N
OISER
De Atjeh-oorlog
1
Zeventigjarige strijd eiste honderdduizend levens
De ontwikkeling van het morse-systeem
De Slem
80.000
dagelijks
in
meer
dan
I
her
opend
1—3/
-DE WINDT
derwerk
de SUTTER
4
De problematiek van de Atjeh-oorlog
in een handzaam en bijzonder
leesbaar boek beschreven door
Paul van t Veer.
HANDIGE RUIL
VUURWERK
LAATSTE BEDRIJF
gezinnen
LADE LETTERS
LADE FIGUURTJES
es voor het gezin,
niddelenbedrijf
TEL. 2378
aan huis bezorgd.
INDERBOEKEN J
=n - Verhalen - Kinder-
.undels - Stripverhalen.
Flintstones.
ken bij
alles voor tcfion]
xantooi en thuis!
rzorgd door
>ERSBEDRIJF
dsestraat 19
L70 - 2081 Oostburg
hoop leren
man
e tijd,
rijbewijs
ouw tegelijk aan een
erkartikelen in de
i in de levensmiddelen-
(Van een onzer verslaggevers)
De grote nationale oorlog, die Nederland gevoerd heeft, is de tachtigjarige. Deze
oorlog kostte het leven aan de bloem van de Nederlandse adel en aan een groot aan
tal naamloze soldeniers, afkomstig uit Duitsland, Frankrijk en Nederland zelf. Een
tweede grote nationale oorlog, tegen Atjeh, duurde bijna even lang. Het aantal do
den beloopt in de honderdduizend Atjehers, Nederlanders, Fransen, Duitsers en Zwit
sers. Ze liggen soms begraven op het militaire kerkhof van Peutjoet bij Kotaradja.
Campioni, Vis, Webb en Darlang, wier namen nog eerbiedig gefluisterd worden door
de deskundigen maar ook Nussy, Kakasina en Pelaupessy, de mannen van de mare
chaussee-brigades. En ergens tussen de armen van het barmhartige oerwoud liggen
de naamloze Atjehse strijders, die liever stierven, dan een kafir (ongelovige) boven
zich te dulden. Over de doden niets dan goeds
-devol reklame-mi
lateriaal.
jjrzorging.
loden. Afwisselend werK,
erkt op vast salaris en
ede sociale voorziening -
Randstad Holland of in
:_A'
flippy
DEN HAAG De Atjeh-oor
log heeft, welgeteld, 72 jaren ge
duurd. Met tussenpozen, zoals
trouwens de tachtigjarige oorlog,
van 1870 tot 1942. Toen verstoor
den de Japanners, de ietwat ire-
levante droom, dat tien miljoen
mensen een volk van ruim zeven
tig miljoen mensen konden be
heersen, grondig en definitief. De
Atjeh-oorlog was een bij uitstek
koloniale en imperialistische oor
log. Althans voor de hedendaagse
mens. Toen dacht men er anders
over. Atjeh was de uitdaging voor
het herleefde Nederlandse natio
nalisme. Het slagveld, waarop
persoonlijke eer te vergaren viel.
Het slagveld waarop zowel dom
me als subtiele politiek elkaar af
wisselden. Maar in ieder geval
een slagveld, waarop ruim hon
derdduizend doden vielen. Niet
alleen als gevolg van aanslagen,
•vervallen en veldslagen, maar
ook van cholera, berri-berri,
wondkoorts en ontbering.
Paul van 't Veer heeft het aange
durfd om de Atjeh-oorlog in 'n hand
zaam en bovenal bijzonder leesbaar
boek te vangen. Hij heeft geprobeerd
en is daarin geslaagd de uiter
mate ingewikkelde problematiek van
de Atjeh-oorlog in een handzaam en
voor ieder leesbaar boek neer te leg
gen. Hij vergeet het anekdotische
niet en duidt de contouren van de po
litieke achtergronden en van de ka
rakters van de personen, die in het
drama de hoofdrol speelden schema
tisch doch herkenbaar aan. Boven
al geeft hij zich de moeite om zich
te verplaatsen in de geest van die
tijd, waarin het roemrijke uitbreiden
van koloniaal bezit als een nationale
deugd en als nationaal belang werd
beschouwd. Het was die tijd, dat een
zekere majoor Van Heutz in een mili
tair tijdschrift de klacht kon uitein
dat „de oorlog in Atjeh knaagt aan
arts koloniaal bezit." In die tijd kon
vrijwel niemand op de verrasende
gedachte komen, dat Nederlanders
zouden kunnen kinagein aain het bezit
vain de Atjehers.
