Oorlog en schuld Kees Schippers maakt minimal art BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN Erasmus Invalide nou en! n A t - f De Zonnebloem van Wiesenthal £j M X f 9 f f 1 populair O/ l f i en weten schappelijk EERSTE DEEL Tirade van stokpaardjes DE STEM K. Schippers, mederedacteur van het langwerpige, smalle tijdschrift voor teksten, Barbarber, heeft een nieuw boek gepubliceerd. Titel: „Verplaatste tafels", Formaat: a la Barbarber, alleen iets korter van stuk en dikker. Omslag: stevige kaft, geplastificeerd, kleur hemels blauw, waarop rijen tafels onrecht lijnig afgebeeld. Op de achterflap, gezeten achter de eerste tafel, niet Schippers zelf, maar een foto van hem. Uitgever: Querido. Prijs: a 10,90. Uiterlijk en titel van dit boek val len op. Dit rechtvaardigt een betrek kelijk uitvoerige beschrijving. Maar er is meer: titel en uiterlijke vorm verwijzen rechtstreeks naar de in houd. Voor wie Barbarber kent, is het niet moeilijk te begrijpen dat het Barbarber-formaat van „Verplaatste tafels" de indruk wekt dat dit boek een verzameling teksten en afbeel dingen en geen „klassieke" bundel poëzie is. Schippers' vorige bundel, „Een klok en profil" (1965;, sluit uiterlijk en inhoudelijk meer bij dat „klassieke" beeld van een dicht bundel aan, al is ook daarin al de neiging aanwezig de lezer poëtisch om de tuin te leiden of hem een nieuwe vorm van werkelijkheidser varing aan te bieden. Het is van de lezer afhankelijk waartoe hij besluit: ik word bij de neus genomen, want die teksten hebben niets met poëzie te maken of de schrijver biedt me iets oorspronkelijks aan, een nieuw De scherpzinnige en moedige peurder naar ondergedoken jo denver volgers uit de Tweede We- eldoorlog, Simon Wiesenthal, eeft een soort autobiografische oman geschreven, waarin hij het robleem van de schuldvergeving entraal stelt. Is joodse gevangene van een oncentratiekamp bij de Poolse tad Lwow in de Nederlandse ertaling hardnekkig op z'n Duits embcrg genoemd wordt hij op een dag bij het sterfbed van een Duits soldaat geroepen die "em bekent als SS-er te hebben eelgenomen aan een van de ve- (1e massale moordpartijen op Pool se joden. In het gezicht van de dood wenst hij echter vergeving te ontvangen van een dergenen die hij heeft vervolgd. De ik uit het verhaal zegt daar een ja, maar ook geen uitdrukkelijk ee op. Hij blijft zwijgen. Terug in et kamp vertelt hij een van zijn lot- enoten zijn dilemma. Deze meent "at hij er goed aan heeft gedaan in 'lk geval geen vergeving uit te spre ien omdat men als enkeling toch niet et recht heeft uit naam van miljoe- en omgekomen joden te spreken en jte handelen. Wiesenthal blijft met ijn probleem zitten, ook als hij na de orlog in Duitsland de moeder van de estorven soldaat opzoekt. Die wordt ts getekend als een wat onbeduiden de vrouw, die in de naïeve veronder- elling verkeert dat desnoods alle uitsers oorlogsmisdadigers zijn ge dweest, maar dat zoiets bij haar zoon ndenkbaar is. De verteller kan het 'iet over zijn hart krijgen haar de aarheid te zeggen. OmSat hij blijkbaar toch wel een twoord op zijn vraag wil hebben, eemt hij z'n toevlucht tot een in de "maiilitteratuur volstrekt nieuwe ethode: Hij legt haar voor aan een ollectie geestelijken, politici, schrij- ers, filosofen. Hun commentaren ormen het boeiendste deel van „De onnebloem", dat als roman onze andacht moeilijk gespannen kan ouden omdat de ingrediënten te