FRANCISCANESSEN FOKKEN FRIES VEE IN AUSTRALIË Dendur T empel van de Nijl naar M anhattan verhuisde van 5.- 151 ewoi de Paris nu O* antische doeken nu strijkijzer nu Geen beter melkvee dan het Friese, zei zuster Gangulf. Daarom verkocht zij in 1957 tien Jersey koeien en betaalde zij met de opbrengst haar eerste Friese koe. Dat ivas dus tien tegen een, maar niettemin een uitstekende ruil. DE STEM Bol over? terug! «ol met extra briljant effect, kleuren. Grote bollen a ram van 3.75 OSO* 3, sneldrogende Amerï- e katoen, kleurechte im- bloemdessins, van 2.75 voor ictor tie. Natuurlijk is er op de boerderij een koelruimte om de melk te be waren. Voor het zware werk „het heel zware werk", zegt zuster Gangulf zijn er op Mount Alver- nia een tractor en twee boeren knechts. De vastbeslotenheid van zuster Gangulf en haar medewerksters om uitstekende resultaten te bereiken heeft tot mooie successen geleid. Dit jaar verkochten zij op de ko ninklijke paastentoonstelling te Sydney een jonge Friese stier voor f. 2.600,-. Op een onlangs gehouden plaatselijke tentoonstelling maakten zij voor een Friese vaars zelfs f. 3.200,-. Dat de kwaliteit van het vee van Mount Alvernia zeer goed is, bewij zen de vele onderscheidingen die het behaalde tien linten voor tweede en derde plaatsingen in de afdeling Fries vee op de koninklijke paasten toonstelling te Sydney, alsmede 22 kampioenschappen op plattelandsten toonstellingen. Een van de grootste successen van de Franciscanessen van Mount Alvernia was, dat de boerderij in 1967 gekozen werd als plaats voor het houden van de „Friese velddag". Uit alle delen van Nieuw-Zuid-Wales kwamen toen de veeboeren, die Fries vee houden, sa men op Mount Alvernia. „Dat was een heerlijke dag", zei zuster Gan gulf. „Melk en eieren" plegen in Neder land in één adem te worden genoemd. Ook op Mount Alvernia. De kippen van de Franciscanessen leggen daar namelijk per week zo'n 450 dozijn eieren. Tweemaal in de week - dins dags en vrijdags - levert zuster Gan gulf met haar truck die eieren af in plaatsen en restaurants in de omtrek. De kwaliteit van die eieren is zo goed, dat de klanten in de rij staan om ze te bemachtigen. Zuster Rose Cahill - die de zorg heeft voor het hoenderpark - kan met recht en re den trots zijn op haar pluimvee. Niet alleen de kippen, ook de var kens doen hun plicht op Mount Al vernia. Voor de fok hebben de Fran ciscanessen een beer en tien zeugen. De biggetjes en de slachtvarkens worden in de streek verkocht. Een verliespost is de varkenshouderij be slist niet. Dit geldt trouwens ook van de moestuin, die menig steentje bijdraagt tot de gunstige bedrijfsuit- komsten van Mount Alvernia. Natuurlijk zijn de Franciscanessen blij met de goede bedrijfsuitkomsten, maar toch vinden zij de eigenlijke functie van de boerderij veel belang rijker. Die functie is: de novicen de vrede, de rust en de tevredenheid te schenken, die zij nodig hebben om zich voor te bereiden op hun taak. Tevens leren de novicen het boeren vak, zodat zij als zii later actief wer ken op de missies de mensen nuttige kennis bij kunnen brengen en aldus een bijdrage kunnen leveren tot de oplossing van het voedselprobleem in de ontwikkelingslanden. „Ons bedrijf is geen onderneming waarmee we geld voor ons zelf wil len verdienen," zei zuster Gangulf, „de winst die we met onze boerderij maken, gebruiken we om anderen te helpen. De bouw van een nieuwe missieschool in Nieuw-Guinea staat nu ais een der eerste punten op onS hulpprogramma". Lichtgewicht, regelbaar van linnen- heet tot nylon-warm. Met één jaar garantie van 19.75 (Van een speciale verslaggever) SYDNEY Dat Australië een veeteeltland bij uitstek is, wisten we- Maar dat in Australië behalve vee boeren ook „veenonnen" zijn, wisten we tot voor kort niet. Die „veenon nen" zijn Franciscanessen. Zij heb ben te Mittagong (125 km ten zuid westen van Sydney) op een terrein van circa 57 ha. een veeteeltbedrijf dat er wezen mag. Op dat bedrijf de boerderij heet Mount Alvernia werken 36 religieuzen en novicen. De opzet van de Franciscanessen van Mount Alvernia is een bijdrage te leveren aan het ontwikkelings werk in Zuidoost-Azië. Zij hebben reeds Fries vee geschonken aan India en West-Irian. Zodra de finan ciën het toelaten, komen ook andere Zuidoostaziatische landen aan de beurt voor een „vee-geschenk". Mount Alvernia's levende have is zeer talrijk. Ze bestaat namelijk uit vijftig volwassen Friese melkkoeien, vijftig jonge Friese koeien, zes Frie se stieren, twintig varkens en 1300 stuks