Amster dam moet een kabouter- stad worden ïD A' Noodbeddenplan voor oorlog en rampen SPIEGEL VAN NEDERLAND ROEL v. DUYN Reserve-ziekenhuizen in magazijnen OPLOSSING •£'t£SS.!LS^5'| CREDO VAN EEN GEWEZEN PROVO: „Schapen met herders op de daken, rode geraniums op de auto's en leeuwen los in de Leidsestraat" DE STEM VAN ZATERDAG 6 DECEMBER 1969 IPW ^an te liquideren katholieke k< ce bibliotheken naar Leiden ingen. t is dringend gewenst dat orte termijn klaarheid komil de theologie opleidingen in Ti]| en Heerlen. Als die er is ka beginnen de bibliotheken va! opleidingen te formeren. BoveiJ is het niet onredelijk met de op. n van nieuwe bibliotheken te re-| en op een Brabantse en een Lim-I jse universiteit. Kansen zijn tij nu nog te over. Heel wat order rongregaties hebben de eigen I theken nog zelf in handen, r oosten zij zich daarvoor grote of| in mankracht, geld en ruimte! zijn best bereid hun boekenbezit! er te brengen bij een theologische! ■iding mits er over die opleiding! irheid bestaat. Maar als de onl erheid over de twee zuidelijks 'steropleidingen blijft, wordt hel aar steeds groter dat heel wal die bibliotheken gaan verdwijl De aanbiedingen, ook uit hel cnland, zijn vaak verleidelijk. Enf iinanciële positie van heel wat or-l en congregaties is niet roos-J irig. aarbij moet men goed begrijpen! het vooral de vaak historischf irdevolle kloosterbibliothekei die geruisloos dreigen te ver-I jnen. De antiquairs die koopop-l chten uit de Verenigde Statenf ben, weten precies waar zij moe-1 zijn. Controle is vrijwel uitgeslo-l Bovendien is de eigenaar vanl kostbare bibliotheek gerechtigdl gerkopen wanneer en aan wie hijl ast staat dat uit -ons land op diel lier al vrij veel onvervangbare! cameling tijdschriften zijn wr-J enen. soms zelf simpele missie-f schriften. In de Verenigde Stoten! dt men in die verzamelingen! irdevol materiaal voor de studsj r gewoonten en gebruiken in c.el den waar de orden hun missiona-J en hadden. en oplossing lijkt niet in zicht abj rijksoverheid niet bereid is flink I de schatkist te tasten. In het gw-i [ste geval zullen orden en congre-l ies die het zelf niet meer®an I inen hun boekerijen naar buiten-J dse vestigingen overbrengen, ongunstigste geval wordt er ver- Iht naar het buitenland. r .Is er voldoende subsidie kom.l men de bibliotheken in heel I allen rustig in takt kunnen n° "I en ze niet hoeven te verPaaj,e»nl at zou betekenen dat de stres ir die boekerijen, soms al wen, bestaan geen culturele pg hoeven te ondergaan. Het Ka I betekenen dat de uitleen-nwg I heden niet kleiner worden, coi -1 tratie van bibliotheken brfflp - verschraling van de ui"®1®..!! jkheid met zich. Ook is bij z" I concentratie het gevaar aani i dat heel veel materiaal onloel'~ï'.\ jk wordt omdat de vloed door i rangende instantie niet verwerken. Dat heeft er, bijvw I ld, toe geleid dat in de beid I de Katholieke Universiteit, I negen dus, enorme hoeveel»ea -i ïolica staan opgeslagen. OoK en bedenkelijk verschijnsel, iet minst voor de wetenschaps" JACQUES ïting zijnde „Vrije Jlie fbrüeken (FAG)" <^e ^n;sChe krijgen. De benodigde tec ntia vxrrvwl vntn DUltSC IYA IJ geil. - ntie wordt van de D11113®.,* it acht. Het touwtrekken °"Vol. aandelen is in volle g®,js- (Van een onzer verslaggevers) x-cicui'ueit;!! iö xxx v2 de huidige stand van zaJte 26 procent de Franse Prl ter 1 „Europa 1" ten deel vallen, de verdere 74 procent ionale pers-, kranten- riftenuitgeverijen gedeeld 'den. uk en definitieve vorm is ffj onden. Reeds in het v0 .