Is „Ik besta eigenlijk uit twee delen" Hermans hield boek over aan de COMPLETE BEETHO VEN i 200ste GEBOORTEDAG IN KINDERBOEKEN - KINDERBOEKEN - KINDERBOEKEN - KINDERBOEKEN - KINDERBOE De laatste resten West tropisch' Nederland GROEVEN HERDACHT Veertsenjange Isabel schreef boek DE KLEINE ADAM LEZER 10 DE STEM sen IENER IE HOEFIJZERS Zo maar een meisje van net veertien uit Velp, leerlinge van de derde klas Christelijk Lyceum Arnhem, die een boekje schrijft en tekent: Isabel Hoving. „Kleine Adam" heet het en in een verrukkelijk nonchalant half kinderlijk tekenstijltje, maar in een dichterlijke schrijfstijl, gebracht door uitgeverij Contact in Amsterdam. Wat bracht het meisje Isabel ertoe te gaan tekenen en schrijven? Wat bedoelde ze met dit boekje te zeggen Is het nu een over het paard getild nest, zoals zoveel tienersterre tjes Isabel is een eerlijk gewoon meisje van veertien, wat dromerig misschien, dat van dieren houdt, huiswerk maakt en speelt op zijn tijd. En de roem die haar misschien ten deel gaat vallen „Dat is toch hetzelfde, of je nu wel of niet een boek gemaakt hebt", zegt ze er zelf van. „Ze 'hadden de eerste jeugd van alle mensen geleefd. Ze wisten nu alles, van hur ontmoeting tot nu. Ze wisten hoe het later voor anderen zou zijn. Ze wisten dat ze kleine kinderen zouden krijgen en Eva zou er goed voor zorgen". Dat staat op de laatste bladzijde van kleine Adam. Het is de conclusie van een half kinderlijk scheppingsverhaal, dat be gint met het wakker worden van Ailam op aarde als klein jongetje, Eva ontmoet, speelt, ruzie krijgt met de dieren, verliefd, volwassen wordt. Isabel zelf: „In het begin is Adam vier, hij ontdekt wat er om hem heen is. Zo worden ze groot en als ze volwassen zijn dan is het afgelopen. Eigenlijk doet het er niet toe of ze door God geschapen waren of dat ze zo maar geboren waren, net zoals 'n soort groeien vanuit niks. Hij werd niet geboren, hij werd wakker". Isabel ontwijkt op die manier met gemak eer. heleboel moeilijkheden. „Ik neem dus aan in mijn verhaal dat het de eerste mensen geweest waren. Maar er kunnen er net zo goed voor geweest zijn. En daarna ook weer, maar dat weten zij niet en dat weet ik niet". - Hoe kom je er toe het te gaan schrijven? „Met aardrijkskunde bespraken we ongeveer een jaar geleden, de aarde, de zones en klimaten. En toen be- sloot ik een verhaal te gaan tekenen en er een beetje bij te schrijven over een kleine aarde. Eigenlijk de aar de zelf, maar dan veel kleiner zodat verschillende klimaatzones ook dicht bij elkaar lagen. Toen wilde ik er een bepaalde hoofdpersoon in hebben een(klein jongetje. Diaar ging ik een paar verhalen van maken, dat jochie speelde daar. Toen werd die kleine aarde opeens niet belangrijk meer. Dat jongetje wel, dat groeide hele maal uit tot de hoofdpersoon. De aarde viel een beetje weg. Hem heb ik Adam genoemd omdat hij hele maal alleen was. Hij was een beetje de heerser van die planeet. En toen heb ik er een meisje bijgezet, Eva. En dat is het boek eigenlijk". Teken en schrijf je allang „Tekenen eigenlijk al voor mijn kleuterschoolleeftijd en als ik aan het tekenen ben vertel ik het verhaal aan mezelf. Zo af en toe schrijf ik er dan wat bij" Een van de vreemste ervaringen die Adam opdoet is dat hij praten kan. Isabel: „Het was een impuls. Hij doet het helemaal uit zichzelf. En toen die het gedaan had merkte hij het pas. Van de dierentaal be greep hij sommige dingen wel ande re weer niet. Het moest niet te in gewikkeld worden. Hij hoorde de vo gels praten en dacht: dat is hetzelf de wat ik doe. En toen lette hij er nog niet zo op of hij ze kon ver staan. Dus heb ik er verder ook niet over nagedacht. Later verdiept hij zich wel meer in het spreken van die ren. Alles praat. De bladeren hoor je ritselen tegen elkaar, de vogels