Commentaar OCH TOCH Revolutie in een industriestaat HET CONCILIE KAN NOG MISLUKKEN DR. CORN. VERHOEVEN. n „Vergissing" Onvermogen Geladen Voor het eerst Een dimensie Te sterk Gebruiken 11 DE STEM VAN ZATERDAG 19 JULI 1969 17 -v N PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILINGEN«PEILINGEN'PINGEN PEIUNGEN EJLINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN^PEIU fÉN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL In het Iterson-ziekenhuis te Gouda is dezer dagen bij een achtenvijftig jarige dame uit Waddinxveen het verkeerde been afgezet. De geneesheer-directeur heeft over deze vergissing een verklaring af gelegd en dat is natuurlijk loffelijk, maar enkele onderdelen van die verklaring nodigen toch wel uit tot een onmiddellijke reactie. Or. Geelkerken zegt bijvoorbeeld dat de patiënte de vertrouwensrelatie met het ziekenhuis niet heeft opgezegd en dat zij „zeer negatief staat tegenover de publiciteit in deze zaak". Wij hopen niet dat hij daarmee niets wil betogen. Hij zou zich namelijk, gezien de ernst van hef geval, niet mogen beklagen wanneer de patiënte die vertrouwensrelatie wel had op gezegd en zeer positief zou staan tegenover genoemde publiciteit. Open baarheid in zaken als deze, die door de medische wereld maar al te vaak wordt geschuwd, kan namelijk een eventueel noodzakelijke sanerende werking hebben. Als dr. Geelkerken voorts verklaart dat de vergissing mede in de hand gewerkt kan zijn door het feit dat men links en rechts mogelijk heeft ver wisseld doordat de patiënte op haar rug lag, terwijl ze anders op haar buik placht te liggen, dan kijken we, om zacht uit te drukken, toch wel even verbaasd. We kunnen ons namelijk voorstellen dat een monteur de lin- kervoorband van een auto verwisselt, terwijl de klant over de rechterband heeft gesproken, maar dat men bij een amputatie links en rechts door elkaar haalt kunnen we ons niet voorstellen. Met geen mogelijkheid zelfs. Bij zaken van leven en dood moet zoiets door de waterdichtheid van con trole en dubbelconfrole uitgesloten zijn. En als er, ondanks alles, dan toch zo'n fout wordt gemaakt. ge zegend de publiciteit die ze dan aan de kaak stelt en die bovendien signaleert dat elke verklaring die, al is het maar in de ondertoon, laco niek klinkt, ergerlijk misplaatst is. liet uitzicht vanaf de plaats waar ik verondersteld word mijn uiterst nuttige taak te ver richten, is vandaag zo uitdagend mooi, dat het mij tot werkeloze beschouwelijkheid doemt. De na tuur is hier bijna ongerept en zelfs de manier waarop zij ge rept is draagt mijn volledige goedkeuring weg. Het zou niet anders kunnen zijn en het hoeft niet anders. Natuur js nooit kitsch. De mensen die zich bewe gen in dit grotendeels door hen zelf geschapen landschap, gedra gen zich zo devoot alsof het niet door hen gemaakt, maar alleen ontdekt was. Ineens, uitgedaagd door de werkelijkheid en gretig zwichtend voor de feiten, zijn zij geen gulzige consumenten meer of driftige veranderaars, maar beschouwelijke getuigen. Zo'n uitzicht nodigt niet tot werken, maar woelt in mij de lyrische langzaamheid naar boven die ik als veel wezenlijker beschouw. De dingen zijn zoals ze zijn en het enige dat we kunnen doen is met zo weinig mogelijk woorden zeggen dat het zo is- Er schiet mü vanuit mijn vroegste herinneringen een reeks van stopwoorden te binnen waarin dit besef van onmacht, tevredenheid of verzadiging summier verwoord wordt. Kape laans zeiden gewoonlijk „zo zo" of „ja ja" of „kijk kijk", als ze meenden iets te moeten zeggen, maar toch geen hele volzin ter beschikking hadden. De herha ling was een nadrukkelijke be vestiging van een toestand, de kortheid van hun uitlating gaf i aan dat er buiten deze constate ring weinig te zeggen viel, het aankondiging die helemaal geen vertellend karakter had- Hij ver telde dat hü het eens was met waf de ander vertelde en hij vertelde dat door te zeggen dat hij het vertelde. Zo beloven we ook door te zeggen dat we belo ven en vergeven we door te zeg gen dat we