Oorlog
en
schuld
Kees
Schippers
maakt
minimal
art
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
BOEKEN
Erasmus
Invalide
nou
en!
n
A
t - f
De Zonnebloem
van Wiesenthal
£j M X f
9 f
f
1
populair
O/ l f i
en weten
schappelijk
EERSTE DEEL
Tirade van
stokpaardjes
DE STEM
K. Schippers, mederedacteur van
het langwerpige, smalle tijdschrift
voor teksten, Barbarber, heeft een
nieuw boek gepubliceerd. Titel:
„Verplaatste tafels", Formaat: a la
Barbarber, alleen iets korter van
stuk en dikker. Omslag: stevige
kaft, geplastificeerd, kleur hemels
blauw, waarop rijen tafels onrecht
lijnig afgebeeld. Op de achterflap,
gezeten achter de eerste tafel, niet
Schippers zelf, maar een foto van
hem. Uitgever: Querido. Prijs:
a 10,90.
Uiterlijk en titel van dit boek val
len op. Dit rechtvaardigt een betrek
kelijk uitvoerige beschrijving. Maar
er is meer: titel en uiterlijke vorm
verwijzen rechtstreeks naar de in
houd. Voor wie Barbarber kent, is
het niet moeilijk te begrijpen dat het
Barbarber-formaat van „Verplaatste
tafels" de indruk wekt dat dit boek
een verzameling teksten en afbeel
dingen en geen „klassieke" bundel
poëzie is. Schippers' vorige
bundel, „Een klok en profil" (1965;,
sluit uiterlijk en inhoudelijk meer bij
dat „klassieke" beeld van een dicht
bundel aan, al is ook daarin al de
neiging aanwezig de lezer poëtisch
om de tuin te leiden of hem een
nieuwe vorm van werkelijkheidser
varing aan te bieden. Het is van de
lezer afhankelijk waartoe hij besluit:
ik word bij de neus genomen, want
die teksten hebben niets met poëzie
te maken of de schrijver biedt me
iets oorspronkelijks aan, een nieuw
De scherpzinnige en moedige
peurder naar ondergedoken jo
denver volgers uit de Tweede We-
eldoorlog, Simon Wiesenthal,
eeft een soort autobiografische
oman geschreven, waarin hij het
robleem van de schuldvergeving
entraal stelt.
Is joodse gevangene van een
oncentratiekamp bij de Poolse
tad Lwow in de Nederlandse
ertaling hardnekkig op z'n Duits
embcrg genoemd wordt hij
op een dag bij het sterfbed van
een Duits soldaat geroepen die
"em bekent als SS-er te hebben
eelgenomen aan een van de ve-
(1e massale moordpartijen op Pool
se joden. In het gezicht van de
dood wenst hij echter vergeving
te ontvangen van een dergenen
die hij heeft vervolgd.
De ik uit het verhaal zegt daar
een ja, maar ook geen uitdrukkelijk
ee op. Hij blijft zwijgen. Terug in
et kamp vertelt hij een van zijn lot-
enoten zijn dilemma. Deze meent
"at hij er goed aan heeft gedaan in
'lk geval geen vergeving uit te spre
ien omdat men als enkeling toch niet
et recht heeft uit naam van miljoe-
en omgekomen joden te spreken en
jte handelen. Wiesenthal blijft met
ijn probleem zitten, ook als hij na de
orlog in Duitsland de moeder van de
estorven soldaat opzoekt. Die wordt
ts getekend als een wat onbeduiden
de vrouw, die in de naïeve veronder-
elling verkeert dat desnoods alle
uitsers oorlogsmisdadigers zijn ge
dweest, maar dat zoiets bij haar zoon
ndenkbaar is. De verteller kan het
'iet over zijn hart krijgen haar de
aarheid te zeggen.
OmSat hij blijkbaar toch wel een
twoord op zijn vraag wil hebben,
eemt hij z'n toevlucht tot een in de
"maiilitteratuur volstrekt nieuwe
ethode: Hij legt haar voor aan een
ollectie geestelijken, politici, schrij-
ers, filosofen. Hun commentaren
ormen het boeiendste deel van „De
onnebloem", dat als roman onze
andacht moeilijk gespannen kan
ouden omdat de ingrediënten te
stmatig bij elkaar zijn gebracht.
