SPORT-EXTRA
Gouden toekomst voor
wielersport
"Districten doen belangrijk werk"
WIJZIGINGEN IN
KORFBALBOND
„STREVEN NAAR
25.000 leden..."
„Fusie met het KNGV
is niet mogelijk"
„Mogelijkheden zijn
hier minder groot"
[WIELRENNEN
KORFBAL
TURNEN
SCHAKEN
JUDO
DAMMEN
WASSENAAR De wielersport gaat een gouden toekomst
tegemoet. Dat is de vaste overtuiging van dr. P. van Dijk,
voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie.
En dat ondanks het feit, dat de grote massa meer en meer
afstand gaat nemen tegenover de wielrennerij nu doping-
schandalen met de regelmaat van een precisie-uurwerk elk
aar opvolgen. Toch blijft dr. Van Dijk optimistisch. Hij ziet
natuurlijk ook de nadelige uitwerking van de doping-affai-
res in deze op de pure kracht van de eenling gebaseerde
sport. Dr. Van Dijk„Natuurlijk hebben die nare toestan
den hun uitwerking op het grote publiek, maar ik geloof,
dat de echte wielersupporter zijn sport nooit in de steek
zal laten.
En de leden stromen nog steeds toe. Dit jaar zijn er weer
meer licenties uitgegeven als het jaar daarvoor. Elk jaar
komen er nieuwe enthousiastelingen bij. Het klinkt mis
schien raar, maar de KNWU is een van de snelstgroeiende
sportorganisaties van Nederland."
De KNWU-voorzitter ziet vooral op de baan de nieuwe
toekomst voor de wielersport. Dr. Van Dijk „Ieder jaar
wordt het voor de organiserende comités moeilijker om het
bij de plaatselijke autoriteiten gedaan te krijgen een bepaald
parcours voor de rest van de weggebruikers af te sluiten.
Ieder jaar wordt het ook steeds zwaarder om financieel rond
te komen. Daarom zie ik de toekomst van onze sport op de
baan. Of er moeten meer gesloten circuits komen zoals dat
van Zandvoort. Dat is een ideale oplossing. Daar kunnen
auto's, motoren en fietsen terecht. Maar ook het circuit
van Zandvoort is noodlijdend heb ik in verschillende kran
ten gelezen, dus dat zal ook geen oplossing kunnen worden.
Maar een ding is absoluut zeker. Op deze manier kan de
wielersport niet voor eeuwig doorgaan. Het probleem van
de wegen zal op het laatst zo zwaar worden, dat alle koersen
geen doorgang kunnen vinden. Dat is ook logisch, gezien de
toename van het verkeer in Nederland."
Dr. Van Dijk voegt echter direct aan deze noodkreet toe,
dat het de eerste jaren niet zo'n vaart zal lopen. „Nee, daar
is de ontwikkeling van de moderne wegenbouw debet aan",
aldus dr. Van Dijk. „Tegenwoordig worden de grote wegen
zo gebouwd, dat er bijna geen kruising inzit. Dat is zeer
gunstig voor de wielrennerij, want nu kunnen wij gebruik
maken van de B-wegen zonder het grote verkeer al te veel
lastig te vallen. Maar nogmaals in de toekomst wordt dat
anders.
Dan zullen ook de B-wegen aan hun maximale capaciteit
van het verwerken van verkeer toe zijn. En dan kunnen
wij niet verwachten, dat de plaatselijke autoriteiten nog zo
vriendelijk zijn om voor een wielerwedstrijd alles lam te
leggen."
Dr. Van Dijk ziet dus de baan als de grote toekomstmoge
lijkheid voor de wielersport. Maar juist op de piste ligt de
zwakste kant van de Nederlandse coureurs van dit moment.
Dr. Van Dijk„Dat kan nu dan wel het geval zijn, maar
over een paar jaar zullen er veel meer baanrenners zijn. De
grote trek naar de wegwedstrijden is er volgens mij een
beetje af. Steeds meer jeugd legt zich toe op het baanwerk..."
KNWU-voorzitter dr. P. van Dijk: „Toekomst van wielersport ligt
op de baan".
NKGB-voorzitter Van Gooi„Fuseren piet het KNGV
zullen wij nooit doen".