stmatig bij elkaar zijn gebracht. Anders gezegd: Wiesenthal is niet voldoende romancier om in deze vorm te overtuigen. Bovendien is het moeilijk een objectieve betekenis toe te kennen aan een begrip als schuld vergeving, dat weliswaar onlosmake lijk verbonden is aan bepaalde le vensbeschouwingen, maar toch voor de meeste mensen geen wezenlijke inhoud bezit. Maar nu de afsluitende commenta ren. Het Is bijna vermakelijk te be speuren hoe dragers van grote na men Wicsenthals verzoek maar een opgedrongen verplichting vinden waarvan ze zich met een Jantje-van- Leidcn proberen af te maken. Stefan Andres bijvoorbeeld geeft onomwonden te kennen: dat moet u maar met uw eigen geweten in orde maken. Van de schrijver Herman Kesten heeft ons de opmerking ge troffen dat „schrijftafelmoordenaars" als Ernst Junger, Heidegger, Speng- ler, Carossa, Schacht en Rosenberg en dergelijke „nette" cultuurfilosofen moeilijker te vergeven vallen dan een 21-jarige SS-er. Er zijn 2 duidelij ke uitspraken over Uiesenthals vraag stelling, die van de anti-revolutionai re dr. j.H.J.A.S. Bruins Slot en die van de bisschop van 's-Hertogen- bosch, mgr. J.W.M. Bluyssen. Ze ko men tot tegengestelde, maar tenmin ste beredeneerde conclusies. De eer ste zegt: in wezen maakte die SS'er misbruik van de situatie en van het begrip vergiffenis. De hoofdredacteur van Trouw verwijst naar de 72ste psalm waarin „het verbrijzelen van de verdrukker" als een onverbreke lijk element van de rechtstaat wordt vermeld. De tweede komt na een uitvoerige analyse tot de conclusie dat „vergeven de menselijkheid be vordert". En de lezer kan zelf op nieuw kiezen. Hetgeen hij ook be hoort te doen. JOOP BARTMAN Simon Wiesenthal: „De Zonne bloem. Elsevier Paperbacks, 9,90. (Wij maken onze lezers cr opmerk zaam op dat het onlangs door ons be sproken boek van Robert W. Kempner1 Twee uit honderdduizend Anne Frank en Edith Stein, werd uit gegeven door H. Nelissen te Biltho- ven en 12,90 kost). Deze regel was onder de bespreking weggevallen). Toevallig kwam „Een man is een man" op de boekenplank te liggen naast de al jaren in het gelid staan de Louteringsberg. Beide boeken zijn van Amerikaanse origine, beide heb ben de verhouding tot God als onder werp. Maar wat toen door Thomas Merton geschreven werd (een goede twintig jaar geleden) en een bestsel ler werd met op z'n minst zeven her drukken, zou het in deze tijd niet meer doen. Wij willen daarbij aan tekenen dat wat Merton schreef on getwijfeld meer geestelijke body heeft dan de roman van William E. Barrett, die wij thans voor u gelezen hebben. Merton schrijft vanuit een spiritu eel patroon, men zou zijn boek kun nen beschouwen als een nieuwe ver sie op Augustinus Belijdenissen. Hij zoekt God en hij doet dat helemaal alleen, waarbij sprake is van een vorm van zelfheiliging, die een ont zaggelijke poging is God alléén te be naderen. Pas als hij daarin geslaagd is (een gevecht, dat alleen de aller- sterksten winnen) deelt hij de ande ren zijn bekeringsgeschiedenis mee. Merton deed dat zeker niet uit ijdel- heid: hij wilde alleen zijn bevindin gen doorgeven opdat anderen er hun voordeel mee zouden kunnen doen. Toch kunnen we ons thans niet ont trekken aan een zekere pedanterie en benepenheid. Een man is een man is het tegen deel van het geschrift van Merton. Het gaat hier om een priester, die uit het ambt treedt. Ja-zeker: om een vrouw, er is moeilijk een