Fransen houden van Hollandse" lamsbout SclierveiiheuveP' in Rome is nu vuilnishoop IJDSCHRIFTEN SCHRIJVEN SCHAPENFOKKERIJ IS RENDABELE ZAAK NV ■werker DE VILDER - I HULST cj.en 1969 tering van de liteuze polder luw Neuzen ip De Verenigde j kmanpolders J het waterschap zal worden g I. van Son Zn. je kerstdagen spoedig 1970 Vroeg rijp dag geopend DE STEM NATUURLIJK k in Zeeuws ch -V laanderen bezorgen dit weer keurig che industrie. Het hoofdkantoor van se vestiging van Hercules pen Haag gevestigd. Produktie- ïwijndrecht en Middelburg. >ns bedrijf te Middelburg id van circa 25 jaar, dis opleiding heeft gevolgd en M.B.A.-dipioma. i van fabrieksadministratie lats voor een net de verzorging van de lichte administratieve bilwerk, etc. uit naar een jongeman die in ulo-diploma. Daarnaast zijn iling van de bedoelde funktie sen geldig rijbewijs gewenst. igen wij uit een sollicitatiebrief 81, Middelburg. bovengenoemde waterkering t vanaf heden gedurende veer- ntore van de secretaris-ontvan- 5 te Hoek ter inzage liggen en kosten in afschrift verkryg- Igroting met memorie van toe- |et dienstjaar 1970; ng van de begroting 1967; r het dienstjaar 1967. Ir 1969. voorzitter. secretaris-ontvanger. het waterschap De verenigde brengt ter algemene kennis. je vergadering van de a'®eme" lig. 30 december 1969, te 9.30 u i oshuis, Julianastraat 5, te Ho :r 1969. graaf, H. P. Wolfert. ,R EN METAALHANDEe |utkade 38, Goes lensen onze clientèle en een 1)0 - 5018. na 6 uur: 8522 (Van een onzer verslaggevers) De topjes van de calluna wor den nog slechts afgevreten door gesubsidieerde schapen. Kudden heideschapen, begeleid door her der cn hond, zijn toeristische be zienswaardigheden geworden. De wol heeft weinig waarde en als vleesproducent heeft het heide- schaap nooit naam gemaakt. Om de calluna, de struikheide dus, in stand te houden, groei van boom en struik te remmen of te ver hinderen, worden de woldragers de vlakte opgestuurd. Niemand echter kan een bestaan vinden in de heideschapenhouderij. De on afscheidelijke herder maakt de instandhouding van de kudden, eertijds niet weg te denken uit ons landschap, te kostbaar. Daar om alleen gesubsidieerde schapen houderij in de heidegebieden. Geleidelijk kwam er een scheiding tussen hei- en polderschapen. De laatste stelden wat hogere eisen, maar leverden ook meer, vooral vlees. Om de wol wordt het schaap hier niet gehouden. De vacht die on geveer vijf kilo weegt, brengt niet meer op dan een tientje. Echte wol schapen de merino's vindt men in Nieuw-Zeeland en Australië. In ons land, in Friesland en Zeeland, worden nog kleine koppels melkscha- pen gehouden. Typische melkgeef- sters dus. Wat de inkomsten uit de Nederlandse schapenhouderij betreft is vlees punt één. Meer dan 90 pet. van het inkomen van de schapenboe- ren wordt door het vlees beipaald, de rest door de wol. De polderschapen hadden dit al mee, dat ze op veel betere gronden graasden. Daarom konden deze die ren zich beter ontwikkelen. Vooral de Texelaar, het Texelse schaap dus, ontwikkelde zich tot een echt vlees type. Overigens niet, nadat een krui sing had plaatsgehad met een En gels ras. Texelaar, vleesleverancier bij uitstek. Een groepje heideschapen. De wol van deze dieren heeft weinig waarde en ook als vleesproducent zijn deze schapen weinig waard. Een ander schaap echter, dat de [heide verafschuwt en van de weide [houdt, dat binnen de afrastering zijn [kostje opscharrelt en geen begelei- [der nodig heeft, is in opkomst. Het 'polderschaap, met name de Texe- Ilaar, vleesleverancier