vergeven. Over deze uitingen waarin we niet het woord bij de daad voegen, maar waarin het woord zelf de enige daad is, heeft, als ik mij niet vergis, de Engelse filosoof Aus tin een studie geschreven; maar dit doet nu niet ter zake. Wat ik bedoel te zeggen is alleen maar dit: woorden moeten soms uitge sproken worden om ons in staat te stellen ze daarna als het ware weer uit te wissen en ze te la ten opgaan in de werkelijkheid die ons tot een beschouwelijke houding uitnodigt. Van zo'n woor den kan dan niet geëist worden dat ze een logische structuur hebben; ze hoeven alleen maar de communicatie op gang te brengen. Daarna heffen zij zich zelf op- 2e kunnen dat ook doen door hun onlogische structuur zelf. Een van onze buren had een heel komisch stopwoord, dat niettemin op onvervangbare ma nier zijn sympathieke en be schouwelijke aard vertolkte. Het luidde: „Het is een feit, maar het is zo". Het duidelijke gebrek aan logica in deze uitspraak is zeer functioneel; het is de ver tolking van weer een rest van verwondering en protest. Dat iets toevallig een feit is, zegt eigen lijk niet alles, want het kon voor hetzelfde geld ook wel geen feit handenwrijven dat altijd met zo'n uitspraak gepaard ging, bracht tot uitdrukking dat ook in enig handelend optreden geen heil ge zien werd. Alles was zoals het was, ja ja. £]en buurvrouw zed in zo'n ge val altijd: och toch. Daar ligt iets meer gevoel in, vooral Medelijden. Maar ook een rest van verwondering of protest roert hier nog zijn staart. Wan neer we „och" zeggen, spreken we ons gevoel over een situatie U1t en „toch" geeft aan dat er sprake is van een tegengestelde overweging Het zwichten voor de feiten is nie+ realistisch en nuchter, maar lyrisch. Er zit een emotie achter, het komt voort uit een overtuiging die be vochten wordt op onze eigen Machteloosheid. En dat is lang Met altijd lui, zielig, tragisch of ?P andere manieren negatief te Mterpreteren. „Och toch'' zeg ik ook, wanneer ik beneden mij het Moeiend park zie. Het is niet veel meer dan laten horen, dat we iets kunnen zeggen, maar er ve™er van afzien. Er zijn veel van die bevesti gende formules in deze trant, waarin niets meer ter sprake Komt dan dat de dingen zijn zo- i?-5e zÜn' Onze buurman zei e rijd: „Ja, dat vertel ik je". Hij «i dat vooral bij zaken die zijn grote verbazing of zijn instem- ™ng gaande maakten. „Als de uitsers komen, slaan we ze op e hersens, dat vertel ik je". 3 iemand constateerde dat het rg koud was, vulde hij aan: .,JQ.veTtel !k je. Hij ging daarna strekt niet over tot enige ver lening, maar liet het bij deze of een heel ander feit zijn. „Des te erger voor de feiten" zei He- gel als ze hem kwamen vertel len dat zijn filosofie niet met de feiten klopte. Maar onze buur man was geen Hegel. Hij vond het wat moeilijk op zijn eentje en met geen ander instrument dan zijn weerloze beschouwelijk heid iets aan de feiten te ver anderen of zich daar boven te plaatsen. Het is dus maar het verstandigste toe te geven dat het zo is en niet anders. Het ly risch zwichten verloopt hier in een kronkel die te vergelijken is met de gedachtengang achter het moederlijke „och toch". Al les is natuurlijk, zoals het is, maar toch: het is niet zo van zelfsprekend dat het zo is. Het mooiste en zeldzaamste stopwoord dat ik op dit gebied ken is „eigenlijk en zo", dat door een oude boer te pas en te onpas gebruikt werd. Het ver tolkte alleen maar zijn vermoe den dat de dingen een diepere achtergrond hebben, maar liet de aard daarvan volkomen in het ongewisse- „Eigenlijk", zo ongeveer hebben we van Heideg ger geleerd, is een structuur van de werkelijkheid die dieper ligt dan de toevallige oppervlak te en aan hogere eisen beant woord. De wereld is niet zoals hij „eigenlijk'' zou moeten zijn. In dit woord wordt het protest luid. De man die .eigenlijk en zo" zei, gooide zijn hengel uit in de diepere lagen van het viswa ter. maar hjj deed dat zonder veel geloof in een mogelijke vangst Want eigenlijk is alles zoals het is, hoe erg dgt ook is voor