aangifte
inrichting
verwaarlozing
een sprong
ontduiken
kachelpijpen
bezinning
DE STEM
door JOS AHLERS
Inderen
in
de kou
Baars: „Er komt heel wat voor kij
ken voor je als buurman een klacht
indient."
In een aantal gevallen moet de dok
ter er aan te pas komen en daarmee
stuiten we op een punt waarover de
meningen zeer verdeeld zijn. De arts
heeft zijn beroepsgeheim. De Rotter
damse kinderrechter mr. C. Abben-
huis zegt ronduit: „Onzin, een aan
gifteplicht is de enige oplossing." In
Amerika en andere landen bestaat
reeds lang een aangifteplicht en da
ervaring is daar dat die plicht met
in het nadeel van de patiënt werkt.
Maar in ons land is er ook een be
langrijke stroming die er niets voor
voelt. Zij vinden dat het naar da
dokter gaan niet hetzelfde moet be
tekenen als het naar de justitie gaan.
De maatschappij tot bevordering van
de geneeskunst is bang dat men bij
zo'n aangifteplicht minder gauw da
hulp van een arts zal inroepen.
Voor de dokter zelf is het ook
moeilijk. Zelfs als hij vrij zeker vast
kan stellen dat het kind niet van da
trap is gevallen, zoals de ouders
zeggen, maar gewoon bont en blauw
is geslagen dan weet hij dat hij
straks voor de rechter met een be
wijs moet komen. Die rechtszaak
volgt pas als de verwondingen al
weer genezen zijn.
Mr. Baars: „Ik ben het met Abben-
huis eens: kindermishandeling moet
worden aangegeven. Het beroepsge
heim dient ter bescherming van de
patiënt maar de patiënt is hier het
kind. Bovendien: als de arts nu een
hartgebrek constateert bij een chauf
feur die dagelijks met een bus met
50 mensen rondrijdt. Moet de arts
dan niets zeggen omdat hij anders
zijn patiënt brodeloos maakt?
De arts zou in zijn opleiding ook
colleges maatschappelijk werk moe
ten krijgen. Ik zou hem willen zien
als de sociale raadsman bij uitstek.
Hij zou echt eens twee uur met een
gezin moeten kunnen praten. Nu
komt er een technicus die maar heel
even kan blijven want er wachten
nog zo veel anderen."
Tussen de vreugde over
de geboorte en de
gruwel over de kin
dermoord van Hero
des liggen maar een
paar dagen. Ook nu nog.
Per iaar worden in Nederland
om en nabij de 120 kinderen door
hun ouders gewelddadig om het
leven gebracht. Een aantal wordt
doodgeranseld, anderen worden
gewurgd, vergiftigd of verdron
ken.
Dat zijn de meest gruwelijke gevol
gen van kindermishandeling in het
beschaafde Nederland bijna 2000
jaar na Christus. Maar, om met de
Utrechtse directeur van de kinderbe
scherming te spreken, er zijn geen
niet-ernstige vormen van kindermis
handeling. En hij schat dat er jaar
lijks in ons land vele duizenden ge
vallen van kindermishandeling voor
komen. Dat zijn dan nog maar alleen
de gevallen van lijfelijk geweld. De
veel „subtielere" vormen van geeste-
lijke kindermishandeling, die vooral
in de „hetere" kringen wordt toege
past zijn niet te schatten.
Nederland heeft een omvangrijk le
ger van deskundigen nodig om deze
kinderen te beschermen tegen wan
gedrag. 400 particuliere instellingen
houden zich er mee bezig. Er zijn
in ons land ruim 250 tehuizen waar
„justitie-kinderen" worden opgevan
gen.
Mr. F. Baars, directeur van de Ut
rechtse Raad voor de Kinderbe
scherming zegt: „De grens tussen de
pedagogische aframmeling en de
mishandeling is moeilijk te trekken.
Ik heb zelf als onder het gevoel dat
je er met woorden alleen niet komt.
