wtiÊtT) 232) IR. BOSMA LEGT VOORZITTERSHAMER V.N.O. NEER Industrieel denken in Nederland onvolwassen „afscheid bosma verlies voor VNO „vele COLLEGAS ver vooruit" Veel goodwill voor fossiel uit het feodale tijdperk PARIS Philip Morris 25 stuks 1.75 c'est 199 hmt 76 n 98 HAM 93 =SWAREI^ AND) N.V. Pijnlijk Afremmen Adelboek Kloos Nieuw type mens Schaap met zes poten Achterban Groeistuipen Zuivel Philip Morris Holland W&W K /BUK 1 IET 22 EGELS DE STEM VAN DINSDAG 19 AUGUSTUS 1969 nes als nkoop, boekhouding, Engelse taal vereist. ing personeelszaken, ïling onderhoud kan erstaand adres onder 'e hebben muur ENSCHEDE Een karakteris tieke figuur verdwijnt straks uit de openbaarheid en uit een van de wei nige sleutelposities die er in ons land op zeer hoog niveau te ver geven zijn. Dat is de figuur van ir. j. Bosnia (61). Hij is in ons land zes jaar lang woordvoerder geweest van de werkgeversbelangen. De eerste vier jaren als voorzitter van het centraal Sociaal Werkgevers verbond (CSWV) en na de reorga nisatie de laatste twee jaren voor zitter van het Verbond van Neder landse Ondernemingen (VNO). Hij was als werkgeversvertegen woordiger (functionerend) voorzit ter van de stichting van de arbeid en lid van de Sociaal-Economische Raad (SER). Functies waarin het sociaal-ecoaiomisch klimaat van ons land mede werd bepaald en die vaak van beslissende betekenis wa ren voor welvaart en welzijn van ons volk. Onze boterham kregen we wel. In de keuzen van het beleg heeft ir. Bosma een dikke vinger in de pap gehad. Het VNO- /erbond aan de functie een ambtstermijn. „Anders zou niemand meer in de fuiklopen", zegt de heer Bosma. Hij is niet getekend door een bijna voortdurende strijd tegen eisende vakbonden en wat behoudzuchtiger opererende werkgeversbelangen. Hij steekt gemoedelijk zijn pijp IJ op. De kleur van de rook wedijvert met het blauw van zijn Friese ogen. Ze staan waakzaam in een nog jongensachtig gezicht dat de image van de Nederlandse ondernemer on getwijfeld van veel scherpe kanten ontdaan heeft. Zijn functie bracht hem vaak in het volle Hcht van de openbaarheid en in de schijnwer pers van de tv-camera's. Een natio nale figuur kan mem zeggen. Maar hij heeft het nooit tot de befaamde stoel van Mies gebracht. „Als ze me gevraagd had, zou ik het zeker gedaan hebben, maar ze heeft een andere politieke kleur als ze denkt dat ik heb en vandaar misschien. Met dit diplomatieke antwoord kun je vele kanten op. Gewoonlijk is ir. Bosma een man die de dingen in alle gemoedelijkheid maar liever bij de naam noemt. Maar die ge moedelijkheid kan ook schijn zijn. Ware hij geen goed - dus hard - on derhandelaar geweest, dan zouden de gezamenlijke werkgevers in ons land hem niet zo lang als hun pleit bezorger gehandhaafd hebben. Uit die lange periode blijkt waardering en ze wordt hem ook door zijn oppo nenten niet onthouden. Wat de betekenis van de periode- Bosma voor ons land geweest is, kan vrij goed worden afgewogen aan de ontwikkeling van de verhou ding tussen lonen en prijzen. De loonsom per werknemer steeg van 1963 tot 1968 met 64 procent. In de zelfde periode stegen de prijzen met 23 procent. De reële verbetering van het gemiddelde inkomen der werknemers bedroeg derhalve 33 procent. Geeft u dat voldoening? >,Uit deze ontwikkeling blijkt dat depositie van de Nederlandse werk nemer reëel aanzienlijk verbeterd is. Dit zou grond kunnen zijn voor een bepaalde waardering en een zekere tevredenheid vain de zij de van de individuele werknemer, maar ik weet ook wei dat het nu eenmaal menselijk is om iedere ver betering van de materiële om standigheden