wtiÊtT)
232)
IR. BOSMA LEGT VOORZITTERSHAMER V.N.O. NEER
Industrieel
denken in
Nederland
onvolwassen
„afscheid bosma
verlies voor VNO
„vele COLLEGAS
ver vooruit"
Veel goodwill voor
fossiel uit het
feodale tijdperk
PARIS
Philip Morris
25 stuks 1.75
c'est
199
hmt 76
n 98
HAM 93
=SWAREI^
AND) N.V.
Pijnlijk
Afremmen
Adelboek Kloos
Nieuw type mens
Schaap met zes poten
Achterban
Groeistuipen
Zuivel
Philip Morris Holland
W&W
K
/BUK 1
IET 22
EGELS
DE STEM VAN DINSDAG 19 AUGUSTUS 1969
nes als
nkoop, boekhouding,
Engelse taal vereist.
ing personeelszaken,
ïling onderhoud kan
erstaand adres onder
'e hebben
muur
ENSCHEDE Een karakteris
tieke figuur verdwijnt straks uit de
openbaarheid en uit een van de wei
nige sleutelposities die er in ons
land op zeer hoog niveau te ver
geven zijn. Dat is de figuur van ir.
j. Bosnia (61). Hij is in ons land
zes jaar lang woordvoerder geweest
van de werkgeversbelangen. De
eerste vier jaren als voorzitter van
het centraal Sociaal Werkgevers
verbond (CSWV) en na de reorga
nisatie de laatste twee jaren voor
zitter van het Verbond van Neder
landse Ondernemingen (VNO).
Hij was als werkgeversvertegen
woordiger (functionerend) voorzit
ter van de stichting van de arbeid
en lid van de Sociaal-Economische
Raad (SER). Functies waarin het
sociaal-ecoaiomisch klimaat van ons
land mede werd bepaald en die
vaak van beslissende betekenis wa
ren voor welvaart en welzijn van
ons volk. Onze boterham kregen we
wel. In de keuzen van het beleg
heeft ir. Bosma een dikke vinger
in de pap gehad. Het VNO- /erbond
aan de functie een ambtstermijn.
„Anders zou niemand meer in de
fuiklopen", zegt de heer Bosma.
Hij is niet getekend door een bijna
voortdurende strijd tegen eisende
vakbonden en wat behoudzuchtiger
opererende werkgeversbelangen.
Hij steekt gemoedelijk zijn pijp
IJ op. De kleur van de rook wedijvert
met het blauw van zijn Friese ogen.
Ze staan waakzaam in een nog
jongensachtig gezicht dat de image
van de Nederlandse ondernemer on
getwijfeld van veel scherpe kanten
ontdaan heeft. Zijn functie bracht
hem vaak in het volle Hcht van de
openbaarheid en in de schijnwer
pers van de tv-camera's. Een natio
nale figuur kan mem zeggen. Maar
hij heeft het nooit tot de befaamde
stoel van Mies gebracht. „Als ze
me gevraagd had, zou ik het zeker
gedaan hebben, maar ze heeft een
andere politieke kleur als ze denkt
dat ik heb en vandaar misschien.
Met dit diplomatieke antwoord
kun je vele kanten op. Gewoonlijk
is ir. Bosma een man die de dingen
in alle gemoedelijkheid maar liever
bij de naam noemt. Maar die ge
moedelijkheid kan ook schijn zijn.
Ware hij geen goed - dus hard - on
derhandelaar geweest, dan zouden
de gezamenlijke werkgevers in ons
land hem niet zo lang als hun pleit
bezorger gehandhaafd hebben. Uit
die lange periode blijkt waardering
en ze wordt hem ook door zijn oppo
nenten niet onthouden.
Wat de betekenis van de periode-
Bosma voor ons land geweest is,
kan vrij goed worden afgewogen
aan de ontwikkeling van de verhou
ding tussen lonen en prijzen. De
loonsom per werknemer steeg van
1963 tot 1968 met 64 procent. In de
zelfde periode stegen de prijzen met
23 procent. De reële verbetering
van het gemiddelde inkomen der
werknemers bedroeg derhalve 33
procent.
Geeft u dat voldoening?