bij uitstek, is Ivoor de boer een winstgevend fok- object. Vooral in Frankrijk is lamsvlees •geliefd. Vrywel de hele nationale [produktie gaat dan ook ge- slacht naar de Fransen. Zo groot is de vraag zelfs, dat onze schapen- houders er niet geheel aan kunnen voldoen. Daarom worden slachtlam- meren ingevoerd uit Ierland. Argen- ïjtinië, Nieuw - Zeeland, Engeland en Denemarken, die de export naar Frankrijk op het gevraagde peil hou den. Per jaar nemen de Fransen on- fgeveer 7,5 miljoen kg lamsvlees af. Op ruim 22.000 bedrijven in ons Pand, worden momenteel schapen gehouden. Een telling, die in mei gehouden werd, toonde aan •door vergelijking met de resultaten j van een mei-telling in 1967 dat het aantal schapen groeit. Vorig jaar werden 308.892 lammeren geteld en 243 108 overige schapen. Totaal 552.000 stuks, tegen 529.218 in 1967. Het landelijk gemiddelde per bedrijf is ongeveer 25 dieren. Met afname-prijzen, die schomme- om de f 6,- per kg geslacht ge wicht is de schapenhouderij een aan trekkelijke bedrijvigheid geworden. De rug en de dijen van het polder- schaap leveren het meeste vlees, s Eertijds was het soberlevende hei- deschaap vooral van belang voor de mest, die het leverde. De dieren werden 's nachts opgehokt, zodat het verzamelen van de mest geen pro blemen opleverde. Met alles, wat het dier leverde, was men overigens in die tijd tevreden. De wol werd voor vervaardiging van kleding gebruikt, de melk en het vlees, hoe weinig ook werden gewaardeerd. Schapen zijn waarschijnlijk de oudste huisdieren. In de Bijbel wordt vaak over schapen en geiten ge sproken. Het zijn immers kuddedie ren, die op spaarzaam begroeid land in leven blijven en gemakkelijk door de nomaden konden worden meegenomen. Vanaf die tijd, dat kunstmest in ge bruik kwam, ging het polderschaap het binnenland in en verdrong zijn collega van de heide. Vooral in het kleigebied, werd de schapenhoude rij een rendabele bedrijvigheid. De kwaliteit van de woldrager hangt na melijk iets meer samen met die van de grond, dan bij het rundvee het ge val is. Het schaap blijft immers ook in de winter buiten. Het wolvee leeft van wat het land biedt. Alleen tijdens koude winters wordt wat bij gevoerd. De grootgebrachte lammeren be palen de winst. Daarom heeft men gezorgd voor een vruchtbaar ras. Dat is de Texelaar. Resultaat van een streven naar goedie vleestypen en voldoende vruchtbaarheid. De ooien dienen minsten twee lamme ren te werpen en groot te brengen. Om dit resultaat te bereken, is be langrijk dat de dieren in herfst en winter in een goede conditie verke ren. In het najaar immers worden de ooien gedekt en in de nawinter, tot begin maart presenteren zich de lammeren Men heeft proeven genomen met twee groepen ooien. De eerste groep werd extra gevoederd voor de ge boorte van de lente-herauten, de tweede onmiddellijk daarna. De die ren van de eerste groep bleken toen veel meer melk beschikbaar te heb ben voor het opgroeiende grut. Opmerkelijk is, dat de boer, die pas met de schapenfok begint, de eerste jaren veel succes heeft. In fris land groeien de dieren gewel dig. Laat men het wolvee echter jaar-in, jaar-uit, op hetzelfde stuk grazen, dan krijgen maag-darmwor men hun kans, om de dieren te be smetten. Hoewel er afdoende be strijdingsmiddelen zijn, worden de schapen in hun groei geremd. Het schaap is van huis-uit 'n kruideneter. Verlangt de koe 75 pet. gras, 15 pet. klaver en 10 pet. krulden, de wol drager heeft een veel hoger percen tage kruiden nodig. Geadviseerd wordt per