Amster
dam
moet
een
kabouter-
stad
worden
ïD
A'
Noodbeddenplan
voor oorlog
en rampen
SPIEGEL VAN NEDERLAND
ROEL v. DUYN
Reserve-ziekenhuizen in magazijnen
OPLOSSING
•£'t£SS.!LS^5'|
CREDO VAN EEN GEWEZEN PROVO:
„Schapen met herders op de daken,
rode geraniums op de auto's en
leeuwen los in de Leidsestraat"
DE STEM VAN ZATERDAG 6 DECEMBER 1969
IPW
^an te liquideren katholieke k<
ce bibliotheken naar Leiden
ingen.
t is dringend gewenst dat
orte termijn klaarheid komil
de theologie opleidingen in Ti]|
en Heerlen. Als die er is ka
beginnen de bibliotheken va!
opleidingen te formeren. BoveiJ
is het niet onredelijk met de op.
n van nieuwe bibliotheken te re-|
en op een Brabantse en een Lim-I
jse universiteit. Kansen zijn tij
nu nog te over. Heel wat order
rongregaties hebben de eigen I
theken nog zelf in handen, r
oosten zij zich daarvoor grote of|
in mankracht, geld en ruimte!
zijn best bereid hun boekenbezit!
er te brengen bij een theologische!
■iding mits er over die opleiding!
irheid bestaat. Maar als de onl
erheid over de twee zuidelijks
'steropleidingen blijft, wordt hel
aar steeds groter dat heel wal
die bibliotheken gaan verdwijl
De aanbiedingen, ook uit hel
cnland, zijn vaak verleidelijk. Enf
iinanciële positie van heel wat or-l
en congregaties is niet roos-J
irig.
aarbij moet men goed begrijpen!
het vooral de vaak historischf
irdevolle kloosterbibliothekei
die geruisloos dreigen te ver-I
jnen. De antiquairs die koopop-l
chten uit de Verenigde Statenf
ben, weten precies waar zij moe-1
zijn. Controle is vrijwel uitgeslo-l
Bovendien is de eigenaar vanl
kostbare bibliotheek gerechtigdl
gerkopen wanneer en aan wie hijl
ast staat dat uit -ons land op diel
lier al vrij veel onvervangbare!
cameling tijdschriften zijn wr-J
enen. soms zelf simpele missie-f
schriften. In de Verenigde Stoten!
dt men in die verzamelingen!
irdevol materiaal voor de studsj
r gewoonten en gebruiken in c.el
den waar de orden hun missiona-J
en hadden.
en oplossing lijkt niet in zicht abj
rijksoverheid niet bereid is flink I
de schatkist te tasten. In het gw-i
[ste geval zullen orden en congre-l
ies die het zelf niet meer®an I
inen hun boekerijen naar buiten-J
dse vestigingen overbrengen,
ongunstigste geval wordt er ver-
Iht naar het buitenland. r
.Is er voldoende subsidie kom.l
men de bibliotheken in heel I
allen rustig in takt kunnen n° "I
en ze niet hoeven te verPaaj,e»nl
at zou betekenen dat de stres
ir die boekerijen, soms al
wen, bestaan geen culturele
pg hoeven te ondergaan. Het Ka I
betekenen dat de uitleen-nwg I
heden niet kleiner worden, coi -1
tratie van bibliotheken brfflp -
verschraling van de ui"®1®..!!
jkheid met zich. Ook is bij z" I
concentratie het gevaar aani i
dat heel veel materiaal onloel'~ï'.\
jk wordt omdat de vloed door i
rangende instantie niet
verwerken. Dat heeft er, bijvw I
ld, toe geleid dat in de beid I
de Katholieke Universiteit, I
negen dus, enorme hoeveel»ea -i
ïolica staan opgeslagen. OoK
en bedenkelijk verschijnsel,
iet minst voor de wetenschaps"
JACQUES
ïting zijnde „Vrije Jlie
fbrüeken (FAG)" <^e ^n;sChe
krijgen. De benodigde tec
ntia vxrrvwl vntn DUltSC
IYA IJ geil. -
ntie wordt van de D11113®.,* it
acht. Het touwtrekken °"Vol.
aandelen is in volle g®,js-
(Van een onzer verslaggevers)
x-cicui'ueit;!! iö xxx v2
de huidige stand van zaJte
26 procent de Franse Prl ter 1
„Europa 1" ten deel vallen,
de verdere 74 procent
ionale pers-, kranten-
riftenuitgeverijen gedeeld
'den. uk
en definitieve vorm is ffj
onden. Reeds in het v0 .«„„ate
met een geleende
Joegoslavië een radiopr g
af de Felsberg in de Duw®» h0. i
eenden. De imtiatieflneme"
innen kan. Eventueel zal ,c
een in Amerika gebouwde
uitgezonden worden.
msterdam Vanmor
gen om tien over half
elf is de koerier van
het stadhuis weer gesigna
leerd in de Karthuizerstraat.