>,Uit deze ontwikkeling blijkt dat
depositie van de Nederlandse werk
nemer reëel aanzienlijk verbeterd
is. Dit zou grond kunnen zijn
voor een bepaalde waardering en
een zekere tevredenheid vain de zij
de van de individuele werknemer,
maar ik weet ook wei dat het nu
eenmaal menselijk is om iedere ver
betering van de materiële om
standigheden als een vanzelfspre
kende zaak te aanvaarden. In dit
verband verdienen de voorzitters
van de vakcentrales eigenlijk ook
wel wat meer waardering dan ik
wel eens hoor".
Wat is de meest positieve factor
van uw arbeid binnen het raam van
Se werkgeversfunctie?
„Het is moeilijijk om dat in het
kort te concretiseren. Misschien is
dat het beste uit te drukken door
het gevoel wellicht een steentje te
hebben bijgedragen tot de arbeids-
rust in ons land en tot een niet al
te ongunstige ontwikkeling van het
economische leven onder de bijzon-
her moeilijke omstandigheden van
een vrijwel doorlopend overspan
den arbeidsmarkt".
zijn vrije tijd in zijn nationale func
ties.
„Ik geloof niet, dat ik er een knauw
door gekregen heb".
Hij is van de ene kant blij van een
hoop rompslomp en spanningen af
te zijn. Anderzijds had het werk ook
veel aantrekkelijks. Vooral de con
tacten, met andere mensen en an
dere groeperingen zal hij straks
missen.
„Maar anderzijds kan ik nu ook
weer meer gaan doen in mijn eigen
club (NTC) en in Twente (Kamer
van Koophandel)".
Ir. Bosma is het er niet mee eens
wanneer we stellen dat „zijn" par
tij zich maar aj te gemakkelijk in
de defensieve hoek liet dringen.
Aan de ene kant staan de agressief
optredende vakbonden met hun gro
te achterban en daartegenover de
graag tot boot-afhouden geneigd
zijnde ondernemers met hun klei
nere maar toch wel zeer invloedrij
ke club.
„Natuurlijk moest ik vaak de rol
van afremmer op me nemen. Dat
is een logisch gevolg van een offen
sieve opstelling van de tegenpartij.
Maar we hebben van onze kant
toch ook vaak goede alternatieven
op tafel gelegd, die minder waarde
ring kregen dan ze naar onze me
ning verdienden".
Een voorbeel
Hij noemt het probleem van het be
stuur van de vennootschap, dat
naar zijn mening inderdaad te een
zijdig financieel-economisch gericht
is naar de kant van de vennoot
schap terwijl de sector personeel
in de meest uitgebreide zin van
het woord daarin niet zo nadrukke
lijk vertegenwoordigd is. Toch is
het personeelsvraagstuk binnen het
terrein van de onderneming een
van de belangrijkste en het zou als
zodanig dus ook in het bestuur ver
tegenwoordigd dienen te zijn.
Dat wil volgens ir. Bosma niet zeg
gen dat zo'n vertegenwoordiger per
sé een werknemer moet zijn maar
wel dat het bestuur van een onder
neming uit een breder vlak gere-
cruteerd dient te worden dan tot
dusver pleegt te gebeuren.
„De vakbeweging heeft lang een
verdeeld standpunt over deze zaak
gehad. Het NVV wilde b.v. dat de
SER een lijst zou opmaken van Ne
derlanders, waaruit men zijn com
missarissen zou dienen te kiezen
het adelboek van Kloos, zoals dit
in de wandeling werd genoemd.
Het CNV pleitte voor afzonderlijke
werknemerscommissarissen.
Men schijnt thans een gezamenlijk
standpunt te hebben geformuleerd.
De werkgevers realiseren zich heel
goed dat het gewenst is de samen
stelling van de raden van commis
sarissen op een bredere basis te
brengen. Het zou beslist niet ver
standig zijn deze ontwikkeling te
lang tegen te houden. Hierdoor zou
er veel verknoeid kunnen worden.