De pedagogische aframmeling is een
soort natuurrecht van de ouders. Het
grote punt is wanneer je zoiets doet:
je moet nooit in drift slaan. Ik
vraag me ook af of zo'n tik wel er
ger is dan de straffen die zoge
naamd pedagogisch zijn: de pyama
aan en de hele vrije middag in bed
blijven. Soms moeten kinderen we
ken lang elke vrije middag voor
straf binnen blijven".
Er zijn een aantal hardnekkige mis
verstanden rond de kindermishande
ling. De eerste: zoiets gebeurt alleen
in a-sociale gezinnen. De werkelijk
heid: het komt voor onder alle ran
gen en standen. Kindermishandeling
heeft niets te maken met armoe,
maar alles met moeilijkheden in het
gezin. Mr. Baars: „Vroeger kreeg je
hoofdzakelijk klachten over de
„slechtere" milieus, nu is er een dui
delijke verschuiving naar de „bete
re" milieus. Ik ken trouwens geen
„nette" gezinnen, ik ken arbeiders
gezinnen die subliem zijn en ik ken
„hogere" gezinnen waar een ver
schrikkelijke kilte heerst. De vaders
van dergelijke gezinnen hebben het
vaak ontzettend druk, ze zitten in
commissie zo en commissie zus en
zijn bijna nooit thuis.
O
Vroeger volstond men met de con
statering: er is verwaarlozing en
ontzetting uit de ouderlijke macht
was meestal het gevolg. Nu vragen
we: waarom is er verwaarlozing
Verwenning zou ik daarbij eveneens
verwaarlozing willen noemen. Peda
gogische verwaarlozing is helaas zo
moeilijk grijpbaar, maar er zijn ou
ders die nauwelijks nog weten dat
ze kinderen hebben.
Iedere deskundige stelt dat het spe
ciale gezinnen zijn die gepredesti
neerd zijn voor kindermishandeling.
Waar er in de huwelijksrelatie een
grote mate van labiliteit heerst. Het
zijn onvolwassenen, die met de rug
tegen de muur staan. We hebben
geen van allen les in opvoeding ge
had en de tekortkomingen blijken
pas als een kind problemen gaat ge
ven. Een kind krijgt problemen als
er thuis iets mis is. Men komt ook
vaak te laat met een verzoek om
hulp. Opvoedingsproblemen houden
we binnenshuis. Bij longontsteking
haal je wel de dokter maar wie
loopt er nu naar een pedagoog
In veel gevallen kun je eigenlijk niet
van schuld spreken. Opzettelijke
mishandeling komt niet zo veel
voor. „Hoewel het adagium in kin
derbeschermingskringen is: 't beste
kindertehuis is vaak nog slechter
dan het slechtste gezin, zegt mr.
Baars toch: „Privé zeg ik dat een
mishandeld kind nooit meer terug in
het gezin moet." Onderzoekingen in
Engeland hebben uitgewezen dat
drie-vijfde van de gevallen zich her
haalt.
Het tweede misverstand: het zijn
vooral de vaders die hun woede af
reageren op hun kinderen. De wer
kelijkheid: bij een Amerikaans on
derzoek over kindermishandeling
bleek dat in 75 procent van de ge
vallen de moeder zich aan wreedhe
den schuldig maakt. Mr. Baars: „Het
ligt ook voor de hand, want de
moeder trekt de hele dag met het
kind op, vader hooguit een uurtje
tussen zijn thuiskomst en het mo
ment waarop het kind naar bed
moet. De klap van vader komt na
tuurlijk wel harder aan en daarom
moet de moeder de moe thuis ko
mende vader ook niet meteen met de
ellende van de hele dag belasten."
Het gros van het aantal gevallen van
kindermishandeling blijft onbekend
zoals er op alle gebieden veel ver
borgen criminaliteit is.
Het kind krijgt bij de wet geen
aparte bescherming, het wordt op
één lijn gesteld met volwassenen.
