ER ROOKT IN ZEELAND 106 NAUWELIJKS EEN SCHOORSTEEN HET BEGON PAS NA DE RAMP De muien hebben een dak gevonden ZEELAND DEELT NU IN UITWISSELING van puinhoop ^tot welvaart 1944-1969 (7) GEDEPUTEERDE A. J. KALAND: DE STEM VAN ZATERDAG 25 OKTOBER 1969 ZEELAND 25 JAAR LATER MIDDELBURG „De puinhoop en de welvaart.." De heer A. J. Kaland, lid van hef Zeeuwse college van gedeputeerde staten, ontvangst ons in de herfstzon in zijn achtertuin Tussen de middag. De enige tijd die hij kon vrij maken. Het gesprek wordt regelmatig onderbroken door telefoontjes en bezoeken: in Zeeland staat men niet ver van de bestuurders vandaan. „Met z'n 300.000 vormen we nauwelijks meer dan een middelgrote (tad," zeggen ze. Met enige trots zegt de heer Kaland later in het gesprek: „loch ken ik geen enkele Nederlandse stad van 300.000 inwoners, waar re drie van zulke knapen van fabrieken hebben als Dow, Péchiney en Hoechst." En daarover gaat ons gesprek. Over het industrialiserende Zee- M en over de lichte deining, die er op het ogenblik is ontstaan, juist 'ver die industrialisatie. Er zijn Zeeuwen de er een beetje bang voor worden. Wordt Zeeland een tweede Waterweg-gebied? „De puinhoop en de welvaart." De heer Kaland zegt ervan: „Het ene is niet los te denken van het andere. Toen we in puin lagen is er een wederopbouw gekomen. Daarbij werd een enorm beroep gedaan op het arbeidspotentieel in en buiten Zeeland. Als dit er niet geweest was, zouden we spoedig tot de conclusie zijn gekomen dat Zeeland met een enorme werk loosheid werd geconfronteerd. In de landbouw leidde een nieuwe aanpak tot het uitstoten van ar beidskrachten. Er waren veel minder arbeidsplaatsen te bezet ten dan voor de oorlog. De we deropbouw heeft de structurele werkloosheid gewoonweg verslui erd." ,.Dat ontdekten we in de vijftiger jaren. Toen kwam de ramp. De his torie herhaalde zich en weer trad er een versluiering op van de wezenlij ke problematiek. Vandaar ook dat andere landsdelen veel eerder tot ontwikkelingsgebied werden aange wezen dan Zeeland. Vlak na het eer ste herstel van de ramp kwam het begin van een enorme inzinking. Er waren geen groeimogelijkheden, er was weinig perspectief. Rond '62 aelfs bouwden we in heel Zeeland met meer dan 1500 woningen per jaar (vorig jaar 4200). Middelburg öeeg niet meer toegewezen dan een bouwvolume van 30 woninkjes. Het «g hier helemaal fout". „Pas aan het eind van de vijftiger Wren begon van rijkswege en van- bit het provinciaal bestuur een wel overwogen aanpak van de structure 's problemen. Die aanpak werd me- oe gevoed door wat er in 1953 ge beurd was. Er moesten verhoogde ™,er'ngen komen; het Sloegebied Za "fntdekt"; de Zeelandbrug vera als initiatief geboren om een band met het noorden te scheppen, onderen, van buiten Zeeland en van ouiten Nederland, gingen zich inte- sseren voor dit gebied. Dow Ter- euzen gaf de grote stoot. Daar be- S°n het mee". "Nil begrijpt u misschien mijn stel- g: hou op met het gejeremieer ver ae Zeeuwse industrialisatie. *eana zou een verouderd, een ntergebleven gebied zijn als we i„I nict Sedaan hadden. En trou- er rookt in Zeeland nog nau- nÜi ean schoorsteen. Welzijn? nip ovargrote deel van wat de ge- °"aP onder welzijnsvoorzienin- L vorstaat is alleen maar te ver rol? 1 n hi3 cen hoog nationaal kZ.aartsiliveau- Hoe zouden we „""«voldoen aan al die vraag zipn- ect'eve en individuele voor- 7b tl"?" als we nief in staat waren ze te betalen?" dfw!