Maar waar wij beslist bezwaren
tegen hebben is. dat een commissa
ris duidelijk gekenmerkt wordt als
een vertegenwoordiger van een be
paalde belangengroep. Wij moeter
ervoor zorgen, dat ieder facet van
het werk in deze raden vertegen
woordigd is en juist niet iedere
groep van belanghebbenden. Naast
bepaalde andere maatregelen heb
ben wij ook voorgesteld om een
eventuele voordracht voor benoe
ming in de ondernemingsraad te
bespreken, waardoor geleidelijke
gedachtenwisselingen ontstaan die
in deze richting leiden en waardoor
extreme benoemingen niet zo mak
kelijk meer zullen voorkomen".
Maar men hoort nogal eens kri
tiek op de ondernemingsraden en
hun inzichten in het bedrijfsgebeu-
ren. Kunnen de ondernemingsraden
een dergelijke taak wel aan? Ir.
Bosma heeft er voldoende vertrou
wen in al wordt dit inderdaad, zo
als uit de praktijk blijkt, lang niet
overal gedeeld.
„Bij Nijverdal-Ten Cate bestaat er
geen verschil van mening wat be
treft het delegeren van verantwoor
delijkheden. Er zijn echter twee
struikelblokken. Op de eerste
plaats is de groep der laagste toe
zichthoudende mensen niet altijd
rijp om mee te werken omdat hun
positie vaak valt of staat met het
gezag dat ze kunnen uitoefenen.
Een tweede struikelblok is in vele
gevallen de werknemer zelf.
Hij is vele jaren niet anders ge
wend dan orders op te volgen. Daar
om is hij er moeilijk toe te brengen
over zaken, waar hij wel een oor
deel over kan hebben, dit ook uit te
spreken en een zekere mede-verant
woordelijkheid op zich te nemen.
Hierin komt natuurlijk geleide
lijk verandering. De ontwikkeling
van de jongeren, zowel door de toe
genomen welvaart als door de mo
derne communicatiemiddelen, zal
ertoe leiden dat ze meer individu
eel gaan denken.
Er staat een nieuw type mens en
dit nieuwe type zullen wij door wij
zigingen in de opleiding geschikt
moeten maken voor de veranderen
de taak die hem in het bedrijfsle
ven wacht.
De vakbeweging heeft hier maar
weinig op gereageerd. Hun aandacht
is voor een zeer groot deel gericht
op verbetering van materiële om
standigheden van de huidige werk
nemers. Men besteedt naar mijn
mening toch wel weinig aandacht
aan de werknemers van de toe
komst".
Prof. van Esveld heeft onlangs ge
pleit voor de instelling van een
klein overlegcollege ten behoeve
van de advisering aan de regering
inzake de te voeren economische-
en loonpolitiek. Dat college zou vol
gens hem in bepaalde gevallen in
de plaats moeten treden van de
nogal log opererende SER waarin
groepsbelangen hoger aangeslagen
worden dan de objectiviteit van het
langs democratische weg bepaalde
algemene belang. Prof. van Esveld
schreef dat werkelijkheidszin ge
biedt er rekening mee te houden
dat de vakbonden haar aard en doel
stelling uit de loononderhandelingen
halen wat er in zit. De werkgevers
zullen daartegenover alleen de teu
gel laten vieren zodra dat voorde
liger is dan een staking. Het schaap
met zes poten in Den Haag moet
dan maar zorgen dat alles weer te
recht komt. Van deze opvatting wil
ir. Bosma zich nadrukkelijk distan
tiëren.
„Wij vragen in „Den Haag" geen
schaap met zes poten. Wat wij wil
len is dat het schaap vier stevige
poten heeft. Neem nu b.v. het
laatste halfjaarlijkse SER-rapport.
Persoonlijk ben ik daar nogal ge
lukkig mee. In dit unanieme rap
port wordt duidelijk gepleit voor
matiging van de looneisen, uitgaan
de van bepaalde premissen, n.l.
dat de prijsontwikkeling binnen
bepaalde grenzen blijft en dat de
stijging van de produktiviteit vol
gens verwachting verloopt. De
SER heeft ook de voorwaarden aan
gegeven ter bereiking van dit doel,
zoals een dringend beroep op de
regering om het BTW-effect niet te
herhalen, een uitstel van de huur
verhoging. En een zekere bezuini
ging op de overheidsuitgaven.