als een vanzelfspre kende zaak te aanvaarden. In dit verband verdienen de voorzitters van de vakcentrales eigenlijk ook wel wat meer waardering dan ik wel eens hoor". Wat is de meest positieve factor van uw arbeid binnen het raam van Se werkgeversfunctie? „Het is moeilijijk om dat in het kort te concretiseren. Misschien is dat het beste uit te drukken door het gevoel wellicht een steentje te hebben bijgedragen tot de arbeids- rust in ons land en tot een niet al te ongunstige ontwikkeling van het economische leven onder de bijzon- her moeilijke omstandigheden van een vrijwel doorlopend overspan den arbeidsmarkt". zijn vrije tijd in zijn nationale func ties. „Ik geloof niet, dat ik er een knauw door gekregen heb". Hij is van de ene kant blij van een hoop rompslomp en spanningen af te zijn. Anderzijds had het werk ook veel aantrekkelijks. Vooral de con tacten, met andere mensen en an dere groeperingen zal hij straks missen. „Maar anderzijds kan ik nu ook weer meer gaan doen in mijn eigen club (NTC) en in Twente (Kamer van Koophandel)". Ir. Bosma is het er niet mee eens wanneer we stellen dat „zijn" par tij zich maar aj te gemakkelijk in de defensieve hoek liet dringen. Aan de ene kant staan de agressief optredende vakbonden met hun gro te achterban en daartegenover de graag tot boot-afhouden geneigd zijnde ondernemers met hun klei nere maar toch wel zeer invloedrij ke club. „Natuurlijk moest ik vaak de rol van afremmer op me nemen. Dat is een logisch gevolg van een offen sieve opstelling van de tegenpartij. Maar we hebben van onze kant toch ook vaak goede alternatieven op tafel gelegd, die minder waarde ring kregen dan ze naar onze me ning verdienden". Een voorbeel Hij noemt het probleem van het be stuur van de vennootschap, dat naar zijn mening inderdaad te een zijdig financieel-economisch gericht is naar de kant van de vennoot schap terwijl de sector personeel in de meest uitgebreide zin van het woord daarin niet zo nadrukke lijk vertegenwoordigd is. Toch is het personeelsvraagstuk binnen het terrein van de onderneming een van de belangrijkste en het zou als zodanig dus ook in het bestuur ver tegenwoordigd dienen te zijn. Dat wil volgens ir. Bosma niet zeg gen dat zo'n vertegenwoordiger per sé een werknemer moet zijn maar wel dat het bestuur van een onder neming uit een breder vlak gere- cruteerd dient te worden dan tot dusver pleegt te gebeuren. „De vakbeweging heeft lang een verdeeld standpunt over deze zaak gehad. Het NVV wilde b.v. dat de SER een lijst zou opmaken van Ne derlanders, waaruit men zijn com missarissen zou dienen te kiezen het adelboek van Kloos, zoals dit in de wandeling werd genoemd. Het CNV pleitte voor afzonderlijke werknemerscommissarissen. Men schijnt thans een gezamenlijk standpunt te hebben geformuleerd. De werkgevers realiseren zich heel goed dat het gewenst is de samen stelling van de raden van commis sarissen op een bredere basis te brengen. Het zou beslist niet ver standig zijn deze ontwikkeling te lang tegen te houden. Hierdoor zou er veel verknoeid kunnen worden. Maar waar wij beslist bezwaren tegen hebben is. dat een commissa ris duidelijk gekenmerkt wordt als een vertegenwoordiger van een be paalde belangengroep. Wij moeter ervoor zorgen, dat ieder facet van het werk in deze raden vertegen woordigd is en juist niet iedere groep van belanghebbenden. Naast bepaalde andere maatregelen heb ben wij ook voorgesteld om een eventuele voordracht voor benoe ming in de ondernemingsraad te bespreken, waardoor geleidelijke gedachtenwisselingen ontstaan die in deze richting leiden en waardoor