Is
„Ik besta
eigenlijk uit
twee delen"
Hermans
hield
boek
over
aan
de
COMPLETE BEETHO VEN i 200ste GEBOORTEDAG IN
KINDERBOEKEN - KINDERBOEKEN - KINDERBOEKEN - KINDERBOEKEN - KINDERBOE
De laatste resten West
tropisch' Nederland
GROEVEN HERDACHT
Veertsenjange Isabel schreef boek
DE KLEINE ADAM
LEZER
10
DE STEM
sen
IENER
IE HOEFIJZERS
Zo maar een meisje van net veertien uit Velp, leerlinge van de
derde klas Christelijk Lyceum Arnhem, die een boekje schrijft en
tekent: Isabel Hoving. „Kleine Adam" heet het en in een verrukkelijk
nonchalant half kinderlijk tekenstijltje, maar in een dichterlijke
schrijfstijl, gebracht door uitgeverij Contact in Amsterdam. Wat bracht
het meisje Isabel ertoe te gaan tekenen en schrijven? Wat bedoelde
ze met dit boekje te zeggen
Is het nu een over het paard getild nest, zoals zoveel tienersterre
tjes Isabel is een eerlijk gewoon meisje van veertien, wat dromerig
misschien, dat van dieren houdt, huiswerk maakt en speelt op zijn
tijd. En de roem die haar misschien ten deel gaat vallen „Dat is
toch hetzelfde, of je nu wel of niet een boek gemaakt hebt", zegt ze
er zelf van.
„Ze 'hadden de eerste jeugd van alle mensen geleefd. Ze wisten
nu alles, van hur ontmoeting tot nu. Ze wisten hoe het later voor
anderen zou zijn. Ze wisten dat ze kleine kinderen zouden krijgen en
Eva zou er goed voor zorgen".
Dat staat op de laatste bladzijde
van kleine Adam.
Het is de conclusie van een half
kinderlijk scheppingsverhaal, dat be
gint met het wakker worden van
Ailam op aarde als klein jongetje,
Eva ontmoet, speelt, ruzie krijgt met
de dieren, verliefd, volwassen wordt.
Isabel zelf:
„In het begin is Adam vier, hij
ontdekt wat er om hem heen is. Zo
worden ze groot en als ze volwassen
zijn dan is het afgelopen.
Eigenlijk doet het er niet toe of ze
door God geschapen waren of dat ze
zo maar geboren waren, net zoals 'n
soort groeien vanuit niks. Hij werd
niet geboren, hij werd wakker".
Isabel ontwijkt op die manier met
gemak eer. heleboel moeilijkheden.
„Ik neem dus aan in mijn verhaal
dat het de eerste mensen geweest
waren. Maar er kunnen er net zo
goed voor geweest zijn. En daarna
ook weer, maar dat weten zij niet
en dat weet ik niet".
- Hoe kom je er toe het te gaan
schrijven?
„Met aardrijkskunde bespraken we
ongeveer een jaar geleden, de aarde,
de zones en klimaten. En toen be-
sloot ik een verhaal te gaan tekenen
en er een beetje bij te schrijven over
een kleine aarde. Eigenlijk de aar
de zelf, maar dan veel kleiner zodat
verschillende klimaatzones ook dicht
bij elkaar lagen. Toen wilde ik er
een bepaalde hoofdpersoon in hebben
een(klein jongetje. Diaar ging ik een
paar verhalen van maken, dat jochie
speelde daar. Toen werd die kleine
aarde opeens niet belangrijk meer.
Dat jongetje wel, dat groeide hele
maal uit tot de hoofdpersoon. De
aarde viel een beetje weg. Hem heb
ik Adam genoemd omdat hij hele
maal alleen was. Hij was een beetje
de heerser van die planeet. En toen
heb ik er een meisje bijgezet, Eva.
En dat is het boek eigenlijk".
