IN DE WACHT
KAMER
VAN GHANA
ONDANKS NEDERLANDSE NEUTRALITEIT:
Contacten
geallieerden
over Peellinie
vóór mei 1940
n«2
wajang1
wajang
Philip Morris
cent
nu
S7cent
Gastarbeiders
in
GHANA (II)
Afspraken
Peellinie
Insubordinatie
Onnozel
plantenmaigarine
KOELTE
GEEN DIALOOG
ONWIL
DIENSTBAAR
plantenmargarine
7
DE STEM VAN DINSDAG 14 OKTOBER 1969
9
(Van een onzer redacteuren)
AMSTERDAM/BREDA Vrijwpl geen Nederlander twijfelt aan
de strikte neutraliteit die Nederland in acht nam aan de vooravond
van de Tweede Wereldoorlog. Het „Venlo-incident" kon die neutrali
teit nauwelqks geweld aandoen, omdat al snel bleek dat het op touw
was gezet door de Duitsers, evenals het door Skorzeny in 1939 geor
ganiseerde Poolse grensincident, waarvan Hitier dankbaar gebruik
maakte bij de rechtvaardiging van zijn inval in Polen.
Na de terugtrekking van het Ille legerkorps en de Lichte
Divisie naar Nederland waren er alleen nog de zwakke
Peelstelling en Gamelin, die niet verder wilde dan Breda.
De verschillende plannen ter versterking van de Peellinie
en ter dichting van het „gat".
De militaire situatie aan de vooravond van Pinksteren 1940.
Die neutraliteitspolitiek was Neder
lands wapen tegen de Duitsers. Een
leger om ze tegen te houden had
den we niet. Het enige wat gedaan
kon worden was de heetgebakerde,
grote buur geen aanleiding te geven
ons laind te overvallen.
Aan de andere kant echter was
er in 1939 geen twijfel meer moge-
Vast stond dat hij Nederland („op
zijn minst het zuidelijk deel") zou
aanvallen om een doortocht te for
ceren voor zijn tropen in de aanval
op Frankrijk. Afgezien nog van het
feit dat elke amateur-strateeg met
het fatale voorbeeld van htc Duit
se aanvalsplan in 1914 voor ogen,
wel op zijn vingers kon narekenen
dat iets dergelijks de Duitse gene
rale staf geen tweede maal zou
overkomen, waren er ook voldoen
de inlichtingen uit Berlijn die spra
ken van een Duits aanvalsplan, op
Nederlands gebied, dat zelfs al en
kele malen was bevolen en weer
uitgesteld.
De vraag was slechts: wanneer
komen de Duitsers? Voor de rege
ring in Den Haag was het denken
aan deze vraag een „boze droom"
waarvan - op enkele uitzonderingen
na alle ministers zich afwendden,
vluchtend in de neutraliteitsgedach-
te, die voor Hitier dan ook niet
meer was dan dat: een aardige ge
dachte, zolang er geen grotere be
langen op het spel staan.
Gezien deze situatie moet men
wel aannemen dat meer realistisch
ingestelde geesten, ondanks de neu
traliteitspolitiek, getracht hebben
althans tot enige summiere afspra
ken met mogelijke bondgenoten te
komen, voor het geval Hitier in
derdaad zou aanvallen.
Men moet zich daarbij wel even
realiseren dat de neutraliteitsgedach-
te in het Nederlandse volk wel zo
niet automatisch de kant van Enge
land en Frankrijk werd opgedreven.
Men stond werkelijk tussen de vij
andige grootmachten in, neutraal,
maar naar beide zijden zeer wan
trouwend- Het feit dat in steeds bre
der kring de misdadigheid van het
Hitlerregime en zijn intenties werd
onderkend, is er oorzaak van ge
weest dat Nederland, hoe neutraal
ook, zou kiezen voor Frankrijk en
Engeland, ,ls het dan kiezen moest.
Dat Hitier zou aanvallen stond
dus sinds september 1939 vast. Dat
eveneens. Een blik op de kaart leer
de in één oogopslag dat het zwak
ste punt in de verdedigingslinie het
„gat" was dat gaapte tussen het
zuidelijke einde van de Peel-Raam-
stelling en de Belgische verdedi
gingsgordel van Luik langs het Al-
bertkanaal naar Antwerpen. Hier
door werd de toch al niet sterke
Peellinie voor de vijand omtrekbaar.