melkkoe één fok-ooi te houden. Dan trekt men het grootste profijt van de scha penhouderij. Want wat de koeien la ten staan maken de schapen schoon. De scherpe boterbloem bijvoorbeeld wordt door de koe versmaad. Het wolvee vreet die juist bij voorkeur. In weiden van veehouders die scha pen houden, vindt men geen duizen den pollen boterbloemen, waarom heen het melkvee het gras wegge vreten heeft. Veel boeren laten de schapen achter het vee aan weiden. De lammeren zijn slachtrijp, als ze ruw 35 kg wegen. Niet alle fokkers zijn tegelijkertijd ook mesters. Op Texel bijvoorbeeld, worden zulke grote koppels schapen gehouden, dat daar de lammeren niet vet te krij gen zijn. Ongeveer medio mei beginnen op dit eiland de lammerenmarkten waar vooral veehouders uit Zuid- Holland de jonge dieren opkopen, ze op hun gronden laten weiden en ten slotte als slachtlammeren in Leiden op de markt brengen. De fok-ooi is geen lang leven be schoren. Tussen het vierde en zesde levensjaar hebben de meeste afge daan als producente van lammeren. Zijn de Fransen dus, met 96 pet. van onze produktie, de grootste af nemers van lamsvlees, ook andere nationaliteiten zijn verzot op dit Ne derlandse produkt. Duitsland bij voorbeeld, importeerde in 1968 onge veer 85.000 kg lamsvlees, tegen 70.000 kg in het jaar daarvoor. De afname door de Belgen schommelt rond de 100.000 kg. Ook Engeland en Lu xemburg nemen per jaar enkele tienduizenden kilo's af. De uitvoer van fokschapen, krijgt geleidelijk ook betekenis. De Texe laar is vooral bij de oosterburen ge liefd. Daar probeert men eveneens, met behulp van door onze schapen houders geleverd fokmateriaal, vas te voet op de Franse markt te krij gen. Vorig jaar gingen 1064 fokscha pen naar Duitsland, tegen 558 het jaar daarvoor. Frankrijk zelf kocht ook fokmateriaal. In 1968 570 stuks tegen in 1967 slechts 47 fokdieren. Vroeger wierpen de ooien pas op tweejarige leeftijd. Nu de prijs van het lamsvlees de teelt zo aantrekke lijk maakt, worden de ooien reeds gedekt voor ze haar eerste verjaar dag hebben gevierd. Ongeveer de helft van de inlandse schapenstapel werpt op eenjarige leeftijd, Wel wor den deze lammeren wat later gebo ren dan die van de oudere ooien. De Texelaars brengen gemiddeld 1,5 lam groot en werpen gemiddeld 1,8 lam. De eenjarige dieren komen tot een gemiddelde van 1 lam. Drie- en vierlingen zijn bij de Texelse schapen uitzonderingen. Het Friese melkschaap werpt echter vaak drie lingen het heideschaap is reeds ge lukkig met een jong. Een drietal Texelaren. Deze dieren vormen voor de boeren een winstgevend fok-object. Op de foto linksboven eveneens een Texelaar, een vleesleverancier bij uitstek. ROME (AP) De beroemde „schervenheuvel" van Rome die vaak de achtste heuvel van Rome wordt genoemd, wordt een prooi van de honden, de slachthuizen en de dieven van oudheden. De 52 meter hoge heuvel, die geheel bestaat uit aardewerk van het oude Rome, rijst in het westelijk deel van de stad omhoog als een enorme hoöp verlepte spinazie. Uit vrees dat het storten van hun afval in de rivier de loop van de Ti ber zou wijzigen besloten de oude Romeinen in de tweede eeuw voor Chr. het zo hoog mogelijk op te sta pelen aan de oever. Het resultaat, gemengd met aarde, is waarschijn lijk één van de grootste archeologi sche goudmijnen ter wereld. Maar tengevolge van verwaarlo zing en geldgebrek van de gemeente is het in de 20ste eeuw geworden tot een paradijs voor zwerfhonden en -katten en op de hellingen een stort plaats voor huidiein en beenderen vam