praten door te kwetteren en Adam praat door vreemde klanken die wij woorden noemen". De kleine Adam wil een verande ring in zijn leven: „De zon was heet, zijn keel was droog en hij was al leen. Hij was nooit tevoren alleen geweest. Hij dacht aan de dieren die met z'n tweeën waren. Hij dacht aan de nacht, waarin hij bang en al leen zou zijn". Isabel: „Hij wordt eigenlijk niet echt bang, maar hij merkt dat hij al leen is. Het is niet het bang zijn, voor het alleen-zijn, maar het verlangen om niet alleen te zijn". Tevreden spint poes Pio op haar schoot. Achter haar zwemmen statig een paar maanvissen door een groot aquarium. Voel je je wel eens alleen „Vaak vind ik het fijn om alleen te zijn". Om te tekenen en te schrijven en na te denken? „Nee, dat is niet precies wat ik on der alleer. zijn versta. Als ik zit te tekenen of te schrijven, zijn er meest al wel mensen in de buurt en dan hoor ik ook wel hun stemmen en wat ze doen". „Ik besta eigenlijk uit twee delen een kind en 'n niet-kind. De volwas sene in me denkt en tekent en leest, maar het kind dat leeft. In dat te kenen voel ik me inderdaad ouder dan gewoon. Op school doe ik anders en denk ik anders. En thuis ook dan wanneer ik met tekenen en zo bezig ben. Dat is niet van de laatste tijd. Tussen het speelkind en het denkkind is wel een grote verwijdering geko men. Maar het is geloof ik nooit echt één geheel geweest". Voor wie zou je het liefst schrij ven? „Voor wie het mooit vindt. Het liefst voor kinderen. Volwassenen mogen dan zelf kijken of ze het leuk vinden. Ik wil schrijven over dingen die een ziel hebben. Maar dat bureau daar zou dan ook best een ziel kun nen hebben en dat stopcontact". GERARD CRONE Isabels boekje „De kleine Adam" is een verrukkelijk stukje half po- ezie in proza-stijl, bijna nonchalant, maar met de zorg die schuil kan gaan in grote vaardigheid neerge schreven. Met de onbevangen fanta sie, eigen aan het kind, zet zij Adam en later ook Eva in het paradijs waar zij elkaar vinden en dan ook samen verder gaan. Isabel vermoedt vaag of weet heel zeker, wat er dan zoal komt kijken. Zij toont zich daar in op weg naar de volwassenheid Intussen volgt zij argeloos de kin derlijke gedachtengang er zet in een handomdraai 's levensloop in simpe le woorden neer. Zij doet dit in een lichte toets, die ontwapent dioor wijs heid, in de eenvoud die het ware kenmerkt. Al doende voegt Isabel iets nieuws toe aan het scheppingsverhaal. Zij heeft zich er altijd over verbaasd, dat de Genesis begon met volwassen mensen. Zijn Adam e.n Eva nooit kind geweest? Niet dat de bijbel weet. En in dat tekort heeft Isabel willen voorzien. En hierin schuilt de dichterlijkheid van de jonge schrijf ster, dat zij zich verwondert en, uit die verwondering al schrijvend iets nieuws schept- Dit neemt niet weg dat een vroeg wijs meisje als Isabel zo nu en dan een tikje een wijsneuzige indruk maakt. Zo weet zij heel precies te vertellen, wat werk is voor de man en wat voor de vrouw. Zij toont hierin nog sterk milieu-gebonden te zijn en weinig oog te hebben voor maatschappelijke processen, die nu al een ander beeld opleveren dan Isabel schetst en waar Isabel nog niet aan toe is. Ook hieruit blijkt, dat de schrijfster nog volop verkeert in het niemandsland tussen kind en volwassene. Als lezer wordt men nochtans ge troffen door een verwonderlijke gaaf heid in deze kinderlijke benadering van het scheppingsverhaal. Zoals men ook opkijkt van het gemak, waarmee zij haar eigen verhaal van schetsen voorziet. De kunst van_ het uitbeelden door het weglaten juist van details schijnt haar te zijn aan geboren. Niet alleen haar schrijf stijl, maar zeker ook haar tekenstijl suggereert meer dan er in werkelijk heid aanwezig is. Dit duidt op een talent, dat ons voor nog meer pret tige verrassingen