Opa Bomhof, die op dat mo
ment toevallig uit één van
de ramen van zijn donkere
fweekamerwoning met al-
hoof hing, zag, hoe de man
op nummer vijftien de hard
stenen stoep beklom en ten
minste vijf grote, gele en
veloppen door de nauwe
brievenbus wrong. „Het
kunnen er ook zes zijn ge
weest", geeft hij achteraf
ruiterlijk toe, „want ik had
mijn leesbril op en dat
scheelt gelijk. Ik heb nog
geroepen, dat ie niet thuis
[was. Hij is trouwens nooit
thuis. Als u nou voor nege
nen was gekomen, dan had
neen kansje gehad. Als u
'ster komt, kunt u het nog
proberen in het koffie
huis op de Lindegracht. Daar
rit ie ook elke morgen. Als
i5 langs de speeltuin gaat,
's het gelijk rechts, het der
de of /ierde huis vanaf de
hoek."
tie naam is hem effe ontschoten,
maar het kan niet missen. Neen,
meneer Van Duyn is geen thuis-
riltertje, als hij het zo mag formu-
«ren. Dat is ie trouwens nooit ge
lest. Altijd op pad voor de grote
nak. Eerst voor de provo en nou
'eer voor de daktuintjes. Hij heeft
I de krant gelezen, dat meneer
J oari Duyn op elk plat dak schapen
en herders wil neerzetten. En hij
ook de leeuwen uit Artis los
s,en en door de Leidsestraat laten
nieren. God bewaar me, hoe komt
'0n iongen op het idee.
15ils. i®, h?m ziet met zijn ingesle-
I dan .te en zijn gymschoenen,
1 sen ZHU dat nooit achter hem zoe-
1 zacu 's gewoon een hele lieve,
doet ongen: die ëeen mens kwaad
j. j J a' d'e ianen. dat ie nou in
I een aa-n woont. hebben de buren
I 'den CpMie P«" van hem ondervon-
I jr"een keiharde muziek, geen
I ;™nitemansgelal. Je kunt natuurlijk
I ïomt21!?-'' dat ie niet "it de buurt
I moplt jheeft gewoon een ander
I z« n de rest, maar daar zijn
ai aan gewend.
I sie«s overkant wonen twee ge-
Honiim pastoors in een huisje van
5Tf", n20rg- Dat had ie tien
Khoua» v niet VOOr mogeIijk
trarnm ^eu"fie mensen, die hun
IE ??on nooit te hard zetten
1 de laat geeP Jordaan. Hij zal
'van» j z'in die er wat van zegt.
Heer t 0Uwe sfeer komt toch nooit
!enDp|.5ug' De tijd van de garna-
1'eest nrs en,d<? vette hokking is ge-
I trien^un je om gaan zitten
Nieuw» h13"* dat helpt gee" fluit
Sou t ^rsn' nieuwe wetten,
die in s weer meneer Van Duyr
iuintie/ ger"fenteraad zegt, dat dak
stekj p v®TPhoht moeten worden ge
rjok u '""gen heeft nog gelij)
in Amatols ls een rottroep
Waai ,am Overal stank, overa'
""aai en fatooo„,;:,.
zijn allen het dak op moeten.
Waarom mag hij opeens in de ge
meenteraad geen onzin uitkramen?
Heeft meneer dan wel eens serieus
naar het gemeier van die anderen
geluisterd. Naar meneer Van Tijn en
meneer Verhey. Dat is ook een mooi
stelletje hoor. Die kunnen er ook wat
van. Natuurlijk weet meneer Van
Duyn donders goed, dat ie geen blik
sem bereikt, want hij is wel zacht,
maar niet op zijn achterhoofd geval
len. Die zit gewoon van onze centen
die mafkerels te jennen. Het is ge
woon pesten. Lange neuzen trekken
tegen de overheid, zal ie maar zeg
gen.
Dat is het goed recht van meneer
Van Duyn, want hij is op democra
tische wijze in de gemeenteraad ge
komen. Probeer daar maar eens een
speld tussen te krijgen. Als je zo no
dig op de provo-partij wilde gtemmen,
dan moet je ook het geduld kunnen
opbrengen om naar het geleuter over
daktuintjes en kabouters te luisteren.