VENLO „Fuseren met het KNGV doen wij nooit. We mogen
het niet doen. We zouden onze taak in het sportbestel dan zo
moeten wijzigen dat alles aan het talent wordt opgehangen. Dat
kan niet." Deze zinnen komen uit de mond van de heer A. M. A.
van Gooi, de in Venlo wonende voorzitter van de Nederlandse
Katholieke Gymnastiek Bond (NKGB), die betoogt dat samen
werking heel goed mogelijk is en ook moet zijn, maar dat een
fusie tot de onmogelijkheden behoort.
De NKGB heeft het KNGV eens een voorstel gedaan samen
leiderscursussen te geven in gebieden met een verschil in dicht
heid. Dat wees het KNGV indertijd resoluut van de hand. Wel
kwam het met een bijzonder drastisch tegenvoorstel: een fusie,
die vooral gebaseerd was op het feit dat de katholieke turnsters
en met name Margo Helders het peil van de KNGV-turnsters
dicht benaderd hadden. Het KNGV wilde de katholieke turnsters
ook in de Nederlandse ploeg opnemen, maar dat moest dan ge
beuren onder KNGV-vlag. „Het was een royaal tegenvoorstel,"
aldus de heer Van Gooi, „maar wij konden er niet op ingaan.
Onze bond heeft ongeveer 95.000 leden over het hele land ver
deeld. Het grootste percentage (bijna 85 procent) bestaat uit
kinderen. Wij kunnen al die kinderen toch niet opofferen voor
een paar topturnsters. Dat zou onverantwoord zijn. Niemand kan
garanderen dat zij bij een fusie precies hetzelfde zullen terug
krijgen als bij ons."
Wat biedt de NKGB dan? Wat maakt het nodig dat het NKGB
zelfstandig bestaat? „Onze bond heeft een eigen sfeer. Er bestaat
respect, maar er wordt niet opgetreden met de grote vuist. Dat
geeft onze bond een eigen cachet. Wij zijn bovendien ingericht
op de totale mens. Bij ons bestaan geen zes aparte afdelingen.
Toch wordt overal aandacht aan besteed. Het zou voor Nederland
van belang zijn dat elke sport twee bonden heeft. Daarmee voor
kom je dictatoriaal en autoritair geregeerde bonden. In dat geval
zou een kwestie Westphal ook nooit kunnen voorkomen."
Op de Nederlandse ploeg wil de heer Van Gooi nog wel even
terug komen. „Dat de Nederlandse ploeg uit leden van het
KNGV wordt samengesteld, is een groeiproces geweest het
KNGV bestond vorig jaar honderd jaar en wij hopen in 1970 ons
vijftigjarig jubileum te vieren. Naar mijn mening kan een Neder
lands team echter ook best uit federatief verband gevormd wor
den. Waarom in Nederland niet? Het gebeurt in Oostenrijk en
Frankrijk ook!"
Desondanks heeft de NKGB toch wel internationaal contact.
Zo zijn er regelmatig wedstrijden tegen België. Voor dit jaar
staan nog wedstrijden van de dames (7 december in Eindhoven)
en de heren (13 november in Kerkrade) op het programma.
Uniek van het NKGB is dat elk jaar in Zeist een weekend
wordt uitgetrokken voor een hearing, een informatief gesprek,
waar zo'n tachtig leden uit alle delen van het land voor bijeen
komen. „Het voordeel van zo'n onofficiële bespreking is, dat je
veel beter hoort wat er onder de leden leeft dan in een algemene
vergadering. Er worden geen besluiten genomen. Maar wat er
behandeld wordt, kan een of twee jaar later terug komen als een
voorstel. En dan weet iedereen waar het over gaat," aldus de
heer Van Gooi.
Voorzitter Judobond: „Districten doen veel belangrijk werk".
ZANDVOORT Anderhalf jaar is er verstreken sinds de
heer Methorst, in het degelijks leven politiefunctionaris in
Zandvoort, het voorzitterschap van de Nederlandse Judo en
Jiu Jitsu Bond overnam van de heer Pingen. In die tijd heeft
hij zich ontpopt als een voorman, die met hart en ziel voor
zijn zaak vecht. Na 18 maanden aan 't hoofd van de tafel zegt
hij „Er is in de judohond veel veranderd, maar als wij ho
gerop willen zullen er in de toekomst nog meer wijzigingen
doorgevoerd moeten worden." Dat slaat dan onder meer op
de aanpassing van de kaderopleidingen, de graduatie en het
werk in de districten.