zou kunnen stel len in de toekomst. We hebben maar één moeilijk heid, die zich overigens laat ontle den in drie vragen. Springt Isabel in haar verhalen inderdaad van de hak op de tak. of zijn er delen uit haar manuscript door de uitgever weggelaten, of is dit boekje verkeerd gebonden? De pagina's zijn niet ge nummerd, dus is dit laatste niet makkelijk te controleren. En is Isa bel nog wat springerig, dan had de uitgever er wat meer orde in kun nen brengen. Tenzij deze de authen ticiteit van dit kinderlijk geschrift niet heeft willen aantasten, maar dan had een korte toelichting op de flap bovengestelde vragen kunnen wegnemen. (Prijs f 7,90.) Hermans, Willem Frederik, is op reis geweest, op instigatie van de Sticusa, een stichting „die cultureel alleen uitmunt door het reserveren van kamers in luxe hotels voor zich zelf". Lichtelijk geïrriteerd door het feit dat een meneer van die Sticusa niet weet hoe de grote Hermans er uit ziet, wordt hij door deze culture le firma naar Suriname en de An tillen geloodst. En dat in een tijd, waarin daar de zaak op springen stond. Alle ingrediënten zijn aanwe zig voor Hermans om met deze ge- g.evens achteraf een journalistiek verslag te schrijven over zijn belab berde ervaringen daar en mogelijk om als de onderbetaalde auteur de financiële consequenties van deze culturele expeditie wat te verzoeten. Maar ja: het is weer „een Hermans". De titel van het boek „De laatste resten van tropisch Nederland" (Be zige Bij, LRP, f 8,50) is duidend ge noeg om te weten waarheen Her mans ons meeneemt, ook al sugge reert de titel meer van een persoon lijke stellingname dan het geval is. Die persoonlijke visie op de situatie berust vooral op datgene wat hij be schrijft en de ondertoon waarop het wordt weergegeven. Hoewel: de om slag van het boek toont ons Suri naamse lucifers met een belasting- strook. In het boek lezen we: „Be lasting heffen op lucifers die niet branden! Mijn ervaring is dat de mate van corruptie zich verraad in de lucifers die een land produceert en de belasting die het ervan heft- Wat de lucifers betreft zou je denken dat Suriname een kolonie van Span je geweest is, inplaats van een Ne derlandse bezetting". Aan de hand van krantenknipsels krijgen we niet alleen verslag van Hermans' optreden aldaar, maar evenzeer van de gal die over Pengel e.d. uitgespuwd wordt, over de alu minium en de suiker. Toestanden, die na Hermans' bezoek meer in het nieuws geweest zijn dan dit boek ons kan vertellen. De auteur ontmoet Surinaamse schrijvers, bezoekt de Bosrandcreolen, maakt een teach-in mee, brengt bezoekjes, kortom, ont moet er mensen. O ja, en houdt er enkele lezingen, waarover hij aller minst enthousiast is. Een goed journalistiek verslag met een geprikkelde ondertoon, die leidt tot de slotconclusies: „Het zijn niet de vroegere koloniale naties die nog altijd de voormalige koloniën uitbuiten, zoals de ontmaskeraars van het n-eo-kolonialisme ons ver zekeren, maar internationale onder nemingen" „Mocht het TConink- rijkstatuut worden opgeheven, dan zal dit voor Nederland de bevrijding van een-last betekenen en voor Su riname en de Antillen weinig veran deren". Dat zijn allemaal geen nieu we gezichtspunten, maar aan de hand van de wel boeiend beschreven ontmoetingen met mensen in deze rijksdelen een tastbaar geworden fa cet van een veel omvangrijker pro bleem dan binnen het bestek van, dit reisverslag aan de orde komt. Hermans vraagt zich tenslotte af welk voordeal of nut zijn bezoek de Surinamers en Antillianen heeft opge leverd. Hij vermoed daar nooit ach ter te komen. Om met deze nuttig heidstermen verder te spreken: Welk nut heeft dit reisverslag voor lezers in Nederland? Voor ons was dit het authentieke geluid van bewoner3 uit deze rijksdelen. De interessantste de len uit dit boek