de feiten. Een blik op het park overtuigt mij daarvan. „Waarom speelde er een golf van verwachting door Frankrijk, toen de meisjes en jongens in Parijs de barricades opwierpen? Waarom verklaarden arbei ders op een mement staakten er meer dan tien mil joen zich solidair. Waarom herkenden tienduizen den zich, hun verlangen, hun hoop, hun toekomst verwachtingen in de leuzen? JP^e moderne welvaartsstaten zitten gevangen in het on overzichtelijke niemandsland van verouderde denkpa tronen. Economische, sociale, religieuze en politieke struk- turen beantwoorden in steeds mindere mate aan de eisen die wetenschap en techniek stellen en de mogelijkheden die ze bieden. In de verte gloort een toekomst die de mens - voor het eerst in zijn geschiedenis - werkelijk tot heerser van de schepping maakt, als hij erin slaagt zich door de talloze obsta kels heen te werken die hem de weg naar die zichtbare einder in hoge mate onbegaanbaar lijken te maken. Als men deze visie aanvaardt, de beoefenaren van wetenschap zijn het er in grote trekken beslist mee eens, wordt onmiddellijk duidelijk in welk een dilemma de democratieën zich bevinden. Ook al, omdat daar de „natuurlijke" oppositie het proletariaat door de stijgende welvaart in toenemende mate in slaap wordt gesust. kacs, Marcuse en Adorno. Voor het eerst woedt er gewezen op het bij zondere karakter van de industriële consumenten-maatschappij Een maatschappij die alle ken merken draagt van een autoritaire samenleving met een sterk repres sief karakter, waarin de burgers steeds meer wel de rechten maar niet de verantwoordelijkheden van- het volwaardig staatsburgerschap hebben. Het is in die landen een minder heid wetenschappelijke werkers en studenten die zich gefrustreerd voelt in het verouderde keurslijf van een maatschappelijk stelsel dat zij dagelijks als te eng en te knellend ondergaan. Zij hebben het gevoel dat het systeem is vastgelopen, dat er geen werkelijke alternatieven meer zijn. Zij hebben het paradoxa le gevoel dat zij niet in een demo cratie leven. Dit houdt in dat de voorwaarden waaronder studie en wetenschappe lijk onderzoek mogelijk zijn in de ge- industrialiseerde samenleving pri maire factoren zijn voor het bestaan ervan. Geen bijzaken dus van onder geschikt belang. Geen zaken meer, waarmee politici naar willekeur en met het oog op partijbelangen kun nen spelen. Men kan stellen dat in de negen tiende eeuw de toestand van de ar beidende klasse voor „links" hef uit gangspunt is geweest voor de strijd om verandering van het maatschap pelijk stelsel. Maar de universitaire toestand is op het ogenblik even ge laden met politieke, sociale, econo mische en revolutionaire consequen ties en dreigingen als toen de levens omstandigheden van het proleta riaat. In dit licht bezien is de studie die Leopold de Buch en Bob Groen wij den aan de grote studenten-revolte van mei 1968 in Frankrijk verhelde rend en brengt zij klaarheid over ve le zaken die nauwelijks helder zijn overgekomen. Waarom spoelde er een golf van verwachting door Frankrijk, toen de meisjes en jongens in Parijs de bar ricades opwierpen? Waarom ver klaarden arbeiders op een mo ment staakten er meer dan tien mil joen! zich solidair? Waarom her kenden tienduizenden zich, hun ver langen, hun hoop, hun toekomstver wachtingen in de leuzen? „De ana tomie van de opgetogenheid" noemt De Buch dit. Aanvankelijk was de algemene opi nie dat een stelletje bevoorrechte jongelui de boel eens fijn pp stelten wilden zetten. Het waren immers vooral de rijkelui's kinderen die aan de universiteit van Nanterre studeer den velen hadden dure auto's, fraaie flats die de revolutionaire kat de bel aanbonden. De commu nisten keerden zich fel tegen hen. Later, toen bleek dat er heel iets anders dan een leuke rel aan de hand was en de politieke partijen en vakbonden in Frankrijk gecon fronteerd werden met het feit dat er zich iets dreigde te voltrekken zon der dat zij een vinger in de pap had den, probeerden zij zich van die re volutie meester te maken. Tenslotte