Teken en schrijf je allang
„Tekenen eigenlijk al voor mijn
kleuterschoolleeftijd en als ik aan
het tekenen ben vertel ik het verhaal
aan mezelf. Zo af en toe schrijf ik er
dan wat bij"
Een van de vreemste ervaringen
die Adam opdoet is dat hij praten
kan. Isabel: „Het was een impuls.
Hij doet het helemaal uit zichzelf.
En toen die het gedaan had merkte
hij het pas. Van de dierentaal be
greep hij sommige dingen wel ande
re weer niet. Het moest niet te in
gewikkeld worden. Hij hoorde de vo
gels praten en dacht: dat is hetzelf
de wat ik doe. En toen lette hij er
nog niet zo op of hij ze kon ver
staan. Dus heb ik er verder ook niet
over nagedacht. Later verdiept hij
zich wel meer in het spreken van die
ren. Alles praat. De bladeren hoor
je ritselen tegen elkaar, de vogels
praten door te kwetteren en Adam
praat door vreemde klanken die wij
woorden noemen".
De kleine Adam wil een verande
ring in zijn leven: „De zon was heet,
zijn keel was droog en hij was al
leen. Hij was nooit tevoren alleen
geweest. Hij dacht aan de dieren die
met z'n tweeën waren. Hij dacht
aan de nacht, waarin hij bang en al
leen zou zijn".
Isabel: „Hij wordt eigenlijk niet
echt bang, maar hij merkt dat hij al
leen is. Het is niet het bang zijn, voor
het alleen-zijn, maar het verlangen
om niet alleen te zijn".
Tevreden spint poes Pio op haar
schoot. Achter haar zwemmen statig
een paar maanvissen door een groot
aquarium.
Voel je je wel eens alleen
„Vaak vind ik het fijn om alleen te
zijn".
Om te tekenen en te schrijven en
na te denken?
„Nee, dat is niet precies wat ik on
der alleer. zijn versta. Als ik zit te
tekenen of te schrijven, zijn er meest
al wel mensen in de buurt en dan
hoor ik ook wel hun stemmen en wat
ze doen".
„Ik besta eigenlijk uit twee delen
een kind en 'n niet-kind. De volwas
sene in me denkt en tekent en leest,
maar het kind dat leeft. In dat te
kenen voel ik me inderdaad ouder
dan gewoon. Op school doe ik anders
en denk ik anders. En thuis ook dan
wanneer ik met tekenen en zo bezig
ben. Dat is niet van de laatste tijd.
Tussen het speelkind en het denkkind
is wel een grote verwijdering geko
men. Maar het is geloof ik nooit echt
één geheel geweest".
Voor wie zou je het liefst schrij
ven?
„Voor wie het mooit vindt. Het
liefst voor kinderen. Volwassenen
mogen dan zelf kijken of ze het leuk
vinden. Ik wil schrijven over dingen
die een ziel hebben. Maar dat bureau
daar zou dan ook best een ziel kun
nen hebben en dat stopcontact".
GERARD CRONE
Isabels boekje „De kleine Adam"
is een verrukkelijk stukje half po-
ezie in proza-stijl, bijna nonchalant,
maar met de zorg die schuil kan
gaan in grote vaardigheid neerge
schreven. Met de onbevangen fanta
sie, eigen aan het kind, zet zij Adam
en later ook Eva in het paradijs
waar zij elkaar vinden en dan ook
samen verder gaan. Isabel vermoedt
vaag of weet heel zeker, wat er dan
zoal komt kijken. Zij toont zich daar
in op weg naar de volwassenheid
Intussen volgt zij argeloos de kin
derlijke gedachtengang er zet in een
handomdraai 's levensloop in simpe
le woorden neer. Zij doet dit in een
lichte toets, die ontwapent dioor wijs
heid, in de eenvoud die het ware
kenmerkt.