Maar een kind kan zich tegen een
volwassene niet verdedigen. Beneden
de zes jaar en het aantal geval
len van mishandeling tot die leeftijd
is veel groter dan daar boven
kan een kind ook niet zelf aangifte
doen. Aangifte moet trouwens wor
den gesteund door getuigen. Mr.
In Engeland wordt bepleit om bij ge
vallen van kindermishandeling ge
zinstherapie toe te passen. Mr.
Baars: „Je moet je afvragen: wat
verwacht ik nog van dit gezin Als
die prognose dubieus is moet je het
kind niet meer in het gezin laten
terugkeren. Het kind moet dan ook
niet naar een tehuis, want kinderen
horen niet in een tehuis, maar in
een gezin. Duizenden kinderen zijn
momenteel duidelijk inrichtingsmoe.
Je zou in het normale gezin een
stuk bereidheid moeten hebben kin
deren van anderen op te voeden. Dr.
F. Kuipers, hoofd van het Emmakin-
derziekenhuis in Amsterdam, heeft
gezegd dat de kindermishandeling
toeneemt. Hij wijt dat aan de onze
kerheden van deze tijd. Veel mensen
zijn volgens hem rancuneus.
Mr. Baars „Ik geloof ook dat het
aantal gevallen toeneemt. Ik ge
loof dat men steeds meer labiel in
de volwassenheid komt. Jeugdi
gen hebben ook minder behoefte
om volwassen te zijn. Dat komt
omdat wij de jeugd geen laars te
bieden hebben. We laten de jeugd
onvoorstelbaar in de kou staan."
vroeger was je meer 'kleed*
7ou je dat nu wel doen zo'n ge-
sprek? Ik bedoel, kun je niet be
ter naar iemand gaan die bekend is of
interessant werk doet. Ik ben maar
zo'n gewoon zustertje en loop bo
vendien nog in de „W.W." ook
Haar stem kionk lachend door de te
lefoon, toen het gesprek met de zus
ter, die een tijd lang gewerkt heeft
als parochie-assistente in een van de
modernste parochies in het zuiden
van het land, gearrangeerd werd.
De dag na de telefonische afspraak
met zuster Rosaline 38 jaar „nee,
liever geen aanduidingen, want mijn
persoon is echt onbelangrijk'
draagt ze een ruiten rok, een oud-
roze jumpertje; de haren zijn om
hooggestoken en bij elkaar gehouden
door een bruin sjaaltje, dezelfde
kleur als van haar schoenen-met
hakje. Slanke benen in lichtbruine
nylons. - 1
Wei een verschil met vroeger. „Dat
was in 1949", zegt ze: „Ik was toen
18 jaar. De mensen, keken toen heel
wat anders tegen een priester of een
zuster aan dan nu".
„Wij zijn met achten ingetreden in
een klooster in Noord-Brabant. Toen
droegen we vveseliike lange rokken
en stijve barbotten en als we zo in
ganzepas achter de novicenmeeste-
res aanliepen, moest ik altijd denken
aan een kloek met kuikens
Tja. hoe was dat in die tijd Je
wilde je toewijden via de kerk aan
Christus. We gebruikten toen de
term „Bruid". Je wilde ongehuwd
büjven om een hoger ideaal te ver
wezenlijken. Een zekere levensver
vulling. In wezen was het net zo'n
sprong in een onzekere toekomst als
het huwelijk.
Toen ik het kloosterleven koos bete
kende dat vijf jaar proeftijd (en het
was echt beproeven je kon over
die proeftijd nog een paar jaar lan
ger doen wanneer je twijfelde de
eeuwige geloften af te leggen. Voor
mij was die dag aangebroken in au
gustus 1953. Reeds toen kwamen er
steeds minder meisjes naar het
klooster.