menselijker reden denkbaar. In feite gaat het dus om de eenzaamheid, waaraan hij geen weerstand bieden kan en die in de maatschappij van thans gedood verfd wordt als een kwaal, waaraan een mens ten gronde moet gaan. De priesterfiguur ervaart zijn celibaat niet anders. Hij treedt uit, gaat dan zichzelf beleven als een zielige fi guur, die verraad heeft gepleegd aan de zaak, waaraan hij zichzelf inder tijd onvoorwaardelijk gegeven heeft en beschouwt zichzelf min of meer als een uitgestotene. Het is de vrouw met wie hij gaat samenleven en later huwt die hem vrij maakt en hem de rust geeft om zijn nieuwe leven tenslotte reëel maar vol vreugde tegemoet te treden. F if soort poëzie ontstaan uit het besef dat alle „klassieke" opvattingen over wat poëzie is, onhoudbaar ble ken. Definieert men poëzie als het ma ken van teksten die je een werkelijk heidskick moeten bezorgen, dan kun je hieruit opmaken dat poëzie als een speciale vorm van literatuur is opgeheven ofwel dat minder pes simistisch de poëzië eindelijk haar juiste uitgangspunt gevonden heeft: alles kan poëzie worden, d.w.z, een verscherpte werkelijk heidservaring via de omweg van de taai. De tweede opvatting is de mijne. „Verplaatste tafels" bezorgt mij die werkelijkheidskick, vooral in die teksten die mij naar de ruimte, waarin de concrete dingen zich be vinden, terugvoeren. Daardoor krijg ik als lezer een verhevigd besef van bijvoorbeeld een tafel. Voorbeeld: Doog in vijf verschillende standen op tafel, karton en hout, Een doos op tafel, Tafel waarop doos, Een doos op de tafel, Doos op tafel, Tafel met doos. Op een stuk papier staan een aan tal zeer gewone woorden, die op zichzelf een zeer gewone mededeling vormen. Maar er gebeurt iets zeer ongewoons: die doos op een tafel wordt concreet en ruimtelijk. Het is knap dat de dichter vooruit, op grond van deze tekst mag ik Schip pers gerust deze oude naam toedich ten dit bij mij teweeg kan bren gen met zulke eenvoudige middelen. De kunst die bij uitstek voor ruim telijk doorgaat is de beeldende kunst. Het is niet toevallig dat „Ver plaatste tafels" wemelt van verwij zingen naar deze kunst, vaak zo, dat een humoristisch effect verkregen wordt. Men is geneigd te denken dat de dichter met die concrete kunst de spot drijft. Dat doet hij ook, maar tevens maakt hij de lezer duidelijk dat zijn kunst niet minder concreet is. Schippers maak „minimal art"- Voornaamste materiaal, dat hij ge bruikt: papier en taal. Effect: ruim te. Heel wat „echte" beeldende kun stenaars hebben méér materiaal no dig om hetzelfde te bewerkstelligen. Wie huiverig tegenover poëzie staat, omdat ze toch „te hoog" voor hem is, mag zich deze kiek niet laten ontgaan. De doorgewinterde poëzie lezer trouwens ook niet. WIM HUYSKENS Een man is een man graaft echter niet diep. Het is interessant om de ze geschiedenis te lezen, maar het ge heel bl(jft wel een beetje te veel aan de oppervlakte. Dat ligt aan het ka rakter van de hoofdfiguur, die zeker niet tot bespiegeling geneigd is maar eerder op „doen" is ingesteld. Daar door krijgt de roman iets goedkoops en slordigs omdat er nogal wat hia ten zijn in het denkpatroon, dat ten slotte tot zijn uittreden leidt. Wel heeft Barett deze roman vlot ge schreven en zij is uitstekend ver taald. Typerend voor de roman is het slot, als blijkt dat de vroegere priester niet alleen een rijke vrouw getrouwd heeft maar bovendien zelf een man wordt, wie