de Formidabel DE VIS MET DE DROEVIGE OGEN X z z Rente tot 7% Rijkspost spaarbank altijd safe! P U E L M E E "I gevangenen uitgesteld Nazomer I Nazomer II Nazomer III DE REUS \/3 /\JL MIJNS INZIENS Johan Winkler T. JOSEPH TICHTING J Janes Bollenens 2 2 2 2 A A A 5 A A A A A Gevecht om vliegtuigwrak door DE STEM VAN WOENSDAG 15 OKTOBER 1969 17 10 in winter met gefust jzeltige warme maal- hee! plezierig.- Mèt j ting, mèt verrassend f vooral toch door de racht van de boui I Ion i behalve voor soep, jsbaar is om van b.v. i jachtschotel, rijst- i in feestelijk eten te j Amende tijd meer met (n smullen! NSEN BIEDT sisjes als jongens van kwaardige opleiding, ig in de kursus die in schrijven als :ge erkende diploma e kursus begint met een soepele aan- en evorderd. len een aantrekkelijk in kamer), kosteloze and vergoeding van iciteer nu. Vraag om naar een interessant gd diploma. iprek tot het hoofd (ADVERTENTIE) JJET stadje aan de rivier lag niet ver van de zee. De stroom was daar dan ook al tamelijk breed en een mooie brug verbond er de ene oever met de andere. Maar een eindje verder het land in was het water veel smaller. Nu eens kolk te het bruisend tussen steile oe vers, dan weer bewoog het in bochten om kleine eilandjes die in het midden leken uitgestrooid. De mannen en jongens uit het Janes was een bediende van de ko ning, en moest hem elke dag het eten brengen. Op een dag bracht hij hem het eten, en wat zag hij de koning was vastgebonden aan zijn stoel. Viug maakte Janes de koning los en haalde zijn prop uit zijn mond. De koning riep: hier is de dief Janes schrok, maar ze hadden hem al in de boeien geslagen en in de kerker gegooid. Hij huilde wel 3 uur, maar opeens had hij een plannetje. Als hij voor het gerecht moest komen want dat deden ze altijd zou hij kijken wie er naast de koning zat Dat was een idee Donderdag kwam hij voor het geiecht. En wie zat er naast de koning Je raadt het nooit. De gevreesde Japie Ravenveer Vlug grepen ze hem. En enkele mensen zeiden: de koning ging elke dag weg met Japie, sluit de koning ook op Ze sloten Japie en de koning voor hun hele leven op. En wat gebeurde er met Janes Hij werd koning van Moerasland. Ronald Vreijsen, 9 jaar, Vincent van Goghstraat 9, Zundert. In het bos daar woont een reus. Zijn haar is zwart, lang is zijn neus. Op de dag komt hij de deur niet uit. Maar in de nacht gaat hij op zoek naar buit. Het is heus waar. Wat hij dan vindt, eet hij op met huid en haar. Blijf dus in de nacht maar thuis, want dan is het zelfs voor een muis in het bos lang niet pluis! Anja v. Mook (10 j.) Nieuwelaan 34 stadje hielden ervan in dat woe lige water te vissen: als zij met hun werk klaar waren en het weer was gunstig, dan stonden er altijd wel vissers in hoge laarzen, in of hoven de stroom om zalm te vangen. Natuurlijk ving niet iedereen elke dag een zalm! Maar wel elke dag iets. Al was het nog zo'n klein vis je, de vissers waren er blij mee, na men het mee naar huis, bakten het knappend en aten het met grof brood. Op een dag stond de zoon van de koster met zijn vrienden op een ei landje. Daar zag de kosterszoon tus sen het toeschietende water een flits. Hij bewoog zijn hengel zoals dat hoort en een prachtige vis was zijn vrijheid kwijt! Het is een hele kunst zo'n grote vis binnen te halen! De vrienden hielpen en gedrieën haalden zij de vis op de kant. Maar wat een wonderlijke vis was dit! Geen zalm. Evenmin een ander soort dat hem bekend was. De schub ben glansden goudgroen in plaats van blauw zilver. De vinnen waren niet kort en sterk, maar lang en dun als sluiers. De kop was niet dik en dom, maar blank en de ogen keken de jongens bedroefd aan. „Gooi hem terug", riep de ene vriend verschrikt, toen hij die droe vige ogen zag. „Ik denk er niet