«„„ate met een geleende Joegoslavië een radiopr g af de Felsberg in de Duw®» h0. i eenden. De imtiatieflneme" innen kan. Eventueel zal ,c een in Amerika gebouwde uitgezonden worden. msterdam Vanmor gen om tien over half elf is de koerier van het stadhuis weer gesigna leerd in de Karthuizerstraat. Opa Bomhof, die op dat mo ment toevallig uit één van de ramen van zijn donkere fweekamerwoning met al- hoof hing, zag, hoe de man op nummer vijftien de hard stenen stoep beklom en ten minste vijf grote, gele en veloppen door de nauwe brievenbus wrong. „Het kunnen er ook zes zijn ge weest", geeft hij achteraf ruiterlijk toe, „want ik had mijn leesbril op en dat scheelt gelijk. Ik heb nog geroepen, dat ie niet thuis [was. Hij is trouwens nooit thuis. Als u nou voor nege nen was gekomen, dan had neen kansje gehad. Als u 'ster komt, kunt u het nog proberen in het koffie huis op de Lindegracht. Daar rit ie ook elke morgen. Als i5 langs de speeltuin gaat, 's het gelijk rechts, het der de of /ierde huis vanaf de hoek." tie naam is hem effe ontschoten, maar het kan niet missen. Neen, meneer Van Duyn is geen thuis- riltertje, als hij het zo mag formu- «ren. Dat is ie trouwens nooit ge lest. Altijd op pad voor de grote nak. Eerst voor de provo en nou 'eer voor de daktuintjes. Hij heeft I de krant gelezen, dat meneer J oari Duyn op elk plat dak schapen en herders wil neerzetten. En hij ook de leeuwen uit Artis los s,en en door de Leidsestraat laten nieren. God bewaar me, hoe komt '0n iongen op het idee. 15ils. i®, h?m ziet met zijn ingesle- I dan .te en zijn gymschoenen, 1 sen ZHU dat nooit achter hem zoe- 1 zacu 's gewoon een hele lieve, doet ongen: die ëeen mens kwaad j. j J a' d'e ianen. dat ie nou in I een aa-n woont. hebben de buren I 'den CpMie P«" van hem ondervon- I jr"een keiharde muziek, geen I ;™nitemansgelal. Je kunt natuurlijk I ïomt21!?-'' dat ie niet "it de buurt I moplt jheeft gewoon een ander I z« n de rest, maar daar zijn ai aan gewend. I sie«s overkant wonen twee ge- Honiim pastoors in een huisje van 5Tf", n20rg- Dat had ie tien Khoua» v niet VOOr mogeIijk trarnm ^eu"fie mensen, die hun IE ??on nooit te hard zetten 1 de laat geeP Jordaan. Hij zal 'van» j z'in die er wat van zegt. Heer t 0Uwe sfeer komt toch nooit !enDp|.5ug' De tijd van de garna- 1'eest nrs en,d<? vette hokking is ge- I trien^un je om gaan zitten Nieuw» h13"* dat helpt gee" fluit Sou t ^rsn' nieuwe wetten, die in s weer meneer Van Duyr iuintie/ ger"fenteraad zegt, dat dak stekj p v®TPhoht moeten worden ge rjok u '""gen heeft nog gelij) in Amatols ls een rottroep Waai ,am Overal stank, overa' ""aai en fatooo„,;:,. zijn allen het dak op moeten. Waarom mag hij opeens in de ge meenteraad geen onzin uitkramen? Heeft meneer dan wel eens serieus naar het gemeier van die anderen geluisterd. Naar meneer Van Tijn en meneer Verhey. Dat is ook een mooi stelletje hoor. Die kunnen er ook wat van. Natuurlijk weet meneer Van Duyn donders goed, dat ie geen blik sem bereikt, want hij is wel zacht, maar niet op zijn achterhoofd geval len. Die zit gewoon van onze centen die mafkerels te jennen. Het is ge woon pesten. Lange neuzen trekken tegen de overheid, zal ie maar zeg gen. Dat is het goed recht van meneer Van Duyn, want hij is op democra tische wijze in de gemeenteraad ge komen. Probeer daar maar eens een speld tussen te krijgen. Als je zo no dig op de provo-partij wilde gtemmen, dan moet je ook het geduld kunnen opbrengen om naar het geleuter over daktuintjes en kabouters te luisteren. Als meneer Van Duyn dat toevallig belangrijker vindt dan de walmende schoorstenen van de Mobil, moet je hem zijn gang laten gaan. Hij doet toch geen vlieg kwaad?" Opa Bomhof glimlacht vaderlijk en wijst naar het einde van de nauwe sleuf. „Je boft, geloof ik", zegt ie, „daar komt ie net aan. Ik heb mijn leesbril op, maar ik zie het aan zijn gang. Het is net alsof hij op zachte eieren loopt. Als ik u vragen mag: wat gaat u nou met hem bespreken. Bent u van de pers? Meneer Van Duyn is gek op de pers, die lust er we] pap van. Het is net