Als meneer Van Duyn dat toevallig
belangrijker vindt dan de walmende
schoorstenen van de Mobil, moet je
hem zijn gang laten gaan. Hij doet
toch geen vlieg kwaad?"
Opa Bomhof glimlacht vaderlijk en
wijst naar het einde van de nauwe
sleuf. „Je boft, geloof ik", zegt ie,
„daar komt ie net aan. Ik heb mijn
leesbril op, maar ik zie het aan zijn
gang. Het is net alsof hij op zachte
eieren loopt. Als ik u vragen mag:
wat gaat u nou met hem bespreken.
Bent u van de pers? Meneer Van
Duyn is gek op de pers, die lust er
we] pap van. Het is net een moder
ne hadjememaar- En voor u zit er
ook leuke stuff in. Gewoon een beet
je over tuinkabouters kletsen, dat le
zen de mensen graag. Een beetje
lachen dat willen we toch allemaal.
Goeiemiddag meneer Van Duyn. Hoe
is het op het stadhuis?" Gemeente
raadslid Roel van Duyn knikt de ou
de man bemoedigend toe en ver
dwijnt haastig achter zijn groene huis
deur. Onderweg bukt hij soepel door
de knieën en veegt hij de post op,
die hij in een schaal met beschim-
mens, maar ook voor plant en dier.
Het moet toch verrukkelijk zijn, als
er borden in de binnenstad versche
nen met „Pas op voor overstekend
groot wild" erop".
Amsterdam moet weer een kabou-
terstad worden. Wij allen zijn in we
zen immers niets meer dan cultuur
kabouters. Ik heb de raad voorge
steld om op alle platte daken van de
stad tuinen aan te leggen met wind
schermen er omheen. Er liggen nu
op de huizen tienduizenden hectaren
braak, kostelijke ruimte, waar we
niets mee doen. Waarom niet? vraag
ik de raad. Omdat de daken het ge
wicht van die paar tuinkabouters en
dat handvol mensen niet kunnen ver
dragen? Dat zeggen ze, maar ik heb
met aannemers gesproken en die heb
ben het uitgerekend. Het kan, zeggen
ze, „theoretisch is het mogelijk".
„Die daktuintjes, die duizenden dak
tuintjes zouden ons eigen zuurstof-
gebruik kunnen compenseren.
Ër hangt nu een verstikkende walm
in Amsterdam, we verdrinken in de
rook en de koolmonoxyde en daarom
pleit ik ook voor tuintjes op de au
todaken. Ik wil uiteindelijk naar een
echt autopark toe. Het moet een mo
zaïek van rijdende flora worden. Dat
wil overigens niet zeggen, dat daar
mee mijn fundamentele bezwaren te
gen de auto's verdwenen zijn. Zo
lang de overheid de naverbranders
op auto's niet verplicht stelt, kan ik
de overheid niet serieus nemen. Het
is mogelijk om de schadelijke gevol
gen van uitlaatgassen volledig te eli
mineren, de fabrieken behoeven al
leen maar naverbranders op de au
to's te monteren, maar ze doen het
niet, omdat niemand er om vraagt-
Wat ik voor ogen heb is een hu
welijk tussen stad en platteland. Die
afschuwelijke massa van staal, steen
en glag schreeuwt om een agrarisch
element. Ik zeg: „Geef het volk,
waar het recht op heeft. Geef ze het
genot van agrarische taferelen op de
daken. Plant er hei en laat over de
grote flatgebouwen kudden schapen
met een herder dwalen. Dat is al
lemaal mogelijk. Er is momenteel
tsrc„ hAlffl3" .ook a' niet me«r. Gis-
I ^artip, i 'n de Westerstraat een
ioor ppi aan wachten, voordat ie
w«rd opuS?0,r,PUS naar de overkant
neer 'l?™ Van l161" ma§ me-
n 0uyn zeggen dat we met
meld fruit werpt. In zijn voorkamer
is het duister inmiddels alweer ge
vallen. Van Duyn kijkt enkele secon
den in het schimmige wak en stelt
dan vast, dat dit niet het decor is,
waartegen zijn ideeën voordelig af
steken.
„Misschien kunnen we beter in het
park gaan zitten", zegt hij zacht,
„ook met het oog op de zuurstof. En
de flora. Dat lijkt me voor beide par
tijen toch verkieslijker". Hij wacht
het antwoord niet af en stapt alvast
veerkrachtig terug in de Karthuizer
straat. Hij draagt beduimelde gym
nastiekschoenen, grijze broek, leren
jack en 'n bril als 'n dienstfiets. Even
verderop zwaait Opa Bomhof vanuit
zijn raam in onze richting. Men moet
voorlopig aannemen, dat het ook de
ze keer zuiver toeval is.