De heer Methorst: „Ik heb zeer veel bewondering voor de
mensen die in de afdelingen actief zijn. Zonder hen zou het
hoofdbestuur onmogelijk kunnen werken. Via de districten
komt in de NJJB de opbouw van de grote „onderlaag" tot
stand. Het opvangen en begeleiden van de jeugd zie ik als een
van de voornaamste taken van de districtsbestuurders."
In Zuid-Nederland is onlangs een ingrijpende wijziging
doorgevoerd. Het district Zuid-Nederland, dat de provincies
Limburg, Zeeland en Brabant omvatte, werd gesplitst in Zee
land en Brabant en Limburg. De grote afdeling was voor het
distrietsbestuur een te zware opgave. De afstanden in het dis
trict waren te groot waardoor de groei werd belemmerd.
„Wij moeten tot kleinere eenheden komen. In kleine gebie
den kan een groep mensen intensiever werken. Het grote zui
delijke district was voor het bestuur onhandelbaar geworden
Er werd op verschillende mensen een te grote claim gelegd",
aldus de NJJB-voorzitter.
Het liefst zou de heer Methorst zien dat ook Zeeland op
eigen benen zou kunpen staan. Hij acht het daarom wenselijk
dat er in de toekomst in Zeeland meer scholen en verenigin
gen bijkomen. In verhouding met de rest van Nederland
wordt het judo in Zeeland nog te weinig beoefend. Methorst
„Als er meer scholen en verenigingen komen, komt er ook
meer onderlinge strijd. Dat zou een gunstige uitwerking heb
ben op de beoefening van het judo in Zeeland. De provin
cie wordt daardoor vlugger zelfstandig en zou bijvoorbeeld
de graduatie dan in eigen hand kunnen nemen."
Hoewel de internationale judosuccessen van de Nederlan
ders soms verklaard worden door het systeem met judoscho
len dat ons land kent, is de heer Methorst daar in zijn hart
niet zo gelukkig mee. „Als ik heel eerlijk moet zijn dan zou
ik liever een opbouw als in de KNVB hebben. Alleen vereni
gingen dus, geen zelfstandige scholen", erkent hij, „op scho
len (eigendom van een judoleraar) heeft de bond veel min
der vat dan op verenigingen (met een bestuur en getraind
door een oefenmeester)".
Een wezenlijke taak ook voor de districtsbestuurders, ziet
voorzitter Methorst in de propagandering van de judosport.
„De mensen moeten nog veel meer geïnformeerd worden
over onze sport", vertelt hij verder, „het is in Nederland vrij
onbekend dat er momenteel al 40.000 judoka's rondlopen En
als onze plannen slagen dan zijn dat er in '72 50.000." Om' dat
te bereiken heeft de NJJB zich nu reeds verzekerd van de
Europese kampioenschappen in '72. Die zullen tevens dienen
als voor-Olympische Spelen, want in het najaar van '72 strij
den de judoka's in München voor de tweede maal om de
Olympische titels. De heer Methorst hoopt dat de publiciteit
x??™'^eze stunt-van-formaat zal bijdragen tot de groei van de
KNKB-voorzitter Duns: „In de districten zal er weinig ver
anderen".
BREDA In de Koninklijke Nederlandse Korfbal Bond
heeft in het afgelopen seizoen een ingrijpende wijziging plaats
gevonden. Voor de eerste maal in de geschiedenis van de or
ganisatie werd er verandering gebracht in het van oudsher ge
groeide systeem, waarin 18 regionale bonden, onder supervisie
van een nationaal hoofdbestuur waren opgenomen. De regiona
le bonden verschilden veel in grootte. Er waren bonden van
300, maar ook van 6000 a 7000 leden. Bovendien waren alle
18 bondjes zeer zelfstandig, zodat het hoofdbestuur vin de
KNKB als overkoepelende organisatie te veel afhankelijk was
van de regionale organisaties.
Om te kunnen komen in het moderne sportbestel heeft
het KNKB-bestuur daarom een wijziging doorgevoerd waardoor
de 18 regionale bonden werden opgeheven om over te gaan
in 11 districten van minimaal 4000 leden, waarmee het KNKB-
bestuur veel gemakkelijker kan samenwerken. Om dat te be
reiken heeft men in Zuidwest-Nederland de meest ingrijpende
verandering moeten uitvoeren. Om aan een redelijk leden
aantal te komen moest men namelijk de Zeeuwse, Dordtse en
Westbrabantse kring samenvoegen tot een district.