extreme benoemingen niet zo mak kelijk meer zullen voorkomen". Maar men hoort nogal eens kri tiek op de ondernemingsraden en hun inzichten in het bedrijfsgebeu- ren. Kunnen de ondernemingsraden een dergelijke taak wel aan? Ir. Bosma heeft er voldoende vertrou wen in al wordt dit inderdaad, zo als uit de praktijk blijkt, lang niet overal gedeeld. „Bij Nijverdal-Ten Cate bestaat er geen verschil van mening wat be treft het delegeren van verantwoor delijkheden. Er zijn echter twee struikelblokken. Op de eerste plaats is de groep der laagste toe zichthoudende mensen niet altijd rijp om mee te werken omdat hun positie vaak valt of staat met het gezag dat ze kunnen uitoefenen. Een tweede struikelblok is in vele gevallen de werknemer zelf. Hij is vele jaren niet anders ge wend dan orders op te volgen. Daar om is hij er moeilijk toe te brengen over zaken, waar hij wel een oor deel over kan hebben, dit ook uit te spreken en een zekere mede-verant woordelijkheid op zich te nemen. Hierin komt natuurlijk geleide lijk verandering. De ontwikkeling van de jongeren, zowel door de toe genomen welvaart als door de mo derne communicatiemiddelen, zal ertoe leiden dat ze meer individu eel gaan denken. Er staat een nieuw type mens en dit nieuwe type zullen wij door wij zigingen in de opleiding geschikt moeten maken voor de veranderen de taak die hem in het bedrijfsle ven wacht. De vakbeweging heeft hier maar weinig op gereageerd. Hun aandacht is voor een zeer groot deel gericht op verbetering van materiële om standigheden van de huidige werk nemers. Men besteedt naar mijn mening toch wel weinig aandacht aan de werknemers van de toe komst". Prof. van Esveld heeft onlangs ge pleit voor de instelling van een klein overlegcollege ten behoeve van de advisering aan de regering inzake de te voeren economische- en loonpolitiek. Dat college zou vol gens hem in bepaalde gevallen in de plaats moeten treden van de nogal log opererende SER waarin groepsbelangen hoger aangeslagen worden dan de objectiviteit van het langs democratische weg bepaalde algemene belang. Prof. van Esveld schreef dat werkelijkheidszin ge biedt er rekening mee te houden dat de vakbonden haar aard en doel stelling uit de loononderhandelingen halen wat er in zit. De werkgevers zullen daartegenover alleen de teu gel laten vieren zodra dat voorde liger is dan een staking. Het schaap met zes poten in Den Haag moet dan maar zorgen dat alles weer te recht komt. Van deze opvatting wil ir. Bosma zich nadrukkelijk distan tiëren. „Wij vragen in „Den Haag" geen schaap met zes poten. Wat wij wil len is dat het schaap vier stevige poten heeft. Neem nu b.v. het laatste halfjaarlijkse SER-rapport. Persoonlijk ben ik daar nogal ge lukkig mee. In dit unanieme rap port wordt duidelijk gepleit voor matiging van de looneisen, uitgaan de van bepaalde premissen, n.l. dat de prijsontwikkeling binnen bepaalde grenzen blijft en dat de stijging van de produktiviteit vol gens verwachting verloopt. De SER heeft ook de voorwaarden aan gegeven ter bereiking van dit doel, zoals een dringend beroep op de regering om het BTW-effect niet te herhalen, een uitstel van de huur verhoging. En een zekere bezuini ging op de overheidsuitgaven. Er is dus een compleet SER-advies voor de dag gekomen voor het beleid van 1970 in volle unanimi teit. Dat wil zeggen dat de werk gevers, de werknemers en de kroon- leden het met elkaar eens zijn ge worden. Natuurlijk kon dit niet an ders dan met het doen van bepaal de concessies. En nu is het woord aan de regering of zij ook bereid is dit advies volledig te volgen. Dat is haar