Dit gat werd de nachtmerrie van
een aantal hogere militairen en het
is, gezien de boven geschetste situ
atie niet zo verwonderlijk dat zij
zich daarmee gingen bezighouden.
Daarbij overschreden zij de grenzen
van het welgevoeglijke, zij schonden
de beginselen van de neutraliteits
politiek. Maar de geschiedenis
heeft over de „insubordinatie" van
deze hoge militairen een mild oor
deel. Dat moge blijken uit dr. L.
de Jong's tweede deel van „Het Ko
ninkrijk der Nederlanden in de twee
de wereldoorlog", dat binnenkort ver
schijnt er waarin ondermeer de
neutralitietspolitiek uit de doeken
wordt gedaan.
Uit een lezing die dr. L. de Jong
gisteren in Amsterdam hield voor
de Nederlandse Academie van Weten
schappen en waarin hij vooruitliep
op wat in zijn boek zal worden ge
publiceerd blijkt, dat het juist dank
was dat de koninklijke familie en
de regering, zonder moeilijkheden
naar Engeland kon uitwijken en dat
de marine na de capitulatie even
eens naar Engeland kon om van-
daaruit onmiddellijk de strijd voort
te zetten. Deze voordelen waren het
gevolg van een geheim radiocontact
tussen de marinestaf in Den Haag
en de Admiraliteit in Londen, een
verbinding die in flagrante strijd
was met het neutraliteitsbeginsel en
waarvan de regering dan ook niet
geweten heeft. Zü is er slechts door
gered.
Op een geheel ander vlak had
den militaire contacten plaats tussen
Nederlandse officieren enerzijds en
Belgische en Franse militairen an
derzijds. Belangrijkste onderwerp van
gesprek was hier natuurlijk bondge
nootschappelijke hulp bij een even-
tuële Duitse aanval en dan met na
me in Brabant, waar het vervaar
lijke „gat" gaapte-
Er waren diverse voorstellen en
tegenvoorstellen. De Nederlandse
wens (gen. H. Winkelman) kwam
er in hoofdzaak op neer dat de Peel-
Kaamstelling met troepen van de
bondgenoten werd versterkt onder
meer door legering van Belgische
troepen langs de Zuidwillemsvaart.
De Belgische generaal Van Over-
straeten stelde een Nederlands-Bel
gische linie voor, verder westelijk
ongeveer langs de lijn Waspik-Gil-
ze-Turnhout-Herenthals waar de li
nie op het Albertkanaal zou steunen.
Tenslotte (het zijn slechts grepen
uit een veelomvattende internationa
le en onder politiek haast onmoge
lijk te noemen omstandigheden ge
voerde discussie. Zie ook de kaar
tjes.) was er de Franse generaal
Gamelin wiens invloed het zwaarste
woog en die niet verder oostelijk
wilde gaan dan de lijn Breda-Leu-
ven-Namen
Men weet hoe het allemaal gelo
pen is. De Duitsers rukten zo snel
op dat het plan Gamelin al gauw
het uiterste was. Bovendien bleken
de Duitsers militair zo sterk te zijn
dat er geen bondgenootschappelijk
kruid tegen gewassen was.
Wie zich de Fransen herinnert
toen zij in mei 1940 te hulp snelden
zal zich ook herinneren dat een van
de eerste dingen die zij deden was:
vragen naar de snelste weg naar
Antwerpen. Zij maakten een slecht
verzorgde indruk en hun materiaal
was verouderd.
De stad Breda bewaart de bitter
ste herinneringen aan de goed be
doelde Franse interventie. De Fran-
van de Mark-linie verdedigen. Zij
dachten er minstens een week te
kunnen standhouden. Dit zou Breda
veranderen van een „open stad"
(het garnizoen was weg) in een
„frontstad" en dus moest de bevol
king weg. De Franse commandant
forceerde een evacuatiebevel waar
door een op zich goed evacuatie
plan ontaardde in een chaotische
voettocht die sommige Bredanaars
tot zelfs in Zuid-Frankrijk en Por
tugal bracht, tientallen van hen
tï, i i, i mmx
het leven kostte en duizenden een
hel van ontberingen tussen de vech
tende legers deed ondergaan.