een moder ne hadjememaar- En voor u zit er ook leuke stuff in. Gewoon een beet je over tuinkabouters kletsen, dat le zen de mensen graag. Een beetje lachen dat willen we toch allemaal. Goeiemiddag meneer Van Duyn. Hoe is het op het stadhuis?" Gemeente raadslid Roel van Duyn knikt de ou de man bemoedigend toe en ver dwijnt haastig achter zijn groene huis deur. Onderweg bukt hij soepel door de knieën en veegt hij de post op, die hij in een schaal met beschim- mens, maar ook voor plant en dier. Het moet toch verrukkelijk zijn, als er borden in de binnenstad versche nen met „Pas op voor overstekend groot wild" erop". Amsterdam moet weer een kabou- terstad worden. Wij allen zijn in we zen immers niets meer dan cultuur kabouters. Ik heb de raad voorge steld om op alle platte daken van de stad tuinen aan te leggen met wind schermen er omheen. Er liggen nu op de huizen tienduizenden hectaren braak, kostelijke ruimte, waar we niets mee doen. Waarom niet? vraag ik de raad. Omdat de daken het ge wicht van die paar tuinkabouters en dat handvol mensen niet kunnen ver dragen? Dat zeggen ze, maar ik heb met aannemers gesproken en die heb ben het uitgerekend. Het kan, zeggen ze, „theoretisch is het mogelijk". „Die daktuintjes, die duizenden dak tuintjes zouden ons eigen zuurstof- gebruik kunnen compenseren. Ër hangt nu een verstikkende walm in Amsterdam, we verdrinken in de rook en de koolmonoxyde en daarom pleit ik ook voor tuintjes op de au todaken. Ik wil uiteindelijk naar een echt autopark toe. Het moet een mo zaïek van rijdende flora worden. Dat wil overigens niet zeggen, dat daar mee mijn fundamentele bezwaren te gen de auto's verdwenen zijn. Zo lang de overheid de naverbranders op auto's niet verplicht stelt, kan ik de overheid niet serieus nemen. Het is mogelijk om de schadelijke gevol gen van uitlaatgassen volledig te eli mineren, de fabrieken behoeven al leen maar naverbranders op de au to's te monteren, maar ze doen het niet, omdat niemand er om vraagt- Wat ik voor ogen heb is een hu welijk tussen stad en platteland. Die afschuwelijke massa van staal, steen en glag schreeuwt om een agrarisch element. Ik zeg: „Geef het volk, waar het recht op heeft. Geef ze het genot van agrarische taferelen op de daken. Plant er hei en laat over de grote flatgebouwen kudden schapen met een herder dwalen. Dat is al lemaal mogelijk. Er is momenteel tsrc„ hAlffl3" .ook a' niet me«r. Gis- I ^artip, i 'n de Westerstraat een ioor ppi aan wachten, voordat ie w«rd opuS?0,r,PUS naar de overkant neer 'l?™ Van l161" ma§ me- n 0uyn zeggen dat we met meld fruit werpt. In zijn voorkamer is het duister inmiddels alweer ge vallen. Van Duyn kijkt enkele secon den in het schimmige wak en stelt dan vast, dat dit niet het decor is, waartegen zijn ideeën voordelig af steken. „Misschien kunnen we beter in het park gaan zitten", zegt hij zacht, „ook met het oog op de zuurstof. En de flora. Dat lijkt me voor beide par tijen toch verkieslijker". Hij wacht het antwoord niet af en stapt alvast veerkrachtig terug in de Karthuizer straat. Hij draagt beduimelde gym nastiekschoenen, grijze broek, leren jack en 'n bril als 'n dienstfiets. Even verderop zwaait Opa Bomhof vanuit zijn raam in onze richting. Men moet voorlopig aannemen, dat het ook de ze keer zuiver toeval is. Het park, dat gemeenteraadslid Van Duyn op het oog heeft, is met kunst- en vliegwerk tussen een nau we lasso van asfaltstraten gepast. Op de groene banken doezelen bejaar den in de bleke herfstzon met hun handpalmen op de kruk van hun zwarte stokken in het park bereiden de rozen zich uitbundig voor op het stervensuur. Een vale duif met de opgeblazen krop van een douarière ziet er kennelijk ook geen gat meer in. Van Duyn gaat op de punt van de enig lege bank zitten en staart met