zijn n.l. die stukken, wanneer Hermans anderen aan het woord laat. Maar veel ervan is in middels achterhaald. HENK EGBERS. De uitgeverij Kosmos heeft een aantal WANDSFROOKJES uitge bracht van de Engelse illustrator John Burningham. Het zijn sprook jes die zich langs tweeënhalve me ter wand voortzetten (26 centime ter hoog) in sprookjesachtig mooie kleuren. Het zijn werkelijk fantasti sche tekeningen in warme vrolijke tinten. Zo is er „Zonneland", een land schap vol avontuur in groen, geel en rood, met kastelen en bossen en stadjes en een lange weg om alle dingen mee te maken. Er is een „ko- ningsreis", waar je de koning ziet rijden in zijn koets, waar je een bal- lontocht kan beginnen en of een reis op de rug van een zwaan. Er is 'n Wildernis in het mooiste oerwoud groen, met leeuwen en olifanten en - geitjes en apen die paradijselijk naast elkaar leven. Hele grote leeu wen met prachtige manen-kransen in de mooiste felle kleuren maken een stoet voor een jongenskamer en een bloemenfeest maakt een meisjeska mer tot een tuin. Ze kosten f 6,75 per stuk. Uitgeverij Querido heeft een twee de druk van Theo Thijssens SCHOOLLAND laten verschijnen in de Salamanderreeks. Hoewel het ver haal in 1925 geschreven is, maakt het nog een bijzonder levendige en frisse indruk. De lezer leeft mee met de meester, die een nieuwe klas krijgt totdat alle leerlingen bekenden zijn geworden. Thijssen heeft de dag boekvorm gekozen, waardoor 't ver haal heel natuurlijk is. TINY SPEELT MOEDERTJE van Gijs Haag en M. Marlier verscheen in de Rinkelbel-reeks (Uitg. Caster man). Kinderboeken schrijven blijkt ook nu weer een hachelijke zaak. Ze beoordelen nog veel meer. Want vol wassen ouders zullen van dit boekje bepaald niet wild zijn, de kinderen daarentegen zijn het wel. Onze kin deren althans-zijn verrukt. Meer nog van de (in onze ogen) fantasieloze tekeningen van Marcel Marlier dan van het verhaaltje. En wat kun je ei genlijk nog meer van een kinderboek verlangen De titel duidt er al op, dat het boekje wel bestemd is voor kinderen tot zeven, acht jaar. Johan Fabricius heeft gewoon ple zier in kinderen dachten wij na het lezen van zijn HEINTJE VOOR DE LEEUW (Uitg. Leopold f 6,90). Zijn „Heintje" is voor vele kinderen rond 10 jaar beslist een broertje om erbij te hebben Babs van Wely heeft ve le uitstekende illustraties van Hein tje en zijn vyereld gemaakt, zodat er werkelijk een heel fijn kinderboek gekomen is. „MIJN LEUKE WERELDJE" van Richard Scarry in een Nederlandse bewerking van J. Peels speelt in het naam is goed gekbzen want het is er inderdaad een-drukte van belang. De poezen, muizen, varkentjes, bok ken, leeuwen en beren zitten niet stil. Dat kan ook niet, want net als in een gewone stad is er volop werk aan de winkel om het huishoudentje draaiende te houden. Er wordt net als bij de mensen van alles gedaan. Er wordt een huis gebouwd, we zien het postkantoor in werking en wat moeder zo'n hele dag te doen heeft, er wordt een bootreis gemaakt de politie vangt een,dief, de brand- Met bijzonder geslaagde illustra ties en simpele klare „kindertaal" is in dit boek de hele grote mensenwe reld op begrijpelijke en leerzame wijze voorgesteld. Jongens en meisjes tot een jaar of tien kunnen er veel plezier aan beleven. („Mijn leuk wereldje" is door de Uitgeverij Zuid-Nederlandse Uitge verij uitgegeven en kost f 16,90). Ook Miep Diekmann heeft een al leraardigst boekje voor 8-jariigen en ouder geschreven: „EEN LIEDJE VOOR EEN CENT" (uitg. Leopold - 5,90). De vele „malle gekke woorden" zoals Akkefietje, Pieremachochel en Kasjeweel" maken op kinderen toch wel een andere indruk dan op oude ren. Zij heeft er grappige rijmsels op geschreven. Johan Valentijn heeft er luchtige prenten bijgetekend. We stellen ons voor dat de kinderen bij de teksten en