Het park, dat gemeenteraadslid
Van Duyn op het oog heeft, is met
kunst- en vliegwerk tussen een nau
we lasso van asfaltstraten gepast.
Op de groene banken doezelen bejaar
den in de bleke herfstzon met hun
handpalmen op de kruk van hun
zwarte stokken in het park bereiden
de rozen zich uitbundig voor op het
stervensuur. Een vale duif met de
opgeblazen krop van een douarière
ziet er kennelijk ook geen gat meer
in. Van Duyn gaat op de punt van
de enig lege bank zitten en staart
met samengeknepen ogen naar de
zon. Dat houdt hij enkele minuten vol
»n daarna veegt hij behoedzaam zijn
hrilleglazen schoon en zegt: „Ik
■neen het waarachtig doodserieus- In
mijn toespraak tot de raad heb ik
gepleit voor een spreiding van Artis
De dierentuin kan niet groter wor
den, misschien is er een kleine uit
breiding mogelijk in de richting van
de Plantage Doklaan. Maar dan zit
je ook voorgoed klem. Ik zeg: „Laat
de hele stad er van profiteren Am
sterdam is er niet alleen voor de
een nieuw soort turf, dat erg licht
is en van overbelasting is er dan
geen sprake meer.
Gemeenteraadslid Van Duyn kijkt
naar de hemel en stelt vast, dat het
warm is voor de tijd van het jaar.
Hij is de laatste, die in de gemeen
teraad van Amsterdam de ludieke
provo-toeter ter hand heeft genomen
en als hij volgend jaar juni terug
keert in de rijen der blijmoedig anar
chisten, zal de grafsteen voorgoed bo
ven de provo-kui] gesloten worden.
Voor hem hebben playboy De Vries,
Ruud Schimmelpenninck en Irene
v.d. Wetering de eenzame provo-ze
tel warm gehouden en het valt Van
Duyn zichtbaar moeilijk om de wal
mende fakkel van deze begenadig
de witmakers naar de eindstreep te
dragen.
„Aanvankelijk", zegt hij, „heb ik
een paar kleine succesies geboekt.
Mijn toespraak over Artis en de dak
tuintjes sloeg wel in, maar daarna
is het allemaal bergafwaarts gegaan.
Ik heb pas nog het onderwerp aan
geroerd van die autorijschool in de
Schippersstraat- Ik heb het nageme
ten, die straat is drie meter negen
tig breed en totaal ongeschikt voor
een autoriischool. De bpwoner» wil
len trouwen niet, dat die school er
komt. ze kunnen met hun kinderwa
gens trouwens niet eens uit de voe
ten.
Ik heb van de hele buurt handte
keningen gehad, ik stond buitenge
woon sterk, ik had nog nooit zo sterk
gestaan. Ik heb alle argumenten
braaf opgelepeld, maar de wethou
der wilde er niet eens op ingaan. Ik
kan u zeggen, dat het op die manier
een uiterst frustrerende bezigheid is
om in de gemeenteraad van de hoofd
stad te zitten. Waar blijven we, als
we het kritisch vermogen al niet
meer serieus wordt genomen. Hoe
kun je in hemelsnaam iet» bereiken,
als waterdichte argumenten al geen
kracht meer blijken te bezitten?
Helaas, ik had reeds een vermoe
den, maar ik heb nu zekerheid.' De
gemeenteraad van Amsterdam is een
wassen neus. Alles wordt in gehei
me commissies besloten en de raads
leden mogen alleen „ja" knikken. De
Partij van de Arbeid heeft een frac
tie van tien man, dat zijn tien man
nen, die knikkebollen. Ze spreken
holle stadshuistaai en staan mijlen
van de werkelijkheid af. De enige
fractie, waar ik enig contact mee heb
is de PSP, maar ook die heeft zijn
terkortkomingen. Het beleid is star
en orthodox, als iemand een afwij
kende mening heeft, wordt hij geroy
eerd. Het is een vervelende, auto
ritaire houding, die in feite de Sta
linistische stroming vertegenwoordigt.
Met de CPN heb ik een uitgesproken
negatief contact. Ze hebben moord
en brand geschreeuwd, toen bekend
werd, dat ik in zes commissies zat.
Een kleine fractie als provo mag
maar in vijf zitten en daar hebben
ze gelijk ontzettend onvriendelijk ove
gedaan. De CPN zit zogenaamd in
de oppositie, maar er komt niks uit.