ïiis dwaasheid om te veron- schnerct" d?t we alleen maar rokor, T?nen houwen om ze te laten in kot i P'aat3 de industrialisatie wikkoi- eel van de Zeeuwse ont- ngsgeschiedenis. Nu niet als gevolg van de ramp, maar als de bewuste ontwikkeling van een struc tureel beleid. Anders konden we van Zeeland wel een museum ma ken. Zonder industrialisatie zouden we verzinken in de oude, miserable toestand. Alleen dank zij de indus trialisatie kan er een welzijnsbeleid op optimale wijze worden gevoerd". „Natuurlijk moet je in dat beleid op bepaalde vragen nee kunnen zeg gen. Toen Progil in Amsterdam dreigde geweigerd te worden, werd ons gevraagd, hoe Zeeland tegen over een Progil-vestiging stond. Het was een politiek geladen zaak en ik meende dat we die - objectief moes ten bekijken en aan Den Haag moes ten duidelijk maken, dat ook wij er niet om stonden te bedelen. En zo iets als de asbest-fabriek. Natuurlijk moet aan zo'n vestiging een gede gen TNO-onderzoek voorafgaan om te bekijken of het wel verantwoord is. Het zou toch een schromelijk te kort schieten zijn in het beleid als je zoiets zou verwaarlozen"! „Maar als de fabrieken er dan zijn, dan blijkt er ineens een schrik- effect op te treden. Ineens zien ze Zeeland veranderen. „Tjonge", zeg gen ze dan, ,,nu komt er ook al een kerncentrale". En ik kan er nog bij vertellen dat er een raffinaderij op komst is. En dat zich natuurlijk ook een aantal ondernemingen rond Pé chiney gaat vestigen. Dow, Péchiney Hoechst, een kerncentrale, een raf finaderij. Het lijkt heel wat. Maar als die er mee zouden stoppen, is de ontwikkeling van Zeeland tot mis lukken gedoemd. Dan is de wel vaart voorbij en het welzijn een il lusie". „Zo'n fabriek als Hoechst is hier gekomen met toekomstverwachtin gen. Als daar niet van alles omheen komt, gaan ze uit Zeeland weg. We kunnen niet stoppen. Maar natuur lijk wordt die ontwikkeling nauwge zet geleid. En daarbij is het heel goed, dat de hele bevolking mee discussieert. Maar ik sla niet ach terover zelfs van 10.000 mensen op een hearing, want dan zijn er nog altijd 290.000 thuis gebleven. De meerderheid heeft gekozen voor de industrialisatie. Het is allemaal vol komen democratisch gebeurd. Als men het anders had gewild, had men zijn democratische stem beter moeten gebruiken". We vragen of hij Vlissingen-oost, het Sloe, in de eerste plaats ziet als het spreidingsgebied voor de Rand stad-industrie of dat hij er toch een zekere zelfstandigheid in ziet. De heer Kaland vindt dat een interes sante vraag, zegt hij, omdat hierin de zelfstandigheid van de Zeeuwse industrialisatie aan de orde komt. „Ik dacht", zegt hij, „dat we bijna op het punt gekomen zijn waarin er sprake is van een bijna autonome ontwikkeling. Ik ontken niet dat er in het kader van de spreiding be paalde vestigingen komen, die zon der dit spreidingsbeleid het Water weggebied zouden kiezen, maar een uitsluitende overloop van Randstad naar Zeeland, wijs ik absoluut van van de hand. Want daarvoor is de ligging van Zeeland veel te goed". „Ik zit nu bijna acht jaar in het coiiege van gedeputeerde staten en het is nog altijd hetzelfde: in be paalde groepen in Zeeuwsch-Vlaan- deren leeft nog steeds het idee, dat we meer aandacht aan andere ge bieden besteden. Het is doodgewoon niet waar. Dat is eigenlijk alles wat ik er op kan zeggen. Alle mogelijk heden