Het begin van de Atjeh-oorlog in
plus minus 1870, valt samen met de
overgang van een Nederlands - Indië
als een verzamelnaam voor gebieden
waar Nederlanders invloed hadden en
monopolies trachtten te beschermen
tot de hechte staatkundige eenheid,
die het tot de inval van de Japanners
was. Aanvankelijk stond Atjeh, de
noordpunt van Sumatra met het „ei
land der winden". Poeloe Weh en de
vrijhaven Sabantg als bekroning
min of meer onder Britse protectie.
Een handige ruil met Engeland voor
de toendertijd Nederlandse goudloze
Goudkust tegen de vrije handel in
Sumatra, bracht Atjeh onder Neder
lands bereiik.
Misverstanden en wellicht fal
sificaties (het Vietnamese Tonkinin
cident is in principe zo oud als de
mensheid), lokten onder het mom
van verraad, de officiële Nederland
se oorlogsverklaring uit, waarbij de
toenmalige gouverneur-generaal Lou
don zijn uiterste best deed om Den
Haag buiten de gang van zaken te
houden.
Achteraf kan men zich verwonde
ren over de ontstellende nonchalance
waarmee men de strijd aanbond. Het
expeditieleger onder generaal Kohier
die de actie overigens niet overleef
de, was slecht bewapend, beschikte
niét over behoorlijke kaarten en wist
nog minder iets over 't volk waarmee
het de strijd moest aanbinden. Koh-
lers opzet was, de sultanskraton (pa
leis en bijgebouwen) te veroveren,
maar niemand wist waar die was.
De troepen waren bewapend met lan
ge, onhandige geweren, verlengd met
nog onhandiger bajonetten, die niet
opgewassen waren tegen de met
doodverachting gehanteerde kle
wangs van die Atjehers. Na zes we
ken moest het expeditieleger het
veld ruimen.
In die dagen was de publieke opi
nie over de Atjehers niet best. Ze gol
den als trouweloos, zedeloos en zelfs
Je standvastigheid waarmee zij erf
en goed verdedigden, werd als mis
dadig fanatisme gekenmerkt. Pas na
de publikaties en 't optreden van de
grote Islamkenner Snouck Hurgrom-
je, wijzigde zich de mening over de
Atjeher. Hij werd gewaardeerd om
zijn grote persoonlijke moed en om
de wijze waarop hij zijn vrijheid ver
dedigde.
De tweede expeditie onder gene
raal van Swieten, was militair onte
genzeggelijk beter voorbereid. Men
beschikte zelfs over twee compagnie-
en „Belanda Item" (Zwarte Neder
landers) met bijbelse namen getooi
de huurlingen uit Afrika (Goudkust).
Ditmaal werd de kraton (een onaan
zienlijk giroepje vervallen gebouwen)
genomen wat ter plaatse aanleiding
gaf tot het spelen van het „Wien
Neerlands bloed" en in Batavia en
in Den Haag tot 't afsteken van vuur
werk.
Daarmee dacht men de zaak ge
wonnen te hebben. Men had er na
melijk geen flauw idee van, dat de
Atjehers in feite geen enkele inte
resse in de door „keurvorsten" geko
zen machteloze sultan hadden. Onder
ling waren zij sterk verdeeld. Er wa
ren tegenstellingen tussen stamhoof
den onderling en tussen de „Oela-
ma's" (godsdienstige voormannen)
en de „Hoeloebalangs" (wereldlijke
leiders). Zo zich dan een Atjehs
hoofd kwam onderwerpen, dan had
dit toch meer te maken met onder
linge twisten dan met erkenning van
Nederlands gezag.
De derde expeditie onder generaal
Eenoog, K. van der Heijde, had mili
tair meer succes. Hij stootte welis
waar zijn hoofd (en verloor daarbij
zijn oog), tegen de fanatiek verdedi
gende bergvesting Batoe Iliq, die la
ter door Van Heutz wel veroverd
werd) maar nam het hoofdkwartier
van de grote Atjehse leider Abdoer-
rachman, Montassik. Abdoerracbman
werd met een vorstelijk jaargeld
naar Mekka gezonden, wat de luite
nant Rudolf Macleod. de latere echt
genoot van Mata Hari tot een ietwat
stuntelig spotdicht inspireerde. Van
der Heijden ondernam enige strafex
pedities en Atjeh scheen in handen
van de Nederlanders. Dat was in het
jaar 1879.
Daarna brak de tijd aan van „ge
concentreerde linie". Een krans van
versterkingen om het centrum Kota
radja (Koningsstad.)Onder leiding
van de toenmalige militair gouver
neur Deijkerhoff trachtte men tot een
vergelijk te komen met de kringen
van de Sultan en men slaagde er
zelfs in de „Tljl Uijlenspiegel" van
Atjeh, Teukoe Oemar tot collaboratie
te bewegen.