Knikkebollen, dat is het enige, wat
ze nog kunnen. De rest luistert wel
willend als ik aan het woord ben,
maar zodra ik om adhesie vraag, kij
ken ze een andere kant uit, want
mijn ideeën passen niet bij hun zo
genaamd politiek fatsoen-
Achteraf kan ik dan ook alleen
maar vaststellen, dat het verloren
tijd is. Ik zal die paar resterende
maanden geen spelbreker zijn, maar
ik heb wel de hoop opgegeven, dat
ik nog ooit iets bereik. Ik vind trou
wens dat hele lidmaatschap compro
mitterend voor het anarchistisch ide
aal. Provo heeft nooit naar de macht
gestreefd, maar juist alleen gepro
beerd alle individuen tot maximale
creativiteit te inspireren. Een man,
die in een gemeenteraad gaat zitten
isoleert zich automatisch van de rest
Ik heb er eigenlijk een beetje de pest
over in".
Mag de gemeenschap ondanks dat
toch nog enig vuurwerk van het ge
meenteraadslid verwachten? Van
Duyn haalt de schouders op. Er komt
nog wel een nota over een bestuur
lijke decentralisatie, geënt op de Joe
goslavische arbeidersraden. Hij is
voor buurt- en arbeidsraden, het
buurtbesef moet weer worden opge
vijzeld. Daarnaast kan het volk reeds
uitzien naar zijn boekje „Boodschap
van een wijze kabouter", waarin hij
zijn politieke en filosofische denk
beelden aan de paal nagelt.
„Toen wij in 1965 met provo be
gonnen", zegt hij, „voelden we ons
desperado's. Natuurlijk, het anarchis
me heeft een lange traditie, maar als
je er zelf mee te maken krijgt is het
een wanhopig gevecht. Nu provo ver
dwenen is ben ik veel optimistischer.
Provo heeft zijn werk gedaan, het lu
dieke effect is groot geweest. De idee-
en zijn uitgezaaid in de kringen van
de studenten en scholieren. En ik
ben ervan overtuigd, dat het effect
nog groter za] worden, als provo de
finitief uit de gemeenteraad verdwe
nen is". En de daktuintjes, de cul
tuurkabouters, de schaapsherder met
zijn kudde, de geraniums op de au
todaken, hoe moet het dan daar
mee? „Dat moet doorgaan", beslist
Van Duyn glimlachend. Hij vouwt de
handen en kijkt belangstellend in het
bloembed aan de overkant van liet
wandelpad.
Op dat moment koert één van de
tientallen duiven, die zich boven
hem op de takken van een kale
eik hebben genesteld, en zendt
zijn kersverse grote boodschap
omlaag naar zijn rechterbroeks
pijp.
Het gemeenteraadslid Van Duyn
staart welwillend omhoog, bukt
zich vervolgens en pakt een be
vend blad, waarmee hij de witte,
smeuige attentie handig van zijn
broek wipt.
„Als u nog meer wilt vragen",
zegt hij zacht", kunnen wij mis
schien beter aan de overkant
gaan zitten".
Helaas, wij hebben niets meer te
vragen.
Dag vogels, dag bloemen, dag
Roel.
(Van een onzer verslaggevers)
ALPHEN AAN DE RIJN
„Als onverhoopt een oorlog uit
breekt, met conventionele wapens
of met kernwapens, dan is het te
verwachten, dat zeer veel gewon
den zullen vallen. Daarom die
nen we er nu reeds in vredestijd
voor te zorgen dat voor het hospi
taliseren van deze gewonden de
grootst mogelijke voorzorgen in
acht worden genomen. We zijn
ons er echter wel van bewust dat
in elk geval van een zware kern
wapenoorlog lang niet alle ge
wonden een behoorlijke ligging,
medische verzorging en verple
ging kunnen krijgen. Dat is een
utopie. Wel proberen we binnen
de grenzen van het mogelijke de
optimale behandelingsmogelijk
heid te scheppen".
Mr Th C. van den Broek is hoofd
van de de afdeling volksgezondheid
in buitengewone omstandigheden
(V.I.B.C.) van het directoraat gene
raal van de volksgezondheid van het
ministerie van sociale zaken en volks
gezondheid. Deze afdeling werkt al
ongeveer dertien jaar aan de op
bouw van een zo volmaakt mogelijk
systeem, dat het mogelijk maakt
slachtoffers op te vangen en te ver
zorgen, slachtoffers van een oorlog
of van zware vredescalamiteiten.