Er is dus een compleet SER-advies
voor de dag gekomen voor het
beleid van 1970 in volle unanimi
teit. Dat wil zeggen dat de werk
gevers, de werknemers en de kroon-
leden het met elkaar eens zijn ge
worden. Natuurlijk kon dit niet an
ders dan met het doen van bepaal
de concessies. En nu is het woord
aan de regering of zij ook bereid
is dit advies volledig te volgen. Dat
is haar verantwoordelijkheid als
hoedster van het algemeen belang.
Ik ben er erg benieuwd naar en
we zullen dat in september wel
horen".
Volgens ir. Bosma moet trouwens
prof. van Esveld - die ook bij het
NKV de wind al van voren kreeg
- weten dat er regelmatig informeel
overleg plaatsvindt tussen de re
gering en het bedrijfsleven voor
dat bepaalde zaken tot stand ko
men. De laatste maanden is enke
le malen met leden van het kabi
net vergaderd evenals in het verle
den en dat heeft ook zin, opdat on
nodige tegenstellingen bij de be
leidsvorming worden vermeden.
Ook de vakorganisaties hebben
daarin hun rol. Ze hebben achter
zich een groot administratief en
wetenschappelijk apparaat ter be
hartiging van de belangen hunner
leden maar daarnaast spelen ze
ook in de politiek een belangrijke
rol. Kunnen de werkgevers daar
wel tegen op in een land dat boven
dien niet overloopt van waardering
voor de industrie?
Ongetwijfeld moeten volgens de
heer Bosma de vakbonden doorlo
pend rekening houden met hun ach
terban. In de werkgeversorganisa
ties is dat in iets mindere mate
het geval alhoewel dat niet wil zeg
gen dat we maar onze gang kun
nen gaan. De invloed van de vak-
centales op de politiek is aanzien
lijk. De getalsterkte speelt daarbij
een grote rol. Een politieke partij
die zich in het algemeen achter
een ondernemer zou stellen, heeft
in ons land gauw afgedaan.
„Het is inderdaad te betreuren dat
in bredere lagen van de bevolking
nogal eens weinig waardering blijkt
voor het ondernemingsbeleid. Maar
dat is ook het geval in een breder
vlak. Naar mijn mening is dit te
rug te voeren tot het feit, dat we
in Nederland nog een betrekkelijk
jonge industrie hebben die het voor
deel mist van enkele generaties die
getraind zijn in industrieel denken.
De sfeer die in andere landen ge
groeid is tussen overheid, publiek
en bedrijfsleven draagt daar het
stempel van enige generaties".
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmHiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimii
In ons maatschappelijk bestel komen de voorzitters van de sociale organisaties vaak in de publiciteit.
Bijna vanzelfsprekend leggen zij via pers, radio en tel evisie openbaar verantwoording af van hun doen en
laten. Graag of niet, het gebeurt en men heeft daardo or een indruk van deze mensen. Men zegt vaak dat
ir. Bosma het imago heeft meer voorzitter te zijn van de Stichting van de Arbeid dan van een werkgevers
organisatie. Ik ben van mening, dat die indruk aan de werkelijkheid beantwoordt. Ir. Bosma, die een be
reikte overeenstemming moet melden, doet dit met zichtbare voldoening, die hem innerlijk beroert. Harte
lijke samenwerking ligt hem na aan het hart, het verheugt hem. Als men het in het overleg niet eens is
geworden, drukt zijn dan enigszins betrokken gezicht spijtigheid uit. Verstandelijk zou hij het nuchter en
met argumenten vaststellen, maar merkbaar is dat hij het persoonlijk liever anders had gezien. Als ir.
Bosma straks afscheid neemt, verliest het VNO een van zijn grootste voorzitters, de Stichting van de Ar
beid een prima werkgeversvoorzitter, het bestuur van de Stichting een hartelijk en rechtschapen collega, al
dus P. J. Mertens (voorzitter NKV).
Naast deze positieve factor uit zijn
„beleid" moeten er ook wel nega
tieve geweest zijn. Inderdaad en
net was aanvankelijk wel een enigs
zins pijnlijke ontdekking.