Om terug te keren naar dr- L.
de Jong en de door hem beschreven
neutraliteits-„schendingen"gisteren
zei hij er dit van:
„Natuurlijk acht ik het in zijn al
gemeenheid onwenselijk ja verwer
pelijk indien hoge ambtenaren of ho
ge militairen een beleid voeren dat
aan de verantwoordelijke ministers
niet bekend is of zelfs tegen het
beleid dier ministers indruist. Maar
ik voel mij niet geroepen, de staf
te breken over hetgeen diegenen ver
richt hebben wier namen ik u noem
de, voorzover datgene wat zij ver
richten, de ministers onbekend
was.
De staatkundige verantwoordelijk
heid voor wat zij deden, blijft bij
de ministers berusten maar bij die
ministers berust ook, dunkt mij, de
historische verantwoordelijkheid in
zoverre dat het kabinet als geheel
(ik maak voor de ministers van
Kleffens, Dijxhoorn en Gerbrandy
een uitzondering) het niet opbracht,
de dreigende gevaren nuchter onder
ogen te zien en besluiten te ne
men, die zeker, niet vrij waren van
risico - maar was het risico van
nietsdoen niet groter?
Zo kom ik tot de misschien iet
wat ontnuchterende conclusie dat de
lof die de Enquêtecommissie van de
Tweede Kamer de regering toege
zwaaid heeft voor het feit dat zij
zich stipt gehouden heeft aan de
meest absolute interpretatie van
de neutraliteitsbeginsel, niet al
leen ongefundeerd en dus misplaast is
maar dat die lof de regering eerder
een brevet van onnozelheid uitreikt
dan een van verstandig optreden."
(ADVERTENTIE)
oude, krakende lorrie schuift
moeizaam uit het benauwde
Accra de weg op naar Winneha:
een dorp vijftig kilometer ten
westen van de Ghanese hoofd
stad. De chauffeur heeft een volle
lading: zeventien Ghanese man
nen en vrouwen met hun omvang
rijke bagage en mij. De mannen
hebben verschillende lagen vorm
loze, smoezelige, maar wel kleur
rijke kleren aan, die dikwijls vol
scheuren zitten en ze zijn aan de
hals uitgesproken vuil. De vrou
wen dragen eenzelfde kleren-
vracht. De passagiers begroeten
me in koor met „Akwaaba" (wel
kom) en de chauffeur ziet er per
soonlijk op toe, dat ik een zit
plaats krijg op de houten bank.
Het zijn allemaal bewoners van
Winneba, die naar de stad zijn ge
weest en nu beladen met allerlei in
kopen naar huis terugkeren. Onder
de houten banken en in het looppad
liggen en staan bundels, pakken en
manden met levensmiddelen en
huishoudelijke artikelen. De lorrie
is een klein warenhuis, compleet
met inventaris en klanten, dat de
heuvelachtige weg naar het westen,
naar Winneba opkruipt. Winneba is
misschien het vroegere „Winde-
baai", een van de plaatsen langs de
Goudkust, vanwaar de Hollanders
het slavenvee naar de Nieuwe We
reld voerden.
Een sterke vislucht en wat zoeti
ge oceaangeur komen me tegemoet
als we het dorp bereiken. Winneba
is een bedrijvig vissersdorp langs de
Oceaan, daar berucht om zijn krach
tige en gevaarlijke surf. Het is een
ruwweg neergesmeten dorp. Ver
roeste plaatijzeren daken, betonnen
bouwsels en krotten zonder veel re
gelmaat en orde bij elkaar gezet,
voor onze begrippen goor en vies.
Daarin wonen de 30.000 Effoetoes,
de bevolking van Winneba, aan wie
de god van het dorp, Penkye Otoo,
op een heilige zaterdag in april tij
dens het „Abowakyer" (het feest
van de hertejacht) voor 1969 voor
spoed en geluk heeft beloofd.
Voor de Nederlandse missionaris
is Winneba meer dan het feest van
de „Abowakyer". Winneba is zijn
wachtkamer, zijn hoofdkwartier en
zijn rustoord.