Wat er gebeurde als je in het kloos
ter trad? Je deed allereerst afstand
van je wil; die liet je bij je intrede
achter „onder de voordeurmat"Zo
werd dat gezegd. Verder was het de
eerste jaren het aanleren en opvolgen
van een massale hoeveelheid kleine
voorschriften. Je kunt je dat nu niet
zo goed meer voorstellen hoe je dat al
lemaal volbracht. Alle zusters, hoe ver
schillend van aard of milieu, werd een
zelfde wijze van leven bijgebracht. Bet
inzicht kwam zodoende niet tot z'n
recht. Tenminste, zo ervoer ik dat in
die eerste jaren. Om iets te noemen:
wij sliepen in cellen; in die cel hoorde
naast je wasteiltje je kam rechts en je
zeepbakje links te liggen; zó moest je
lopen, zó moest je knielen, zó moest je
je kerkboeken dragen, enz. Je had in
wezen overal afstand van gedaan, zelfs
van je familie. Je ouders mocht je eens
in de zes weken schrijven en de post
over en weer werd gecontroleerd. Dat
had allemaal te maken met gejgorzaam-
heid.
Nu ben je in burger en daardoor
meer persoon terwijl je vroeger
meer „kleed" was. Je duikt nu onder
in de mensenmassa. Als je er nu
over nadenkt dan vraag je je inder
daad af: is dat allemaal niet een
beetje zot geweest. Als ik denk aan
al die lesuren over de „heilige Re
gel" en dat betrof het onderricht in
de gehoorzaamheid, de armoede, de
maagdelijkheid, het gebed en het ge
meenschapsleven in de communiteit,
dan rijst vanzelf de vraag naar bo
ven of je door al dat letterlijke na
komen niet de diepere zin van 't leven
ontdook. Wij werden als het ware
binnengehouden, voorzichtig be
waard; kloosterleven was mede door
de beslotenheid, stilstaan. Vandaar
dat nu door de overrompelende snel
le doorbraak, veel zusters innerlijk--
vastlopen. Als je, zoals nu, zelf ver
antwoordelijk bent voor je doen-en-
laten, je beslissingen, is dat een
heel andere vorm van leven en van
staan in de maatschappij.
De eerste doorbraak in het klooster
leven begon onder Pius XII in de
jaren tussen '50 en '60, dus al vrij
spoedig na onze intrede. Er traden
steeds minder meisjes in en ook in
de kloosters vroeg men zich af wat
daar de oorzaak van was. De novi-
cenmeesteres had met ons clubje al
veel moeite en wij zijn ook de laat
ste club geweest die de oude rondge-
sloten kappen droegen (kachelpijpen
noemden wij ze).
Nu is onze congregatie een van de
meest vooruitstrevende, dit mede
doordat het een Nederlandse instel
ling is en niet zo groot in het aantal
leden. In de buitenlandse ordes of
congregaties komen de vernieuwin
gen wat moeilijker op gang daar men
met zoveel landen rekening moet
houden.
Nu moet je oppassen dat het accent
niet verkeerd gelegd wordt. Het was
vroeger evengoed een mooie tijd en
zinvol bestaan. Er is door de kloos
terzusters veel gepionierd, gewerkt
en geofferd.
M'n eerste baan in het klooster was
termï Dit hield in dat je portierster
was, telefoniste, spreekkamerzuster en
zodoende allerlei mensen moest ontvan
gen. Er werd op je hart gedrukt dat je
„het gezicht van de congregatie was".
De indruk die men van jou kreeg, was
veelal de waardebepaling voor de hele
congregagyie. Kortom, je was het visi
tekaartje.
