Niet
bang
voor een „slippertje"
WERKENDE
VROUW
VEEL TE ZWAAR
BELAST
In tienden van 'n seconde
moet een automobilist
kunnen reageren
tijdschriften schrijven
tijdschriften schrijven
Door
Greet Buchner
ROOSENDAAL Het slippen van auto's vormt één van de
grote ongewisse factoren in het verkeer. In tienden van een
seconde moet een automobilist kunnen reageren, kunnen kie
zen tussen een razendsnelle correctie of brokken maken.
De meeste automobilisten gaan na een eerste schuivertje
in het najaar pas denken aan het dreigende slipgevaar. In
de herfst en winter kunnen meer omstandigheden een slip ver
oorzaken, maar men vergeet vaak dat de kans om 's zomers
een schuiver te maken bijna even groot is. 's Winters wil men
zijn snelheid wel aanpassen, anders dan in de zomer.
We hebben gesproken mei de directeur van de „Anti-slipschool Brabant",
de heer Nordsiek uit Roosendaal. Hij is een professionele slippertjes-maker
en een dag bij hem in de leer doet een automobilist zelfverzekerder achter
het stuur van de eigen auto kruipen. Met de kunde een slip te kunnen
voorkomen of goed op te vangen is men tegelijkertijd in staat veel accura-
ter te reageren en te rijden, juist ook in andere dan slip-situaties.
Alvorens men de praktijk op de
slipbaan „intolt" dient de nodige
theorie uiteengezet te worden. Men
moet wat weten over oorzaken van
het slippen' Zoals te hoge snelheden
in bochten. Men spreekt van „hij is
de bocht uitgevlogen", maar in fei
te betekent het meestal: hij is de
bocht uitgeslipt.
Remmen tijdens verlaten van file
kan een andere oorzaak zijn. Vooral
op driestrooks- en smalle vierstrooks-
wegen gebeurt het niet zelden dat
een automobilist bij een snelheid van
80-100 km- per uur uit een file trekt,
bijna tegelijk een tegenligger ziet na
deren en dan op de rem springt. Bij
een iets vochtig wegdek kan deze
handeling aanleiding zijn tot een ont
zettende schuiver. De voorwielen
staan in een schuine stand, waar
door de wagen bij beremming als
een slee is geworden.
Hier geldt een grondregel voor de
anti-slip: sturen en remmen gaat
noodt tegelijk. Wielen, die beremd
worden en waaraan wordt gedraaid,
raken alle geblokkeerd en functione
ren niet meer.
Een andere aanleiding tot een slip
kan liggen in het uitwijken. Voor een
kind dat plotseling de straat oploopt
bijvoorbeeld. Aan remmen valt eigen
lijk niet meer te denken, al zal het
in de praktijk als eerste schrikreac
tie toch gebeuren. De wagen zal
prompt niet meer te besturen èn te
beremmen zijn.
Remmen in de hocht kan ook fata
le slipgevolgen hebben. Het is in ie
der geval fout. Men moet vóór de
bocht remmen en liefst pompend als
er krachtig moet worden geremd,
Bij remmen in de bocht blokkelen
alle vier de wielen en schiet de wa
gen zonder om de as te draaien van
de weg af.
De volgende slip-oorzaken dienen
zich voornamelijk in de koude jaar
getijde aan: glad wegdek (door bla
deren, water, sneeuw e.d.) en ijzel.
Onder dergelijke omstandigheden
hebben de wielen bijna geen wrijving
op de weg- Men zal zijn snelheid
moeten aanpassen (de heer Nord
siek: „Zeg 30 km per uur, maar
doorschakelen naar de hoogste ver
snelling").
Een heel belangrijk punt hierbij is,
dat de wielen bij slippen niet te sterk
versneld en vertraagd mogen wor
den. Dit om loos doorrazen van de
wielen die worden aangedreven te
vermijden (wielspin).
Naar de mening van de heer Nord
siek wordt op gladde wegen veel te
snel gereden- Ook op die, welke zijn
gestrooid.