„De nieuwkomer komt hier aan
Ghana wennen. Hij ontmoet hier
tientallen missionarissen. Zij komen
zich wat ontspannen als ze vakantie
hebben. Ze komen hier ook op zijn
Hollands kankeren, want dat lucht
ook in het buitenland heerlijk op.
De nieuwkomer leert door zijn vele
contacten met anderen snel de pro
blematiek van de Ghanese kerk ken
nen. Als hij naar zijn bestemming
gaat, weet hij in grote lijnen wat
hem te wachten staat", legt de Lim
burger drs- Jo Lefering (52), over
ste van de SMA-paters in Ghana,
me tijdens mijn bezoek aan Winne
ba uit. De wachtkamer voor de Ne
derlandse missionarissen is een wat
log, pompeus gebouw, maar rustig
gelegen op een heuvel, zodat de
oceaanbries er gemakkelijk door
dringt om het hoofd koel te houden.
En je hoeft ook als journalist niet
zo heel lang in Ghana's wachtka
mer te verblijven, om tot de con
clusie te komen, dat de missionaris
in de komende jaren een koel hoofd
meer dan nodig heeft, willen de
problemen in de Ghanese kerk hem
niet overspoelen.
De problemen in de Ghanese kerk
luisteren naar twee kernwoorden:
„dialoog" en „belonging" (het al of
niet erbij horen). Jo Lefering
schetst de achtergrond: „De kerk
van Ghana is officieel en in naam
een zwarte kerk. Vier van de zeven
bisschoppen zijn nog wel buitenlan
ders, maar in de diocesen, waar de
meeste katholieken wonen 60
procent van de bijna een miljoen
katholieken delen Ghanese bis
schoppen de lakens uit. Ook de
aartsbisschop is een Ghanees. Toch
een zwarte kerk in naam, want
tweederde van de priesters vol
gens de laatste gegevens 253 van de
350 is afkomstig uit het buiten
land en niet-Afrikaans".
Jaap Opdam (50), afkomstig uit
Opdam bij Alkmaar en al sinds
1946 in Ghana, voegt eraan toe:
„Op basis van de getalsverhoudin
gen zou je mogen verwachten, dat
wij nog veel invloed hebben op de
gang van zaken in de Ghanese kerk.
Je zou verwachten, dat je de opvat
tingen van de verschillende missie
congregaties en opvattingen, die
missionarissen krachtens hun natio
naliteit meebrengen, duidelijk weer
spiegeld zou zien in de Ghanese
kerk. Dat is niet waar. Wij spelen
de tweede viool. Wij zijn gasten en
een gast heeft geen rechten, alleen
plichten".
In Ghana werken missionarissen
van drie „nationaliteiten" wij la
ten enkele Duitse missionarissen
buiten beschouwing. In de drie
noordelijke diocesen de witte paters,
voornamelijk Frans-Canadezen; in
de zuidelijke diocesen (uitgezonderd
Accra) de Nederlandse SMA-paters
en in Accra de Amerikaanse SVD-
paters, waaronder ook nogal wat
Nederlanders te vinden zijn.
Het personeel van de Ghanese
kerk: ruim 250 (blanke) missiona
rissen tegenover 97 Ghanese pries
ters. Jaap Opdam: „Wij hebben de
Ghanezen tijdens hun opleiding tot
het priesterschap volgestopt met de
traditionele, romeinse wijsheden,
die TOEN voor nu en altijd golden.
V/jj hebben al die zaken leren te re
lativeren- De Ghanezen niet. Wij
hebben hun voormannen helaas ook
nog in Rome laten studeren, zodat
we ze nu moeten „de-romaniseren".
U kunt wel aanvoelen wat dat alle
maal betekentde Ghanese bis
schoppen zijn eigenlijk niet voor
vernieuwingen. Vasthouden wat je
hebt. Daarom geen dialoog in de
Ghanese kerk, want met de dialoog
begint de vernieuwing en als je
daarmee begint i3 er volgens de
opvatting van de Ghanese bisschop
pen geen houden meer aan".