Hoewel dit plan in Dordrecht en op Schouwen-Duiveland
op verzet stuitte is KNKB-voorzitter Duns er zeker van dat
ook de bestuurders in deze organisaties op den duur in zullen
zien dat de bond in zijn nieuwe opzet grote voordelen biedt. „In
de districten zal er weinig veranderen. Zij mogen zelfs hun
eigen competities houden. De wijzigingen zullen alleen voor de
bestuursleden merkbaar zijn. Zij zullen hun uitvoerende taak
in een groter werkgebied moeten vervullen. De zelfstandigheid
zal echter niet worden aangetast. Het hoofdbestuur blijft zich
ook in de toekomst beperken tot het leiding geven. De uit
voering van de plannen blijft in handen van de districtsoffi
cials", aldus de heer Duns, die van mening is dat de oppositie
tegen de nieuwe plannen voortkwam uit de angst van de be
stuurders de hechte banden in de bond te moeten verbreken.
Bij de behandeling van de voorsteilen waren er echter veel
meer voor- dan tegenstanders. Vooral in de Zeeuwse Korfbal
Bond zag men in dat Zeeland door de nieuwe opzet de kans
zon krijgen uit zijn isolement te komen.. Voorzitter Duns deelt
de mening van de ZKB-bestuurders. Volgens hem krijgt men
in het nieuwe district de kans het nog te lage spelpeil op
te trekken tot het nationale niveau. „De lange afstanden die
de teams moeten afleggen als zij in een hogere klas moeten
uitkomen, zijn in de praktijk geen bezwaar meer gebleken", al
dus de heer Duns.
In september zal er op de algemene ledenvergadering van de
KNKB nog een belangrijke beslissing vallen. Dan zal men na
melijk moeten stemmen over het voorstel van de Christelijke
Korfbal Bond de competities van de twee organisaties vanaf
september '70 samen te voegen. De heer Duns ziet hierin het
begin van een volledige fusie tussen de twee bonden, waardoor
de zuilen in de korfbalwereld zullen verdwijnen Het samen
voegen van de competities is in Zuidwest-Nederland weinig
te merken. Meer invloed zal het hebben op de competities in
Utrecht, Holland, Groningen en Friesland.
GOES Qua ledenaantal steken Zeeland en Brabant gunstig
af bij de rest van Nederland. Wat het wedstrijdpeil betreft blij
ven de topspelers van de Provinciale Zeeuwse Dam Bond en de
Provinciale Brabantse Dam Bond nog altijd onder het nationale
gemiddelde. Tot deze conclusie komt de heer H. van de Vreugde,
voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Dam Bond, na een
opsomming van de voor en de tegens van de damsport in Zuid
west-Nederland.
Het lage spelpeil is volgens de heer Van de Vreugde, die
dit jaar zijn koperen jubileum als voorzitter van de dambond
hoopt te vieren, te wijten aan de gebrekkige contacten die de
Zeeuwse en Brabantse dammers in het verleden met de dammers
in andere delen van het land hebben gehad. „Maar met onze
reconstructieplannen voor de komende jaren hebben wij daar
rekening mee gehouden", zegt de Goese damofficial, voor wie
het een uitgemaakte zaak is dat er in Zuidwest-Nederland veel
sterke dammers zijn die nog geen .gelegenheid gehad hebben hun
capaciteiten te tonen.
,flet zou ideaal zijn als er in deze streek een man als Piet
Roozenburg kwam wonen. Zo'n figuur trekt de hele zaak om
hoog. In Zeeland en Brabant ontbreekt het de dammers niet aan
spelinzicht, maar wel aan gedegen kennis over tactiek. Roozen
burg heeft het dampeil in Twente door zijn komst op een hoger
plan gebracht. Voor Zuidwest-Nederland zie ik de redder in de
nood echter nog niet".
De weg naar de nationale kampioenschappen is de laatste
jaren langer en moeilijker geworden. Toch is er in het nieuwe
systeem voor de provinciale dammers meer gelegenheid om zich
in de gewestelijke titelstrijd met de sterkeren te meten. Vooral
de Zeeuwen hebben daarbij echter de handicap dat zij bij hun
strijd om een plaats bij de beste Nederlandse dammers vrijwel
geen steun ondervinden, omdat de supporters alleen bij hoge
uitzondering de moeite nemen de Zeeuwse afgevaardigden naar
de moeilijke wedstrijden te vergezellen.