het nabijgelegen gemeentelijk slacht huis. De hele week door - en speciaal op zondagen - wemelt de Monte Tes- taccio (de naam is afgeleid van het Latijnse woord voor scherven, „tes tae") van lieden, die zich oudheid kundigen noemen en graven om een vlug voordeel te behalen. Zulke vrijbuiterij is bij de wet ver boden maar het gebeurt in geheel Italië. „Je moet ze zien", zegt Sergio Mariani, die nabij de heuvel een trattoria (restaurant) heeft. „Ze 'ko men zelfs 's nachts met schoffels en schoppen, plastic emmers en zak ken en ze graven als mieren op 'n mierenhoop". Als ze betrapt worden doen ze als of ze geleerde buitenlandse profes soren zijn of employés van het tien de stedelijke departement dat over de oudheidkundige schatten van de stad gaat. „Maar de volgende zondag zie je ze op de vlooienmarkt aan de ande re oever van de rivier verkopen wat ze hier hebben weggehaald" merkt Mariani somber op. Tot de 20ste eeuw heeft de Monte Testaccio een roemrijke geschiede nis gehad. Hij werd opgeworpen in 163 voor Chr.; toen met amphorae gevulde emporia (pakhuizen) aan de oever van de Tiber de marktplaats van Rome waren geworden „De opbouw was gebonden aan zeer strenge voorschriften - om en om een laag amphorae (aarden va zen met nauwe hals) en een laag aar de. Dit getuigt voor het gevoel voor stadsaanleg dat de Romeinen beza ten", betoogt Domenico Petica, een Romeins archeoloog. De amphorae die waren gebruikt voor wijn, olie, tarwe en andere ar tikelen werden door de Romeinen stuk gegooid maar vele van de pot scherven dragen nog het zeldzame stempel van de Romeinse pottenbak kers tot uit Afrika en Spanje. In de middeleeuwen werd de heu vel, die een omtrek had van onge veer 1.000 meter, het toneel van rid derlijke tweegevechten en toernooien. In de 16e eeuw werd de Monte Tes taccio door de pauselijke artillerie als oefenterrein gebruikt. Zij schoot kanonskogels over de Tiber tegen de heuvel. In 1849, toen Rome enige maanden een republiek was. werd hij gebombardeerd door de Fransen, die de stad belegerden. Maar de Romeinen bleven de heu vel nog steeds beschouwen als een idyllische plaats. De uitdrukking „andare a testaccio" („naar testac cio gaan") betekent nog steeds een lange wandeling naar buiten maken, hoewel de heuvel thans is omgeven door hoge flatgebouwen. Tot het begin van deze eeuw stroomden duizenden Romeinen naar taveernen, gelegen in enige van de op de 48 hellingen van de heuvel in de scherven uitgegraven holen om de feestdagen van het carnaval en van oktober te vieren. Met de bouw van een nieuw slacht huis, dat nog steeds wordt gebruikt, verrezen tientallen restaurants die kruidige gerechten zoals ossestaart in saus (coda alia vaecinara) of met takjes selderij, pens, osselappen of spaghetti met runderingewanden ser veren. De restaurants op de heuvel zijn weg maar die in de omgeving zijn nog in bedrijf. „De hygiënische toestand iS on houdbaar geworden" zegt Ivo Paren- ti de eigenaar van een naburig res taurant. „De plaats schreeuwt om ontsmetting. Het krioelt overal van de vliegen en de beenderen en hui den tretóken insekten aan". „Dat is ook niet best voor al die mensen, die in de houten woningen rondom de testaccio wonen". Parenti, Mariani en andere restau ranteigenaars hebben zich reeds tot het gemeentebestuur van Rome ge wend met het verzoek van de heuvel een gemeentelijk plantsoen te maken met kleine antiekwinkeltjes en trat toria's. Aangezien de stad Rome een schuld van twee miljard dollar heeft is het antwoord het gebruikelijke; „Goed idee, maar