Teukoe Oemar had daar zijn rede
nen voor, aangezien zijn stamland
geteisterd werd dooi invallen van Oe-
lamabenden. Maar toen na een on
verwacht grote aanval van een At
jehse strijdmacht, de Nederlandse
troepen een nederlaag te incasse
ren kregen, liep Teukoe Oemar met
de juist gekregen Nederlanders wa
pens naar zijn eigen volk terug en viel
alle Nederlandse vestigingen in de
omgeving van Kotaradja aan.De vier
de expeditie onder Van Heutz en la
ter Van Daalen brak tenslotte na
tien bloedige jaren 't verzet, dat nog
doorging nadat Teukoe Oemar in een
hinderlaag gedood was, zijn vrouw,
de karaktervolle Tjoet Nja Din werd
later gevangen genomen en stierf on
verzoenlijk jegens de Nederlanders,
wat van haar nageslacht niet gezegd
kan worden.
De laatste opleving van het Atjeh
se verzet kwam in 1942 bij de inval
van de Japanners. Het stond onder
leiding van de zoon van een van de
grote guerilialeiders, Panglima Polim.
De tussenkomst van de Atjehse lei
der Nja Arif voorkwam toen 'n mas
sale slachting.
Het laatste bedrijf van het dra
ma Atjeh had plaats in de jaren
1945-1946. Onder leiding van
Daoed Beureuh slachtte de Oela-
magroepen de Hoeloebalangs af,
zo mogelijk tot het laatste kind.
Sedertdien hebben de wereldlijke
hoofden zoals Teukoe Oemar was,
geen enkele invloed meer kunnen
uitoefenen.
Atjeh heeft jarenlange gruwel
en verwoesting moeten doorma
ken om als laatste wingewest het
eerst het Nederlandse gezag te
ontlopen.
Na de verovering van Kraton, tijdens de 2e expeditie; de kanon nen bevinden zich thans in Bronbeek.
s^^^Kwden^^r?^ repcrU*rvuur wert gebruikt tegen vrouwen en kinderen. Gen.
eeftijd# opleiding en
sasfoto, te richten aan
DEN HAAG (ANP) „De geschiedenis van het morsesysteem
toont een beeld, dat in vele opzichten karakteristiek is voor derge
lijke technische stelsels.
Na een aanvankelijk primitief begin komen er verbeteringen en
gaat het stelsel een krachtige positie innemen. Hierdoor is het ver
volgens in staat andere systemen uit te schakelen en een overheer
sende rol in de wereld te spelen. Na jaren komen nieuwe technieken
op en wordt het, vrij snel nog, overvleugeld. Maar nu komt er een
hjjzondere wending. Anders dan vele grote technische vindingen ver
dwijnt het morsestelsel niet geheel, want, dank zij enkele bijzondere
eigenschappen, blijft het de maatschappij dienen in omstandigheden,
waar de automatisering niet doordringt. Iets hiervan in een perma
nente uitstalling met echte apparatuur te vangen, is de bedoeling
van de thans in het Nederlands Postmuseum opgestelde demonstratie.
Met bovenstaande woorden vangt
de heer M.J. de Vries een beschou
wing aan welke afgedrukt is in het
jaarverslag 1968 van het Nederlands
Postmuseum De eerste seingever
van Morse (1840) zo vervolgt de
•chrijver was niet meer dan een
Uruktoets. Het was niet mogelijk
daarmee met een redelijke snelheid
te seinen. Bovendien moest men de
code van punten en strepen kennen.
Een logische gedachtengang leidde
van dit primitieve begin naar de
seinplaat. Op een Duitse seinplaat
(ook Morse paste seinplaten toe) zijn
de seintekens in geleidend materiaal
aangebracht, zodat ze met een gelei-
Jende stift konden worden afgetast.
Aan het begin van de demonstratie
ln het postmuseum is een model naar
het orginieel van deze seinplaat op
gesteld. Voor het seinen was nu geen
kennis van de code meer nodig.
Morse zelf gebruikte bij de eerste
proeven zijn schildersezel om met
een potlood de door de electromag-
neet ontvangen seinstromen op te te
kenen waardoor een „zigzagschrift"
ontstond.
Dit „ondulator" schrift werd door
Morse echter weer verlaten voor
een methode waarbij de punten en
strepen door een stift in de papier
strook werden gekrast. In de demon
stratie is een schrijftoestel opgeno
men, dat aantoont hoe slecht lees
baar dit flauw ingekraste schrift was
Er ontstond eerst een bruikbaar
schrijftoestel toen de constructie zo
veranderd werd, dat een met inkt be
vochtigd radje tegen het papier werd
gedrukt.