die er aan de ene en aan de andere oever van de Schelde zijn, moeten we benutten. Het moét ge woon op beide oevers gebeuren. En het beleid moét op dat evenwicht ge richt zijn. Natuurlijk is het wel zo, dat het beleid gericht is op de ver sterking van de centrumplaatsen. En mede dankzij de Zeeuwsch-Vlaamse initiatieven is er dan ook in die cen trumplaatsen enorm gebouwd". En toch stellen we profiteert Zeeland benoorden de Schelde meer van de Deltawerken bijvoorbeeld dan Zeeuwsch-Vlaanderen. De heer Kaland: „Helemaal in concreto vanwege de andere ligging van de eilanden profiteren die meer dan Zeeuwsch-Vlaanderen, inderdaad. Neem maar het Grevelingenbekken, dat zich door een vaste verbinding ontwikkelt tot een ideaal recreatie gebied. De Oosterschelde idem, zo goed als het Veerse meer. Daar kan die streek ook niets aan doen en het provinciaal bestuur ook niet. Maar als we zeggen: deze ontwikke ling is mede te danken aan de in jectie van de Deltawerken, dan zeg ik: de ontwikkeling rond de Wester - schelde is op beide oevers te danken aan en komt op beide oevers voort uit diezelfde Deltawerken. En dan dacht ik dat ze in gelijke mate ervan profiteren". „We hebben het nu gehad over de vijfentwintig jaar die achter ons lig gen. Ik denk aan de komende vijf entwintig jaar. Ze staan voor de deur. Als we straks onze vaste oe ververbinding maken met Zeeuwsch- Vlaanderen (dat telefoontje van daarstraks ging er over) dan zijn de baten infrastructuurlijk in de eerste plaats voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Niet omdat wij dat stuk Zeeland een extraatje willen geven, maar omdat dit een schakel vormt in een be leid". „U zei dat Zeeland nog altijd met een zijden draadje aan de rest van Nederland vast zit. En dat is waar. Maar wat zit er in de molen: de vierbaansweg naar Bergen op Zoom is in uitvoering. Dat is geweldig voor de ontsluiting van Zeeland. Als die weg er is dan zijn we hecht ver bonden met de rest. Iets minder goed dan nog altijd met noordelijk Nederland. Die weg is structuurlijk niet geweldig en de tolheffing is een struikelblok". „Die vaste verbinding van Zeeuwsch-Vlaanderen met noorde lijk Zeeland (die er natuurlijk komt) zal de voorlopige afsluiting zijn op het gebied van de toegangswegen. Dan komt de weg van Haringvliet tot Walcheren, een vierbaans tolvrije autoweg. In de komende vijfentwin tig jaar is ook te voorzien een recht streekse verbinding tussen Zeeuwsch -Vlaanderen en Brabant. En dan pas beschikken we over een volledig we genschema, waarin de structuren verticaal en horizontaal verbonden zijn". Bij Het afscheid zegt de heer Ka land: „Ik ben nieuwsgierig of de Zeeuwen zulten reageren op dit ar tikel. De voor- en tegenstanders van de industrialisatie". We zeggen: de Zeeuwen zijn afwachters, ze reage ren meestal niet zo snel. De heer Kaland: „Zeeland zal zijn heil toch echt niet langer kunnen zoeken in land en tuinbouw. Dat is een aflo pende zaak. De idylle is voorbij". JAN HUSKEN MIDDELBURG - Je kunt wel over de ontwikkeling van Zeeland na 1945 praten, maar het hoofd van het Documentatiecentrum van het Zeeuws Deltagebied, tevens adjunct-bibliothecaris van de Zeeuwse bibliotheek, de heer M. P. de Bruin, begint laconiek honderd jaar eerder. In 1845 had de Zeeuwse aannemer van waterstaats werken Dirk Dronkers al zoveel vi sie om Zeeland te willen verbinden met het Duitse achterland en daar