we hebben geen geld". ■UBp— DE KERSTDAGEN VOOR j Frites, halve haantjes enz. t naar t ten 2e KERSTDAG ot 24.00 uur. llliaillIHMaillllHIIIIWUIHIIUM Bij de preventieve gezondheidszorg in de bedrijven „verschuift het ac cent naar de schadelijke invloeden, die zich niet zo gemakkelijk laten specificeren, die niet zonder meer 1 exact zijn te kwalificeren of kwanti ficeren en die in het moderne ar- Ibeidsproces een veel groter pro bleem aan het worden zijn dan schadelijke dampen, gassen, enzo voorts. Het gaat namelijk om de be- I lasting en eventuele overbelasting, de stress en nadelige invloed die de wens ondergaat in arbeidssituaties, kaar arbeidstempo en produktivi- i toitsnormen worden opgevoerd. Fu sies en reorganisaties plaatsvinden, automatiseringsprocessen ingrij pende veranderingen teweeg bren gen. ervaringen en technische ken nis steeds sneller verouderen, de managers van elk niveau relatief zwaarder belast worden en het voor al voor oudere werkers moeilijker wordt om te schakelen, „bij" te blij- ven en zich te handhaven". Dat schrijft de alg. adviseur en hoofd vande Bedrijfskundige Dienst Sm.„m in MENS EN ONDER- «fcMING (postbus 58, Groningen) in zijn artikel over „Periodiek preven- tief-geneeskundig onderzoek en re cente ervaringen met screenings- methodiek". Verder in dit nummer D. Moscow: T-group training in the Netherlands; H. Jongmans: Enige sociale en psy chologische aspecten van de om scholing van vrijkomend personeel uit de mijnindustrie; R. Bink: Ver gadering van de Ergonomics Re search Society en de Nederlandse Vereniging voor Ergonomie en J. van Straten: Relaties ondernemer - consument eisen meer aandacht. „Als er één grief van de studen tenwereld is, die gerechtvaardigd is en de volle aandacht verdient, dan is dit het falen van de universiteiten op het gebied van de studie betreffende de toekomst. Niet alleen de toekomst van oorlog en vrede", aldus prof. mr. B. Roling in het blad OOST WEST (AAN DE GRENS VAN DE JAREN ZEVENTIG) (van Stolk- laan 1, Den Haag). In zijn bijdrage: Toekomstvragen van oorlog en vre de zegt hij o.a.: „Een paar jaar ge leden was het mogelijk te betogen, dat in Europa praktisch geen ge vaar voor oorlog aanwezig was. Men zou dat nu en voor de komende ja ren niet kunnen zeggen. Dat maakt meer dan ooit analyse van de situa tie nodig". Drs. A. Darsone schrijft in dit nummer over de problematische me thode van de moderne toekomstkun- de: „De futurologische activiteit ba lanceert nog op de scherpe snede van „Dichtung" en „Wahrheit" De futurologie moet sceptisch en kritisch gevolgd worden in-haar toe passingen, niet in baar bestaan, want bestaan doet zij reeds". Dr. R. Wipler maakt in zijn bijdra ge „Het vraagstuk van arbeid en vrije tijd in het licht van het auto matiseringsproces" een prognose model van de toekomstige vrije-tijds- besteding. waarbij hij o.a. vaststelt dat vergeleken met de huidige situa tie de toekomstige vrijetijdsbeste ding door meer lichamelijke passivi teit gekenmerkt zal worden. Vervol gens dat de praktisch-nuttige vrije tijdsactiviteiten geleidelijk vervan gen worden door geestelijke actieve bezigheden alsmede deer sterkere deelname aan het culturele leven. Informele sociale contacten zullen aan betekenis winnen ten koste van het verenigingsleven. Godsdienst als levensbeschouwelijk waardesy steem en kerk en sociaal integra tiekader krijgen een minder belang rijke plaats. Verder in dit nummer: prof. dr. H. Brugmans: Europa in de jaren ze ventig; Prof. dr. W. Brand: De ont wikkelingslanden