Al doende voegt Isabel iets nieuws
toe aan het scheppingsverhaal. Zij
heeft zich er altijd over verbaasd,
dat de Genesis begon met volwassen
mensen. Zijn Adam e.n Eva nooit
kind geweest? Niet dat de bijbel
weet. En in dat tekort heeft Isabel
willen voorzien. En hierin schuilt de
dichterlijkheid van de jonge schrijf
ster, dat zij zich verwondert en, uit
die verwondering al schrijvend iets
nieuws schept-
Dit neemt niet weg dat een vroeg
wijs meisje als Isabel zo nu en dan
een tikje een wijsneuzige indruk
maakt. Zo weet zij heel precies te
vertellen, wat werk is voor de man
en wat voor de vrouw. Zij toont
hierin nog sterk milieu-gebonden te
zijn en weinig oog te hebben voor
maatschappelijke processen, die nu
al een ander beeld opleveren dan
Isabel schetst en waar Isabel nog
niet aan toe is. Ook hieruit blijkt,
dat de schrijfster nog volop verkeert
in het niemandsland tussen kind en
volwassene.
Als lezer wordt men nochtans ge
troffen door een verwonderlijke gaaf
heid in deze kinderlijke benadering
van het scheppingsverhaal. Zoals
men ook opkijkt van het gemak,
waarmee zij haar eigen verhaal van
schetsen voorziet. De kunst van_ het
uitbeelden door het weglaten juist
van details schijnt haar te zijn aan
geboren. Niet alleen haar schrijf
stijl, maar zeker ook haar tekenstijl
suggereert meer dan er in werkelijk
heid aanwezig is. Dit duidt op een
talent, dat ons voor nog meer pret
tige verrassingen zou kunnen stel
len in de toekomst.
We hebben maar één moeilijk
heid, die zich overigens laat ontle
den in drie vragen. Springt Isabel
in haar verhalen inderdaad van de
hak op de tak. of zijn er delen uit
haar manuscript door de uitgever
weggelaten, of is dit boekje verkeerd
gebonden? De pagina's zijn niet ge
nummerd, dus is dit laatste niet
makkelijk te controleren. En is Isa
bel nog wat springerig, dan had de
uitgever er wat meer orde in kun
nen brengen. Tenzij deze de authen
ticiteit van dit kinderlijk geschrift
niet heeft willen aantasten, maar
dan had een korte toelichting op de
flap bovengestelde vragen kunnen
wegnemen. (Prijs f 7,90.)
Hermans, Willem Frederik, is op
reis geweest, op instigatie van de
Sticusa, een stichting „die cultureel
alleen uitmunt door het reserveren
van kamers in luxe hotels voor zich
zelf". Lichtelijk geïrriteerd door het
feit dat een meneer van die Sticusa
niet weet hoe de grote Hermans er
uit ziet, wordt hij door deze culture
le firma naar Suriname en de An
tillen geloodst. En dat in een tijd,
waarin daar de zaak op springen
stond. Alle ingrediënten zijn aanwe
zig voor Hermans om met deze ge-
g.evens achteraf een journalistiek
verslag te schrijven over zijn belab
berde ervaringen daar en mogelijk
om als de onderbetaalde auteur de
financiële consequenties van deze
culturele expeditie wat te verzoeten.
Maar ja: het is weer „een Hermans".
De titel van het boek „De laatste
resten van tropisch Nederland" (Be
zige Bij, LRP, f 8,50) is duidend ge
noeg om te weten waarheen Her
mans ons meeneemt, ook al sugge
reert de titel meer van een persoon
lijke stellingname dan het geval is.
Die persoonlijke visie op de situatie
berust vooral op datgene wat hij be
schrijft en de ondertoon waarop het
wordt weergegeven. Hoewel: de om
slag van het boek toont ons Suri
naamse lucifers met een belasting-
strook. In het boek lezen we: „Be
lasting heffen op lucifers die niet
branden! Mijn ervaring is dat de
mate van corruptie zich verraad in
de lucifers die een land produceert
en de belasting die het ervan heft-
Wat de lucifers betreft zou je denken
dat Suriname een kolonie van Span
je geweest is, inplaats van een Ne
derlandse bezetting".