Anders gezegd: Wiesenthal is niet
voldoende romancier om in deze
vorm te overtuigen. Bovendien is het
moeilijk een objectieve betekenis toe
te kennen aan een begrip als schuld
vergeving, dat weliswaar onlosmake
lijk verbonden is aan bepaalde le
vensbeschouwingen, maar toch voor
de meeste mensen geen wezenlijke
inhoud bezit.
Maar nu de afsluitende commenta
ren. Het Is bijna vermakelijk te be
speuren hoe dragers van grote na
men Wicsenthals verzoek maar een
opgedrongen verplichting vinden
waarvan ze zich met een Jantje-van-
Leidcn proberen af te maken.
Stefan Andres bijvoorbeeld geeft
onomwonden te kennen: dat moet u
maar met uw eigen geweten in orde
maken. Van de schrijver Herman
Kesten heeft ons de opmerking ge
troffen dat „schrijftafelmoordenaars"
als Ernst Junger, Heidegger, Speng-
ler, Carossa, Schacht en Rosenberg
en dergelijke „nette" cultuurfilosofen
moeilijker te vergeven vallen dan
een 21-jarige SS-er. Er zijn 2 duidelij
ke uitspraken over Uiesenthals vraag
stelling, die van de anti-revolutionai
re dr. j.H.J.A.S. Bruins Slot en die
van de bisschop van 's-Hertogen-
bosch, mgr. J.W.M. Bluyssen. Ze ko
men tot tegengestelde, maar tenmin
ste beredeneerde conclusies. De eer
ste zegt: in wezen maakte die SS'er
misbruik van de situatie en van het
begrip vergiffenis. De hoofdredacteur
van Trouw verwijst naar de 72ste
psalm waarin „het verbrijzelen van
de verdrukker" als een onverbreke
lijk element van de rechtstaat wordt
vermeld. De tweede komt na een
uitvoerige analyse tot de conclusie
dat „vergeven de menselijkheid be
vordert". En de lezer kan zelf op
nieuw kiezen. Hetgeen hij ook be
hoort te doen.
JOOP BARTMAN
Simon Wiesenthal: „De Zonne
bloem. Elsevier Paperbacks, 9,90.
(Wij maken onze lezers cr opmerk
zaam op dat het onlangs door ons be
sproken boek van Robert W.
Kempner1 Twee uit honderdduizend
Anne Frank en Edith Stein, werd uit
gegeven door H. Nelissen te Biltho-
ven en 12,90 kost). Deze regel was
onder de bespreking weggevallen).
Toevallig kwam „Een man is een
man" op de boekenplank te liggen
naast de al jaren in het gelid staan
de Louteringsberg. Beide boeken zijn
van Amerikaanse origine, beide heb
ben de verhouding tot God als onder
werp. Maar wat toen door Thomas
Merton geschreven werd (een goede
twintig jaar geleden) en een bestsel
ler werd met op z'n minst zeven her
drukken, zou het in deze tijd niet
meer doen. Wij willen daarbij aan
tekenen dat wat Merton schreef on
getwijfeld meer geestelijke body
heeft dan de roman van William E.
Barrett, die wij thans voor u gelezen
hebben.
Merton schrijft vanuit een spiritu
eel patroon, men zou zijn boek kun
nen beschouwen als een nieuwe ver
sie op Augustinus Belijdenissen. Hij
zoekt God en hij doet dat helemaal
alleen, waarbij sprake is van een
vorm van zelfheiliging, die een ont
zaggelijke poging is God alléén te be
naderen. Pas als hij daarin geslaagd
is (een gevecht, dat alleen de aller-
sterksten winnen) deelt hij de ande
ren zijn bekeringsgeschiedenis mee.
Merton deed dat zeker niet uit ijdel-
heid: hij wilde alleen zijn bevindin
gen doorgeven opdat anderen er hun
voordeel mee zouden kunnen doen.
Toch kunnen we ons thans niet ont
trekken aan een zekere pedanterie
en benepenheid.