pluimvee. Behalve voor deze dieren zorgen de Franciscanessen ook voor een grote moestuin, die een lust is voor het oog en goede oogsten oplevert. De bedrijfsleidster van Mount Al vernia is een Nederlandse. Zuster Gangulf (zo heet ze) verliet in 1950 haar woonplaats Uitgeest en ver trok naar Australië. Zij is een ras echte boerendochter met een aange boren liefde voor Fries vee. Dit is begrijpelijk, als u weet, dat haar va der veehouder was en heel wat „Friezen" op stal had. Zuster Gangulf is niet alleen de bedrijfsleidster, zij was ook de initia tiefneemster die het boerenbedrijf te Mittagong op gang bracht en de be- ginmoeilijkheden overwon. „Het ter rein verkeerde in een hopeloze toe stand", vertelde zij, „er was letter lijk niets, geen afrasteringen, geen voorzieningen, kortom helemaal niets. We begonnen met enige Jersey koeien, die we cadeau kregen van boeren uit de streek, in 1957 hadden we een kudde van 72 stuks. Toen verkochten we tien Jerseys en van de opbrengst kochten we onze eerste Friese koe"- Zuster Gangulf staat iedere och tend om half zes op. Zij wil namelijk zelf toezicht houden op het melken (dagopbrengst ongeveer 500 liter). De nonnen en novicen gewoonlijk dragen ze tijdens het werk een grijs habijt en rubber laarzen beschik ken over een moderne meikinstalla- In een plastic gebouw, waarin grote vensters zijn uitgespaard, liggen de stenen van de tempel van Dendur opgeslagen, in afwachting van de voltooiing van het definitieve „glazen huis", dat in 1972 de tempel zat beschutten. (Metropolitan Museum of Art). (Van een speciale verslaggever) NEW VORK De tempel van Dendur, die tweeduizend jaar ge staan heeft aan de oevers van de Nubische Nijl, is rond de halve wereld verhuisd naar een nieuwe „standplaats"Manhattan. Steen voor steen afgebroken onder de gloeiende zon van Egypte zal het bouwwerk steen voor steen op nieuw worden opgebouwd tussen de Hudson en East River en een moderne glazen bouw zal de tem pel daar beschutten tegen de weersinvloeden. Over ongeveer drie jaar zal het werk in New York voltooid zijn en zal de tem pel van Dendur het pronkstuk zijn van de Egyptische collectie van het Metropolitan museum of art. De kosten van de nieuwbouw (met alle voorzieningen w.o. air conditioning) belopen ongeveer twee miljoen dollar. De tempel zelf kost niets: die hebben de Amerikanen vier jaar geleden ca deau gekregen van de Verenigde Arabische Republiek. De tempel van Dendur werd, zo als zoveel Egyptische monumenten, bedreigd door het water van de Nijl, opgestuwd achter de nieuwe As- soeandam. Behalve door de tijd was het monument vanaf 1902 toen de eerste dam van Assoean gebouwd werd, al door de rivier aangetast, want het water steeg vanaf dat jaar bij tijden tot halverwege de tempel. De veelkleurigheid van het kleine monument (41 voet lang, 21 voet breed en 21 voet hoog) heeft in die 67 jaar veel geleden, maar het is niet te laat gebleken voor een red ding: in Amerika zullen bij de her bouw alle herstellingen worden ver richt, die nodig zijn om de tempel iets van de glans terug te geven, die hij bezat toen hij onder Augustus tij dens de Romeinse bezetting van Egypte werd gebouwd. Op een van de reliëfs in de buitenmuren van de tempel staat Augustus afgebeeld, maar zijn beeltenis wordt overheerst door ongeveer 25 Egyptische godhe den. De tempel is gewijd aan Petesi en Pihor, twee plaatselijke helden, die na hun dood (ze verdronken in de Nijl) in de kring der goden wer den opgenomen. Tien jaar geleden kondigde de Verenigde Arabische Republiek aan, dat zij bereid was de tempel van Dendur en enkele andere historische bouwwerken te schenken aan die na ties, die een belangrijk aandeel had den in het redden van de Egyptische cultuurmonumenten die dreigden on der te gaan in „de zondvloed van Assoean". De VAR verbond echter aan die schenkingen voorwaarden: een daarvan was, dat de monumen ten zouden moeten worden her-opge richt bij museums of bij wetenschappe lijke instellingen, die geopend zijn voor het grote publiek. Verder moest de ontvanger- „het archeologische karakter van de bouwwerken eerbie digen" en „een omgeving scheppen, die deze bouwwerken waardig was". „Het spreekt vanzelf', zo voegde de Egyptische regering eraan toe, „dat alle kosten van ontmanteling, trans port en herbouw voor rekening van de ontvanger komen". In 1964 zag het er niet naar uit, dat de Amerikanen een dergelijk ge schenk uit Egypte zouden krijgen, want het huis van afgevaardigden blokkeerde een plan, om twaalf mil joen dollar in het