor die vele christenen die
een boodschap te brengen ht
van de bisschoppen zal zeke
gen op het experimentele k|
meinse kerkelijke wetgeving,
pastoraal concilie volgende v.
eind zullen maken aan de el
cussie over de celibaatskwes
Want het wordt hoog tijd zie
gaan wijden: er wacht een w
in de boodschap van déze k
woord. Wij vrezen dat het p<
niet toe zal komen. Maar la<
Jos Vrijburg, getrouwd priester
priesters (en ook van de leken?) is
het echter evenzeer duidelijk, dat
het voor een gezonder en effectie
ver functioneren van het ambt op
dit moment noodzakelijk is, dat snel
tenminste gelegenheid tot experi
menten met gehuwde priesters ge
schapen wordt. Deze zullen op de
voet gevolgd moeten worden, zodat
de werkelijke waarden ervan aan
het daglicht kunnen treden. Voor
experimenten onder verantwoorde
lijkheid van de Nederlandse bis
schoppén is een principiële goedkeu
ring uit Rome niet vereist: in dit
stadium hoeft Nederland Rome niet
voor het blok te plaatsen.
4. Ook experimenten met gehuw
de priesters zullen heel wat emoties
verwekken. Begeleiding ervan in de
Nederlandse kerkgemeenschap zal
van groot belang zijn. Eerlijkheids
halve zou daarbij ook de vraag aan
de orde moeten komen, in hoever
re emotionele reacties tegen de ge
huwde priester voortkomen uit de
behoefte van veel mensen aan reli
gieuze projectie: wie de gehuwde
priester toelaat, tast het ideaal
beeld van de zuivere mens bij uit
stek, de profeet, aan. Men gelooit
dan dat de doorsnee man en vrouw
niet in staat zijn, op deze wereld
het ideale mensbeeld te verwezen
lijken. Daartoe heeft men plaats
vervangers nodig: priesters, religi
euzen, die dan van de weeromstuit
op een voetstuk worden geplaatst.
Juist dit priesterbeeld is in de hui
dige seculaire tijd echter achter
haald.
beuren.
Om te beginnen, en da
schijnlijk wel beraden, zal bij
alle aandacht en zorg mc*
recht op begeleiding en inspre
een gehuwd priester in de zi
in laatste instantie niet om wap
om het geloofwaardiger wordj
Jaarwisseling, balans en
koop verhogen periodi
besef van tijd. Een jaar
voorbij, denken we dan, e
veel jaren is een menser
Sombere gedachten kunnen
mens opkomen bij zulke gi
heden en wij sloven ons d
zamenlijk uit om die ged
het hoofd te bieden; wij
om de vergankelijkheid te
ten. Toch is het misschie
individualistisch om zich b«
houden met de kortstonc
van het bestaan en waarscl
is het veel nobeler te denk'
de toekomst van een steed:
florerend menselijk gesla
zijn geheel. Maar het me
leven is nu eenmaal per in
gedistribueerd en zelfs de
nobele gedachte krijgt maar
lijk vat op het kapitale fe
ook dood en vergankelij khe
individueel aangaan. Er is
den genoeg om te peinzen
voorbijgang en vergankeli.
en als dat een beetje beb
gebeurt, is er misschien nie
een sprong in de volstrekte
heid nodig onj enigszins g
de voorbijgang te incasser
van de kortstondigheid te
ten.
Er schijnt een jaar voo
zijn. In zekere zin is dat ook
het jaar dat zojuist afgesc'
is, komt niet meer terug,
wordt toegevoegd aan ons
den en van ons tegoed afg<
ven. Ons verleden wordt
groter en onze toekomst w<
dezelfde mate kleiner. Daai