Een man is een man is het tegen
deel van het geschrift van Merton.
Het gaat hier om een priester, die
uit het ambt treedt. Ja-zeker: om een
vrouw, er is moeilijk een menselijker
reden denkbaar. In feite gaat het dus
om de eenzaamheid, waaraan hij
geen weerstand bieden kan en die in
de maatschappij van thans gedood
verfd wordt als een kwaal, waaraan
een mens ten gronde moet gaan. De
priesterfiguur ervaart zijn celibaat
niet anders. Hij treedt uit, gaat dan
zichzelf beleven als een zielige fi
guur, die verraad heeft gepleegd aan
de zaak, waaraan hij zichzelf inder
tijd onvoorwaardelijk gegeven heeft
en beschouwt zichzelf min of meer
als een uitgestotene. Het is de vrouw
met wie hij gaat samenleven en later
huwt die hem vrij maakt en hem
de rust geeft om zijn nieuwe leven
tenslotte reëel maar vol vreugde
tegemoet te treden.
F if
soort poëzie ontstaan uit het besef
dat alle „klassieke" opvattingen
over wat poëzie is, onhoudbaar ble
ken.
Definieert men poëzie als het ma
ken van teksten die je een werkelijk
heidskick moeten bezorgen, dan kun
je hieruit opmaken dat poëzie als
een speciale vorm van literatuur is
opgeheven ofwel dat minder pes
simistisch de poëzië eindelijk
haar juiste uitgangspunt gevonden
heeft: alles kan poëzie worden,
d.w.z, een verscherpte werkelijk
heidservaring via de omweg van de
taai.
De tweede opvatting is de mijne.
„Verplaatste tafels" bezorgt mij die
werkelijkheidskick, vooral in die
teksten die mij naar de ruimte,
waarin de concrete dingen zich be
vinden, terugvoeren. Daardoor krijg
ik als lezer een verhevigd besef van
bijvoorbeeld een tafel. Voorbeeld:
Doog in vijf verschillende standen
op tafel, karton en hout, Een doos
op tafel, Tafel waarop doos, Een
doos op de tafel, Doos op tafel, Tafel
met doos.
Op een stuk papier staan een aan
tal zeer gewone woorden, die op
zichzelf een zeer gewone mededeling
vormen. Maar er gebeurt iets zeer
ongewoons: die doos op een tafel
wordt concreet en ruimtelijk. Het is
knap dat de dichter vooruit, op
grond van deze tekst mag ik Schip
pers gerust deze oude naam toedich
ten dit bij mij teweeg kan bren
gen met zulke eenvoudige middelen.
De kunst die bij uitstek voor ruim
telijk doorgaat is de beeldende
kunst. Het is niet toevallig dat „Ver
plaatste tafels" wemelt van verwij
zingen naar deze kunst, vaak zo, dat
een humoristisch effect verkregen
wordt. Men is geneigd te denken dat
de dichter met die concrete kunst de
spot drijft. Dat doet hij ook, maar
tevens maakt hij de lezer duidelijk
dat zijn kunst niet minder concreet is.
Schippers maak „minimal art"-
Voornaamste materiaal, dat hij ge
bruikt: papier en taal. Effect: ruim
te. Heel wat „echte" beeldende kun
stenaars hebben méér materiaal no
dig om hetzelfde te bewerkstelligen.
Wie huiverig tegenover poëzie staat,
omdat ze toch „te hoog" voor hem
is, mag zich deze kiek niet laten
ontgaan. De doorgewinterde poëzie
lezer trouwens ook niet.
WIM HUYSKENS
Een man is een man graaft echter
niet diep. Het is interessant om de
ze geschiedenis te lezen, maar het ge
heel bl(jft wel een beetje te veel aan
de oppervlakte. Dat ligt aan het ka
rakter van de hoofdfiguur, die zeker
niet tot bespiegeling geneigd is maar
eerder op „doen" is ingesteld. Daar
door krijgt de roman iets goedkoops
en slordigs omdat er nogal wat hia
ten zijn in het denkpatroon, dat ten
slotte tot zijn uittreden leidt. Wel
heeft Barett deze roman vlot ge
schreven en zij is uitstekend ver
taald. Typerend voor de roman is
het slot, als blijkt dat de vroegere
priester niet alleen een rijke vrouw
getrouwd heeft maar bovendien zelf
een man wordt, wie het „slijk der
aarde" ruimschoots in de schoot
wordt geworpen. Ondanks alles: een
leesbaar boek voor wie geen al te
hoge eisen stelt aan een geestelijke
worsteling, die wij ons ook (dieper)
beschreven hadden kunnen voorstel
len.