samengeknepen ogen naar de zon. Dat houdt hij enkele minuten vol »n daarna veegt hij behoedzaam zijn hrilleglazen schoon en zegt: „Ik ■neen het waarachtig doodserieus- In mijn toespraak tot de raad heb ik gepleit voor een spreiding van Artis De dierentuin kan niet groter wor den, misschien is er een kleine uit breiding mogelijk in de richting van de Plantage Doklaan. Maar dan zit je ook voorgoed klem. Ik zeg: „Laat de hele stad er van profiteren Am sterdam is er niet alleen voor de een nieuw soort turf, dat erg licht is en van overbelasting is er dan geen sprake meer. Gemeenteraadslid Van Duyn kijkt naar de hemel en stelt vast, dat het warm is voor de tijd van het jaar. Hij is de laatste, die in de gemeen teraad van Amsterdam de ludieke provo-toeter ter hand heeft genomen en als hij volgend jaar juni terug keert in de rijen der blijmoedig anar chisten, zal de grafsteen voorgoed bo ven de provo-kui] gesloten worden. Voor hem hebben playboy De Vries, Ruud Schimmelpenninck en Irene v.d. Wetering de eenzame provo-ze tel warm gehouden en het valt Van Duyn zichtbaar moeilijk om de wal mende fakkel van deze begenadig de witmakers naar de eindstreep te dragen. „Aanvankelijk", zegt hij, „heb ik een paar kleine succesies geboekt. Mijn toespraak over Artis en de dak tuintjes sloeg wel in, maar daarna is het allemaal bergafwaarts gegaan. Ik heb pas nog het onderwerp aan geroerd van die autorijschool in de Schippersstraat- Ik heb het nageme ten, die straat is drie meter negen tig breed en totaal ongeschikt voor een autoriischool. De bpwoner» wil len trouwen niet, dat die school er komt. ze kunnen met hun kinderwa gens trouwens niet eens uit de voe ten. Ik heb van de hele buurt handte keningen gehad, ik stond buitenge woon sterk, ik had nog nooit zo sterk gestaan. Ik heb alle argumenten braaf opgelepeld, maar de wethou der wilde er niet eens op ingaan. Ik kan u zeggen, dat het op die manier een uiterst frustrerende bezigheid is om in de gemeenteraad van de hoofd stad te zitten. Waar blijven we, als we het kritisch vermogen al niet meer serieus wordt genomen. Hoe kun je in hemelsnaam iet» bereiken, als waterdichte argumenten al geen kracht meer blijken te bezitten? Helaas, ik had reeds een vermoe den, maar ik heb nu zekerheid.' De gemeenteraad van Amsterdam is een wassen neus. Alles wordt in gehei me commissies besloten en de raads leden mogen alleen „ja" knikken. De Partij van de Arbeid heeft een frac tie van tien man, dat zijn tien man nen, die knikkebollen. Ze spreken holle stadshuistaai en staan mijlen van de werkelijkheid af. De enige fractie, waar ik enig contact mee heb is de PSP, maar ook die heeft zijn terkortkomingen. Het beleid is star en orthodox, als iemand een afwij kende mening heeft, wordt hij geroy eerd. Het is een vervelende, auto ritaire houding, die in feite de Sta linistische stroming vertegenwoordigt. Met de CPN heb ik een uitgesproken negatief contact. Ze hebben moord en brand geschreeuwd, toen bekend werd, dat ik in zes commissies zat. Een kleine fractie als provo mag maar in vijf zitten en daar hebben ze gelijk ontzettend onvriendelijk ove gedaan. De CPN zit zogenaamd in de oppositie, maar er komt niks uit. Knikkebollen, dat is het enige, wat ze nog kunnen. De rest luistert wel willend als ik aan het woord ben, maar zodra ik om adhesie vraag, kij ken ze een andere kant uit, want mijn ideeën passen niet bij hun zo genaamd politiek fatsoen- Achteraf kan ik dan ook alleen maar vaststellen, dat het verloren tijd is. Ik zal die paar resterende maanden geen spelbreker zijn, maar ik heb wel de hoop opgegeven, dat ik nog ooit iets bereik. Ik vind trou wens dat hele lidmaatschap compro mitterend voor het anarchistisch ide aal. Provo heeft nooit naar de macht gestreefd, maar juist alleen gepro beerd alle