Het wegtrekken op een spiegelglad
wegdek kan ook vaak aanleiding tot
slippartijen geven. In deze toestand
doet men het verstandigst om de
handrem licht aan te trekken de au
to in de tweede versnelling te zetten
en met weinig gas tegen het „pin
gelen" aan weg te trekken. Hier
mee wordt wielspin voorkomen, even
als het om de as draaien of scheef
wegschieten.
Naast slip—oorzaken zijn er ook
slipsoorten die afhankelijk zijn van
de omstandigheden, waaronder een
auto in de slip raakt. Wanneer men
rechtuit op een doorgaande, rechte
weg rijdt, kan er alleen maar ach
terwiel-slip optreden. In bochten ligt
een en ander veel moeilijker. Er zijn
in totaal drie soorten slips mogelijk
en deze kunnen zich ook alle drie in
bochten manifesteren: de achterwiel
voorwiel- en vierwiel-slip, waarbij de
voorwiel-slip de kwaadste is.
Als toelichting op de achterwiel
slip mag het volgende gelden: De au
to slaat van achteren weg en wil om
zijn as gaan draaien, maar zover
mag het niet komen! De als slipge-
voelig bekend staande VW-kever en
Simca 1000 zijn niet meer te corrige
ren als het achtereind van de auto
dóór een hoek van 25 graden is ge
slingerd.
Deze situatie moeten overigens de
meeste automobilisten zien te voor
komen. Zodra men bemerkt, dat de
wagen gaat schuiven: niet schrikken,
niet remmen, maar gelijk ontkoppe
len. In één handeling met het ont
koppelen moet men een stuurcorrec-
tle toepassen.
Dat laatste gaat als volgt. Als de
wagen van achteren naar rechts weg
trekt moet men de wielen zo vlug
mogelijk óók naar rechts draaien. De
auto zal dan bijdraaien, maar gelijk
doorslaan naar links, zodat men
bliksemsnel het stuur ook naar links
moet draaien. Men moet met de
voorwielen de achterwielen als het
ware voor zijn.
De vierwiel- en voorwielslip zijn in
feite hetzelfde- Bij slippende voorwie
len valt er niet te sturen. Bij dit
soort slip geldt een andere regel:
men moet niet direct ontkoppelen.
(„Wanneer je net geleerd hebt tege
lijk te ontkoppelen en stuurcorrecties
toe te passen en je moet nu weer
niet ontkoppelen, wordt het moeilijk
hoor. Maar door het vele doen leer
je de handelingen goed onderschei
den", aldus de heer Nordsiek).
Niet direct ontkoppelen dus, wèl
een paar maal zeer snel achtereen
de wielen naar links en naar rechts
draaien en gas gewen om weer wat
vaster contact met het wegdek te
krijgen. De voorwielen dienen eerst
uit de slip gehaald te worden. Kun
nen die weer gebruikt worden dan
moet men nog een moment de ach
terwielslip in beweging laten en dan
ontkoppelen om vervolgens als bij
een achterwielslip te handelen. Een
coureur herhaalt deze handeling tij
dens races bewust. In vaktermen
heet deze slip dan „drift". Amateurs
kunnen er beter maar niet aan be
ginnen, ook niet voor de grap, want
er moet „driftig" worden geoefend
alvorens men het opheffen van deze
slip onder de knie heeft.
De richtlijnen die we hierboven
hebben gegeven zijn uiteraard slechts
hoofdlijnen. Vele andere factoren
bunnen een rol spelen. Het is bijvoor
beeld belangrijk te weten hoe de
druk in de auto verdeeld is (middel
puntvliedende kracht), hoe de condi
tie van de auto (handen) is, hoe de
houding van de bestuurder is, enz..
Volgens de heer Nordsiek is het
belangrijk om „de reactie er in te
brengen". Hij voegt in één adem er
aan toe: „Dat wil niet zeggen dat
men na een (anti-)slipcursus maar
raak kan rijden".