het „slijk der aarde" ruimschoots in de schoot wordt geworpen. Ondanks alles: een leesbaar boek voor wie geen al te hoge eisen stelt aan een geestelijke worsteling, die wij ons ook (dieper) beschreven hadden kunnen voorstel len. M. Een man is een man van "William E. Barett. Uitgeverij De Font ijn, De Bilt - f 16,90. Wie iets over Erasmus wil weten, wat georiënteerd wil raken in zijn le ven, en geen zin heeft om daarbij te duiken in allerlei zwaarwichtige lec tuur, moet zich het boekje van Annet van Batturn aanschaffen: „Erasmus, rebel tegen wil en dank". Dit boekje werd geschreven in opdracht van crm cn uitgegeven in samenwerking met het Humanistische Verbond in dit Erasmusjaar door uitgeverij Moussault 12,50). Dat Annet van Battum een prettig leesbare stijl hanteert weten meer mensen, dan ze zelf vermoeden Dit boek is een populair geschrift in de goede zin van het woord. Het leest als een roman en toch wordt er niet geromantiseerd. De bronnen die de schrijfster hanteerde (o.a. Allen, werken van Erasmus zelf, Huizinga) vormen daarbij enige garantie, al was ondanks deze bekende bronnen dit Erasmusjaar niet vrij van gero mantiseerde herdenkingskreten. „Veel van wat over Erasmus' leven bekend is, moest ongeschreven blij ven. Het zou anders een boek vol na men en jaartallen geworden zijn", zegt Van Battum. Het is nu een leesbaar boek gebleven. Een intro ductie (ook aanbevolen bij het mid delbaar onderwijs), die je vertrouwd maakt met'de persoon en de wereld waarin hij leefde. Natuurlijk kun je gaan vitten over de soms wat al te vlot neergeschreven zinnen, maar daar krijg je bij dit werkje gewoon geen zin in. Dat laten we over aan de meer zuiver wetenschappelijk ge richte geschriften. Na een inleiding, waarin Annet van Battum parallellen trekt tussen de tijd van Erasmus en de onze („Van wei nig mensen omstreeks de tijd van 1500 weten we zoveel als van Eras mus. Toch mankeert er nog veel aan onze kennis") volgt zij het leven chro nologisch. Het verhaal van zijn zwer versbestaan, zijn denken en geschrif ten, zijn ontmoetingen met alle gro ten uit die tijd. Ook de anecdotes, die over hem bekend zijn verleven digen dit verhaal of ze maakt zelf soms (ongewild?) anecdotes van weliswaar priester, maar hij is open hartig en geestig, neemt geen blad voor de mond en meent wat hij zegt" Het boek zit vol mooie authentieke illustraties, die van het boekje een beeldroman van Erasmus en zijn tijd maken. Het heeft een uitstekend ver zorgde lay-out en zit fraai in de band. Allen, die haar slotopmerking „Zijn naam is een symbool geworden voor een stroming in de geschiedenis die ook vandaag zijn waarde heeft behou den" kunnen onderschrijven kunnen we niets anders zeggen dan: een boekje waard om te bezitten en te lezen. De Koninklijke Nederlandse Akad- mie van Wetenschappen te Amster dam heeft enkele jaren geleden een Erasmuscommissie ingesteld, die tot taak heeft om, in samenwerking met buitenlandse geleerden, een tekstkri tische en van commentaar voorziene editie van de verzamelde werken van Erasmus voor te bereiden en te pu bliceren. Deze uitgave, welke volgens een voorlopige raming een omvang van circa veertig delen zal hebben, zal alle eigen werken van Erasmus en enkele van zijn vertalingen om vatten. Zij staat onder het bescherm heerschap van de „Union Academi- que Internationale" en wordt bij de Noord-Hollandsche Uitgevers Maat schappij te Amsterdam