verkocht de communis tische partij de revolutie voor enkele onbelangrijke financiële voordelen in arbeidscontracten en liet zij de stu denten in de steek. In deze merkwaardige mei-revolte het heengaan van De Gaulle is er mede door veroorzaakt is voor het eerst in de geschiedenis ernst gemaakt met de van Marx afkom stige vervreemdingstheorie door een opstandige beweging. Voor het eerst hebben die opstandige jonge mensen die door hun studie-ervaringen op de hoogte zijn gekomen van het feit dat onze maatschappij vastloopt, reliëf gegeven aan de theorieën over onze samenleving van Reich, Weber, Lu- Natuurlijk, in het boek wordt er herhaaldelijk op gewezen, had die studentenrevolte vele andere ken merken, speelde het avontuur mee, evenals de gedachte dat van de ene dag op de andere die samenleving zou kunnen worden omvergeworpen. En ook, hoe kan het anders, de spe ciale stagnatie in het Franse politie ke leven, dat door het optreden van De Gaulle een soort fossiel karakter had gekregen. Door dat optreden en het onvermogen van de Franse po litici de tekenen van de komende tij den te verstaan en uit te groeien bo ven hun kleine persoonlijke belangen en eerzuchten. Maar het wezen van die studenten revolutie gaat om het antwoord op de vraag, of wij bereid zijn ons verouderd maatschappelijk inzicht aan te passen aan de verworven heden van het wetenschappelijk onderzoek. Welk gebruik willen maken van onze technische en we tenschappelijke vooruitgang Een benauwende vraag, omdat juist die welvaartsmaatschappij ons vermogen om kritische vragen te stellen over mens en maatschappij uitholt. Juist dit vermogen, basis van elke vooruitgang, wordt omge zet in materiële verlangens waaraan voldaan kan worden. Van honger en gebrek is in de landen van de indus triële welvaartssfeer geen sprake meer. Die mens heeft nog maar één di mensie (Marcuse): steeds meer ma teriële welvaart. „Zijn emotionele le ven is gefrustreerd, zijn gevoelsle ven afgestompt, zijn verbeeldings kracht gevangen in de schablones van de gemanipuleerde massa-com municatie, de reclame slogans. Zijn wereld- en mensbeeld zit in het keurslijf van de kritiekloos aanvaar de consumptieve produktie. Die mens, en dat is de tragedie, wil die samenleving niet veranderen. Hij kan zich geen andere dan de heer sende orde voorstellen". En hier raakt Buch dan meteen aan de kenmerken van de „recht se" en de „linkse" houding. Veel van wat voor „links" doorgaat is dat niet. Juist in de linkse kringen treft men de mentaliteit aan die ty pisch „rechts" is. De voorstelling van zaken die hervorming impliciet gelijkstelt aan chaos en die haar daarom als verwerpelijk voorstelt. Er staan daarover belangwekkende pagina's in dit boek. Ook verhelde rende pagina's. En misschien ligt hier wel een van de verklaringen voor de malaise waarin de „linkse" partijen zich bevinden. Trouwens, zo meent De Buch, die partijen zitten nog steeds vast aan een electoraat dat zij vereenzelvigen met „de arbeiders". Een enorme vergissing, want in de industrielan den zijn die arbeiders kleine bezit- teifjes geworden. Niet van kapitalen. Wel van sociale zekerheden en voor rechten. Ze bewaken die angstvallig. Revolutionair elan hoeft men bij hen niet te verwachten. Als de socialistische partijen voor de toekomst betekenis willen heb ben, zo stelt hij, zullen zij moeten begrijpen dat hun nieuwe aanhang onder de beoefenaren van weten schap en onder de studenten moet worden gezocht. Ook dat wordt keer op keer bewezen door wat studenten stellen, als zij tot acties overgaan. rijk, was in die meidagen letterlijk „de verbeelding aan de macht". De revolutie van de studenten is en was niet gericht op duidelijk omschreven hervormingen van de universiteit. Wel echter op het scheppen van her- vermbare structuren. Misschien is de doelstelling van de studenten-revolte nimmer zo kort en duidelijk gesteld dan door Cohn- Bendit. „Wij strijden in naam van een wetenschappelijk^ kermis die wel bestaat, maar niet gébruikt wordt". De werkelijke