bovendien een veerdienst op Enge land aan vast te koppelen. Zijn onderneming voor een Zeeuws- Limburgse spoorweg werd een drama, dat in 1860 door de staat werd overgenomen en waaraan Dronkers een lintje overhield. Het was me ook al geen onderne ming! De Kreekrak en de Sloedam moesten er voor worden aangelegd. Dat gebeurde pas in het derde kwart van de vorige eeuw. In 1875 startte de Stoomvaartmaatschappij Zeeland de gewenste dienst op Enge land. Vanwege 't tractaat met België kreeg Zuid-Beveland zijn kanaal dat het drukste van Europa werd en Walcheren zijn kanaal, dat vandaag de dag pas wat wordt. Bedenk daar bij dat er tot na de eerste wereld oorlog geen weg lag naast de spoor baan naar Bergen op Zoom en dat de vaste verbindingen met bet noor den pas iets zijn van de laatste tien jaar; dan is het Zeeuwse isolement wel geschetst, dunkt ons. Zeeland had echter zijn hoog ont wikkelde landbouw en enkele hoog ontwikkelde industrieën: in Sas van Gent, Sluiskil en Vlissingen. Na 1900 breidde die industrie zich (met bui tenlands kapitaal) sterk uit, maar het isolement bleef. En Zeeuwse handen vonden steeds minder te doen, vooral toen de zich mechani serende landbouw steeds meer krachten ging afstoten. Zeeland liep leeg. Pas in de zestiger jaren van deze eeuw begint er weer sprake te zijn van een geboorteoverschot. Aan de hand van een man als De Bruin is het niet moeilijk enkele grote stappen te doen door de Zeeuwse historie. „Heal die histo rische ontwikkeling", zegt hij met een wijds gebaar en hij begint in 1530. Het verdronken land van Reimers- waal. De zuidwatering daaronder wil Antwerpen graag inpolderen, want dan krijgt het ambachtsheer lijkheden in het Zeeuwse en daar mee invloed in de Staten van Zee land. Antwerpen heeft zelfs pogin gen ondernomen om Vlissingen te kopen. De Zeeuwen verloren in die dagen kennelijk hun eigen belang uit het oog. Toen Middelburg de Schelde sloot, waarschuwde Antwer pen profetisch: Laat de Schelde open, anders ga je daar zelf onder lijden ten voordele van Rotterdam! Dat was tijdens het twaalfjarig be stand (1609-1621) in de tachtigjarige oorlog. „Ik weet toch niet", aldus de heer De Bruin, „of je kunt zeggen dat Middelburg door een zekere kortzichtigheid aan het eind van de zeventiende eeuw zijn hegemonie verloren heeft. We weten nog niet zoveel over het economische krach tenspel van die jaren. De grote klap kwam in elk geval door de Franse tijd. Na 1795 is het inwoner tal in enkele jaren tijds gehalveerd, zo van 22000 tot 12000 inwoners en het waren juist de mensen met geld die naar eld-ers trokken. Overigens zegt Verburg (de directeur van het Zeeuwse ETI), dat men het hier ook zonder de Franse tijd niet had kun nen redden, omdat het handelssys teem verouderd was". „Als je met een bandopnemer Zeeland doorgaat met de vraag, of de nieuwe ontwikkeling na 1944, of na de ramp van 1953 begonnen is, dan wijst iedereen op het laatste jaartal". De heer De Bruin vindt dat terecht- Na '44 dacht men aan herstel van het oude; na de „schep- pingsverhaal-chaos" van 1953 begon men aan het nieuwe. De grondstruc tuur was enorm verpest. Gips heeft wonderen gedaan. De grote verkave lingen begonnen. De Deltawerken. Verbindingen werden gelegd; de in dustrialisatie begon. Daar wil de heer De Bruin toch niet alleen met enthousiasme over praten. „Alleen al zo'n vierbaans- weg naar Bergen op Zoom!", zegt