wereldwijde „red- de-tempels-project" te steken. Het plan ging uiteindelijk toch door en de V.S. deden bij de twaalf miljoen nog eens grootmoedig vier miljoen. In 1965 bood de regering van de VAR de Dendur-tempel officieel aan de V.S. aan op een bijeenkomst van de Unesco in Parijs. Het unieke aanbod werd in dank aanvaard, maar er lagen grote moei lijkheden in het vooruitzicht, omdat er niet minder dan twintig Ameri kaanse instellingen waren, die de „real Nubian temple" wilden heb ben. Twee kandidaten bleven uitein delijk over: het Metropolitan mu seum in New York en het Smithso nian Institute in Washington. De laatste instelling had er een bijzon der plan voor: zij zou de tempel herbouwen in de openlucht, aan de oevers van de Potomac en wel op een plaats, waar het bouwwerk alle aandacht zou trekken. De New Yor kers speelden het over de minder spectulaire band: zij wilden een huis van glas over de tempel heen bou wen, omdat ze ervan overtuigd wa ren, dat alleen op een dergelijke ma nier het bouwwerk behouden kon blijven nadat reeds eeuwen zon en water hun invloed op de stenen had den gehad- Het Smithsonian Institute opperde, dat de zandstenen tempel misschien met chemische middelen kon worden „verhard" om zo bestand te worden gemaakt tegen de Amerikaanse kli- matilogische omstandigheden, maar laboratoriumproeven wezen uit, dat dit onmogelijk was. Tenslatte viel de beslissing ten gunste van New York. Een presi dentiële commissie adviseerde pre sident Johnson, de tempel van Den dur toe te wijzen aan het metropo litan museum en op 28 april 1967 had het Metropolitan bij presiden tieel besluit de slag om de tempel gewonnen. Op dat ogenblik bestond de tem pel al drie jaar niet meer, want nog voor de onderhandelingen begonnen hadden Egyptische architecten en handwerkslieden het kostbare ge bouwtje afgebroken en in 660 ge nummerde blokken opgeslagen op het droge olifantseiland in de Nijl, in afwachting van de dingen die ko men zouden. Die dingen begonnen in mei 1968. De 660 stukken van de tempel (samen 640 ton wegend) werden in met schuimrubber ge voerde kratten gepakt en p aken naar Alexandrië gevaren, waar ze aan boord gebracht werden van het Star" op 19 juli. Een maand later meerde de Noor met zijn bijzondere vracht aan een pier in Brooklyn. Twee weken duurde het transport vanuit de haven naar het Metropo litan museum, waar de stukken van de archeologische puzzel (sommige brokstukken zijn drie meter lang, de meeste echter hebben de afme ting 122 bij 58 bij 49 centineter) voorlopig tegen een te nieuwsgierig publiek (en tegen het nieuwe kli maat) werden beschut door enorme lappen plastic. Later werden ze op- gesetld in een tijdelijk onderkomen: een grote door een plastic dak be schermde ruimte, waar het publiek de stenen vanaf een veilige afstand kan zien. Men heeft ze zo opgesteld, dat de reliefs voor het publiek goed zichtbaar zijn. De definitieve reconstructie van de tempel zal pas paats hebben, als het glazen gebouw gereed is. De eerste spade ervoor zal waarschijn lijk volgend jaar de grond in gaan bij het eeuwfeest van het museum. Men verwacht de voltooiing van het gebouw en de completering van de tempel tegen 1972. Het front van de tempel zal naar de opgaande zon gekeerd worden, zoals dat ook het geval was in Egypte. Een grote witte muur zal dienen als achter grond voor de tempel van Dendu omdat op die manier de suggestie van majesteitelijkheid van de woes tijn kan worden gewekt. Lichtex- perts zullen ervoor zorgen, dat de belichting van de tempel herinne ringen gaat oproepen aan een woes- huis zal een omgang worden ge bouwd, zodat de bezoekers de tem pel niet alleen vanaf de begane grond kunnen zien. Overigens zal men niet perse naar binnen hoeven te gaan, om het bouwwerk te bewondern; het glazen front van het gebouw is gekeerd naar de Fifth Avenue, zodat de honderdduizenden, die daar dagelijks langs komen, „vrije kijk" krijgen op de tempel van Dendur, die in de rusteloze miljoenenstad naar de bouwers hopen, in de letterlijkste zin des woords een rustpunt zal worden. De god Horus: bas-relief op de noordelijke muur van de tempel van Dendur (Metropolitan Mu seum of Art) In 1960, twee jaar voor de tempel van Dendur voorzichtig werd afgebroken, werd deze opname gemaakt. Het water van de Nijl, dat vanaf 1902 (het bouwjaar van de oude Assoeandam) regelmatig doordrong tot het bouwwerk, heeft veel van de oorspronkelijke kleuren van de tempel weggewist. (Foto Unesco)

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 11