in de jaren zeven tig; prof. dr. W. Alberda: Sociaal- economisch beleid in de jaren zeven tig; dr. A. van Tienen: Sociaal en cultureel welzijn in de zeventiger ja ren en dr. L. Boone over Ontwikke lingen op het gebied der communi catie. „Is het de minister bekend dat de welzijnsindex in gebied A verleden maand met drie punten gedaald is en wat denkt de minister daaraan te doen" is een interessant vraagje, dat Van Tienen in de zeventiger ja ren voor de parlementariërs voor- voorziet DELTA (a review of arts life and thought in the Nederlands - Meulen- hoff Amsterdam) komt met een in teressant assortiment. Bamber Gas- coni over Dutch Theatrical Prints; Johan Snapper over: The contempo rary Dutch Novel; Hans Bruggeman met Reflections a report in pho tographs; Remco Campert: A trip to Zwolle; Patric Conrad: A Doll of Patric Conrad's with Pola Negri; Cor Blok over Carel Visser; Corne lls Reedijk vraagt zich af: What is typically Dutch in Erasmus?; Thea Valk-Le Cointre geeft Erasmus' vieuws on women; Erasmus is zelf aan het woord in Military Affairs en Gerard K. Schippers schrijft ten slotte A Letter from Amsterdam, waarbij Joost Elffers vignetten te kende. Gelezen in NEERLANDIA (ANV, Surinamestraat 28, Den Haag): Bij het naast elkaar leggen van de pro grammabrochures van Antwerpen en Breda komt „De Standaard" tot de ontdekking dat Breda relatief méér culturele ontspanning biedt dan Antwerpen kan of wil. In het bijzonder op het gebied van cabaret en musical biedt Breda meer dan Antwerpen. Wil men „spektakels" van deze orde zien, dan niet naar Antwerpen of Brussel, maar naar Breda. De Standaard ziet het ervan komen dat meer en meer Sinjoren de weg gaan vinden naar Breda voor het „avondje uit", dat ze in ei gen stad niet vinden. Een ander verhaal in dit blad: Een groepje boeren uit de Achter hoek kreeg van het ministerie een brief over ruilverkaveling. Daarin de woorden: onereuze voorwaarden; abituriënten; collusie; delimentatie- voorschriften; endogeen; grosso mo de; implicatie; immunogeen: Mala fidei non-alignement Niemand begreep er iets van. Het ANV stuur de de ministerpresident in Den Haag en de Eerste en Tweede Kamer een lange lijst toe met woorden uit het ambtenaren-jargon. Het ANV zegt verder een actie op dit terrein losge slagen te hebben („nog steeds ko men er reacties binnen uit Neder land en Vlaanderen") die bewijst dat men het overbodig gebruik van vreemde woorden en moeilijke uit drukkingen als een euvel ervaart. Streekromans blijken een taai leven te hebben, ook al zijn zij al lang ver dwenen uit de officiële Nederlandse literatuur. Maar hier is er dan toch weer een, geschreven door Jan Blauw, wiens naam wij niet eerder ontmoetten. Dat behoeft aan de kwaliteit van zijn werkstuk vanzelfsprekends niets af te doen. Maar ons moet wel van het hart, dat zijn boek geschreven is volgens de geijkte schabionen, die al jaren gereed liggen voor dit soort literatuur. Ofschoon de schrijver de praktijk van de oecumnene in zijn boek integreert, worden opzet noch uitwerking er moderner van even min als dat het geval is wanneer het probleem van de kinderbeperking aan de orde wordt gesteld. Het geheel is nogal aan de opper vlakkige kant, daardoor weliswaar vlot (lees snel) leesbaar maar de lec tuur geeft tenslotte geen voldoening. Het blijkt een glad verhaaltje te zijn, waarvan de emotie niet van binnen uit lijkt te komen. J- M. Jan Blauw - Goede grond - uitge versmaatschappij W est-Friesland Hoorn - 8,90.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 11