hij. „Wat een enorme ingreep in het landschap. Hetzelfde bij het Veerse meer en straks bij het Grevelingen bekken. Dat is dan weer nodig voor de recreatie, maar je ziet dan wel dat we een heel ander Zeeland aan het maken zijn. En heeft men zich van het begin af aa wel gereali seerd wat de consequenties waren?" „Je kunt je trouwens afvragen (net als in je persoonlijk leven van bepaalde dingen): hebben we die in dustrialisatie nou wel zo bewust ge kozen of hebben de omstandigheden er toe geleid? En nu blijven we toch met de vraag zitten: moeten we de belegde boterham hoger stellen dan ongerepte landschappen? Die prach tige boerderijen? Die bomenrijen langs de dijk? Als je je dit af vraagt, besef je pas goed op welk een keerpunt we staan. Want we zijn nog maar pas begonnen!" J. H. MIDDELBURG Amsterdammer A. L. Borst is directeur van de Zeeuwse culturele raad en adjunct- directeur van het provinciaal op- bouworgaan. Hij is al twintig jaar heel nauw met Zeeland verbonden en kan er dus wel enig idee van hebben, of er ook op cultureel ge bied sprake is van een na-oorlogse ontwikkeling in dit nog altijd te ge- isoleerd gelegen stuk Nederland. „Er is ongelooflijk veel veranderd en heus niet zo langzaam," zegt hij nadrukkelijk. Alleen al met cijfers kan hij dat aantonen. In 1952 stond er 2500 gul den op de provinciale begroting ten behoeve van het culturele werk. Voor 1970 staat als voorstel drie ton geboekt. Daarbij zijn niet mee gerekend de uitgaven voor Prov. Bibliotheek, Zeeuwse muziekschool en museum. Hij is desondanks niet tot al te groot enthousiasme bereid omdat hij niets voor Zeeuwse, Am sterdamse, Groningse of welke zelf verheerlijking dan ook voelt. Want er is nog veel te veel te doen en te veel enthousiasme over wat bereikt werd, vindt hij gevaarlijk in een kleine wereld. „Pas op", zegt hij, „wie zich alléén waant, waant zich alwetend". Het culturele leven in Zeeland acht hij „binnen de verhoudingen" even goed als waar ook elders in Nederland. „We hebben hier net-aan 300.000 inwoners (net zoveel als in Rotterdam-zuid) en die 300.000 wor den nog in drie gebieden van elkaar gescheiden door twee stromen. Dat heeft niet alleen nadelen. Integen deel: men heeft het hier zélf ge daan. Het is hier allemaal wat meer binnenskamers gebeurd, maar dat amateurisme is echt gegrond vest in de Zeeuwse samenleving". „We hebben hier twee bloeiende muziekscholen, een Zeeuws instituut voor kunstzinnige vorming. Er wordt samen muziek gemaakt en toneel gespeeld. Het is kwalitatief niet zo geweldig misschien, maar dat is van veel minder belang dan het feit dat het weerklank wekt. In Goes twee avonden een volle zaal voor onze amateur-operette; in Zeeuwsch-Vlaanderen volop belang stelling voor een Reizend Zeeuws Volkstoneel en een Camere. „Terwijl we er geografisch zo on gunstig bij liggen, hebben we toch allerlei gecentraliseerde zaken. We moeten wel, we zijn te klein om de krachten te versnipperen. In Den Haag snapt men dat niet. Daar stappen ze over de provinciale or ganisatie heen ineens over naar de plaats en het plaatselijke werk. Bij voorbeeld bij het club- en buurt huiswerk. Gelukkig dat er ingrij pende gemeentelijke grenswijzigin gen plaatsvinden". „Het amateurisme was hier vroe ger veel sterker dan tegenwoordig. Toch wist ook toen de Zeeuwse Volksuniversiteit het nodige aan be roepsmatig verzorgde muziek- en toneelevenementen hier