„Wat me wel eens tegenviel is, dat
vele problemen bijzonder moeilijk
Worden gemaakt, omdat men vaak
niet openlijk en eerlijk zegt waar
het omg aat. Men verschuilt zich
aan achter vele neven- en bijbedoe
lingen en dat gebeurt vaker dan ik
had gedacht".
zijn kantoor in de fabrieken van
Spanjaard in Borne (onderdeel van
het textielconcera NijverdalTen
Cate waar ir. Bosma lid is van de
affectie) staat een lange tafel. Ze
hst vol paperassen. Ir. Bosma
houdt opruiming. Het is de laatste
Week van de textielvakamtie. Er
heerst rust in het bedrijf dat hem
™ee dagen in de week moest mis-
sen' Bovendien stak ir. Bosma al
Het is niet eenvoudig, noch voor werkgevers-, noch voor werknemersvertegenwoordigers de belangen
strijd op zodanige wijze te voeren dat er geen „hard feelings" over en weer ontstaan. Wie met de heer
Bosma als tegenspeler te maken heeft gehad en met gramschap tegen hem rondloopt doet er goed aan de
hand in eigen boezem te steken. Een eerlijker en redelijker tegenspeler kan men zich als vakbondsbestuur
der niet wensen. Maar de heer Bosma was allerminst een zacht ei als onderhandelaar. Wel een man die de
moeilijkheden waarvoor hij stond op rustige en overtuigende manier wist over te brengen. Een man die
soms harde interne strijd tegen eigen club moest voeren, omdat hij voor redelijke verlangens van anderen
openstond al kon hij er vaak geen „ja" op zeggen. Want hij was als ondememersvoorzitter in sociaal den
ken velen van zijn collega's ver vooruit. Bij zijn afscheid als voorzitter van het Verbond van Nederlandse
Ondernemingen wil ik hem graag dank brengen en hem zeggen dat het een voorrecht was met hem een
aantal jaren als „tegenvoeter" aan de onderhandelingstafel te hebben gezeten, aldus de heer A Kloos (voor
zitter NVV).
Niettemin is de industriële ontwik
keling in ons land na de Tweede
Wereldoorlog bijzonder groot ge
weest.
„Inderdaad, maar dat was ook har
de noodzaak. Men moest zich te
weer stellen tegen de gedachte dat
met Indië alles verloren was. Die
ontwikkeling heeft onder gunstige
omstandigheden plaatsgevonden.
De lonen bleven op een relatief
laag peil en daardoor kon de export
zich gunstig ontwikkelen. Deze snel
le economische ontwikkeling leid
de echter tot de gedachte, dat wij
het met z'n allen zo bijzonder goed
deden.
Maar daarbij zagen we wel over
het hoofd dat de omstandigheden
toch wel heel gunstig waren en dat
wij op de duur bij harmonisatie van
de EEG onder heel wat moeilijker
omstandigheden de concurrentie
het hoofd zouden moeten bieden.
In die omstandigheden zijn wij nu
geleidelijk beland. Het is voor ons
land nuttig geweest dat we een
start hebben kunnen maken in een
beschermd klimaat, maar het was
juist in de kringen van ons verbond
duidelijk dat wij daarop niet te lang
konden teren. Dat zou ook niet
goed zijn, want naarmate deze toe
stand langer zou duren zou 't moei
lijker worden zich aan te passen aan
de ontwikkeling van de natuurlan-
den".
Hoe zou u dan de periode willen
schetsen die we thans beleven en
welke van uw opponenten rond de
conferentietafel zou u zich als
vriend wensen?
„Op die laatste vraag ga ik liever
niet in, want dat zou eventueel
niet prettig zijn voor anderen, zegt
ir. Bosma lachend. En wat het
overige betreft zie ik de periode
die we nu beleven als een van groei
stuipen, die uiteindelijk de ontwik-
ling eerder zullen stimuleren dan
afremmen. Wij weten nu wat het
betekent in een open markt tegen
over de concurrentie te staan. Wij
zitten nog steeds op de tocht en dat
geldt heus niet alleen voor de tex
tielindustrie.
Onze situatie moet voor elke onder
nemer een uitdaging zijn en dat zal
het industriële denken bevorderen.
Daardoor kan een eventuele achter
stand op oudere industriële landen
snel worden ingehaald".