Aan de hand van krantenknipsels
krijgen we niet alleen verslag van
Hermans' optreden aldaar, maar
evenzeer van de gal die over Pengel
e.d. uitgespuwd wordt, over de alu
minium en de suiker. Toestanden,
die na Hermans' bezoek meer in het
nieuws geweest zijn dan dit boek ons
kan vertellen. De auteur ontmoet
Surinaamse schrijvers, bezoekt de
Bosrandcreolen, maakt een teach-in
mee, brengt bezoekjes, kortom, ont
moet er mensen. O ja, en houdt er
enkele lezingen, waarover hij aller
minst enthousiast is.
Een goed journalistiek verslag
met een geprikkelde ondertoon, die
leidt tot de slotconclusies: „Het zijn
niet de vroegere koloniale naties die
nog altijd de voormalige koloniën
uitbuiten, zoals de ontmaskeraars
van het n-eo-kolonialisme ons ver
zekeren, maar internationale onder
nemingen" „Mocht het TConink-
rijkstatuut worden opgeheven, dan
zal dit voor Nederland de bevrijding
van een-last betekenen en voor Su
riname en de Antillen weinig veran
deren". Dat zijn allemaal geen nieu
we gezichtspunten, maar aan de
hand van de wel boeiend beschreven
ontmoetingen met mensen in deze
rijksdelen een tastbaar geworden fa
cet van een veel omvangrijker pro
bleem dan binnen het bestek van,
dit reisverslag aan de orde komt.
Hermans vraagt zich tenslotte af
welk voordeal of nut zijn bezoek de
Surinamers en Antillianen heeft opge
leverd. Hij vermoed daar nooit ach
ter te komen. Om met deze nuttig
heidstermen verder te spreken: Welk
nut heeft dit reisverslag voor lezers
in Nederland? Voor ons was dit het
authentieke geluid van bewoner3 uit
deze rijksdelen. De interessantste de
len uit dit boek zijn n.l. die stukken,
wanneer Hermans anderen aan het
woord laat. Maar veel ervan is in
middels achterhaald.
HENK EGBERS.
De uitgeverij Kosmos heeft een
aantal WANDSFROOKJES uitge
bracht van de Engelse illustrator
John Burningham. Het zijn sprook
jes die zich langs tweeënhalve me
ter wand voortzetten (26 centime
ter hoog) in sprookjesachtig mooie
kleuren. Het zijn werkelijk fantasti
sche tekeningen in warme vrolijke
tinten.
Zo is er „Zonneland", een land
schap vol avontuur in groen, geel en
rood, met kastelen en bossen en
stadjes en een lange weg om alle
dingen mee te maken. Er is een „ko-
ningsreis", waar je de koning ziet
rijden in zijn koets, waar je een bal-
lontocht kan beginnen en of een
reis op de rug van een zwaan. Er is
'n Wildernis in het mooiste oerwoud
groen, met leeuwen en olifanten en -
geitjes en apen die paradijselijk
naast elkaar leven. Hele grote leeu
wen met prachtige manen-kransen in
de mooiste felle kleuren maken een
stoet voor een jongenskamer en een
bloemenfeest maakt een meisjeska
mer tot een tuin. Ze kosten f 6,75
per stuk.
Uitgeverij Querido heeft een twee
de druk van Theo Thijssens
SCHOOLLAND laten verschijnen in
de Salamanderreeks. Hoewel het ver
haal in 1925 geschreven is, maakt
het nog een bijzonder levendige en
frisse indruk. De lezer leeft mee met
de meester, die een nieuwe klas krijgt
totdat alle leerlingen bekenden zijn
geworden. Thijssen heeft de dag
boekvorm gekozen, waardoor 't ver
haal heel natuurlijk is.