naar toe te brengen. Het wordt er met de hui dige regelingen niet gemakkelijker op. In Middelburg bijvoorbeeld zijn er zo'n dertig beroepsvoorstellingen per jaar. Naar verhouding was het in de vorige eeuw beter, waar schijnlijk omdat ministers zich toen nog niet met kunstzaken bezighiel den. Dat is natuurlijk niet aardig van me, want die beroepsgezel schappen kwamen hier toen uit pu re armoe naar toe. Nu willen ze niet langer als een kermistroep de boer op. Geen enkele vakvereniging zou het dulden dat haar leden als balen stro van plaats naar plaats worden vervoerd. Dat reizen is in derdaad een ramp voor de toneel spelers en het is te begrijpen dat ze er erg weinig zin in hebben". „En ach, dat heeft voor Zeeland toch weer het voordeel dat je hier een wat revolutionair programma kunt brengen. Je moet er voor bok sen, maar het voordeel is dat de belangstelling heel wat groter is dan in Amsterdam. Daar staat dan weer tegenover dat de bioscoop hier niet dezelfde functie heeft als in de stad of (mag het a.u.b.) de voetbal club. Je vindt hier de verschuiving van voetbalveld en bioscoop naar het theater"! De heer Borst is zo duidelijk met het „nu" bezig dat hij er on danks onze vragen maar niet toe komt over de na-oorlogse ontwikke ling uit te weiden. „Nieuw", zegt hij, „is de laatste twintig jaar de lijn van de concentratie. Eigenlijk sinds de oprichting van de Zeeuw se culturele raad. Nieuw is ook de lijn van duidelijke versterking van het amateurisme door middel van opvoeding tot kwaliteit. Het amateurisme is met de oprich ting van muziekscholen, instituut voor kunstzinnige vorming en de aanstelling van een toneeladviseur uit het oerstadium van het dilettan tisme opgeheven". „Al centraliserende hebben we ook de accommodatie sterk verbe terd. Er is voor de muzen een dak gebouwd. Er is een behoorlijk stuk muzische vorming gekomen. Vanuit een geordende ervaring wordt een stuk didactiek aangeboden, waar op ruime schaal gebruik van wordt ge maakt. Nu zijn we ons aan het be zighouden met de dorpshuizen. We gaan de sociaal-culturele stoffering langzamerhand zo verstevigen dat het hier leefbaar wordt voor de mu zen". „Ik wil nog wel even aantekenen dat bij dit alles de culturele raad alleen maar adviseert. Op het S.O.M.- Congres, begin deze maand in Utrecht, heeft de heer Borst deze „beginselverklaring" afgelegd. Er wordt hier gedaan wat de hand te doen vindt en dat nemen alle ideolo gen me kwalijk. Maar de ideologen wachten steeds teleurstellingen, want de uitkomst van hun streven zal altijd minder zijn dan het ge stelde ideaal. Maar wie van de fei ten uitgaat en doet wat zijn hand te doen vindt, die kent geen teleur stellingen, want hij gaat van onder af de berg van de idee op". J.H. MIDDELBURG „We hebben het nooit willen zeggen", zegt oud-ge deputeerde dr. A. J. J. Mes, „want met die 300.000 is het areaal nog te klein. Maar een soort pro-raculteit, zoals Leuven in Luik heeft, dat zou toch wel iets voor Zeeland zijn Dat je hier economie, rechten, sociologie en zo zou kunnen studeren tot je kandidaats. Misschien dat het nieuwe Meao, het middelbaar economisch-administratief onderwijs, tot zoiets kan uit groeien. Daaronder zou ook de Zeeuwse bestuursschool kunnen vallen. Je moet nu eenmaal ergens beginnen". „Daarom ook proberen we een kunstnijverheidsopleiding te krijgen. Een Zeeuwse Sint-Joost. Want je moet beginnen op middelbaar