Een slipcursus bij zijn school vergt
één (vermoeiende) dag. „Sommigen
denken dat het maar crossen is. Op
de baan wordt echter niet harder
dan 40 km. per uur gereden. Bij een
snelheid van 80 kunnen de mensen
dan ook een slip voorkomen of corri
geren- Het gaat om de reactie. Eén
seconde te laat betekent wèg auto".
Het slippen op de spekgladde baan
in Roosendaal lijkt op het eerste ge
zicht een peuleschilletje, maar we
ondervonden het zelf aan den lijve
voordat men de volgorde van hande
lingen in de gaten heeft, zouden er
in d-e praktijk al aardig wat „total-
lossies" zijn gemaakt. Het kost in
het begin veel kracht en zweetdrup
peltjes. Tegen het einde van de cur
sus is het echter zo dat men met
moeite de auto verlaat, omdat het
slippen zo'n plezierige tijdspassering
blijkt te zijn geworden.
Op de haan wordt de werkelijkheid
zo dicht mogelijk benaderd. De haan
heeft een recht stuk, vier verschillen
de bochten en een stuk met een klei
ne verlegging erin. Hoewel men eerst
een stapel banden leert te ontwijken,
zonder te slippen en de instructeur
daarna vertelt dat hij die stapel
gaat vervangen, schrikt men toch
als hij de eerste keer de baan op
springt. Maar ook hier verdwijnen de
nerveuze randjes na veel oefenen.
In Nederland hebben de slipscho-
len een landelijk geldende minimum
prijs voor een dag slipcursus. Dat is
115 gulden. Meestal werkt één auto
met twee cursisten tegelijk, omdat
het onophoudelijk oefenen van é'én
man te vermoeiend is en men op de
achterbank gezeten van andermans
gedragingen leert.
De enige Westbrabantse slip-
school heeft tot nog toe ongeveer
evenveel mannen als vrouwen
tot cursist gehad. Veel artsen
met hun echtgenoten, verpleeg
sters, dames die voor hun be
roep veel op de weg zitten, ver
zekeringsmensen en pendelaars
maakten inmiddels in Roosen
daal hun „slippertje."
TEKST: PIM GAANDERSE
FOTO'S: CHRIS HEIL
Het tijdschrift STREVEN (postbus
"3, Den Bosch) wijst via de omslag
°P het thema „Manipuleren met her-
L senen". Paul Overhage gaat in op de
I Jongste ontwikkelingen op dit terrein
I on besluit: „Daar men dergelijke ex-
I Perimenten en kunstgrepen onbewo-
gen zal voortzetten, behoeven de
daardoor opduikende moeilijke en
I ernstige problemen van juridische,
Politieke, sociologische en ethische
I eard dringend een grondige en om-
I vattende discussie"
„De Amerikaanse genrefilm (Wes-
I (e™musical, gangsterfilm; comedy)
I altijd een emanatie geweest van de
Amerikaanse mentaliteitDe on
gehoorde rijke en bloeiende decaden-
I jeperiode van de Amerikaanse film
I die we op het ogenblik meemaken,
I 1 J belangrijke consequenties voor
I h' ,jUroPese film". Uitspraken in een
I mrage van Eric de Kuyper in „Het
I c-' ae van de Amerikaanse film-
I aroom?"
I Verder: een ontleding van het be-
I S"P „Fascisme" door H. W. Tromp
I eter Wiemers tracht een beeld te
I ?even van het Braziliaanse katholi-
I „'Smj en 'eScn een bredere achter-
I 'e ProJecteren „Er is niet
I en design: lokaal, cultureel, politiek
I jn er verschillende designsde
I „f®? a^s wetenschap of techniek
I an het ontwerp, blijft zelf nog in
ontwerp" aldus Henri van Lier in
„Design" A. Goemawa-n Setiardja
neemt het vijfjarenplan van de Indo
nesische regering onder het mes;
Hans Hermans Lyndon Johnson en
het presidentschap n.a.v. vijf om
vangrijke boeken daarover versche
nen en Leo Geerts het literaire
oeuvre van de onlangs overleden
René Gysen.