gepubliceerd. Naar aanleiding van deze Erasmus- uitgave schrijft dr. C. Reedijk, secre taris van de Erasmuscommissie in het jaarboek van de Nederlandse Or ganisatie voor Zuiver-Wetenschappe- lijk Onderwijs o.a. het volgende: „Er bestaan tot op heden slechts twee edities van de verzamelde wer ken van Desiderius Erasmus. De eer ste is enkele jaren na zijn dood in 1536 te Bazel bij de drukker Froben in negen delen verschenen. De twee de editie van Erasmus' verzamelde werken verscheen ruim 160 jaar later te Leiden bij Petrus van der Aa. Ge durende meer dan 250 jaar is deze Leidse Erasmus-editie de basis voor alle Erasmusonderzoekingen geweest. Een nieuw tijdperk brak aan met het verschijnen van de magistrale editie van Erasmus' brieven door P. S. Allen in twaalf delen (Oxford 1906 - 1958); een in alle opzichten aan de moderne eisen voldoende tekstkritische en gecommentarieerde uitgave. De te publiceren tekst van de af zonderlijke werken zal in principe steeds de tekst van de „editie prin- ceps" zijn- Een tekstkritisch appa raat zal alle varianten van de tijdens het leven van Erasmus verschenen edities geven, voor zo ver Erasmus bij deze uitgaven betrokken is ge weest. Een tweede apparaat zal de bronnen van citaten in Erasmus' tekst geven en zal het filologisch en historisch commentaar van de voor de betreffende tekst verantwoordelij ke medewerker bevatten. Elk werk zal worden voorzien van een inleiding over het ontstaan en de betekenis van de tekst. Orthografie en inter punctie van de als basistekst dienen de „editio princeps" zullen, in over eenstemming met de door P. S. Allen geformuleerde regels, worden gemo derniseerd. De volgorde waarin de werken van Erasmus in de nieuwe editie zullen verschijnen, is geen chronolo gische. Zij berust op een indeling in negen „ordines", die Erasmus zelf voor een postume publikatie van zijn „opera omnia" in twee brieven heeft vastgelegd en waarin hij zijn geschriften volgens hun inhoud heeft geordend. Het eerste deel van de nieuwe edi tie, dat tevens ook het eerste deel van de eerste „ordo" is, is uitgeko men bij de herdenking van het feit dat Erasmus vijfhonderd jaar geleden werd geboren. Het bevat de „Anti- barbari": het vroegste werk van Erasmus, door hem voor zijn twin tigste levensjaar begonnen, alsme de een commentaar op een op naam van Ovidius Overgeleverd werk, na melijk de „Nux", door Erasmus op gedragen aan de enige zoon van Thomas Morus, en een aantal van zijn vertalingen van Griekse auteurs welke in de jaren tussen 1503 en 1526 zijn ontstaan: de „Declamatiunculae" van Libanius (een te Cambridge be waard autograaf, in deze vorm hier voor het eerst gepubliceerd) en ver talingen van Eurinides, Lucianus en Galenus die bijzonder belangwekkend voor Erasmus' kennis van het Grieks blijken te zijn. HENK EGBERS i-Geschrevene documentaire", is ®e ondertitel van het boek: „Invalide nou en!" door Hans L. Koekoek, (t'tg. L. Veen- 7,50) De schrijver neett inderdaad een documentaire iSkt'..waarin een invalide man leun), zijn vrouw en zijn ouders om 'f h i" aan 'le' w0°rd komen. Om ooek even indringend te maken, als wanneer de teksten zouden zijn ge sproken, heelt Koekoek in het hele »oek spreektaal gehanteerd. Ook in «e stukken, waar hij zeil verteld over »jn belevenissen met Wim. Van de - Pagina's zijn er ongeveer honderd gesproken teksten, de rest gebruikt «e schrijver om aanvullingen te ma- rtioa-Ze aanvuUiugen