individuen tot maximale creativiteit te inspireren. Een man, die in een gemeenteraad gaat zitten isoleert zich automatisch van de rest Ik heb er eigenlijk een beetje de pest over in". Mag de gemeenschap ondanks dat toch nog enig vuurwerk van het ge meenteraadslid verwachten? Van Duyn haalt de schouders op. Er komt nog wel een nota over een bestuur lijke decentralisatie, geënt op de Joe goslavische arbeidersraden. Hij is voor buurt- en arbeidsraden, het buurtbesef moet weer worden opge vijzeld. Daarnaast kan het volk reeds uitzien naar zijn boekje „Boodschap van een wijze kabouter", waarin hij zijn politieke en filosofische denk beelden aan de paal nagelt. „Toen wij in 1965 met provo be gonnen", zegt hij, „voelden we ons desperado's. Natuurlijk, het anarchis me heeft een lange traditie, maar als je er zelf mee te maken krijgt is het een wanhopig gevecht. Nu provo ver dwenen is ben ik veel optimistischer. Provo heeft zijn werk gedaan, het lu dieke effect is groot geweest. De idee- en zijn uitgezaaid in de kringen van de studenten en scholieren. En ik ben ervan overtuigd, dat het effect nog groter za] worden, als provo de finitief uit de gemeenteraad verdwe nen is". En de daktuintjes, de cul tuurkabouters, de schaapsherder met zijn kudde, de geraniums op de au todaken, hoe moet het dan daar mee? „Dat moet doorgaan", beslist Van Duyn glimlachend. Hij vouwt de handen en kijkt belangstellend in het bloembed aan de overkant van liet wandelpad. Op dat moment koert één van de tientallen duiven, die zich boven hem op de takken van een kale eik hebben genesteld, en zendt zijn kersverse grote boodschap omlaag naar zijn rechterbroeks pijp. Het gemeenteraadslid Van Duyn staart welwillend omhoog, bukt zich vervolgens en pakt een be vend blad, waarmee hij de witte, smeuige attentie handig van zijn broek wipt. „Als u nog meer wilt vragen", zegt hij zacht", kunnen wij mis schien beter aan de overkant gaan zitten". Helaas, wij hebben niets meer te vragen. Dag vogels, dag bloemen, dag Roel. (Van een onzer verslaggevers) ALPHEN AAN DE RIJN „Als onverhoopt een oorlog uit breekt, met conventionele wapens of met kernwapens, dan is het te verwachten, dat zeer veel gewon den zullen vallen. Daarom die nen we er nu reeds in vredestijd voor te zorgen dat voor het hospi taliseren van deze gewonden de grootst mogelijke voorzorgen in acht worden genomen. We zijn ons er echter wel van bewust dat in elk geval van een zware kern wapenoorlog lang niet alle ge wonden een behoorlijke ligging, medische verzorging en verple ging kunnen krijgen. Dat is een utopie. Wel proberen we binnen de grenzen van het mogelijke de optimale behandelingsmogelijk heid te scheppen". Mr Th C. van den Broek is hoofd van de de afdeling volksgezondheid in buitengewone omstandigheden (V.I.B.C.) van het directoraat gene raal van de volksgezondheid van het ministerie van sociale zaken en volks gezondheid. Deze afdeling werkt al ongeveer dertien jaar aan de op bouw van een zo volmaakt mogelijk systeem, dat het mogelijk maakt slachtoffers op te vangen en te ver zorgen, slachtoffers van een oorlog of van zware vredescalamiteiten. Ruim tien jaar geleden is de „zie kenhuisorganisatie in buitengewone omstandigheden" in het leven geore- pen waai aan alle ziekenhuizen die Nederland rijk is, tweehonderdvijfen vijftig a tweehonderdzestig deelne men op basis van vrijwilligheid. De ze ziekenhuizen beschikken met el kaar over tweeënzestigduizend bed den Bij oorlog of rampen kan vijftig procent van de zieken naar huis ge stuurd worden, omdat de aard van hun ziekte toelaat dat zij ook eventu eel thuis zoveel mogelijk de verzor ging kunnen krijgen die zij nodig hebben. Op die manier komen dus eenendertigduizend bedden beschik baar voji de slachtoffers van oor log of