M.
Een man is een man van "William
E. Barett. Uitgeverij De Font ijn, De
Bilt - f 16,90.
Wie iets over Erasmus wil weten,
wat georiënteerd wil raken in zijn le
ven, en geen zin heeft om daarbij te
duiken in allerlei zwaarwichtige lec
tuur, moet zich het boekje van Annet
van Batturn aanschaffen: „Erasmus,
rebel tegen wil en dank". Dit boekje
werd geschreven in opdracht van
crm cn uitgegeven in samenwerking
met het Humanistische Verbond in
dit Erasmusjaar door uitgeverij
Moussault 12,50).
Dat Annet van Battum een prettig
leesbare stijl hanteert weten meer
mensen, dan ze zelf vermoeden
Dit boek is een populair geschrift in
de goede zin van het woord. Het
leest als een roman en toch wordt er
niet geromantiseerd. De bronnen die
de schrijfster hanteerde (o.a. Allen,
werken van Erasmus zelf, Huizinga)
vormen daarbij enige garantie, al was
ondanks deze bekende bronnen
dit Erasmusjaar niet vrij van gero
mantiseerde herdenkingskreten.
„Veel van wat over Erasmus' leven
bekend is, moest ongeschreven blij
ven. Het zou anders een boek vol na
men en jaartallen geworden zijn",
zegt Van Battum. Het is nu een
leesbaar boek gebleven. Een intro
ductie (ook aanbevolen bij het mid
delbaar onderwijs), die je vertrouwd
maakt met'de persoon en de wereld
waarin hij leefde. Natuurlijk kun je
gaan vitten over de soms wat al te
vlot neergeschreven zinnen, maar
daar krijg je bij dit werkje gewoon
geen zin in. Dat laten we over aan
de meer zuiver wetenschappelijk ge
richte geschriften.
Na een inleiding, waarin Annet van
Battum parallellen trekt tussen de tijd
van Erasmus en de onze („Van wei
nig mensen omstreeks de tijd van
1500 weten we zoveel als van Eras
mus. Toch mankeert er nog veel aan
onze kennis") volgt zij het leven chro
nologisch. Het verhaal van zijn zwer
versbestaan, zijn denken en geschrif
ten, zijn ontmoetingen met alle gro
ten uit die tijd. Ook de anecdotes,
die over hem bekend zijn verleven
digen dit verhaal of ze maakt zelf
soms (ongewild?) anecdotes van
weliswaar priester, maar hij is open
hartig en geestig, neemt geen blad
voor de mond en meent wat hij zegt"
Het boek zit vol mooie authentieke
illustraties, die van het boekje een
beeldroman van Erasmus en zijn tijd
maken. Het heeft een uitstekend ver
zorgde lay-out en zit fraai in de band.
Allen, die haar slotopmerking „Zijn
naam is een symbool geworden voor
een stroming in de geschiedenis die
ook vandaag zijn waarde heeft behou
den" kunnen onderschrijven kunnen
we niets anders zeggen dan: een
boekje waard om te bezitten en te
lezen.
De Koninklijke Nederlandse Akad-
mie van Wetenschappen te Amster
dam heeft enkele jaren geleden een
Erasmuscommissie ingesteld, die tot
taak heeft om, in samenwerking met
buitenlandse geleerden, een tekstkri
tische en van commentaar voorziene
editie van de verzamelde werken van
Erasmus voor te bereiden en te pu
bliceren. Deze uitgave, welke volgens
een voorlopige raming een omvang
van circa veertig delen zal hebben,
zal alle eigen werken van Erasmus
en enkele van zijn vertalingen om
vatten. Zij staat onder het bescherm
heerschap van de „Union Academi-
que Internationale" en wordt bij de
Noord-Hollandsche Uitgevers Maat
schappij te Amsterdam gepubliceerd.