geven een aan- v» p® van heden, de mo-nologen -»i u1 de gebeurtenissen in chrono- gisehe volgorde al. Deze twee ni- gescheiden door een ande- L„® en door andere tijden. De ■-«vullingen zijn vet gedrukt en Koe- daarvoor de tegen- ve-iJi8 terwW de rest in de hans tljd staat- Dank z'i deze ^greep doet het verhaal zeer re- phstiseh aan. k bestemd voor de gezon de „S; opdat men zien kan wat d'Jkheden zijn, waarmee een da'S?"8 *e maken heeft, nu is soonu0 dup?rsoon ^im een sterke per- kunno„ die weet wat hij wil. We ttoedrnkTa61 aan!?emen dat h« er§ Jk is voor zijn omgeving- Zijn kracht ligt hierin dat hij wei gert zich te laten indelen bij de inva liden. Hij wil niet gerekend worden tot de mensen, die helemaal met hun gebrek leven en zich eraan passen, uit het boek blijkt dat de opvoeding, die de ouders aan de jongen gaven, zeer belangrijk is geweest voor deze ontwikkeling. Het valt niet te onyke nen dat zij hem verwend hebben: daar ontleent hij zijn eigenwijze door- douw-natuur aan. Zijn ouders geven zelf toe dat zij de meeste aandacht hadden voor Wim. Zij wilden na hem ook geen kinderen meer hebben, omdat dat slecht zou zijn voor hun naam- Hier door valt het nauwelijks op dat Wim ook nog een zusje had. Zij is de eni ge die werkelijk last van haar broer schijnt te hebben, waarom koekoek haar slechts eenmaal aan het woord laat, is niet duidelijk. Misschien om dat het niet in Koekoeks straatje te pas kwam om het positieve beeld van een hardwerkende man te vertroebe len? Doordat de schrijver conseuent spreektaal gebruikt hoort en ziet Wim als het ware praten. Geen en kel moment komt het echter bij de le zer op dat Wim invalide is. Hij wil gezond zijn, dus is hij gezond. Wan neer hij geen uitkering krijgt van so ciale zaken, is hij boos. Maar tussen de regel; door biykt, dat hij geslaagd is in zijn opzet: men schrijft hem een brief, waarin staat dat hij niet inva lide is. Een doom in zijn oog zijn de ande- re invaliden. Er is niets waar hij zo de pest aan heeft als aan invaliden, die de hele dag maar invalide zitten te doen. „Lamlullen" noemt hij hen. Hp kan niet begrijpen, waarom zij niet zo, als hij, vechten voor een plaats in de normale maatschappy, zodat ze niet terecht komen achter de lopende band of een bureau. Verder beschimpt Wim drie zaken in het bijzonder: in de eerste plaats dier maatschappelijk werksters („Zo dra je uit het revalidatiecentrum wordt ontslagen, staat een de maat schappelijk werkster naast je te trap pelen van ongeduld om je in het een of ander onbeduidende baantje te wringen. Je haalt ze er zo uit, die maatschappelijk werksters. Ze heb ben van die zuinige pruimenmondjes- Helemaal misvormd van het veelvul dig de „t" uitspreken. De „t" van telefonist, want dat laten ze je ver rekte graag worden."). In de tweede plaats krijgt de bij standswet een lik uit de pan. Als je als invalide op je krent blpft zitten, hoef je je alleen maar door je vrouw naar het gemeentehuis te laten rollen en dian krijg je financiële bijstand, al- dug Wim. „maar ik kotste al van on ze geroemde bijstandswet- Weet je wanneer je als invalide bijstand krijgt? Alg je helemaal geen pest uitvoert, als je denkt laat maar rot ten". Zijn derde stokpaardje zijn de katho lieken en de katholieke kerk. „Ik was 15 jaar en ik voelde me nogal ver neukt door de Heren Paters en hun Dames Nonnen, dat kwam voorna melijk door de verhaaltjes dat ik myn leed maar als een