(Van onze correspondent)
BRUSSEL In talrijke Belgische gemeenten vormen sinds geruime tijd
affiches met het opschrift „handen af van....." blikvangers. Deze zo 'anffza;
merhand stereotiep geworden waarschuwing aan „bedreigende mac
hebben steeds betrekking op het plan, de betrokken gemeente met andere tot
een groter geheel te verenigen. Rustig aan, want er zijn onnoemelijk veel g
voëlige tenen, probeert men in België de administratieve mdeling van het
land in tweeduizend vierhonderd gemeenten om te vormen tot een eigen
ti^se strucfuur. Onvermijdelijk moeten hij dit vereenvonchgingsproces onein
dig veel en voor het merendeel particuliere belangen het ontgelden.
En dat gaat van de positie van de
almachtige gemeentesecretaris tot
aan fiscale voordelen voor plaatse
lijke ondernemers. Telkens wanneer
een gemeente, waarvan de bewind
voerders op korte termijn alleen
maar nadelen in de herindeling zien,
aan de beurt komt te worden opge
slokt, weet men het lokaal „patrio
tisme" wel zodanig op te wekken,
dat „handen af van ons schone dorp"
als strijdkreet spoedig de oren van
de provinciegouverneur bereikt.
Geen veldslag, maar wel door-
zaaid.
gaans eindeloos lang touwtrekken
volgt dan, maar dat op de duur (en
opmerkelijk genoeg zonder veel op
zien te baren) toch tot het beoogde
doel leidt. Men wil er hier in België
echter wel een behoorlijke stuiver
onder verwedden dat, zelfs als al
le te annexeren dorpelingen het
hoofd hebben gebogen, de kwaadste
strijd nog geleverd moet worden,
namelijk de annexatie van de plaats
Zoetenaaie door een gemeente.
De plek met die naam is gesitu
eerd temidden van de polderstreek
van het zogeheten Veurne-Ambacht,
achter de duinen nabij Nieuwpoort.
In deze lage, boomloze uitgestrekte
grasvlakte voelen de koeien zich be
ter thuis dan waar ook in België, zo
dat, telkens wanneer een oorlogsbe
zetting zich voordoet, die schaarste
met zich brengt, stedeHngne al het
mogelijke doen het Veurne-Am-
bacht te bereiken en de onvolprezen
boter en kaas weg te slepen. In de
ze streek liggen nog enige dorpjes,
te herkennen aan hun kerktorentjes,
en die luisteren naar dergelijke
„zoet gevooisde" namen als Lam-
pernisse, Eggewaartskapelle, Alve-
ringem. Het bewuste Zoetenaaie zal
men er echter vergeefs zoeken. Fi
guurlijk is het een begrip, letterlijk
een luchtspiegeling. Desalniettemin
staat het wel degelijk bij het minis
terie van binnenlandse zaken ge
boekt als een zelfstandige gemeente
en de burgemeester, het zoveelste
lid van de onvervangbare familie
Kinget, was er in 1958 ook bij in het
koninklijke paleis te Laken toen het
staatshoofd ter gelegenheid van de
Expo een tuinfeest voor alle burge
meesters van het land gaf.
Men mag veilig aannemen dat de
meeste Belgen bij die gelegenheid
er achter kwamen dat het Zoete
naaie uit het gevleugelde woord
„och toe, loop naar Zoetenaaie...."
zoiets als het vroegere loop-naar-de-
maan, inderdaad ook bestond.
Er is weinig mee gezegd, dat dit
de allerkleinste gemeente van het
land is met welgeteld negenentwin
tig inwoners, dertien mannen en zes
tien vrouwen. Dit groepje, uiteraard
allen zuivelproducenten, leeft ver
spreid over zes uiteenliggende boer
derijtjes, in één waarvan annex de
keuken met de grote Leuvense stoof,
een kamertje dient voor het bijhou
den van het bevolkingsregister, de
notulen, als het niet anders kan een
raadzitting, soms een huwelijk.