Een rem op de ontwikkeling van de denksporten in Zuid
west-Nederland, is volgens de voorzitter verder het gebrek aan
goede en betaalbare clubhuizen. Van de Vreugde: „Vrijwel alle
sportaccommodaties worden door de gemeenten onder de kost
prijs verhuurd. De dammers (en dat geldt evengoed voor de
schakers en bridgers) komen voor het huren van hun zaken
nog altijd bij de particuliere verhuurders terecht. Afgezien van
het feit dat lang niet alle gelegenheden zich voor de beoefening
van de damsport lenen, is het onredelijk dat de damclubs nog
altijd zulke hoge zaalhuren moeten betalen. Pas als de denk-
sporters ook onder de kostprijs terecht kunnen, zijn zij gelijk
geschakeld met de beoefenaars van andere sporten".
H. van de Vreugde: „Het zou ideaal zijn als er in deze streek
een man als Piet Roozenburg kwam wonen".
ROTTERDAM Het streefgetal van de Koninklijke Neder
landse Schaakbond is 25.000. Leden wel te verstaan. En dat
getal moet in 1973, als de bond het honderdjarig bestaan viert,
bereikt zijn. De voorzitter van de KNSB, de Rotterdammer H. J.
Drechsel gelooft, dat de kwart ton leden een haalbare kaart
is. „Wij doen veel aan de jeugd. En vergeet niet, dat schaken
waarschijnlijk een keuzevak wordt in het lesprogramma van
het voortgezet onderwijs", aldus de heer Drechsel. „De Mam
moetwet laat er ruimte voor en het zou volgens mij aan een
enorme behoefte voldoen. Het probleem van dit ogenblik is,
dat er in Nederland ongeveer een miljoen mensen kunnen
schaken, maar dat er slechts 16.500 aangesloten zijn bij de
KNSB. Dat lijkt een slecht gemiddelde, maar vergeleken bij
HET schaakland van de wereld, Rusland, steken wij nog gun
stig at."
De heer Drechsel, redacteur van de NRC, heeft ook al ge
dacht aan het probleem wie de schaaklessen op school moeten
geven. „Daar zijn twee mogelijkheden voor", stelt de KNSB-
voorzitter, „ten eerste door bestaande docenten, die kunnen
schaken en die van ons een soort bijschaafcursus krijgen. Ten
tweede door bestaande prominente schakers, die van ons weer een
pedagogische bijschaafcursus krijgen. En heel ver doorgedacht
zou het zo kunnen zijn, dat in de toekomst vijf, zes scholenge
meenschappen in een bepaalde plaats een full-time schaakle
raar krijgen, die van school naar school trekt, zoals nu zoveel
gymnastiekleraren doen." Nog een troef van de KNSB is de
kans, dat er binnenkort een Teleac-schaakcursus op de TV
wordt gebracht. Drechsel„Ik hoop dat het doorgaat. Ik heb
zelfs een zeer goede hoop, dat het zal lukken. En dan gaan wij
er tegen aan. Wij zijn van plan om dan begeleidende cursussen
te gaan geven, die naast de t.v.-cursus worden gehouden. Dat
zal het getal 25.000 een stuk dichter bij brengen, denk ik zo."
Het is wel nodig ook voor de KNSB, want de topscliakers in
Nederland zijn dun gezaaid. De KNSB heeft de beschikking
over twee internationale grootmeesters en tien internationaal
erkende schaakmeesters. Het ideaal van de heer Drechsel is
natuurlijk een grote KNSB, maar meer nog een sanering van
de Nederlandse sportverenigingen.
„Het zouden allemaal verenigingen moeten worden in de
vorm van Real Madrid of Benfica. Grote clubs waar bijna alle
sporten in zijn ondergebracht, zodat het gehele gezin lid kan
worden. Dan vervalt gelijk de klacht", aldus de heer Drechsel,
„dat pa altijd alleen zondags naar het voetballen gaat. Elk ge
zinslid kan dan met vader mee om zich te vermaken. Pa met
het voetbal, zoonlief met volleybal, moeder met tennis en
dochterlief met een denksport. Het is maar een voorbeeld, maar
het zou fijn zijn als we dat nog eens mochten bereiken."
H. J. Drechsel: „Bij het schaakland van de wereld, Rusland
steken wij nog gunstig af".