Natuurlijk is in de uitstalling ook
het schrift te zien, zoals wij dit he
den nog kennen. In de demonstratie
is een seinsleutel met een schrijftoe
stel verbonden, zodat aangetoond
kan worden dat met deze middelen
sneller geseind kan worden dan met
de primitieve instrumenten Geoe
fende telegrafisten zijn in staat in
het telegraafverkeer een snelheid
van 20 a 25 woorden per minuut
aan te houden. Hiermee was het
uiterste aan 'menselijke vaardig
heid bereikt. Om het rendement van
de dure lijnen en kabels toch op te
voeren, ging men het seinen mecha
niseren.
De Engelse professor Wheatstone
liet de eerste apparaten construeren,
waarmede de morseseintekens in de
vorm van gaatjes in een papier
strook geponst konden worden, n.l.
door met de hand te slaan op de
toets voor de punt, of voor de streep
of voor de tussenruimte. Een origi
neel exemplaar, een juweeltje van
instrumentmakerswerk vormt een
onderdeel van de demonstratie. Een
zo gemaakt ponsbandje legde men
nu in een ook door Wheatstone ge
construeerde zender, die de seinte
kens weer electrische vorm met
een snelheid van 150 200 woorden
per minuut uitzond.
Omstreeks 1920 kwam de Engelse
firma Creed aan de markt met door
elektromotoren aangedreven ponsma
chines en zenders. Deze ponsmachi
nes hadden een schrijfmachinetoet-
senbord. Voor de ontvangst bracht
Creed een schrijftoestel uit, dat weer
zigzagschrift leverde.
Deze wijze van registratie van
morsesignalen is in Nederland van
1920 tot 1960 veelvuldig toegepast in
het radioverkeer op vaste verbindin
gen, Het bood het voordeel dat het,
bij verminkingen door luchtstoringen
of sluiereffect, aan de opnemende te
legrafist meer mogelijkheden gaf de
tekst te ontcijferen dan bij het punt-
streep-schrift. De papierenband van
deze „ondulator" werd langs een
schrijfmachine geleid, zodat de tele
grafist het ontvangen bericht direct
op een telegramformulier kon tikken.
Er zijn door de firma Creed ook ap
paraten ontwikkeld, die deze laatste
fase mechanisch lieten verlopen.
Dit ging als volgt in zijn werk.
Wanneer de radioseinen van goede
kwaliteit waren, werden ze aan een
ontvangponsmachine toegeleid. De
daar verkregen ponsband behoorde
dan een nauwkeurige kopie te zijn
van de band die aan de zendzijde
was gebruikt. Deze ontvangen pons
band kon vervolgens aan een type-
druktoestel toegevoerd worden. Dit
tastte de gaatjes mechanisch af en
bracht de tekst in drukschrift op
papier.
Toen door het morsestelsel de mo
gelijkheden van de verreberichtge
ving waren aangegeven, onstond het
streven steeds grotere afstanden
door aanleg van luchtlijnen zowel als
door 't leggen van zeekabels te over
bruggen. Om deze kostbare verbin
dingen rendabel te maken en het
hoofd te bieden aan het steeds groei
ende verkeer, werden typedruk-tele-
graaftoestellen ontworpen, die op ge
heel van het morsesysteem afwijken
de principes berustten. Genoemd
kunnen hier worden het toestel van
Hughes (1868), en de toestellen van
Baudot (1895) en Siemens (1915).
Toen de verreschrijver zijn intrede
deed in de telegraaftechniek ont
stond da behoefte aan middelen om
de verreschrijverseintekens om te
zetten in morsecode. In de Neder
landse PTT-dienst is daarvoor een
omzetter ontwikkeld met gebruikma
king van een ponsmachine van Creed.
Daarbij werden de toetshefbomen in
beweging gebracht door elektromag
neten op commando van de ontvan
gen verreschrijversignalen. Deze om
zetter maakt ook deel uit van de de
monstratie.
In West-europa is het morse
systeem door de verreschrijver
verdrongen voor zover het ver
keer over lijnen en over radio
tussen vaste punten betreft. Het
genoemde bezwaar van luchtsto
ringen en sluiereffect kon opge
vangen worden door een systeem
van tekenbescherming, het T.O.R.-
systeem (teletype over radio).
Alleen in het kust- en scheep
vaartverkeer treffen we het mor
sesysteem nog aan, ook nog in
niet-gemechaniseerde vorm.