Naar aanleiding van deze Erasmus-
uitgave schrijft dr. C. Reedijk, secre
taris van de Erasmuscommissie in
het jaarboek van de Nederlandse Or
ganisatie voor Zuiver-Wetenschappe-
lijk Onderwijs o.a. het volgende:
„Er bestaan tot op heden slechts
twee edities van de verzamelde wer
ken van Desiderius Erasmus. De eer
ste is enkele jaren na zijn dood in
1536 te Bazel bij de drukker Froben
in negen delen verschenen. De twee
de editie van Erasmus' verzamelde
werken verscheen ruim 160 jaar later
te Leiden bij Petrus van der Aa. Ge
durende meer dan 250 jaar is deze
Leidse Erasmus-editie de basis voor
alle Erasmusonderzoekingen geweest.
Een nieuw tijdperk brak aan met
het verschijnen van de magistrale
editie van Erasmus' brieven door P.
S. Allen in twaalf delen (Oxford
1906 - 1958); een in alle opzichten
aan de moderne eisen voldoende
tekstkritische en gecommentarieerde
uitgave.
De te publiceren tekst van de af
zonderlijke werken zal in principe
steeds de tekst van de „editie prin-
ceps" zijn- Een tekstkritisch appa
raat zal alle varianten van de tijdens
het leven van Erasmus verschenen
edities geven, voor zo ver Erasmus
bij deze uitgaven betrokken is ge
weest. Een tweede apparaat zal de
bronnen van citaten in Erasmus'
tekst geven en zal het filologisch en
historisch commentaar van de voor
de betreffende tekst verantwoordelij
ke medewerker bevatten. Elk werk
zal worden voorzien van een inleiding
over het ontstaan en de betekenis
van de tekst. Orthografie en inter
punctie van de als basistekst dienen
de „editio princeps" zullen, in over
eenstemming met de door P. S. Allen
geformuleerde regels, worden gemo
derniseerd.
De volgorde waarin de werken
van Erasmus in de nieuwe editie
zullen verschijnen, is geen chronolo
gische. Zij berust op een indeling in
negen „ordines", die Erasmus zelf
voor een postume publikatie van
zijn „opera omnia" in twee brieven
heeft vastgelegd en waarin hij zijn
geschriften volgens hun inhoud heeft
geordend.
Het eerste deel van de nieuwe edi
tie, dat tevens ook het eerste deel
van de eerste „ordo" is, is uitgeko
men bij de herdenking van het feit
dat Erasmus vijfhonderd jaar geleden
werd geboren. Het bevat de „Anti-
barbari": het vroegste werk van
Erasmus, door hem voor zijn twin
tigste levensjaar begonnen, alsme
de een commentaar op een op naam
van Ovidius Overgeleverd werk, na
melijk de „Nux", door Erasmus op
gedragen aan de enige zoon van
Thomas Morus, en een aantal van
zijn vertalingen van Griekse auteurs
welke in de jaren tussen 1503 en 1526
zijn ontstaan: de „Declamatiunculae"
van Libanius (een te Cambridge be
waard autograaf, in deze vorm hier
voor het eerst gepubliceerd) en ver
talingen van Eurinides, Lucianus en
Galenus die bijzonder belangwekkend
voor Erasmus' kennis van het Grieks
blijken te zijn.
HENK EGBERS
i-Geschrevene documentaire", is
®e ondertitel van het boek: „Invalide
nou en!" door Hans L. Koekoek,
(t'tg. L. Veen- 7,50) De schrijver
neett inderdaad een documentaire
iSkt'..waarin een invalide man
leun), zijn vrouw en zijn ouders om
'f h i" aan 'le' w0°rd komen. Om
ooek even indringend te maken, als
wanneer de teksten zouden zijn ge
sproken, heelt Koekoek in het hele
»oek spreektaal gehanteerd. Ook in
«e stukken, waar hij zeil verteld over
»jn belevenissen met Wim. Van de
- Pagina's zijn er ongeveer honderd
gesproken teksten, de rest gebruikt
«e schrijver om aanvullingen te ma-
rtioa-Ze aanvuUiugen geven een aan-
v» p® van heden, de mo-nologen
-»i u1 de gebeurtenissen in chrono-
gisehe volgorde al. Deze twee ni-
gescheiden door een ande-
L„® en door andere tijden. De
■-«vullingen zijn vet gedrukt en Koe-
daarvoor de tegen-
ve-iJi8 terwW de rest in de
hans tljd staat- Dank z'i deze
^greep doet het verhaal zeer re-
phstiseh aan.