niveau. Ik denk aan de HTS in Vlissingen. Die is ook gegroeid vanuit een mid delbare school. Vroeger moest men daarna naar Breda of Rotterdam. Met die nijverheidsschool was Mid delburg de rest van Zeeland vóór. En waarom niet? Waarom zouden we onze belangrijkste opleidingen niet concentreren in Middelburg? Daar staat ook onze provinciale bi bliotheek. Daar zijn de opleidings instituten niet van los te denken," „De mogelijkheden voor intellectu elen zijn in Zeeland nog steeds te eenzijdig. Wat moet je hier met een eindexamen gymnasium? Het is ge lukkig aan het veranderen, maar Zeeland was jaren lang een proefge bied voor jonge ingenieurs; het mid denkader trok na het middelbaar examen weg en je kreeg ze niet meer terug." „Het is nu duidelijk aan het ver anderen. Zeeland biei steeds meer kansen en vele „vreemdelingen" zijn blijvers geworden. Dat bevordert de continuïteit. En ook de Zeeuwen ko men niet langer pas na htm pensio nering weer terug. Sommige topmen sen verdwijnen, maar daar is elders ook het geval en dat is gezond. Zee land deelt nu in die uitwisseling. We vormen geen uitzondering meer." „Bij de provincie," zegt hij, „is er nooit onderscheid gemaakt in 't be noemingenbeleid tussen Zeeuwen en niet-Zeeuwen. Dat er minder katho lieken werden benoemd is verklaar baar uit 'n verdedigbare „vriendjes politiek" (die, heel begrijpelijk, eerst in de eigen kring rondkeek) en uit het feit dat zich nu pas van overal ook katholieken komen aanmelden op Zeeuwse sollicitaties." Alleen bij de rechtbank vindt hij nog te weinig terug van het veran derende Zeeland. „In Roermond, Breda, enzovoort, moeten er speci aal protestantse rechters komen om dat dezen over die 20 procent prote stantse justitiabelen beter zouden kunnen oordelen. Maar in Zeeland blijkt dat argument naar de katho lieke kant niet op te gaan. Ik herrin- ner me nog de moeilijkheden om een katholieke medische specialist aan te stellen, aan wie ik helemaal niet als katholiek maar als goede specia list dacht. „Nee," zei men, „Zee land is van ons." Nota bene! Maar dat idee is wel doorbroken. Ach, ook bij bij de rechtbank moet je dan echt niet denken aan anti-papisme of zoiets. Men kijkt gewoon niet ver der dan de vriendenkring. Heel be grijpelijk, maar het moet onderhand maar 'ns doorbroken worden." „Tja", peinst de heer Mes, „zoiets als een Amerikaans college, met zo'n 500 studenten. Het zou wel iets zijn voor Zeeland. Weet u dat men in de zestiende eeuw voor de stichting van een universiteit geaarzeld heeft tussen Leiden en Middelburg? Maar bedenk wel, dat in Hulst pas na de tweede wereldoorlog de middelbare handelsschool lyceum is geworden. Vóór dien moest men naar Terneu- zen. Lang daarna kwam er een ka tholieke hbs in Oostburg naast het gemeentelijke gymnasium en de rijks hbs. En de katholieke hbs van Goes is geloof ik pas 17 jaar oud." „Er is heel wat gebeurd na de oorlog en heel waf veranderd. Er is nu bijvoorbeeld een groot aanbod van niet-Zeeuwen voor allerlei functies. En ook katholieken durven te sollici teren. Dat was er vroeger niet bij. Intellectuelen kwamen vroeger niet naar zeeland. Nu wel. Er is een ge weldige kentering aan de gang en als je dat zo eens nagaat, is dat ei genlijk allemaal in korte tijd gebeurd. In vijfentwintig jaar? Wel nee, nog korter, sinds '53. Zo'n jaar of zes tien."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 11