Behalve dan dit kamertje is Zoete
naaie van alles verstoken, dat enigs
zins op een gemeente wijst. Voor
post, veldwachter, kerk, winkel
waren, arts, gemeentesecretaris,
school, zijn de 29 Zoetenaaienaars
op de omliggende plaatsen aangewe
zen. Desalniettemin heeft dit fossiel
uit het feodale tijdperk een goodwill
weten te kweken, waardoor het van
heel wat steun verzekerd is als de
provinciegouverneur een streep
door de naam zou willen halen. Men
heeft er eigenlijk een stuk folklore
van gemaakt en vermoedelijk zal het
voortbestaan met dezelfde macht
verdedigt worden als wanneer men
aan het weinig nobele Brusselse man
neke zou komen.
(Van onze correspondent Lucas Kleijn)
De Nederlandse kolonie in Parijs is
vrij grootongeveer 8000 zielen. Maar
buiten de twee katholieke en protes
tantse geloofsgemeenschappen, waar
men elkaar in kleine kring regelmatig
ontmoet, zien de Nederlanders elkaar
weinig. De afstanden zijn te groot. De
meeste zaken werken tot 's avonds zes
uur en voor men dan met bussen, me
tro of per auto in de spitsuren thuis
is gaat er zeker een uur of anderhalf
voorbij. Om bij elkaar op visite te
gaan blijft er dan niet zo heel veel
tijd meer over.
Vroeger hebben wij gedacht, dat
vooral de Engelsman exclusief is. De
ervaring heeft geleerd, dat de Frans
man zich nog veel en veel meer in
zichzelf opsluit. Wij hebben in onze
Parijse voorstad uitstekende buren,
maar verder dan het hek zijn wij nog
nooit gekomen. We groeten elkaar be
leefd, maken een praatje over de
Amerikanen op de maan of over de
bloemen in de tuin, maar bij elkaar
over de vloer komen hoort er niet bij.
In ons laantje, waar het 's avonds om
negen uur doodstil is, zijn wij als Ne
derlanders de enigen, die nooit luiken
sluiten of gordijnen dicht trekken.
Wie naar binnen wil kijken als hij
langs komt ga zijn gang. Maar zodra
het donker begint te worden trekt de
Fransman zijn luiken voor de ramen
dicht en shiit zich af van de buiten
wereld. Wij kennen genoeg Fransen,
die dan tevens de bel afzetten, omdat
ze door niemand gestoord willen wor
den.
De Fransen, die elkaar willen zien.
maken een rendez-vous in een café,
of aan tafel in een restaurant. Thuis
ontvangen doen ze maar weinig. In
Nederland dat was althans onze
ervaring van een jaar of vijftien ge
leden kon je ongevraagd bij elkaar
binnen wippen en dat was bijna altijd
goed. Er was als regel wel een bor
reltje onder de kurk en was de fles
leeg, dan was de thee- of koffiepot
geduldig. En een sigaar was er ook
nog wel. Niemand behoefde voor de
ander uit te pakken. Was er koek in
de trommel best. Geen koek
ook goed. Men kwam niet bij elkaar
voor de smuk, maar voor het gezellige
praatje onder vrienden.
Dat kan in Parijs niet. Vaak krijgt
men de indruk, dat een Fransman
zich voor een buitenlander, vooral uit
het welvarende Nederland, geneert
voor zijn inrichting. Geen gezellig in
terieur, koude meubelen, weinig boe
ken en prullaria aan de wand. En als
hij ontvangt, moet het bij wijze van
spreken in de stijl van Versailles zijn.
Aperitifs vooraf, een uitstekend maal,
waarvoor de huisvrouw uren lang in
de keuken heeft gestaan, wijn op ta
fel, champagne of cognac na en eigen
gemaakte friandise na het diner. Dat
kost die Fransman handen vol geld en
daarom doet hij het niet of alleen
maar bij wijze van uitzondering.
En verder maar dat zal in Ne
derland wel niet veel anders zijn
heeft de televisie alle onderlinge con
tacten onmogelijk gemaakt. Vroeger
hadden de werksters vanwege het
boenen en schuren knobbels op de
knieën. Dat noemden de chirurgen
„housemaid-knees". Tegenwoordig
hebben de mensen knobbels op de
ellebogen, waarvoor de chirurgen de
naam van „televisie-ellebogen" heb
ben bedacht.
De Nederlander in Parijs is een
eenling. Buren bij de vleet. Iedere
dag een hand. Zelfs af en toe een
dikke zoen. Maar nooit verder dan
het hek.
(ADVERTENTIE)