kruisje moest dragen voor de bekering vande nik kertjes in Afrika." Ook zijn ervaring met katholieke middelbare scholen, waar ze hem weigerden als leerling, heeft daartoe bygedragen. Tenslotte komt hij op een openbare school, waar men zijn klas speciaal beneden laat zitten. Deze punten van kritiek, die voort durend in het hoek aan de orde ke rnen, geven het verhaal het karakter van een persoonlijke tirade tegen de gebreken van de maatschaDpij. Daar door kan men de documentaire haast geen algemene strekking toeschrijven. In elk geval heeft het boek van Koekoek deze grote verdienste: het is bijzonder makkelijk te lezen, even eenvoudig als Jan Cremer soms. Het heeft niet meer waarde dan als „voorlichtingsboek" over een leven, waar men maar moeilijk hoogte van kan krijgen. Na lezing is men niet veel wijzer geworden over de plaats die een invalide in de valide wereld inneemt. Aan de andere, kant zou een invali de na het lezen va-n het boek geprik keld kunnen worden niet bij de pak ken neer te zitten. Maar daarvoor is een grote dosis wilskracht en door zettingsvermogen voor nodig. En men moet wel bedenken dat niet ie dereen zo hard is als Wim, ook niet in de gezonde wereld. TH- V.D. TAK Vertrektijden door Michael Top- hoff. (MeulenhoffAmsterdam) Michael Tophoff zou een grote be langstelling voor wiskunde moeten hebben. Hij zou er althans uitste kend voor geëquipeerd zijn; de wij ze waarop hij in staat is om op al le mogelijke wijzen een situatie van twee (of r) mensen te analyse ren, te .irijven duidt daar op. In de situatie verandert niet veel. Er zit geen voortgang in de tijd in. Desondanks manifesteert ze zich voortdurend anders, doordat Top hoff zelf de belichting wijzigt. Heel langzaam, heel genuanceerd en heel knap. De lezer houdt natuurlijk zijn voorkeur voor een bepaalde belich ting, maar bijna ondanks zichzelf bouwt hij zich een beeld op van de mensen, die worden waargenomen. Tophoff werkt daar ook op: hij geeft de lezer een aantal herkenningspun ten, waardoor de tussenliggende waarnemingen een dimensie meer krijgen. Met behulp van de taal roept Tophoff een aan de tijd ontsto len periode op. Het wonderlijke en fascinerende is, dat dit moment niet ontmenselijkt is: integendeel, het ademt als het ware bij de gra tie van tot leven gebrachte mensen. Belle de Paris door Marcel Hae- drich. (Ad. M. C. Stok, Zuidholland se Uitgevers Maatschappij, Den Haag). Wie houdt van de Angélique-films en -romans zal verrukt zijn over de ze roman „Belle de Paris". Niet omdat hij (of zij) er ook maar iets nieuws in zal ontdekken, maar om dat ook in dit verhaal een onont koombaar beroep wordt gedaan op de droomwereld, die vele in hun hart erg romantische mensen voor zichzelf hebben opgebouwd. Zij zul len zichzelf hierin herkennen en het daarom ook een geweldig boek vin den. Voor wie minder behoefte aan deze soort van romantiek heeft roept het boek toch heel goed de sfeer op van een voorbije periode, die ongelooflijk in haar extremitei ten is. De mierenmensen door Eric North (Maraboe Pockets A. W. Bruna en Zoon, Utrecht-Antwerpen) In deze tijd, waarin de technolo gie een zo duizelingwekkende vlucht neemt, lijkt het bijna onmogelijk nog een goed science fiction-boek te schrijven. Je vraagt je zelfs af of er nog wel behoefte aan is: de wer kelijkheid is het verzinsel aan het overtreffen. Er zijn zo af en toe nog uitschieters en de Mierenmensen behoort daar