Geen dialoog. Die laatste vast
stelling is me door tientallen mis
sionarissen onderschreven. Dré Bo
delier (37) uit het Limburgse Me-
chelen, nu kapelaan in Agona Swe-
dru verduidelijkt: „Een dialoog op
zijn Afrikaans is altijd een dialoog
van boven naar beneden". Wanneer
de dialoog voorwaarde is tot ver
nieuwingen, dan moet je redenen
zoeken voor wat de vernieuwing in
de Ghanese kerk in de weg staat,
vindt Harry de Bruyn (27) uit Hol-
ten-Born, juist terug van een cursus
voor jonge missionarissen aan de
universiteit van Accra. Hij somt en
kele problemen op, die zo niet de
vernieuwingen regelrecht in de weg
staan dan toch in hoge mate frus
treren: De grote ongeletterdheid in
Ghana, de slechte communicatiemo
gelijkheden, wanbegrip bij de kerke
lijke leiders over de wezenlijke pro
blemen van Ghana, de vele talen en
gewoonten enz.
In een briljante studie over de
kerk in Ghana komt Frans Ver-
straelen tot deze conclusie: De kerk
van Ghana bevindt zich in een sta
dium waarin wij niet te veel te
snel kunnen veranderen. Er is een
grote behoefte aan instructie, infor
matie en formatie. Bovendien heb
ben de meeste Ghanezen geen „re
ferentiekaders" voor de problemen,
die in kerkelijke documenten wor
den besproken. Deze documenten
staan vol met kerkelijk jargon, dat
de meeste Ghanezen niets zegt",
Maar de Nederlandse missionaris,
die zich tijdens zijn vakanties fris
drinkt aan nieuwe ideeën en aam de
nieuwe ontwikkelingen in de Neder
landse kerk, bevindt zich in wat in
Ghana genoemd wordt „een crisis
van begrip", maar wat men beter
„een crisis van belonging" zou kun
nen noemen. Bij welke kerk hoort
hij? Bij de kerk, die zich vernieuwt
om eindelijk eens ernst te maken
met een reëel christendom of bij de
kerk, die in het oude schuitje van
Rome meedrijft op de golven van
conservatisme, gezapigheid en lus
teloosheid? De missionaris behoort
bij de Afrikaanse kerk, hij is „gast"
in Ghana, maar als hij uit geheel
eerlijke motieven de dialoog op gang
wil brengen, stuit hij steeds weer
op een muur van onwil. Hij stuit
zelfs op die muur als hij verande
ringen bijvoorbeeld in de liturgie
Jo Lefering (links) en Jaap Opdam
wil doorvoeren, die er louter en
alleen op gericht zijn de Ghanese
kerk „Afrikaanser" te maken. Leo
Bekema (51) uit Bolsward, 23 jaar
in Ghana, vond na zijn verlof in Ne
derland een brief op zijn kamer in
Kumasi. De bisschop schreef hem
zo ongeveer: „Je bent nu wel in Ne
derland met vakantie geweest, maar
het lijkt me goed eraan te herinne
ren, dat de liturgie hier hetzelfde is
gebleven". Persoonlijk commentaar
van Bekema: „Ik wil met de Gha
nezen open en eerlijk samenwerken,
maar ze moeten je niet zo laten
voelen, dat je eigenlijk maar een
snotneus bent".
Bodelier„Wij willen hiet In
de Ghanese kerk niet meer terug
naar de eerste viool. Wij willen niet
de dienst uitmaken, maar wel dienst
baar zijn. Dat kan alleen in de vorm
van een dialoog. Het minste wat wij
nog mogen verwachten - en als je
de geest van Vaticanum II juist in
terpreteert - ook eisen, is dat wij se
rieus genomen worden als wij om
om die open dialoog vragen. Het
een noch 't ander gebeurt: wij wor
den én niet serieus genomen én de
Ghanese bisschoppen willen geen di
aloog". Tijdens mijn eerste nacht in
Ghana heb ik uren liggen luisteren
naar het gejank van wilde honden
en de doffe, eentonige deun van de
drums. De drum is het medium van
de dialoog in Ghana. Heeft de kerk
het juiste medium al wel gevonden?
ANTON THEUNISSEN.
(ADVERTENTIE)
(ADVERTENTIE)