de prenten lekker kunnen meefan- taseren. Vier boekjes vail NOD DIE hebben we voor u gelezen en bekeken en we moeten zeggen dat 't onmisken baar fleurige boekjes zijn, hande lend over een koddig manneke, Nod die genaamd, die in een voor kinde ren stellig plezierig aandoend wereld je rondhopst. De vier deeltjes van Noddie: Noddie in speelgoedland; weer moet uitrukken, we komen in een ziekenhuis bij dokter Leeuw en er wordt zelfs een vliegreis gemaakt. Tenslotte wordt een en ander ver telt over het werk in een houtzagerij in de mijnen op een elektriciteits centrale en in een kantoenfabriek. Ook wordt er nog een weg aange legd. Hoera voor kleine Noddie; Noddie en zijn auto en Hier is Noddie weer. Plaatjes van Noddie en zijn wereldje zullen wel steeds opnieuw bekeken worden. Uitgaven van uitg. West - Friesland 3,50 per deeltje.). Hannie en Saskia Veenendaal heb ben zich de moeite getroost om ve le, vele kinderspelletjes te verzame len in hun boekje: „WIJ SPELEN MET KINDEREN" (Uitg. „In den Toren, 5,50). Zoals ze zelf in hun boekjes opmerken, is het bedoeld voor moeders met kinderen in de leeftijd van drie tot twaalf jaar. Er zijn vele oude spelletjes bij en dat is, dachten wij, toch wel plezie rig, want kinderen hebben nu een maal een neus voor spelletjes die in feite al heel lang „in" zijn. Naast de binnen- en buitènspelletjes schen ken Hanna en Saskia Veenendaal aandacht aan het zelf maken van versiering en uitnodigingen. HENK EGBERS. >el en dwars waard gte te worden ges ertentienieuws iteld (Van onze muziekredacteur) 16 December 1970 is het twee eu- wen geleden dat Ludwig van Beet hoven te Bonn werd geboren en alom ter wereld wordt aan dit feit meer uan gewone aandacht geschenken. Voorbereidingen, die ons herinne ten aan een andere Beethovenher ttenking, die van 1927, naar aanlei- ™g van zijn honderdste sterfdag be meester stond toen als een centra- Je figuur iln de muziekgeschiedenis hgiiur, waarin de hele evolutie der turopese toonkunst haar einde en be vestiging vond. Wij herinneren ons dat nog zo le vendig uit onze jonge jaren: Beetho- ven, dat was het alpha en omega der Muziek. En Haydn en Mozart? Ze waren de fakkeldragers, die in een htejesteuze optocht zijn komst voor bereidden. In dit klimaat, in deze eer zijn we opgevoed. Maar reeds r°eg rezen bij ons twijfels aan de- re onwrikbare dogmatiek. Twijfels, e ons de kwalificatie van „imper- :Iner!'e vlegel" bezorgden, toen we, n alle bescheidenheid, meenden te j°®en..(en te moeten) opmerken, wij Mozart een groter compo nist vonden Een conflict dus Met het milieu, waarin we leef- j i milieu, waarin we icca- ruütt als krjna alle conflicten, be sta d °P- een m'sverstan<l Misver- na: wij interesseerden ons pri mair voor de muziek, de noten, de klanken; onze omgeving daarentegen voor de gedachten, de gevoelens, die daarachter leefden. Gevoelens van strijd, van overwinning, van leed, van berusting. Anders gezegd: hier stonden een zuiver muzikale en een door de literatuur beïnvloede Beet- uven recht tegenover elkaar. „In de mens Beethoven herken den latere generaties zichzelf. Beet hoven was een enorm zwaar geladen inductieklos en het is zéér begrijpe lijk, dat de eruptieve Berlioz om één voorbeeld te noemen „fou- droyé" werd bij het contact", aldus Willem Pijper in 1927. Maar niet al leen Berlioz. Ook Mendelssohn, ook Schumann, ook Brahms, ook Wagner, ook Richard Strauss, die met het „bovenmenselijke" van Beethovens concepties hevig waren gepreoccu peerd. Een uitzondering bij al deze groten in het domein der toonkunst. Dat was Debussy, die reeds in 1903 kwam met een zuiver muzikale benadering van het fenomeen Beethoven. „Het zou absurd zijn te denken, dat ik geen respect voor Beethoven heb; maar het is zo, dat wanneer een mu zikaal genie van zijn formaat zich