rampen. „Dit", aldus de heer Van den Broek „is absoluut onvoldoende. Daarom is in 1958 een begin ge maakt met het zogenaamde hospita- lisatieplan 1 om aan de ziekenhuizen zeventienduizend bedden toe te voe gen. Deze bedden met toebehoren zijn aangeschaft door het rijk en op geslagen in magazijnen, verspreid over geheel Nederland." Behalve bedden zijn in deze gebou wen opgeslagen infusiemateriaal, ge nees- en verbandmiddelen bran cards met toebehoren, stralingsap paraten en vele andere verplegings- artikelen, in totaal rond vijftigdui zend. Daarnaast staat uitrusting op geslagen voor het formeren van mo biele chirurgische teams. Tot nu toe staan in Nederland eenenveertig van deze magazijnen, verspreid over achttien vestigingsplaatsen. Bijzon dere maatregelen zijn genomen om de goederen ook gedurende een langdurige opslag (men denkt aan twintig jaar of langer) in zo perfect mogelijke toestand te houden. De zeventienduizend bedden van het hospitalenplan 1 worden in bui tengewone omstandigheden vanuit deze magazijnen naar de ziekenhui zen vervoerd en voorzover ze hier wegens gebrek aan ruimte niet ge plaatst kunnen worden, worden ze opgesteld in de naaste omgeving van de ziekenhuizen in gebouwen, die daarvoor geschikt zijn bevonden. „Dat eer verdere aanzienlijke ver groting van de ziekenhuiscapaciteit niet meer mogelijk is komt omdat met name de medische behandeling ontoereikend is een gevolg van de beperkte medische mankracht. Daar om is de regering nu bezig met een tweede project, het hospitalisatie- plan 2 ofwel het noodbeddenplan, dat beoogt het creëren van noodbedden- centra, waarin gewonden voorlopig kunnen worden ondergebracht zolang voor hen nog geen plaats is in de zie kenhuizen Dit noodbeddenplan, waarmee in 1965 is begonnen, wordt in verschil lende tranches ten uitvoer gebracht Momenteel is men bezig met de eer ste tranche het onderbrengen van vijftienduizend noodbedden met toe behoren in de magazijnen. Ook voor dit plan heeft eerder genoemde sec tor naar geschikte gebouwen ge zocht, waarop een claim rust zodat ze na een bepaalde paraatheidsfase ontruimd en ingericht kunnen wor den. In totaal zijn nu op papier twee honderd noodbeddencentra gevormd, met ieder honderdvijftig ligplaatsen, bestaande uit vijfenzeventig stapel bedden, twee ligplaatsen in een sta pelbed. De leiding van elk van deze centra wordt gevormd door vijf per sonen; directrice, adjunct - directri ce, administrateur, hoofd van de huishouding en hoofd van de tech nische dienst. Er is naar gestreefd deze vijf nu al nominatief aan te wijzen via de kruisverenigingen, maatschappelijke verenigingen en dergelijke Andere verplegende hulp krachten zullen zoveel mogelijk uit de naaste omgeving moeten worden gerecruteerd en het hoofd van de VIBO acht het van groot belang, dat zoveel mogelijk medewerking wordt verkregen van plaatselijke in stellingen, inrichtingen, organisaties en particulieren. Onder meer wil men beroep doen op de oud-verpleegsters onder wie er velen zijn van wie men de woon plaats niet weet. omdat ze na het beëindigen van hun loopbaan door MR. TH. C. VAN DEN BROEK ..Je loopt vaak tegen muren op.. huwelijk of anderszins „verdwijnen". Bij de volkstelling 1970 hoopt men te kunnen registreren hoeveel oud verpleegsters er leven en waar. Met de heer W. Wenting, hoofd bureau opslag, beheer en aanschaf fingen van do VIBO hebben we twee magazijnen bezocht in 's-Gravenzan- de en in Alphen aan de Rijn. Het complex te 's-Gravenzande is pas sinds kort in gebruik. Het staat on opvallend achter op het nieuwe in dustrieterrein van deze sterk uit breidende gemeente en bestaat uit drié gebouwen, elk van eenentwin tig bij vijftig meter, met een per manente bezetting van vier man Dit magazijn moet in buitengewone omstandigheden de ziekenhuizen in de