Ruim tien jaar geleden is de „zie
kenhuisorganisatie in buitengewone
omstandigheden" in het leven geore-
pen waai aan alle ziekenhuizen die
Nederland rijk is, tweehonderdvijfen
vijftig a tweehonderdzestig deelne
men op basis van vrijwilligheid. De
ze ziekenhuizen beschikken met el
kaar over tweeënzestigduizend bed
den Bij oorlog of rampen kan vijftig
procent van de zieken naar huis ge
stuurd worden, omdat de aard van
hun ziekte toelaat dat zij ook eventu
eel thuis zoveel mogelijk de verzor
ging kunnen krijgen die zij nodig
hebben. Op die manier komen dus
eenendertigduizend bedden beschik
baar voji de slachtoffers van oor
log of rampen.
„Dit", aldus de heer Van den
Broek „is absoluut onvoldoende.
Daarom is in 1958 een begin ge
maakt met het zogenaamde hospita-
lisatieplan 1 om aan de ziekenhuizen
zeventienduizend bedden toe te voe
gen. Deze bedden met toebehoren
zijn aangeschaft door het rijk en op
geslagen in magazijnen, verspreid
over geheel Nederland."
Behalve bedden zijn in deze gebou
wen opgeslagen infusiemateriaal, ge
nees- en verbandmiddelen bran
cards met toebehoren, stralingsap
paraten en vele andere verplegings-
artikelen, in totaal rond vijftigdui
zend. Daarnaast staat uitrusting op
geslagen voor het formeren van mo
biele chirurgische teams. Tot nu toe
staan in Nederland eenenveertig van
deze magazijnen, verspreid over
achttien vestigingsplaatsen. Bijzon
dere maatregelen zijn genomen om
de goederen ook gedurende een
langdurige opslag (men denkt aan
twintig jaar of langer) in zo perfect
mogelijke toestand te houden.
De zeventienduizend bedden van
het hospitalenplan 1 worden in bui
tengewone omstandigheden vanuit
deze magazijnen naar de ziekenhui
zen vervoerd en voorzover ze hier
wegens gebrek aan ruimte niet ge
plaatst kunnen worden, worden ze
opgesteld in de naaste omgeving van
de ziekenhuizen in gebouwen, die
daarvoor geschikt zijn bevonden.
„Dat eer verdere aanzienlijke ver
groting van de ziekenhuiscapaciteit
niet meer mogelijk is komt omdat
met name de medische behandeling
ontoereikend is een gevolg van de
beperkte medische mankracht. Daar
om is de regering nu bezig met een
tweede project, het hospitalisatie-
plan 2 ofwel het noodbeddenplan, dat
beoogt het creëren van noodbedden-
centra, waarin gewonden voorlopig
kunnen worden ondergebracht zolang
voor hen nog geen plaats is in de zie
kenhuizen
Dit noodbeddenplan, waarmee in
1965 is begonnen, wordt in verschil
lende tranches ten uitvoer gebracht
Momenteel is men bezig met de eer
ste tranche het onderbrengen van
vijftienduizend noodbedden met toe
behoren in de magazijnen. Ook voor
dit plan heeft eerder genoemde sec
tor naar geschikte gebouwen ge
zocht, waarop een claim rust zodat
ze na een bepaalde paraatheidsfase
ontruimd en ingericht kunnen wor
den.
In totaal zijn nu op papier twee
honderd noodbeddencentra gevormd,
met ieder honderdvijftig ligplaatsen,
bestaande uit vijfenzeventig stapel
bedden, twee ligplaatsen in een sta
pelbed. De leiding van elk van deze
centra wordt gevormd door vijf per
sonen; directrice, adjunct - directri
ce, administrateur, hoofd van de
huishouding en hoofd van de tech
nische dienst. Er is naar gestreefd
deze vijf nu al nominatief aan te
wijzen via de kruisverenigingen,
maatschappelijke verenigingen en
dergelijke Andere verplegende hulp
krachten zullen zoveel mogelijk uit
de naaste omgeving moeten worden
gerecruteerd en het hoofd van de
VIBO acht het van groot belang,
dat zoveel mogelijk medewerking
wordt verkregen van plaatselijke in
stellingen, inrichtingen, organisaties
en particulieren.
Onder meer wil men beroep doen
op de oud-verpleegsters onder wie
er velen zijn van wie men de woon
plaats niet weet. omdat ze na het
beëindigen van hun loopbaan door
MR. TH. C. VAN DEN BROEK
..Je loopt vaak tegen muren op..
huwelijk of anderszins „verdwijnen".
Bij de volkstelling 1970 hoopt men
te kunnen registreren hoeveel oud
verpleegsters er leven en waar.