TINY SPEELT MOEDERTJE van
Gijs Haag en M. Marlier verscheen
in de Rinkelbel-reeks (Uitg. Caster
man). Kinderboeken schrijven blijkt
ook nu weer een hachelijke zaak. Ze
beoordelen nog veel meer. Want vol
wassen ouders zullen van dit boekje
bepaald niet wild zijn, de kinderen
daarentegen zijn het wel. Onze kin
deren althans-zijn verrukt. Meer nog
van de (in onze ogen) fantasieloze
tekeningen van Marcel Marlier dan
van het verhaaltje. En wat kun je ei
genlijk nog meer van een kinderboek
verlangen De titel duidt er al op,
dat het boekje wel bestemd is voor
kinderen tot zeven, acht jaar.
Johan Fabricius heeft gewoon ple
zier in kinderen dachten wij na het
lezen van zijn HEINTJE VOOR DE
LEEUW (Uitg. Leopold f 6,90). Zijn
„Heintje" is voor vele kinderen rond
10 jaar beslist een broertje om erbij
te hebben Babs van Wely heeft ve
le uitstekende illustraties van Hein
tje en zijn vyereld gemaakt, zodat er
werkelijk een heel fijn kinderboek
gekomen is.
„MIJN LEUKE WERELDJE" van
Richard Scarry in een Nederlandse
bewerking van J. Peels speelt in het
naam is goed gekbzen want het is
er inderdaad een-drukte van belang.
De poezen, muizen, varkentjes, bok
ken, leeuwen en beren zitten niet
stil. Dat kan ook niet, want net als in
een gewone stad is er volop werk
aan de winkel om het huishoudentje
draaiende te houden. Er wordt net
als bij de mensen van alles gedaan.
Er wordt een huis gebouwd, we
zien het postkantoor in werking en
wat moeder zo'n hele dag te doen
heeft, er wordt een bootreis gemaakt
de politie vangt een,dief, de brand-
Met bijzonder geslaagde illustra
ties en simpele klare „kindertaal" is
in dit boek de hele grote mensenwe
reld op begrijpelijke en leerzame
wijze voorgesteld. Jongens en meisjes
tot een jaar of tien kunnen er veel
plezier aan beleven.
(„Mijn leuk wereldje" is door de
Uitgeverij Zuid-Nederlandse Uitge
verij uitgegeven en kost f 16,90).
Ook Miep Diekmann heeft een al
leraardigst boekje voor 8-jariigen en
ouder geschreven: „EEN LIEDJE
VOOR EEN CENT" (uitg. Leopold -
5,90).
De vele „malle gekke woorden"
zoals Akkefietje, Pieremachochel en
Kasjeweel" maken op kinderen toch
wel een andere indruk dan op oude
ren. Zij heeft er grappige rijmsels
op geschreven.
Johan Valentijn heeft er luchtige
prenten bijgetekend. We stellen ons
voor dat de kinderen bij de teksten
en de prenten lekker kunnen meefan-
taseren.
Vier boekjes vail NOD DIE hebben
we voor u gelezen en bekeken en
we moeten zeggen dat 't onmisken
baar fleurige boekjes zijn, hande
lend over een koddig manneke, Nod
die genaamd, die in een voor kinde
ren stellig plezierig aandoend wereld
je rondhopst. De vier deeltjes van
Noddie: Noddie in speelgoedland;
weer moet uitrukken, we komen in
een ziekenhuis bij dokter Leeuw en
er wordt zelfs een vliegreis gemaakt.
Tenslotte wordt een en ander ver
telt over het werk in een houtzagerij
in de mijnen op een elektriciteits
centrale en in een kantoenfabriek.
Ook wordt er nog een weg aange
legd.
Hoera voor kleine Noddie; Noddie
en zijn auto en Hier is Noddie weer.
Plaatjes van Noddie en zijn wereldje
zullen wel steeds opnieuw bekeken
worden. Uitgaven van uitg. West -
Friesland 3,50 per deeltje.).
Hannie en Saskia Veenendaal heb
ben zich de moeite getroost om ve
le, vele kinderspelletjes te verzame
len in hun boekje: „WIJ SPELEN
MET KINDEREN" (Uitg. „In den
Toren, 5,50). Zoals ze zelf in hun
boekjes opmerken, is het bedoeld
voor moeders met kinderen in de
leeftijd van drie tot twaalf jaar.