zuid-westhoek van Zuid-Holland voorzien van het nodige extra-mate riaal, met name de ziekenhuizen in Den Haag en Rotterdam-Noord. De goederen" staan er opgeslagen in vooraf gereedgemaakte standaard assortimenten, units, in volgorde van uitgifte. Elektrische vorkheftrucks met een hefvermogen van 1250 kilo staan gereed om het materiaal op vrachtwagens te laden, die via bre de rijbanen tot vlak bij de gebouwen en zelfs naar binnen kunnen rijden. Voor de opslag van geneesmiddelen is een klimaatkamer ingericht waar ze onder een gemiddelde tempera tuur van tien graden celcius worden bewaard. De magazijnen zijn nog niet geheel ingericht. Dat zijn wel de twee magazijnen in Alphen aan de Rijn, die volgestapeld staan met vele artikelen zoals kisten met ci- tras, glucose, gedroogde plasma, zoutsolutie macroden. Voorts ontel bare artikelen die in noodomstandig- heden van dienst kunnen zijn. Niet alleen brancards, dekens en tonnen waarin drinkwater kan worden opge slagen, maar ook ouderwetse storm lantaarns, die gebruikt kunnen wor den als de elektriciteit uitvalt. En dan de beddenunits, waarvan negen tig verschillende artikelen tot een unit behoren. Het moet mr. Van den Broek van het hart dat hij met zijn medewer kers bij het opbouwen van dit wa terdichte systeem behalve veel me dewerking vaak onverschilligheid ontmoet. „Er zijn mensen die schamper doen over deze gehele or ganisatie en het nut ervan in twij fel trekken. Als dat kwajongens zijn, haal je je schouders op en ga je verder. Maar ook bij andere men sen, die op grond van hun ontwikke ling beter tot oordelen in staat die nen te zijn en die op de een of an dere wijze met deze organisatie te maken krijgen, loop je vaak tegen muren op en dan wordt het moeilijk werken. Overigens is ons werk na tuurlijk niet zo erg plezierig. Je wordt voortdurend geconfronteerd met oorlogsbeelden ein andere ellen de. Als ik jonger zou zijn, zou ik er niet aan zijn begonnen". TILBURG Wij, Nederlan ders, zitten dag-in dag-uit met on ze neuzen op de Nederlandse fei ten. Dat vyil zeggen, wij interpre teren die feiten ieder naar eigen aard en inzicht, temperament en politieke of religieuze overtui ging. Wij zijn er vaak zo nauw bij betrokken dat we, in alle eèrlijk- heid, bijzaken en hoofdzaken niet of nauwelijks kunnen onderschei den. Niets is immers moeilijker is het zelfs niet onmogelijk om objectieve contemporaine ge schiedenis te schrijven. En dan verschijnt daar ineens een bloemlezing uit het journalistieke werk van H. M. Bleich, een groot vriend van ons land, Pool van ge boorte, voor de oorlog en in de oor log vluchteling- Hij leverde in 25 na oorlogse jaren duizenden beschou wingen voor Duitse en Zwitserse kranten over veel dat in Nederland gebeurde. De bloemlezing is een brok geschiedenis, Nederlandse ge schiedenis, geboekstaafd door een scherpzinnig man, een vakkundig journalist die zich steeds, het bewijs vindt u op elke bladzijde, grote moeite gaf feiten te verzamelen en die te groeperen als steunpunten in een verhaal over ons volk en zijn doen en laten een verhaal dat hij zelf de veelzeggende titel gaf: „her rijzen met vallen en opstaan". Bleich is een vakman. Hij heeft in die kwarteeuw zijn buitenlandse le zers hoofdlijnen van 't gebeuren in ons land gegeven. Alle bijzaken liet hij weg. Dat geeft aan die contempo raine geschiedenis een gehee] eigen perspectief, een wonderlijke bekoring ook voor hen die het allemaal van zo nabij meemaakten. Ja juist voor hen. Telkens weer zien zij in de spiegel die Bleich hun voorhoudt, met mild heid, vriendschap, humor, maar niet zonder kritiek, niet zonder af en toe, met begrip de draak te steken met ernst, onze kleinheden, onze ei genwaan, onze opgeblazenheid. Niet ook zonder telkens en telkens weer ook te getuigen van zijn bewonde