vergist, dan is hij in zijn vergissing blinder dan een ander We noemden in deze beschouwing Willem Pijper. Hij schreef in het her denkingsjaar 1927 een artikel, dat aan actualiteit nog niets heeft inge boet, het had, althans voor het groot ste gedeelte ook in 1969 geschreven kunnen worden. Zo merkte hij des tijds op: „Het behoorde ook algemeener be kend te zijn, dat Beethovens levens werk niet uitsluitend bestaat uit ne gen symphonieën, vijf pianoconcerten en het vioolconcert, elf ouvertures, ettelijke sonates en zeventien strijk- quartetten. Beethoven, die één ope ra voltooide, waarover hij zelf niet tevreden was, heeft zijn leven lang met opersplannen rondgelopen". En dan gaat hij verder „Hij heeft dozijnen dansen gecom poneerd, die niemand meer hoort omdat zij, inderdaad weinig zouden bijdragen tot de grootschheid van den wereldhervormer Beethoven en hij heeft een aantal marschen voor har monie nagelaten. Hij heeft humoris tische bas-aria's geschreven, een Ele gie auf den Tod eines Pudels en een stuk „für eine Spieluhr". Men hoort ook zijn „Wellingtons Sieg, oder die Schlacht von Vittoria" niet meer, een werk, waarmee Beethoven in 1813 plotseling beroemd werd. Kent men de stukken voor mandoline en cembalo nog? Of het duet voor alt en violoncel ,.mit zwei obligaten Augenglasern"? Of de canons „Lob auf den Dicken" en „O, Tobias Has- linger"? Krijgen de executanten het in hun hoofd om het „Kriegslied der Oesterreicher", de marseh „Zur gro ssen Wachtparade" het Equale voor vier trombones te gaan uitvoeren? Neen immers". Had Willem Pijper op dit moment deze vragen gesteld, dan was hieri op, waarschijnlijk tot zijn grote vreug de, onmiddellijk een respons geko men. Echter niet uit de wereld der praktische muziek, niet van de orga nisatoren van concerten, hetzij in de „grote", hetzij in de „kleine zaal". Want sinds 1927 is er een nieuw communicatiemiddel gekomen, dat bij de vorige herdenking niet, of nau welijks een rol speelde: we bedoe len natuurlijk de grammofoonindus trie. En zo kon het gebeuren, dat de Deutsche Grammophon Gesellschaft het aandurfde, in samenwerking met Das Beethoven-Archiv Bonn de „Ge- sammelte Werke auf Schallplat'ten" te annonceren, verblijdend resultaat van hechte samenwerking tussen kunst en wetenschap en commercie. Gcsammelte Werke: wat betekent dat in de loop van dit en het komen de jaar niet minder dan twaalf cas settes verschijnen, begeleid door een groot geïllustreerd boekwerk van cir ca 230 pagina's, meer dan 200 kleu- renreprodiikties, 14 artikelen, uitvoe rige bronnenvermelding en discogra fie. In het voorbijgaan opgemerkt: dc intekenprijs bedraagt f. 875.-, de vel schillende cassettes zijn echter ook af zonderlijk verkrijgbaar. Natuurlijk komen ook alle bekend werken aan bod, waarin de vrien den des huizes optreden. Om er en kele te noemen: Herbert von Kara jan met de Berliner Philharmonikei Wilhelm Kempf, Christian Ferras, G' za Anda, Wolfgang Schneiderhai Pierre Fournier, dirigenten als Fei dinand Leitner, Ferenc Fricsay, Si Eugène Goossens, Karl Böhn ka mermuziekgroepen uit Berliner Phi harmoniker en, vooral niet te vei geten, het Amadeus-Quartet en hf Trio Italiano d'Archi. Wat ons pei soonlijk bijzonder intrigeert, zijn d cassettes waarin Beethoven zich al componist van vocale muziek vooi stelt. Wat weten we daaromtrent e genlijk? De meeste composities o dit gebied: we kennen ze eigenlij allemaal maar van horen zegge niet van horen. En dat, terwijl hij zijn produkti' leven is begonnen met een lied - „Schilderung eines Madehens", va 1782 daterend en beëindigd wer met twee canons, één jaar vóó zijn dood, dus in 1826, geschreven: z dragen de veelzeggende titel van „E: musz sein" en „Wir irren allesamt nur jeder irret anders".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 9