k bestemd voor de gezon
de „S; opdat men zien kan wat
d'Jkheden zijn, waarmee een
da'S?"8 *e maken heeft, nu is
soonu0 dup?rsoon ^im een sterke per-
kunno„ die weet wat hij wil. We
ttoedrnkTa61 aan!?emen dat h« er§
Jk is voor zijn omgeving-
Zijn kracht ligt hierin dat hij wei
gert zich te laten indelen bij de inva
liden. Hij wil niet gerekend worden
tot de mensen, die helemaal met hun
gebrek leven en zich eraan passen,
uit het boek blijkt dat de opvoeding,
die de ouders aan de jongen gaven,
zeer belangrijk is geweest voor deze
ontwikkeling. Het valt niet te onyke
nen dat zij hem verwend hebben:
daar ontleent hij zijn eigenwijze door-
douw-natuur aan.
Zijn ouders geven zelf toe dat zij
de meeste aandacht hadden voor
Wim. Zij wilden na hem ook geen
kinderen meer hebben, omdat dat
slecht zou zijn voor hun naam- Hier
door valt het nauwelijks op dat Wim
ook nog een zusje had. Zij is de eni
ge die werkelijk last van haar broer
schijnt te hebben, waarom koekoek
haar slechts eenmaal aan het woord
laat, is niet duidelijk. Misschien om
dat het niet in Koekoeks straatje te
pas kwam om het positieve beeld van
een hardwerkende man te vertroebe
len?
Doordat de schrijver conseuent
spreektaal gebruikt hoort en ziet
Wim als het ware praten. Geen en
kel moment komt het echter bij de le
zer op dat Wim invalide is. Hij wil
gezond zijn, dus is hij gezond. Wan
neer hij geen uitkering krijgt van so
ciale zaken, is hij boos. Maar tussen
de regel; door biykt, dat hij geslaagd
is in zijn opzet: men schrijft hem een
brief, waarin staat dat hij niet inva
lide is.
Een doom in zijn oog zijn de ande-
re invaliden. Er is niets waar hij zo
de pest aan heeft als aan invaliden,
die de hele dag maar invalide zitten
te doen. „Lamlullen" noemt hij hen.
Hp kan niet begrijpen, waarom zij
niet zo, als hij, vechten voor een
plaats in de normale maatschappy,
zodat ze niet terecht komen achter
de lopende band of een bureau.
Verder beschimpt Wim drie zaken
in het bijzonder: in de eerste plaats
dier maatschappelijk werksters („Zo
dra je uit het revalidatiecentrum
wordt ontslagen, staat een de maat
schappelijk werkster naast je te trap
pelen van ongeduld om je in het een
of ander onbeduidende baantje te
wringen. Je haalt ze er zo uit, die
maatschappelijk werksters. Ze heb
ben van die zuinige pruimenmondjes-
Helemaal misvormd van het veelvul
dig de „t" uitspreken. De „t" van
telefonist, want dat laten ze je ver
rekte graag worden.").
In de tweede plaats krijgt de bij
standswet een lik uit de pan. Als je
als invalide op je krent blpft zitten,
hoef je je alleen maar door je vrouw
naar het gemeentehuis te laten rollen
en dian krijg je financiële bijstand, al-
dug Wim. „maar ik kotste al van on
ze geroemde bijstandswet- Weet je
wanneer je als invalide bijstand
krijgt? Alg je helemaal geen pest
uitvoert, als je denkt laat maar rot
ten".