ring, van zijn vreugde dit alles mee te mogen maken en over te mogen dragen, niet zonder liefde voor ons land en ons volk. Als een duidelijk herkenbare draad loopt door deze bloemlezing het gevecht, met vallen en opstaan gevoerd, om na de oorlog een ander en beter Nederland te bouwen. Dui delijker dan wjj zelf beseffen, maakt Bleich ons duidelijk dat op dat ge bied groots werk is geleverd. Zijn beknoptheid zij», keuze uit duizen den artikelen, duiden daarop. Zonder zelfverheffing. Daartoe geeft de au teur ons trouwens de kans niet. Immers, op het kwade moment dat wij geneigd zouden zijn de borst eens flink naar voren te brengen, schetst hij in enkele bladzijden een episode uit dié kwarteeuw die ons bepaald niet tot eer strekt. Dan zakt die borst snel in. Ook dat is een ver dienste van deze auteur. Want wie leest niet met wat schaamrood op de wangen in 1969 over het „kneuterige kamerdebat" m mei 1953 over de nieuwe zondags wet? Wat moet Bleich, de geïnteres seerde waarnemer zich vermaakt heb ben op die knusse perstribune van de Tweede Kamer. Met onze kleinheid, onze wereldvreemdheid, onze koddi ge ernst, onze gezapigheid. Holland op zijn kleinst* En dan, in diezelfde maand, zien we vanuit een hee] an dere hoek in die spiegel. Dan lezen we hoe deze scherpzinnige en onaf hankelijke vriend van ons land met ongedwongen bewondering schrijft over Rotterdam en de wederopbouw van de stad. Rotterdam dat zijn hart verloor in de oorlog, Zadkines grootse schepping is er om dat vast te houden, doch dat herrees als een moderne wereldstad. Ook dat is Nederland in zijn ogen. En zo, le zend in dit werk, belanden wij lang zaam maar zeker bij wat wij nu als brandende vragen zien: de scheiding tussen politiek en geloof, de groei van nieuwe partijverhoudingen, de studenten en de crisis in de Neder landse kerkprovincie. Bleich tekent de gezagscrisis in de Nederlandse katholieke kerk. De weerstand tegen de traditionele op vattingen over problemen die in on ze huidige wereld juist om een mo dernere aanpak vragen. En dan schreef hij (vorig jaar november): „De Nederlandse katholieken hebben het over liberalisering en willen niets anders dan een eigen weg be wandelen, zonder daarbij overigens de klassieke waarden van het katho licisme te verloochenen. Het Vaticaan ligt als waakhond voor de deur. Afwijking van de con servatieve leer wordt niet geduld. De spanning in de betrekkingen tussen de Nederlandse katholieken en Ro me stijgt onvermijdelijk tot een hoog tepunt. En hij besluit dat artikel, het laatste in zijn bloemlezing, met de volgende opmerking: „Tussen de katholieke kerk in Nederland en het Vaticaan bestaan dus ten aanzien van een aantal belangrijke kwesties fundamentele meningsverschillen. Het is nog niet te overzien hoe diep de kloof zal kunnen worden en tot welke consequenties dit uiteindelijk kan leiden. In sommige kringen spreekt men voorzichtig over de mo gelijkheid van de geboorte van een nieuw katholicisme, dat door levend geloof, menselijkheid en zelfstandig denken gekenmerkt zou moeten zijn". Een boek dat waard is gelezen te worden, niet omdat er feiten in wor den vermeld, niet omdat er diepe ge dachten in worden ontvouwd. Alleen maar, omdat een vriend van ons een kwarteeuw ononderbroken de grote lijnen heeft getekend voor zijn bui tenlandse lezers van ons doen en Ia- ten. van ons streven en strijden, van ons slagen en falen. Op die manier schiep hij een beeld van ons land en ons volk dat scher pe contouren heeft, nergens verte kend is en een perspectief krijgt dat wij zelf meestal niet meer vermogen te onderscheiden. JACQUES LEVIJ H. M. Bleich- „Herrijzen met vallen en opstaan" (De Bussy paperback 32 217 pag cartoons Van Opland en Behrendt f 9,90).

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 21