In '60 werd ik overgeplaatst naar
een dorp in Zeeuws-Vlaanderen als
mentrix voor een groep van onge
veer 80 verpleegsters, in leeftijd va
riërend van 18 tot 45 jaar. De opzet
was dat je een thuis voor hen cre-
eerde. In het dorp ontbrak het letter
lijk aan alles wat een jong meisje
naast haar werk en ontspanning no
dig %ad; we waren aangewezen op
steden zoals Gent, Brugge of Breda
en door de enorme afstand was dit
met te verwezenlijken. Zeeland is
wat dat betreft een echt diaspora-ge-
bied. Met de directrice stelden we
een „culturele pot" in waardoor we
iedere maand een avond konden ver
zorgen waarop een voordracht werd
gehouden door iemand die in het
nieuws was, een schoonheidsspecia
liste, een film of b.v. het poppenthe
ater van Bert Brugman. Het was een
erg zorgelijke, maar mooie tijd.
In '64 volgde 'n verplaatsing naar het
Europaseminarie nabij Maastricht.
Daar werden priesterstudenten die
in Europese priesterarme gebieden
wilden werken, voorbereid. Dit jaar
bestond vooral in taaltraining. Later
zouden zij hun theologie studeren
aan het betreffende seminarie van
het gekozen bisdom. Wij waren daar
met drie zusters voor de verzorging
van het huishouden, wat nogal af
wisselend was in een gezelschap van
velerlei nationaliteiten.
Er was geleidelijk aan ai een grote
verandering bij ons voltrokken.
Werd er vroeger voor je gedacht, nu
deed je datzelf, natuurlijk in overleg
met je overheid. Ondertussen het
zich het gebrek aan mankracht bij
de priesters ook gevoelen en werd er
een beroep gedaan op de vrouw om
mee te assisteren in de pastoraal. Dit
overkwam mij in november '66.
De vrouw in het pastorale werk moet
mogelijk zijn; zij heeft voor bepaalde
zaken of problemen een andere feeling
dan de man. De Kerk is te lang een
mannenaangelegenheid geweest. Als pa
rochieassistente neem je de priesters
het werk uit handen wat niet altijd
strikt pastoraal is, alhoewel je meedoet
met het bezoeken van de gezinnen. De
priester kan zich daardoor meer toeleg-
gn op de liturgie en de directe ziel
zorg. Hoe meer de interesse of behoef
te tot de religie stijgt, des te
is de taak van de priester.
Men gelooft vandaag op een andere
wijze dan 20 jaar geleden. Het ac
cent verschuift van kerk. als doel
(pas op, anders doe je doodzonde
naar kerk als dienstbaar instituut.
Ook de gelovige handelt inzake zijn
overtuiging, zelfstandiger. Dit is me
duidelijk geworden in deze periode
die helaas, dezer dagen is afgesloten.
Ik loop nu in de „W.W." omdat het
dekenaat waaronder de parochie
waar ik assistente was, behoorde, is
gereorganiseerd. Iedere priester, ook
de voormalige kapelaans, hebben een
eigen zelfstandige taak in het deke
naat. Ik ben dus eigenlijk het slacht
offer van een herstructurering
(lacht hartelijk bij die uitdrukking)
Het is jammer. Een nieuwe baan
zoeken als je tegen de veertig loopt,
is geen kleinigheid.
Maar goed, de mensen beleven hun
gelovig-zijn anders dan 20 jaar gele-
deb. Toch heb ik de ervaring dat zij
met Kerstmis gewezen worden op
iets wat hoger is dan zijzelf. Kerst
mis brengt ze tot bezinning, zeker
met de vele oorlogen achter- en ron
dom ons. Ik sprak vaak mensen die
me zeiden: Zuster, wij gaan niet
meer naar de kerk, maar met Kerst
mis kunnen we het niet missen. Het
brengt ze tot nadenken, dat vind ik
belangrijk. Vroeger was Kerstmis
devotioneler; mooie liedjes zingen en
als je uit de kerk kwam had je een
zekere emotionele voldoening. Nu is
Kerstmis een appel, het houdt een
boodschap in, een boodschap van
vrede. Vrede moeten wij zelf ma
ken. Dat er onvrede is, ligt aan ons
zelf.
Ze neemt lachend afscheid. „Sorry,
dat ik je niet meer kon vertellen",
zegt ze verontschuldigend.
1