verantwoordelijkheid als hoedster van het algemeen belang. Ik ben er erg benieuwd naar en we zullen dat in september wel horen". Volgens ir. Bosma moet trouwens prof. van Esveld - die ook bij het NKV de wind al van voren kreeg - weten dat er regelmatig informeel overleg plaatsvindt tussen de re gering en het bedrijfsleven voor dat bepaalde zaken tot stand ko men. De laatste maanden is enke le malen met leden van het kabi net vergaderd evenals in het verle den en dat heeft ook zin, opdat on nodige tegenstellingen bij de be leidsvorming worden vermeden. Ook de vakorganisaties hebben daarin hun rol. Ze hebben achter zich een groot administratief en wetenschappelijk apparaat ter be hartiging van de belangen hunner leden maar daarnaast spelen ze ook in de politiek een belangrijke rol. Kunnen de werkgevers daar wel tegen op in een land dat boven dien niet overloopt van waardering voor de industrie? Ongetwijfeld moeten volgens de heer Bosma de vakbonden doorlo pend rekening houden met hun ach terban. In de werkgeversorganisa ties is dat in iets mindere mate het geval alhoewel dat niet wil zeg gen dat we maar onze gang kun nen gaan. De invloed van de vak- centales op de politiek is aanzien lijk. De getalsterkte speelt daarbij een grote rol. Een politieke partij die zich in het algemeen achter een ondernemer zou stellen, heeft in ons land gauw afgedaan. „Het is inderdaad te betreuren dat in bredere lagen van de bevolking nogal eens weinig waardering blijkt voor het ondernemingsbeleid. Maar dat is ook het geval in een breder vlak. Naar mijn mening is dit te rug te voeren tot het feit, dat we in Nederland nog een betrekkelijk jonge industrie hebben die het voor deel mist van enkele generaties die getraind zijn in industrieel denken. De sfeer die in andere landen ge groeid is tussen overheid, publiek en bedrijfsleven draagt daar het stempel van enige generaties". iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmHiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimii In ons maatschappelijk bestel komen de voorzitters van de sociale organisaties vaak in de publiciteit. Bijna vanzelfsprekend leggen zij via pers, radio en tel evisie openbaar verantwoording af van hun doen en laten. Graag of niet, het gebeurt en men heeft daardo or een indruk van deze mensen. Men zegt vaak dat ir. Bosma het imago heeft meer voorzitter te zijn van de Stichting van de Arbeid dan van een werkgevers organisatie. Ik ben van mening, dat die indruk aan de werkelijkheid beantwoordt. Ir. Bosma, die een be reikte overeenstemming moet melden, doet dit met zichtbare voldoening, die hem innerlijk beroert. Harte lijke samenwerking ligt hem na aan het hart, het verheugt hem. Als men het in het overleg niet eens is geworden, drukt zijn dan enigszins betrokken gezicht spijtigheid uit. Verstandelijk zou hij het nuchter en met argumenten vaststellen, maar merkbaar is dat hij het persoonlijk liever anders had gezien. Als ir. Bosma straks afscheid neemt, verliest het VNO een van zijn grootste voorzitters, de Stichting van de Ar beid een prima werkgeversvoorzitter, het bestuur van de Stichting een hartelijk en rechtschapen collega, al dus P. J. Mertens (voorzitter NKV). Naast deze positieve factor uit zijn „beleid" moeten er ook wel nega tieve geweest zijn. Inderdaad en net was aanvankelijk wel een enigs zins pijnlijke ontdekking. „Wat me wel eens tegenviel is, dat vele problemen bijzonder moeilijk Worden gemaakt, omdat men vaak niet openlijk en eerlijk zegt waar het omg aat. Men verschuilt zich aan achter vele neven- en bijbedoe lingen en dat gebeurt vaker dan ik