Met de heer W. Wenting, hoofd
bureau opslag, beheer en aanschaf
fingen van do VIBO hebben we twee
magazijnen bezocht in 's-Gravenzan-
de en in Alphen aan de Rijn. Het
complex te 's-Gravenzande is pas
sinds kort in gebruik. Het staat on
opvallend achter op het nieuwe in
dustrieterrein van deze sterk uit
breidende gemeente en bestaat uit
drié gebouwen, elk van eenentwin
tig bij vijftig meter, met een per
manente bezetting van vier man
Dit magazijn moet in buitengewone
omstandigheden de ziekenhuizen in
de zuid-westhoek van Zuid-Holland
voorzien van het nodige extra-mate
riaal, met name de ziekenhuizen in
Den Haag en Rotterdam-Noord. De
goederen" staan er opgeslagen in
vooraf gereedgemaakte standaard
assortimenten, units, in volgorde van
uitgifte. Elektrische vorkheftrucks
met een hefvermogen van 1250 kilo
staan gereed om het materiaal op
vrachtwagens te laden, die via bre
de rijbanen tot vlak bij de gebouwen
en zelfs naar binnen kunnen rijden.
Voor de opslag van geneesmiddelen
is een klimaatkamer ingericht waar
ze onder een gemiddelde tempera
tuur van tien graden celcius worden
bewaard. De magazijnen zijn nog
niet geheel ingericht. Dat zijn wel
de twee magazijnen in Alphen aan
de Rijn, die volgestapeld staan met
vele artikelen zoals kisten met ci-
tras, glucose, gedroogde plasma,
zoutsolutie macroden. Voorts ontel
bare artikelen die in noodomstandig-
heden van dienst kunnen zijn. Niet
alleen brancards, dekens en tonnen
waarin drinkwater kan worden opge
slagen, maar ook ouderwetse storm
lantaarns, die gebruikt kunnen wor
den als de elektriciteit uitvalt. En
dan de beddenunits, waarvan negen
tig verschillende artikelen tot een
unit behoren.
Het moet mr. Van den Broek van
het hart dat hij met zijn medewer
kers bij het opbouwen van dit wa
terdichte systeem behalve veel me
dewerking vaak onverschilligheid
ontmoet. „Er zijn mensen die
schamper doen over deze gehele or
ganisatie en het nut ervan in twij
fel trekken. Als dat kwajongens zijn,
haal je je schouders op en ga je
verder. Maar ook bij andere men
sen, die op grond van hun ontwikke
ling beter tot oordelen in staat die
nen te zijn en die op de een of an
dere wijze met deze organisatie te
maken krijgen, loop je vaak tegen
muren op en dan wordt het moeilijk
werken. Overigens is ons werk na
tuurlijk niet zo erg plezierig. Je
wordt voortdurend geconfronteerd
met oorlogsbeelden ein andere ellen
de. Als ik jonger zou zijn, zou ik er
niet aan zijn begonnen".
TILBURG Wij, Nederlan
ders, zitten dag-in dag-uit met on
ze neuzen op de Nederlandse fei
ten. Dat vyil zeggen, wij interpre
teren die feiten ieder naar eigen
aard en inzicht, temperament en
politieke of religieuze overtui
ging. Wij zijn er vaak zo nauw bij
betrokken dat we, in alle eèrlijk-
heid, bijzaken en hoofdzaken niet
of nauwelijks kunnen onderschei
den. Niets is immers moeilijker
is het zelfs niet onmogelijk
om objectieve contemporaine ge
schiedenis te schrijven.
En dan verschijnt daar ineens een
bloemlezing uit het journalistieke
werk van H. M. Bleich, een groot
vriend van ons land, Pool van ge
boorte, voor de oorlog en in de oor
log vluchteling- Hij leverde in 25 na
oorlogse jaren duizenden beschou
wingen voor Duitse en Zwitserse
kranten over veel dat in Nederland
gebeurde. De bloemlezing is een
brok geschiedenis, Nederlandse ge
schiedenis, geboekstaafd door een
scherpzinnig man, een vakkundig
journalist die zich steeds, het bewijs
vindt u op elke bladzijde, grote
moeite gaf feiten te verzamelen en
die te groeperen als steunpunten in
een verhaal over ons volk en zijn
doen en laten een verhaal dat hij
zelf de veelzeggende titel gaf: „her
rijzen met vallen en opstaan".
Bleich is een vakman. Hij heeft in
die kwarteeuw zijn buitenlandse le
zers hoofdlijnen van 't gebeuren in
ons land gegeven. Alle bijzaken liet
hij weg. Dat geeft aan die contempo
raine geschiedenis een gehee] eigen
perspectief, een wonderlijke bekoring
ook voor hen die het allemaal van zo
nabij meemaakten. Ja juist voor
hen.