Er zijn vele oude spelletjes bij en
dat is, dachten wij, toch wel plezie
rig, want kinderen hebben nu een
maal een neus voor spelletjes die in
feite al heel lang „in" zijn. Naast
de binnen- en buitènspelletjes schen
ken Hanna en Saskia Veenendaal
aandacht aan het zelf maken van
versiering en uitnodigingen.
HENK EGBERS.
>el en dwars waard
gte te worden ges
ertentienieuws
iteld
(Van onze muziekredacteur)
16 December 1970 is het twee eu-
wen geleden dat Ludwig van Beet
hoven te Bonn werd geboren en alom
ter wereld wordt aan dit feit meer
uan gewone aandacht geschenken.
Voorbereidingen, die ons herinne
ten aan een andere Beethovenher
ttenking, die van 1927, naar aanlei-
™g van zijn honderdste sterfdag
be meester stond toen als een centra-
Je figuur iln de muziekgeschiedenis
hgiiur, waarin de hele evolutie der
turopese toonkunst haar einde en be
vestiging vond.
Wij herinneren ons dat nog zo le
vendig uit onze jonge jaren: Beetho-
ven, dat was het alpha en omega der
Muziek. En Haydn en Mozart? Ze
waren de fakkeldragers, die in een
htejesteuze optocht zijn komst voor
bereidden. In dit klimaat, in deze
eer zijn we opgevoed. Maar reeds
r°eg rezen bij ons twijfels aan de-
re onwrikbare dogmatiek. Twijfels,
e ons de kwalificatie van „imper-
:Iner!'e vlegel" bezorgden, toen we,
n alle bescheidenheid, meenden te
j°®en..(en te moeten) opmerken,
wij Mozart een groter compo
nist vonden Een conflict
dus
Met het milieu, waarin we leef-
j i milieu, waarin we icca-
ruütt als krjna alle conflicten, be
sta d °P- een m'sverstan<l Misver-
na: wij interesseerden ons pri
mair voor de muziek, de noten, de
klanken; onze omgeving daarentegen
voor de gedachten, de gevoelens, die
daarachter leefden. Gevoelens van
strijd, van overwinning, van leed,
van berusting. Anders gezegd: hier
stonden een zuiver muzikale en een
door de literatuur beïnvloede Beet-
uven recht tegenover elkaar.
„In de mens Beethoven herken
den latere generaties zichzelf. Beet
hoven was een enorm zwaar geladen
inductieklos en het is zéér begrijpe
lijk, dat de eruptieve Berlioz om
één voorbeeld te noemen „fou-
droyé" werd bij het contact", aldus
Willem Pijper in 1927. Maar niet al
leen Berlioz. Ook Mendelssohn, ook
Schumann, ook Brahms, ook Wagner,
ook Richard Strauss, die met het
„bovenmenselijke" van Beethovens
concepties hevig waren gepreoccu
peerd.
Een uitzondering bij al deze groten
in het domein der toonkunst. Dat
was Debussy, die reeds in 1903 kwam
met een zuiver muzikale benadering
van het fenomeen Beethoven.
„Het zou absurd zijn te denken, dat
ik geen respect voor Beethoven heb;
maar het is zo, dat wanneer een mu
zikaal genie van zijn formaat zich
vergist, dan is hij in zijn vergissing
blinder dan een ander
We noemden in deze beschouwing
Willem Pijper. Hij schreef in het her
denkingsjaar 1927 een artikel, dat
aan actualiteit nog niets heeft inge
boet, het had, althans voor het groot
ste gedeelte ook in 1969 geschreven
kunnen worden. Zo merkte hij des
tijds op:
„Het behoorde ook algemeener be
kend te zijn, dat Beethovens levens
werk niet uitsluitend bestaat uit ne
gen symphonieën, vijf pianoconcerten
en het vioolconcert, elf ouvertures,
ettelijke sonates en zeventien strijk-
quartetten. Beethoven, die één ope
ra voltooide, waarover hij zelf niet
tevreden was, heeft zijn leven lang
met opersplannen rondgelopen".