aan", zei de kos terszoon- De vis maakte nu een sprong maa-r de jongen greep hem nog juist bijtijds vast. Het werd een worsteling tussen de jongen en zijn buit Aan één van de sluier achtige vinnen hing een druppel bloed. „Zet hem toch in het water", raad de nu ook de andere vriend. Dit maakte de kosterszoon zo boos, dat hij meteen zijn mes nam en de vis doodde. Een traan blonk in de vis- se-ogen. De jongen bracht de vis naar huis. Binnen het uur had iedereen in de omtrek ervan gehoord en de man nen kwamen en gingen de kosters woning in en uit. Toen de avond was gevallen en heel het stadje praatte over de won derbaarlijke vangst, begon de jon gen zijn prachtige vis schoon te ma ken. Hij wilde de huid eraf stropen en laten drogen, zodat hij levens lang trots op zijn mooie buit kon zijn. Hij deed het heel kundig. Niet meer dan twee schubben sprongen van de vissehuid af. Maar de schub ben vlogen hem regelrecht in zijn ogen. Elke oogappel werd door een glanzende schub bedekt en de jongen was stekeblind. „Moeder, maak mijn vis verder schoon en bak hem voor ons-", riep hij terwijl hij naar de schuur stom melde en op de tast de vissehuid aan een spijker hing. Toen ging hij zich wassen bij de beek en hoopte de schubben weg te wassen. Maar het lukte niet, de schubben bleven zijn ogen bedekken. De moeder maakte de vis schoon, sneed hem in moten en moest wel driemaal opnieuw de pan op het vuur zetten. Zo groot was de vis ge weest. De jongen en zijn vrienden schaarden zich met het gezin aan tafel en zij waren het er allen over eens, nog nooit zulk een heerlijke vis geproefd te hebben. Niemand had nog gemerkt dat de jongen niet zien kon. Maar van angst dat zijn ogen nooit meer goed zou den worden proefde hij niets van de heerlijke smaak en hij zei geen woord „Waarom ben je zo stom als een vis?", vroeg zijn vader. Juist had de zoon een stuk vis in de mond waarin een graatje was achtergebleven. Hij kon het natuur lijk niet zien maar slikte het door. Oh, de graat stak dwars in zijn keel. Tranen sprongen hem in de ogen en op hetzelfde ogenblik vielen de schubben op ziin brood. „Ik kan weer zien", wilde hij roepen maar er kwam geen ander geluid uit zijn keel dan kreunen en steunen van pijn. „Eet een hap droog brood"! riep zijn moeder. „Geef hem een klap op de rug", zei zijn vader. Maar niets hielp. „Hij blijft stom als een vis", zei de ene vriend. De jongen stond boos op en liep de deur uit. De andere vriend volgde en haalde hem in op de brug waar de jongen steunend over de leuning hing. „Ik wou dat je je voelde als een visje in het water", zei deze vriend medelijdend. Had hij het maar niet gezegd! Want nauwelijks was die wens uit gesproken of de jongen viel over de brugleuning in de diepte. Op het hulp geroep van de vriend schoten schip pers toe en gelukkig lag er zoveel maanlicht over de rivier, dat de jon gen gauw opgepikt kon worden. Bont en blauw van de val in het water, rillend van kou en niet in staat te spreken werd hij naar huis gebracht. De moeder hielp hem in bed, maakte compressen voor zijn keel en kruiken voor zijn koude voe ten. Maar de volgende dag had haar zoon koorts. „Ach, wat heeft die vis ons veel ongeluk bezorgd!" snik te de moeder. Nu was de koster na tuurlijk een zeer vroine man en daar om dacht hij dat het beter was iets goeds te doen dan te gaan zitten snikken- Hij nam de vissehuid van de spijker in de schuur en stak het weekgeld dat hij zijn zoon zou moe ten geven in zijn zak. Toen liep hij naar de brug en liet de vissehuid in het water vallen. Leek het niet of de huid opzwol, of er weer een vis- selichaam in leefde? En schoot dat daar niet nis een flits door het wa ter, met golvende sluiers om zich heen? Jean-Paul de Block (7 jaar) uit Hulst maakte deze mooie