Telkens weer zien zij in de spiegel
die Bleich hun voorhoudt, met mild
heid, vriendschap, humor, maar niet
zonder kritiek, niet zonder af en toe,
met begrip de draak te steken met
ernst, onze kleinheden, onze ei
genwaan, onze opgeblazenheid. Niet
ook zonder telkens en telkens weer
ook te getuigen van zijn bewonde
ring, van zijn vreugde dit alles mee
te mogen maken en over te mogen
dragen, niet zonder liefde voor ons
land en ons volk.
Als een duidelijk herkenbare
draad loopt door deze bloemlezing
het gevecht, met vallen en opstaan
gevoerd, om na de oorlog een ander
en beter Nederland te bouwen. Dui
delijker dan wjj zelf beseffen, maakt
Bleich ons duidelijk dat op dat ge
bied groots werk is geleverd. Zijn
beknoptheid zij», keuze uit duizen
den artikelen, duiden daarop. Zonder
zelfverheffing. Daartoe geeft de au
teur ons trouwens de kans niet.
Immers, op het kwade moment dat
wij geneigd zouden zijn de borst
eens flink naar voren te brengen,
schetst hij in enkele bladzijden een
episode uit dié kwarteeuw die ons
bepaald niet tot eer strekt. Dan zakt
die borst snel in. Ook dat is een ver
dienste van deze auteur.
Want wie leest niet met wat
schaamrood op de wangen in 1969
over het „kneuterige kamerdebat"
m mei 1953 over de nieuwe zondags
wet? Wat moet Bleich, de geïnteres
seerde waarnemer zich vermaakt heb
ben op die knusse perstribune van de
Tweede Kamer. Met onze kleinheid,
onze wereldvreemdheid, onze koddi
ge ernst, onze gezapigheid. Holland
op zijn kleinst* En dan, in diezelfde
maand, zien we vanuit een hee] an
dere hoek in die spiegel. Dan lezen
we hoe deze scherpzinnige en onaf
hankelijke vriend van ons land met
ongedwongen bewondering schrijft
over Rotterdam en de wederopbouw
van de stad. Rotterdam dat zijn
hart verloor in de oorlog, Zadkines
grootse schepping is er om dat
vast te houden, doch dat herrees als
een moderne wereldstad. Ook dat is
Nederland in zijn ogen. En zo, le
zend in dit werk, belanden wij lang
zaam maar zeker bij wat wij nu als
brandende vragen zien: de scheiding
tussen politiek en geloof, de groei
van nieuwe partijverhoudingen, de
studenten en de crisis in de Neder
landse kerkprovincie.
Bleich tekent de gezagscrisis in de
Nederlandse katholieke kerk. De
weerstand tegen de traditionele op
vattingen over problemen die in on
ze huidige wereld juist om een mo
dernere aanpak vragen. En dan
schreef hij (vorig jaar november):
„De Nederlandse katholieken hebben
het over liberalisering en willen
niets anders dan een eigen weg be
wandelen, zonder daarbij overigens
de klassieke waarden van het katho
licisme te verloochenen.
Het Vaticaan ligt als waakhond
voor de deur. Afwijking van de con
servatieve leer wordt niet geduld. De
spanning in de betrekkingen tussen
de Nederlandse katholieken en Ro
me stijgt onvermijdelijk tot een hoog
tepunt. En hij besluit dat artikel,
het laatste in zijn bloemlezing, met
de volgende opmerking: „Tussen de
katholieke kerk in Nederland en het
Vaticaan bestaan dus ten aanzien
van een aantal belangrijke kwesties
fundamentele meningsverschillen.
Het is nog niet te overzien hoe diep
de kloof zal kunnen worden en tot
welke consequenties dit uiteindelijk
kan leiden. In sommige kringen
spreekt men voorzichtig over de mo
gelijkheid van de geboorte van een
nieuw katholicisme, dat door levend
geloof, menselijkheid en zelfstandig
denken gekenmerkt zou moeten zijn".
Een boek dat waard is gelezen te
worden, niet omdat er feiten in wor
den vermeld, niet omdat er diepe ge
dachten in worden ontvouwd. Alleen
maar, omdat een vriend van ons een
kwarteeuw ononderbroken de grote
lijnen heeft getekend voor zijn bui
tenlandse lezers van ons doen en Ia-
ten. van ons streven en strijden, van
ons slagen en falen.
Op die manier schiep hij een beeld
van ons land en ons volk dat scher
pe contouren heeft, nergens verte
kend is en een perspectief krijgt dat
wij zelf meestal niet meer vermogen
te onderscheiden.
JACQUES LEVIJ
H. M. Bleich- „Herrijzen met vallen
en opstaan" (De Bussy paperback
32 217 pag cartoons Van Opland en
Behrendt f 9,90).