Zijn derde stokpaardje zijn de katho
lieken en de katholieke kerk. „Ik was
15 jaar en ik voelde me nogal ver
neukt door de Heren Paters en hun
Dames Nonnen, dat kwam voorna
melijk door de verhaaltjes dat ik
myn leed maar als een kruisje moest
dragen voor de bekering vande nik
kertjes in Afrika." Ook zijn ervaring
met katholieke middelbare scholen,
waar ze hem weigerden als leerling,
heeft daartoe bygedragen. Tenslotte
komt hij op een openbare school,
waar men zijn klas speciaal beneden
laat zitten.
Deze punten van kritiek, die voort
durend in het hoek aan de orde ke
rnen, geven het verhaal het karakter
van een persoonlijke tirade tegen de
gebreken van de maatschaDpij. Daar
door kan men de documentaire haast
geen algemene strekking toeschrijven.
In elk geval heeft het boek van
Koekoek deze grote verdienste: het
is bijzonder makkelijk te lezen, even
eenvoudig als Jan Cremer soms. Het
heeft niet meer waarde dan als
„voorlichtingsboek" over een leven,
waar men maar moeilijk hoogte van
kan krijgen. Na lezing is men niet
veel wijzer geworden over de plaats
die een invalide in de valide wereld
inneemt.
Aan de andere, kant zou een invali
de na het lezen va-n het boek geprik
keld kunnen worden niet bij de pak
ken neer te zitten. Maar daarvoor is
een grote dosis wilskracht en door
zettingsvermogen voor nodig. En
men moet wel bedenken dat niet ie
dereen zo hard is als Wim, ook niet
in de gezonde wereld.
TH- V.D. TAK
Vertrektijden door Michael Top-
hoff. (MeulenhoffAmsterdam)
Michael Tophoff zou een grote be
langstelling voor wiskunde moeten
hebben. Hij zou er althans uitste
kend voor geëquipeerd zijn; de wij
ze waarop hij in staat is om op al
le mogelijke wijzen een situatie van
twee (of r) mensen te analyse
ren, te .irijven duidt daar op.
In de situatie verandert niet veel. Er
zit geen voortgang in de tijd in.
Desondanks manifesteert ze zich
voortdurend anders, doordat Top
hoff zelf de belichting wijzigt. Heel
langzaam, heel genuanceerd en heel
knap. De lezer houdt natuurlijk zijn
voorkeur voor een bepaalde belich
ting, maar bijna ondanks zichzelf
bouwt hij zich een beeld op van de
mensen, die worden waargenomen.
Tophoff werkt daar ook op: hij geeft
de lezer een aantal herkenningspun
ten, waardoor de tussenliggende
waarnemingen een dimensie meer
krijgen. Met behulp van de taal
roept Tophoff een aan de tijd ontsto
len periode op. Het wonderlijke en
fascinerende is, dat dit moment
niet ontmenselijkt is: integendeel,
het ademt als het ware bij de gra
tie van tot leven gebrachte mensen.
Belle de Paris door Marcel Hae-
drich. (Ad. M. C. Stok, Zuidholland
se Uitgevers Maatschappij, Den
Haag).
Wie houdt van de Angélique-films
en -romans zal verrukt zijn over de
ze roman „Belle de Paris". Niet
omdat hij (of zij) er ook maar iets
nieuws in zal ontdekken, maar om
dat ook in dit verhaal een onont
koombaar beroep wordt gedaan op
de droomwereld, die vele in hun
hart erg romantische mensen voor
zichzelf hebben opgebouwd. Zij zul
len zichzelf hierin herkennen en het
daarom ook een geweldig boek vin
den. Voor wie minder behoefte aan
deze soort van romantiek heeft
roept het boek toch heel goed de
sfeer op van een voorbije periode,
die ongelooflijk in haar extremitei
ten is.
De mierenmensen door Eric North
(Maraboe Pockets A. W. Bruna en
Zoon, Utrecht-Antwerpen)
In deze tijd, waarin de technolo
gie een zo duizelingwekkende vlucht
neemt, lijkt het bijna onmogelijk
nog een goed science fiction-boek te
schrijven. Je vraagt je zelfs af of
er nog wel behoefte aan is: de wer
kelijkheid is het verzinsel aan het
overtreffen. Er zijn zo af en toe nog
uitschieters en de Mierenmensen
behoort daar toe. Er is constant
een a.h.w. onderhuidse spanning
aanwezig, die pas tegen het einde
tot een uitbarsting komt.