toe. Er is constant een a.h.w. onderhuidse spanning aanwezig, die pas tegen het einde tot een uitbarsting komt. Geschenken en versieringen van papier (Cantecleer hobbyboekjes - Cantecleer - De Bilt f 4,90). Nu de avonden langer worden groeit ook de behoefte aan plezieri- rige bezigheden, waarbij zovel mo ge bezigheden, waarbij zoveel mo gelijk leden van het gezin betrok ken -zijn. Daar zijn talloze mogelijk heden voor en die welke in dit boek je zyn uitgewerkt zyn daarvan ze ker niet de minste. Het blijkt althans mogelijk om met zeer een voudige middelen alleraardigste dingen te maken. Een kind kon de was doen. 1 Verwarmd aquarium door H. W. E. van Bruggen (Wenk 346. Kosmos Amsterdam - Antwerpen) De ontwikkeling in de aquarium liefhebberij gaat evenals op zovele andere gebieden steeds sneller voor uit. In dat kader past dit boekje uitstekend. Modern en zakelijk wordt een overzicht gegeven vooral over de technische aspecten van het aquarium als over planten en vissen- Passend in deze opzet is bij voorbeeld ook het gebruik van de officiële Latijnse namen voor de vis sen en de planten. Men moet hier bij niet vergeten, dat er een her groepering in soorten is toegepast, waardoor men met sommige namen wat moeite zal hebben. Door af beeldingen en gedetailleerde be schrijvingen zullen echter weinig misverstanden kunnen voorkomen. Coen en Connie-serie (Anhy Mat- ti en Wim Spekking. Uitgeverij Hel mond - Helmond) De Coen on Connie-serie heeft een grote aantrekkelijkheid: de verschillende boekjes zijn bedoeld voor de verschillende leerjaren, die kinderen op school meemaken. De schrijvers zijn er uitstekend in ge slaagd om dat onderscheid waar te maken. Zodanig zelfs, dat kinderen zelf niet hoger grijpen dan bedoeld is: het boekje voor het vierde leer jaar kan wel worden voorgelezen aan een kind, dat in de tweede klas zit en dat wel zelf het boekje leest, dat voor hem bestemd is. De ver haaltjes zijn aardig, spannend en niet vervelend pedagogisch. De il lustraties van Coby Krouwel zijn erg leuk. Oostenrijk en de Dolomieten (Amstel Reisgidsen, L. J. Veen's Uitgeversmij. N.V. Amsterdam). De wintersportievelingen kijken verlangend uit naar het moment, waarop het kwik beneden het nul punt daalt. Dan immers kunnen zij zich uitleven. Ze hebben in de zo mermaanden het strand aan ande ren gelaten nu kunnen zij hun gang gaan op het strand van sneeuw. Oostenrijk en de Dolomieten zijn zeer geliefde toeristenoorden, in de zomer, maar vooral toch in de win ter. In een 150 pagina's dik boek is nu alle? maar dan ook echt alles wat er over verreweg de meeste wintersportcentra in deze gebieden te weten is bijeen gebracht. Heel erg nuttig. Nederland - aardgasland door drs. C- C. Brouwer en ir. M. J. Coenen (Ratioreeks, A. Roelofs van Goor Amersfoort). Dat Nederland aardgasland is lijkt een overbodige constatering. Ten slotte beschikt ons land over de grootste voorraad aardgas ter we reld. Er is dan ook genoeg over te doen geweest- Helemaal verwonder lijk is het dan ook niet. dat er een boek is volgeschreven over dit aard gas. Het staat vo] met allerlei (soms zeer technische) gegevens en we tenswaardigheden. Maar het merk waardige is, dat sommige delen zich als een spannend avonturenver haal laten lezen. Voor wie iets meer wil weten over aardgas dan alleen maar, dat het dient om op te koken, een aanwinst. HANS LUTZ

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 9