had gedacht". zijn kantoor in de fabrieken van Spanjaard in Borne (onderdeel van het textielconcera NijverdalTen Cate waar ir. Bosma lid is van de affectie) staat een lange tafel. Ze hst vol paperassen. Ir. Bosma houdt opruiming. Het is de laatste Week van de textielvakamtie. Er heerst rust in het bedrijf dat hem ™ee dagen in de week moest mis- sen' Bovendien stak ir. Bosma al Het is niet eenvoudig, noch voor werkgevers-, noch voor werknemersvertegenwoordigers de belangen strijd op zodanige wijze te voeren dat er geen „hard feelings" over en weer ontstaan. Wie met de heer Bosma als tegenspeler te maken heeft gehad en met gramschap tegen hem rondloopt doet er goed aan de hand in eigen boezem te steken. Een eerlijker en redelijker tegenspeler kan men zich als vakbondsbestuur der niet wensen. Maar de heer Bosma was allerminst een zacht ei als onderhandelaar. Wel een man die de moeilijkheden waarvoor hij stond op rustige en overtuigende manier wist over te brengen. Een man die soms harde interne strijd tegen eigen club moest voeren, omdat hij voor redelijke verlangens van anderen openstond al kon hij er vaak geen „ja" op zeggen. Want hij was als ondememersvoorzitter in sociaal den ken velen van zijn collega's ver vooruit. Bij zijn afscheid als voorzitter van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen wil ik hem graag dank brengen en hem zeggen dat het een voorrecht was met hem een aantal jaren als „tegenvoeter" aan de onderhandelingstafel te hebben gezeten, aldus de heer A Kloos (voor zitter NVV). Niettemin is de industriële ontwik keling in ons land na de Tweede Wereldoorlog bijzonder groot ge weest. „Inderdaad, maar dat was ook har de noodzaak. Men moest zich te weer stellen tegen de gedachte dat met Indië alles verloren was. Die ontwikkeling heeft onder gunstige omstandigheden plaatsgevonden. De lonen bleven op een relatief laag peil en daardoor kon de export zich gunstig ontwikkelen. Deze snel le economische ontwikkeling leid de echter tot de gedachte, dat wij het met z'n allen zo bijzonder goed deden. Maar daarbij zagen we wel over het hoofd dat de omstandigheden toch wel heel gunstig waren en dat wij op de duur bij harmonisatie van de EEG onder heel wat moeilijker omstandigheden de concurrentie het hoofd zouden moeten bieden. In die omstandigheden zijn wij nu geleidelijk beland. Het is voor ons land nuttig geweest dat we een start hebben kunnen maken in een beschermd klimaat, maar het was juist in de kringen van ons verbond duidelijk dat wij daarop niet te lang konden teren. Dat zou ook niet goed zijn, want naarmate deze toe stand langer zou duren zou 't moei lijker worden zich aan te passen aan de ontwikkeling van de natuurlan- den". Hoe zou u dan de periode willen schetsen die we thans beleven en welke van uw opponenten rond de conferentietafel zou u zich als vriend wensen? „Op die laatste vraag ga ik liever niet in, want dat zou eventueel niet prettig zijn voor anderen, zegt ir. Bosma lachend. En wat het overige betreft zie ik de periode die we nu beleven als een van groei stuipen, die uiteindelijk de ontwik- ling eerder zullen stimuleren dan afremmen. Wij weten nu wat het betekent in een open markt tegen over de concurrentie te staan. Wij zitten nog steeds op de tocht en dat geldt heus niet alleen voor de tex tielindustrie. Onze situatie moet voor elke onder nemer een uitdaging zijn en dat zal het industriële denken bevorderen. Daardoor kan een eventuele achter stand op oudere industriële landen snel worden ingehaald". (Van onze correspondent) BRUSSEL In talrijke Belgische gemeenten vormen sinds