Tenslotte dr. Theo P. M. de Jong
over het feit dat de overheid snel
ler dan wij denken een reguleren
de factor op alle levensterreinen van
de mens wordt. Zal de mens van de
toekomst dit als een weldaad be
schouwen of komt zijn vrijheid
ook tegenover de welvaartsstaat
in gevaar?
„Praktijkmensen moeten niet te
gauw denken dat lange beschouwin
gen niet voor hem bestemd zijn", be
toogt de redactie va-n DUX (Malie
singel 13, Utrecht). Dat slaat met na
me op het artikel van drs. J. Weter-
man over Kreativiteit. „De spelende
mens vestigt zich nooit definitief in
het kiezen van omschreven doelein
den. Hij doorziet de kleren van elke
keizer, maar houdt de optocht vol.
In dit laatste ligt ook een aanduiding,
dat de fundamentele verveling wel
wijkt in de speelse expressie maar
nooit het gat verbergen kan of wil,
dat de leegte is in de kern van ons
bestaan", aldus Weterman.
„De voorgestelde doorstroming is
verre van democratisch. Stelt men
zich een andere maatschappij voor
die niet zo uniform en behoudend is
ingesteld, dan zal men liever dan
over „schoolgeschikte kinderen" te
spreken, het hebben over de „kind-
zwakke school". Een citaat uit „De-
mokratisering zonder toekomst",
waarin J. Huskens de discussienota
Democratisering van het onderwijs
vanuit een bepaalde gezichtshoek
kritisch bekijkt.
Verder maakt drs. G. van 't Kloos
ter ons bekend met de brochure uit
de Blauwe reeks van de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten over de
plaatselijke raad voor het jeugdbe
leid, omdat „hij de dorpse toestand,
waarin onze informatie-voorziening
verkeert, iedere verbetering wel
kom is". -
Naar aanleiding van de „Cultuur
politiek", die Paul Beugels schreef,
toen hij nog als journalist aan de
Volkskrant verbonden was schrijft
Theo Gorissen in PROCES (Lauril-
lerdlaan 30, Bilthoven): „Zijn cul
tuurpolitieke denken is in feite auto
ritair en met handen en voeten ge
bonden aan de huidige cultuur, zij
het dat het verzacht is door het ge
bruiken van een soort padvinders-
taal".
Drs. J. Doorman: „De formulering
van het kunstbeleid als onderdeel van
het cultuurbeleid kan niet voorbij
gaan aan een analyse van de sociaal-
kritische functie, die de hedendaag
se kunst vervult. Een dergelijke ana
lyse kan, gesteund door sociaal psy
chologisch onderzoek, inzicht ver
schaffen in de afweer reacties, die
door de hedendaagse kunstuitingen
worden opgeroepen". Zijn bijdrage
is getiteld: „Enkele algemene opmer
kingen over het begrip „cultuurbe
leid"
Repressief of niet repressief? staat
boven de bijdrage van drs. Gerard
de Haas. „Burgerij en autoriteiten
staan tolerant ten opzichte van jeugd
cultuur. Wat is de reden van die ver
draagzaamheid tegen wil en dank?
Ik ben van mening dat deze ver
draagzaamheid voortspruit uit de re
kening dat men zich in het onvermij
delijke moet schikken. De onvermij
delijkheid bestaat in het feit dat de
jeugdcultuur niet meer terug te drin
gen is. Burgemeester Samkalden weet
heel goed dat Paradiso en Fantasio
niet meer gesloten kunnen worden;
de ouder van Pietje en Jantje weten
heel goed dat ze tegen lange haren
en popmuziek niets kunnen uitrich
ten Met een verbijsterende snel
heid worden de ideeën van de under
ground, van hippies, destijds van de
provo's, overgenomen en geassimi
leerd door de zittende machtshebbers.