tekening. Vlug ging de koster naar de kerk, liet het weekgeld van zijn zoon in het offerblok voor de armen vallen en bad met gesloten ogen: „Moge mijn jongen weer zo gezond worden als een vis". Toen de koster thuis kwam was de koorts geweken. Bovendien had een verschrikkelijke hoestbui de graat in de keel losgemaakt. De moeder waste haar zoon, gaf hem schoon linnengoed en streek zó lief over zijn handen dat de jongen in een dag genezen was, opstond en zei: „Ik ben weer zo gezond als maar hij durfde niet te zeggen als een vis. Want stel je voor dat hij bij die woorden in een vis zou ver anderen! Of in een droge vissehuid! De jongen sloop naar het schuur tje. Hij wilde wel dat hij die huid weer kwijt was. Tot zijn verbazing en opluchting was de huid verdwe nen Voortaan nam hij alleen vissen met domme koppen mee naar huis. Die met droevige ogen zette hij te rug in het water. An MacGillavry 841-69 7BRJ- DJAKARTA (ANP) De voorge stelde vrijlating van 26.000 politieke gevangenen met gematigd commu' nistische sypathieën is ten dele uit gesteld, zo is in Djakarta bekend ge worden. Kortgeleden verklaarde de procu reur-generaal, generaal-majoor Soe- gih Arto dat de gevangenen binnen een a twee maanden zouden worden vrijgelaten. Maar dinsdag zei de mi litaire commandant van West-Su matra, brigade-generaal Widodo, dat de 11.000 politieke gevangenen in zijn gebied niet dit jaar nog in vrij heid kunnen worden gesteld. Hij gaf geen verklaring waarom. Je ziet hier vier kruizen die elk opgebouwd zijn uit onderdelen genummerd van 1 tot en met 5. Wat je nu moet doen is van deze onderdelen één groot kruis maken, jazeker één groot kruis. Daar voor moet je echter eerst de schaar terhand nemen en alle onderdelen uitknippen. De oplossing vind je zaterdag in de Kleine Stem. Succes. FOEKOEAKA (Rtr.) Vierdui zend politiemannen moesten er in de Japanse stad Foefoeaka aan te pas komen om het wrak van een Ame rikaanse straaljager te verwijderen van een universiteitsterrein. Ze leverden urenlang slag met linkse studenten, werden vanaf het dak van een universiteitsgebouw on der vuur genomen met benzinebom men, stenen en bijtende stoffen, en moesten zich een weg vechten door barricaden voordat ze het wrak kon den bereiken. Zeker tien politieman nen raakten gewand. 34 studenten werden aangehouden. Het bewuste vliegtuig was vorig jaar juni neergestort op het in aan bouw zijnde computercentrum van de universiteit. De studenten had den nadien geen afstand willen doen van het wrak, dat zij beschouwden als een symbool van hun protest te gen de aanwezigheid van Ameri kaanse bases in Japan. (ADVERTENTIE) Qmdat die meest zomerse aller zo mers maar geen afscheid wilde nemen, heb ik mij een extravakantie van precies twee dagen gegund. En om te doen alsof het een echte va kantie was, ben ik met een voor mijn doen toch nog vrij hupse sprong even de grens overgewipt. Niet zo heel ver, maar toch voldoende om het ge voel te hebben van er uit te zijn. En daar was dan weer dat hotelle tje ergens aan een bosrandwaar je je, als er voor de deur zit en uit kijkt over de akkers, met aan de ho rizon de lichte glooiing van weer een ander heuvelbos, heel ver van het rumoer van de wereld kunt wanen. Zo stil is het er, dat je de eikels in het dichtbije bos één voor één hoort neerploffen en zo waar er is ergens een vogel die blijkbaar ook niet meer begrijpt wat er met die eeuwige zomer aan de hand is en die daarom aarzelend met een heel hoog en fijn geluidje zijn tietiefuut begint te zingen. Zou ik nog zin hebben om iets te lezen maar waarom zou ik dat doen dan zou het hoogstens nog eens in Stifters „Nachsommer" zijn of in Galsworthy's „Indian Summer of a Forsyte". Lectuur die bij zo'n nazomerdag past zoals ik hem hier beleef: gouden