geruime tijd affiches met het opschrift „handen af van....." blikvangers. Deze zo 'anffza; merhand stereotiep geworden waarschuwing aan „bedreigende mac hebben steeds betrekking op het plan, de betrokken gemeente met andere tot een groter geheel te verenigen. Rustig aan, want er zijn onnoemelijk veel g voëlige tenen, probeert men in België de administratieve mdeling van het land in tweeduizend vierhonderd gemeenten om te vormen tot een eigen ti^se strucfuur. Onvermijdelijk moeten hij dit vereenvonchgingsproces onein dig veel en voor het merendeel particuliere belangen het ontgelden. En dat gaat van de positie van de almachtige gemeentesecretaris tot aan fiscale voordelen voor plaatse lijke ondernemers. Telkens wanneer een gemeente, waarvan de bewind voerders op korte termijn alleen maar nadelen in de herindeling zien, aan de beurt komt te worden opge slokt, weet men het lokaal „patrio tisme" wel zodanig op te wekken, dat „handen af van ons schone dorp" als strijdkreet spoedig de oren van de provinciegouverneur bereikt. Geen veldslag, maar wel door- zaaid. gaans eindeloos lang touwtrekken volgt dan, maar dat op de duur (en opmerkelijk genoeg zonder veel op zien te baren) toch tot het beoogde doel leidt. Men wil er hier in België echter wel een behoorlijke stuiver onder verwedden dat, zelfs als al le te annexeren dorpelingen het hoofd hebben gebogen, de kwaadste strijd nog geleverd moet worden, namelijk de annexatie van de plaats Zoetenaaie door een gemeente. De plek met die naam is gesitu eerd temidden van de polderstreek van het zogeheten Veurne-Ambacht, achter de duinen nabij Nieuwpoort. In deze lage, boomloze uitgestrekte grasvlakte voelen de koeien zich be ter thuis dan waar ook in België, zo dat, telkens wanneer een oorlogsbe zetting zich voordoet, die schaarste met zich brengt, stedeHngne al het mogelijke doen het Veurne-Am- bacht te bereiken en de onvolprezen boter en kaas weg te slepen. In de ze streek liggen nog enige dorpjes, te herkennen aan hun kerktorentjes, en die luisteren naar dergelijke „zoet gevooisde" namen als Lam- pernisse, Eggewaartskapelle, Alve- ringem. Het bewuste Zoetenaaie zal men er echter vergeefs zoeken. Fi guurlijk is het een begrip, letterlijk een luchtspiegeling. Desalniettemin staat het wel degelijk bij het minis terie van binnenlandse zaken ge boekt als een zelfstandige gemeente en de burgemeester, het zoveelste lid van de onvervangbare familie Kinget, was er in 1958 ook bij in het koninklijke paleis te Laken toen het staatshoofd ter gelegenheid van de Expo een tuinfeest voor alle burge meesters van het land gaf. Men mag veilig aannemen dat de meeste Belgen bij die gelegenheid er achter kwamen dat het Zoete naaie uit het gevleugelde woord „och toe, loop naar Zoetenaaie...." zoiets als het vroegere loop-naar-de- maan, inderdaad ook bestond. Er is weinig mee gezegd, dat dit de allerkleinste gemeente van het land is met welgeteld negenentwin tig inwoners, dertien mannen en zes tien vrouwen. Dit groepje, uiteraard allen zuivelproducenten, leeft ver spreid over zes uiteenliggende boer derijtjes, in één waarvan annex de keuken met de grote Leuvense stoof, een kamertje dient voor het bijhou den van het bevolkingsregister, de notulen, als het niet anders kan een raadzitting, soms een huwelijk. Behalve dan dit kamertje is Zoete naaie van alles verstoken, dat enigs zins op een gemeente wijst. Voor post, veldwachter, kerk, winkel waren, arts, gemeentesecretaris, school, zijn de 29 Zoetenaaienaars op de omliggende plaatsen aangewe zen. Desalniettemin heeft dit fossiel uit het feodale tijdperk een