Geschenken en versieringen van
papier (Cantecleer hobbyboekjes -
Cantecleer - De Bilt f 4,90).
Nu de avonden langer worden
groeit ook de behoefte aan plezieri-
rige bezigheden, waarbij zovel mo
ge bezigheden, waarbij zoveel mo
gelijk leden van het gezin betrok
ken -zijn. Daar zijn talloze mogelijk
heden voor en die welke in dit boek
je zyn uitgewerkt zyn daarvan ze
ker niet de minste. Het blijkt
althans mogelijk om met zeer een
voudige middelen alleraardigste
dingen te maken. Een kind kon de
was doen.
1
Verwarmd aquarium door H. W.
E. van Bruggen (Wenk 346. Kosmos
Amsterdam - Antwerpen)
De ontwikkeling in de aquarium
liefhebberij gaat evenals op zovele
andere gebieden steeds sneller voor
uit. In dat kader past dit boekje
uitstekend. Modern en zakelijk
wordt een overzicht gegeven vooral
over de technische aspecten van
het aquarium als over planten en
vissen- Passend in deze opzet is bij
voorbeeld ook het gebruik van de
officiële Latijnse namen voor de vis
sen en de planten. Men moet hier
bij niet vergeten, dat er een her
groepering in soorten is toegepast,
waardoor men met sommige namen
wat moeite zal hebben. Door af
beeldingen en gedetailleerde be
schrijvingen zullen echter weinig
misverstanden kunnen voorkomen.
Coen en Connie-serie (Anhy Mat-
ti en Wim Spekking. Uitgeverij Hel
mond - Helmond)
De Coen on Connie-serie heeft
een grote aantrekkelijkheid: de
verschillende boekjes zijn bedoeld
voor de verschillende leerjaren, die
kinderen op school meemaken. De
schrijvers zijn er uitstekend in ge
slaagd om dat onderscheid waar te
maken. Zodanig zelfs, dat kinderen
zelf niet hoger grijpen dan bedoeld
is: het boekje voor het vierde leer
jaar kan wel worden voorgelezen
aan een kind, dat in de tweede klas
zit en dat wel zelf het boekje leest,
dat voor hem bestemd is. De ver
haaltjes zijn aardig, spannend en
niet vervelend pedagogisch. De il
lustraties van Coby Krouwel zijn
erg leuk.
Oostenrijk en de Dolomieten
(Amstel Reisgidsen, L. J. Veen's
Uitgeversmij. N.V. Amsterdam).
De wintersportievelingen kijken
verlangend uit naar het moment,
waarop het kwik beneden het nul
punt daalt. Dan immers kunnen zij
zich uitleven. Ze hebben in de zo
mermaanden het strand aan ande
ren gelaten nu kunnen zij hun gang
gaan op het strand van sneeuw.
Oostenrijk en de Dolomieten zijn
zeer geliefde toeristenoorden, in de
zomer, maar vooral toch in de win
ter. In een 150 pagina's dik boek is
nu alle? maar dan ook echt alles
wat er over verreweg de meeste
wintersportcentra in deze gebieden
te weten is bijeen gebracht. Heel
erg nuttig.
Nederland - aardgasland door
drs. C- C. Brouwer en ir. M. J.
Coenen (Ratioreeks, A. Roelofs van
Goor Amersfoort).
Dat Nederland aardgasland is lijkt
een overbodige constatering. Ten
slotte beschikt ons land over de
grootste voorraad aardgas ter we
reld. Er is dan ook genoeg over te
doen geweest- Helemaal verwonder
lijk is het dan ook niet. dat er een
boek is volgeschreven over dit aard
gas. Het staat vo] met allerlei (soms
zeer technische) gegevens en we
tenswaardigheden. Maar het merk
waardige is, dat sommige delen
zich als een spannend avonturenver
haal laten lezen. Voor wie iets
meer wil weten over aardgas dan
alleen maar, dat het dient om op te
koken, een aanwinst.
HANS LUTZ