glans over de tin telende bomen, een vlinder op een late bloem en heel ver het helemaal niet hinderlijke getiktak van een landbouwmachine, ergens op het veld. En terwijl ik mij koester in de stra len van de langzaam wegzinkende zon maar morgen zal ze weer even glorieus als vandaag door de och tendnevel héénbreken vergeet ik alles waarover ik mij anders ver plicht acht mij druk te maken: Roolvinks loonwet en de Noordierse kwestie, de schandalen in het Ame rikaanse Vietnam-leger en Vietnam zelf, en de vraag of Brandt het beter zal doen dan Kiesingeren steeds weer die verontwaardigde benauwe nis over wat ze zo'n Dubcek aandoen en duizend dingen meer. In plaats daarvan suf ik maar wat weg, vol maakt bevangen door de warme weel de van die meest zomerse aller zo mers, die maar geen afscheid nemen wil. Y'otdat de waard naar buiten komt en met een „Bitte sehr" de krant op mijn tafeltje legt. Een avondkrant uit de streek, waar net als thuis een plattelandsvrouwenbond vergaderde, een kind zoek is,, een nieuwe burge meester werd ingehaald. Maar daar naast is er ook wat algemener nieuws en daaronder iets dat mij toch de nazomerse idylle om mij heen ten spijt ineens interesseert. Het is een verslag van een bijeen komst in het „Haus der Wissenschaft" in Dusseldorp van leidende figuren van de drie reclame-adviesbureaus, die in de nu afgelopen Duitse verkie zingstijd heel systematisch en vak kundig de propaganda voor de drie grote partijen CDU, SPD en FDP, hebben gevoerd want een partij die zichzelf respecteert voert de pro paganda niet zelf, maar besteedt ze uit. Ze hebben, daar in Dusseldorp, de verkiezingsuitslag uitvoerig vanuit hun reclamestandpunt ontleed. Het bureau dat de reclame voor de „w in nende verliezer", de FDP, had ge maakt, werd olijk en vrolijk door de broederlijke concurrenten gehoond: al die wetenschappelijk uitgekiende reclame had dan toch maar niet kun nen verhinderen, dat de FDP werd gehalveerd. En toen het verweer: ja, maar wij beschikten slechts over zes miljoen mark, terwijl jullie vanwege de christendemocraten en de socia listen over een budget van zes tot acht maal zovéél konden beschikken. Ik grijp een potloodje en ga aan het rekenen: 6 miljoen voor de FDP- propaganda en 36 tot 48 miljoen voor die van CDU en SPD dat betekent in elk geval zo'n honderd miljoen bij elkaar. Allemaal uitgegeven om de betrokken partijen in de verkie zingstijd nog gauw aan de nodige leuzen te helpen en aan een „image" waarbij zelfs de dominerende kleur van de affiches (bij de socialisten oranje) een onderwerp van de aller- diepzinnigste reclamepsychologische overwegingen was. Ergens, aldus de verslaggever van die Dusseldorpse bijeenkomst, rook het, al ging het om het resultaat van min of meer geslaagde verkiezings campagnes, naar wasmiddelen, naar diepvriesgroente en naar tandpasta. £n nu moet u daar maar eens op dezelfde manier over doordenken als ik het deed! Wat, vroeg ik mij af, is er nu eigen lijk waar van de zo luid verkondigde opvatting, dat kiezers mondige men sen zijn, die zich zonder dwang van buiten een eigen oordeel hebben ge vormd? Klopt het met die mondig heid en met dat eigen oordeel, wadr- om dan nog eens die tientallen mil joenen weggesmeten? Of is (afschuwelijke conclusie!) al leen dure reclame nog maar in staat de fictie overeind te houden, waar van wij eertijds uitgingen toen we elkaar voor dat schone ideaal van het algemene kiesrecht rijp achtten? Geen vragen meer! Ze zijn toch niet op te lossen. En had die waard mij die krant maar liever niet ge geven! Ik zat daar net zo zalig in de late nazomerzon, heel on-politiek aan niets anders denkend dan aan dat tegelijk kleine en grote geluk van er alleen maar te zijn

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 9