En dan gaat hij verder
„Hij heeft dozijnen dansen gecom
poneerd, die niemand meer hoort
omdat zij, inderdaad weinig zouden
bijdragen tot de grootschheid van den
wereldhervormer Beethoven en hij
heeft een aantal marschen voor har
monie nagelaten. Hij heeft humoris
tische bas-aria's geschreven, een Ele
gie auf den Tod eines Pudels en een
stuk „für eine Spieluhr". Men hoort
ook zijn „Wellingtons Sieg, oder die
Schlacht von Vittoria" niet meer,
een werk, waarmee Beethoven in
1813 plotseling beroemd werd. Kent
men de stukken voor mandoline en
cembalo nog? Of het duet voor alt
en violoncel ,.mit zwei obligaten
Augenglasern"? Of de canons „Lob
auf den Dicken" en „O, Tobias Has-
linger"? Krijgen de executanten het
in hun hoofd om het „Kriegslied der
Oesterreicher", de marseh „Zur gro
ssen Wachtparade" het Equale voor
vier trombones te gaan uitvoeren?
Neen immers".
Had Willem Pijper op dit moment
deze vragen gesteld, dan was hieri
op, waarschijnlijk tot zijn grote vreug
de, onmiddellijk een respons geko
men. Echter niet uit de wereld der
praktische muziek, niet van de orga
nisatoren van concerten, hetzij in de
„grote", hetzij in de „kleine zaal".
Want sinds 1927 is er een nieuw
communicatiemiddel gekomen, dat
bij de vorige herdenking niet, of nau
welijks een rol speelde: we bedoe
len natuurlijk de grammofoonindus
trie.
En zo kon het gebeuren, dat de
Deutsche Grammophon Gesellschaft
het aandurfde, in samenwerking met
Das Beethoven-Archiv Bonn de „Ge-
sammelte Werke auf Schallplat'ten"
te annonceren, verblijdend resultaat
van hechte samenwerking tussen
kunst en wetenschap en commercie.
Gcsammelte Werke: wat betekent
dat in de loop van dit en het komen
de jaar niet minder dan twaalf cas
settes verschijnen, begeleid door een
groot geïllustreerd boekwerk van cir
ca 230 pagina's, meer dan 200 kleu-
renreprodiikties, 14 artikelen, uitvoe
rige bronnenvermelding en discogra
fie. In het voorbijgaan opgemerkt: dc
intekenprijs bedraagt f. 875.-, de vel
schillende cassettes zijn echter ook af
zonderlijk verkrijgbaar.
Natuurlijk komen ook alle bekend
werken aan bod, waarin de vrien
den des huizes optreden. Om er en
kele te noemen: Herbert von Kara
jan met de Berliner Philharmonikei
Wilhelm Kempf, Christian Ferras, G'
za Anda, Wolfgang Schneiderhai
Pierre Fournier, dirigenten als Fei
dinand Leitner, Ferenc Fricsay, Si
Eugène Goossens, Karl Böhn ka
mermuziekgroepen uit Berliner Phi
harmoniker en, vooral niet te vei
geten, het Amadeus-Quartet en hf
Trio Italiano d'Archi. Wat ons pei
soonlijk bijzonder intrigeert, zijn d
cassettes waarin Beethoven zich al
componist van vocale muziek vooi
stelt. Wat weten we daaromtrent e
genlijk? De meeste composities o
dit gebied: we kennen ze eigenlij
allemaal maar van horen zegge
niet van horen.
En dat, terwijl hij zijn produkti'
leven is begonnen met een lied -
„Schilderung eines Madehens", va
1782 daterend en beëindigd wer
met twee canons, één jaar vóó
zijn dood, dus in 1826, geschreven: z
dragen de veelzeggende titel van „E:
musz sein" en „Wir irren allesamt
nur jeder irret anders".