Maar dit is geen echte assimilatie; de
ideeën worden overgenomen, maar
niet kritisch bekeken, niet persoonlijk
en gezamenlijk ge toetst en verwerkt.
En daaraan zal de zittende macht
kapot gaan; ze zal uiteindelijk door
indigestie om het leven komen."
Vorige week heeft onze minis
ter van financiën, de heer Witte-
veen, een regeringscrisis geris
keerd om de belastingverlaging
van 6000 guldens in 1970 erdoor te
drukken. Of je het er nu wei of
met mee eens bent. die verlaging
gaat door.
Blijft nog de vraag wie er zoal
van zal profiteren. Als pleitbe
zorgster voor het werken van de
gehuwde vrouw hoop ik van harte
dat de minister bij het verdelen
van Ie buit, óók aan de door de
beiasitiing schromelijk gediscrimi
neerde gehuwde vouw zal den-
Ken.
Ik sta niet alleen met deze wens.
Ik weet me gesteund door de ge-
ruwde vrouwen die al werken en
door vele anderen die best zou
den willen werken, als ze er ook
Hug em cent aan ova- zouden hou
den. bovendien wet ik me ge
steurd door de öueiaai Economi
sche Raad kortweg de SER.
Die heeft er, voor de zoveelste
keer, bij de minister op aange
drongen om nu eindelijk ernst te
maken met de reeds lang geleden
toegezegde verlaging van de belas
tingdruk op het Inkomen van de
vtouw.
De SER heeft de minister het
advies gegeven om de belasting
vrije voet, dat deel van het inko
men waarop geen belasting gehe
ven wordt, niet alleen te verhogen
maar óók om dit ijungs te doen.
In 1966 advlsee.de deze Raad
al om de belastingvrije voet op te
trekken tot 3000 gulden. Inmiddels
zijn er weer drie iaar verstreken
en is er nog steeds niets gebeurd.
De gehuwde vrouw betaalt be
lasting volgens een label uit het
jaai 1962, die dus al aardig ver
ouderd is. Ze mag sedert die tijd
een derde van haar inkomen, met
een minimum van 500 en een ma
ximum van 2000 gulden aftrekken
éér haar inkomen bij dat van de
man opgeteld wordt. Wat er, na
aftrek van dit deel overblijft,
wordt dus extra zwaar, want sterk
progressief Delast. Zó progressief
dat een heleboel vrouwen, die best
zouden willen of kunnen werken
ervoor bedanken.
Ze weten immers dat het bui
tehuis werken voor de vrouw in
onze huidige Neledandse samen
leving en bij de hu'dige gezins-
st" i.ctuur, zeer vee' extra kosten
en lasten met zien meebrengt. De
werx-r le gehuwtL vrouw zal, h-ie
dan opk, méér geld kwijt zijn aan
hulp in de huishouding, huishou
delijke apparaten, prefab voe
dingsmiddelen, oppas voor kinde
ren, karnt- en klaar kleding en
dergelijke, dan de vrouw die thuis
blijft.
Telt ze al deze extra kosten bij
het bedrag, dat ze kwijt is aan de
belasting, dan zal ze, mits ze eer
lijk rekent, in veel gevallen min
der, soms evenveel en een enkele
keer een handjevol geld meer
overhouden. Deze gedachte werkt
weinig inspirerend op de werk
lust van de vrouw die zich door
het buitenhuis werken ook nog
een langere werkweek op de nek
haalt. Gezien in dit licht moet
men zich dan ook niet verbazen
over de geringe deelname van de
gehuwde Nederlandse vrouw aan
het arbeidsproces. Momenteel wer
ken er in ons land naar schatting
21 procent van de gehuwde vrou
wen. In Frankrijk zijn dai er 53
procent, in Duitsland 50 procent
in Oostenrijk 47 procent er. in
Zweden 44 procent. En nu gaan
we even de belastingdruk verge
lijken. Laten we uitgaan van een
gezin met twee kinderen beneden
de 16 jaar.