goodwill weten te kweken, waardoor het van heel wat steun verzekerd is als de provinciegouverneur een streep door de naam zou willen halen. Men heeft er eigenlijk een stuk folklore van gemaakt en vermoedelijk zal het voortbestaan met dezelfde macht verdedigt worden als wanneer men aan het weinig nobele Brusselse man neke zou komen. (Van onze correspondent Lucas Kleijn) De Nederlandse kolonie in Parijs is vrij grootongeveer 8000 zielen. Maar buiten de twee katholieke en protes tantse geloofsgemeenschappen, waar men elkaar in kleine kring regelmatig ontmoet, zien de Nederlanders elkaar weinig. De afstanden zijn te groot. De meeste zaken werken tot 's avonds zes uur en voor men dan met bussen, me tro of per auto in de spitsuren thuis is gaat er zeker een uur of anderhalf voorbij. Om bij elkaar op visite te gaan blijft er dan niet zo heel veel tijd meer over. Vroeger hebben wij gedacht, dat vooral de Engelsman exclusief is. De ervaring heeft geleerd, dat de Frans man zich nog veel en veel meer in zichzelf opsluit. Wij hebben in onze Parijse voorstad uitstekende buren, maar verder dan het hek zijn wij nog nooit gekomen. We groeten elkaar be leefd, maken een praatje over de Amerikanen op de maan of over de bloemen in de tuin, maar bij elkaar over de vloer komen hoort er niet bij. In ons laantje, waar het 's avonds om negen uur doodstil is, zijn wij als Ne derlanders de enigen, die nooit luiken sluiten of gordijnen dicht trekken. Wie naar binnen wil kijken als hij langs komt ga zijn gang. Maar zodra het donker begint te worden trekt de Fransman zijn luiken voor de ramen dicht en shiit zich af van de buiten wereld. Wij kennen genoeg Fransen, die dan tevens de bel afzetten, omdat ze door niemand gestoord willen wor den. De Fransen, die elkaar willen zien. maken een rendez-vous in een café, of aan tafel in een restaurant. Thuis ontvangen doen ze maar weinig. In Nederland dat was althans onze ervaring van een jaar of vijftien ge leden kon je ongevraagd bij elkaar binnen wippen en dat was bijna altijd goed. Er was als regel wel een bor reltje onder de kurk en was de fles leeg, dan was de thee- of koffiepot geduldig. En een sigaar was er ook nog wel. Niemand behoefde voor de ander uit te pakken. Was er koek in de trommel best. Geen koek ook goed. Men kwam niet bij elkaar voor de smuk, maar voor het gezellige praatje onder vrienden. Dat kan in Parijs niet. Vaak krijgt men de indruk, dat een Fransman zich voor een buitenlander, vooral uit het welvarende Nederland, geneert voor zijn inrichting. Geen gezellig in terieur, koude meubelen, weinig boe ken en prullaria aan de wand. En als hij ontvangt, moet het bij wijze van spreken in de stijl van Versailles zijn. Aperitifs vooraf, een uitstekend maal, waarvoor de huisvrouw uren lang in de keuken heeft gestaan, wijn op ta fel, champagne of cognac na en eigen gemaakte friandise na het diner. Dat kost die Fransman handen vol geld en daarom doet hij het niet of alleen maar bij wijze van uitzondering. En verder maar dat zal in Ne derland wel niet veel anders zijn heeft de televisie alle onderlinge con tacten onmogelijk gemaakt. Vroeger hadden de werksters vanwege het boenen en schuren knobbels op de knieën. Dat noemden de chirurgen „housemaid-knees". Tegenwoordig hebben de mensen knobbels op de ellebogen, waarvoor de chirurgen de naam van „televisie-ellebogen" heb ben bedacht. De Nederlander in Parijs is een eenling. Buren bij de vleet. Iedere dag een hand. Zelfs af en toe een dikke zoen. Maar nooit verder dan het hek. (ADVERTENTIE)

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 7