Verder nog van twee verschil
lende situaties. In het eerste ge
zin verdient de man 15000 gulder;
en de vrouw 6000, in het tweede
verdient de man 30.000 en de
vrouw 15.000 (deze getallen ko
men uit het rapport Vrouw en
Fiscus en in dit rapport gaat men
er per definitie van uit, dat de
vrouw minder verdient).
Wat betaalt de vrouw in gezin I
en II nu aan belasting, uitgedrukt
in procenten.
land gezin I gezin H
Zweden 22,6 46,1
Nederland 15,9 40.3
Duitsland 14,8 31
Franikirijk 10,7 20,9
België 9,4 19,1
We zien dus dat de Nederlandse
gehuwde vrouw verreweg het
meeste belasting betaalt, op één
uitzondering na en dat is Zweden.
Maar Zweden heeft al jaren een
socialistische regering en die heeft
er voor gezorgd dat er overblijf-
mogelijkheden zijn voor de kin
deren op school, gratis warme
maaltijden tussen de middag, goe
de crèches, aangepaste winikelslui-
tingsitijden etc.
Zweden maakt het voor de vrouw
gemakkelijk om te gaan werken.
Van het geld dat ze, na aftrek
van belasting overhoudt, hoeft ze
geen kostbare voorzieningen meer
te treffen om te kunnen werken.
De hoge belastingdruk is dus
gerechtvaardigd. Maar wat doet
de Nederlandse regering voor de
vrouw? Niets, helemaal niets. Die
is er alleen als de kippen bij om
haar met extra inspanning ver
worven geld op te strijken. Die
duwt de vrouw letterlijk in de
luie hoek. Werken immers wordt
beboet, met oen extra zware boete.
Kun je het de vrouw nog langer
kwalijk nemen dat ze liever haar
dag doorbrengt met lummelen en
theedrinken, dan met werken voor
de belastingpot? Het is dan ook
geen wonder dat 33 procent van
de gehuwde vrouwen die best zou
den willen werken, niet aan de
slag gaat volgens het Libelle on
derzoek. Ze zijn wel wijzer.
Als ze thuis blijven zitten en niets
doen dan is hun batig saldo even
hoog als wanneer ze gaan wer
ken.
Geldt dit ai in zekere mate voor
de lagere inkomens, voor vrouwen
die gehuwd zijn met een man met
een goed inkomen is werken in ons
land je reinste liefdadigheid.
En dan te bedenken dat juist on
der deze groep van vrouwen, ve
len zijn met een hogere of hoge
opleiding. Werkkrachten die we
bijzonder hard nodig hebben.
Werkkrachten ook waarin de
Staat der Nederlanden zo het een
en ander geïnvesteerd heeft tij
dens de hogere beroepsopleiding
of de wetenschappelijke opleiding.
Van dat zo braaf geïnvesteerde
geld ziet Vadertje Staat niets te
rug als hij zo achter de centen
van de gehuwde vrouw aan blijft
jagen.
Dat blijft dan renteloos kapitaal
en dus een verliespost. Het zou
niet zo gek zijn, als een- slimme
minister van financiën tot de ont
dekking zou komen, dat dat zon
de van het geld is. Dat je bijvoor
beeld wat milder zou kunnen zijn
met de belastingen om zodoende
méér vrouwen in het arbeidspro
ces te betrekken. Immers als de
vrouw ontdekt dat werken na het
luwelijk, niet langer betekent
werken voor de belastingpot, dan
zal ze ongetwijfeld ook méér dan
iu bereid zijn om te gaan werken.
Niettegenstaande een ogenschijn-
'ijk verlies, zal de belastinigpot er
bij winnen.
Hoe groter het aantal mensen dat
werkt, des te groter de opbrengst
voor de belastingen. En de Staat
der Nederlanden zou dan óók nog
wat terugkrijgen van het in de op
leiding van vrouwen geïnvesteer
de kapitaal. Nu maar hopen dat
I eminister van financiën tot een
soortgelijk inzicht komt.
DE STEM VAN ZATERDAG 29 NOVEMBER 1969