inhoud van de stu denten-revolte is, ontdaan van een verouderd jargon, een opzienbarende poging de kloof te overbruggen tus sen onze sociale kennis en de ma nier waarop de samenleving nu functioneert. De studenten willen een einde maken aan de fictie dat ken nis binnen de universiteit moet blij ven en de realiteit er buiten, aldus De Buch. Het probleem waarmee ieder die inziet dat hervormingen op maat schappelijk gebied dringend zijn ge boden te maken heeft is dat de be staande structuren elke hervorming bij voorbaat onmogelijk maken als geen „onwettige" acties worden ge voerd. Er is een schijnbaar onver woestbare muur van „rechtsheid". In Frankrijk, en daar niet alleen, danken vele van de zich als „links" bekennende partijen daaraan hun kracht. Binnen die partijen, vooral bij de communistische is hervor ming onmogelijk en als men van buiten af kritiek op die partijen uit oefent is men een vijand. Dit alles dient men te overdenken, als men tot een onafhankelijk oor deel wil komen over wat nu al sinds enkele jaren leeft en woelt in de stu denten-wereld. In Parijs, in Frank- Bovendien geeft deze studie u vol op gelegenheid kennis te nemen van de Franse politieke situaitie. U kunt lezen, hoe de politie in dat land, eens de bakermat van de burgervrij- heden, te keer gaat. Geen politie staat? Wie die de feiten verneemt, durft dat nog met alle zekerheid te zeggen. Een dictatuur? Misschien wat te sterk. Maar wel een land dat duidelijk de kenmerken vertoont van een maatschappelijk stelsel dat zich alleen nog in stand ban houden door op zeer knappe manier overigens te manipuleren met het Gaullis- me, met de massa-communicatie middelen en met de beoefenaren van de wetenschappen. En van dat alles is de vervreem ding van de moderne mens die leeft in een technisch ontwikkelde samen leving de oorzaak. Zijn potentiële mogelijkheden worden onderdrukt, hij wordt geëxploiteerd in het kost baarste dat hij heeft, zijn vermogen kritisch te staan in de samenleving. Die repressie leidt tot de revolte van de vrouwen en mannen die de verworvenheden van de wetenschap kennen of ermee in aanraking ko men. Die verzetten zich steeds sterker tegen de instituitionalisaitie, tegen de vakbonden die de leden vertellen wat hun wensen zijn in plaats van omgekeerd, tegen de regering die het volk beschouwt als een instru ment, terwijl zij zich zou moeten zien als een instrument van dat volk. Een boeiend en helder geschre ven hoek, dat verten opent, vra gen doet rijzen en wegen wijst. En dat alles tegen wat later mis schien zal worden gezien als een keerpunt in de geschiedenis, in de weg die de mens moet afleggen naar de post-industriële samen leving: de mei-opstand van de Franse studenten in 1968. JACQUES LEVIJ L. de Buch en B. Groen„de verbeelding aan de macht". (Bru- na, 2S3 pag.) BREDA CHL'R Dat nooit meer'. Met deze trieste verzuchting zijn veel bisschoppen een week ge leden uit Chur thuisgekomen. Tot dezelfde slotsom zijn ook de organi satoren van het Europese bisschop- pensymposium gekomen, zoals de vicaris-generaal van het bisdom Chur, prof. dr. Alois Sustar, die vierkant zei dat het symposium in de war was geschopt door „het je- zeur" van die priesters om toelating en inspraak. Van de zijde van de bisschoppen is vooral het verwijt ge hoord dat door de slechte organisa tie het symposium zelfs nauwelijks heeft beantwoord aan het oorspron kelijk gestelde doel: een vriend schappelijk gesprek ter wederzijdse informatie. Chur is echter ook, en vooral, om andere redenen een teleurstelling geworden. Er is: A. geen vooruitgang gemaakt bij het streven naar een officiële Euro pese bisschoppenconferentie met ei gen bevoegdheden; B. geen zinnige stap verder gezet op de weg naar ontkoppeling van priesterschap en celibaat; C. door, een beetje ruw geschat, 90 procent van de aanwezige bis schoppen niet meer te berde ge bracht dan wat vrijblijvende alge meenheden en reeds in veel boeken veel beter uitgewerkte gedachten (waarbij we meteen graag een uit zondering maken voor de slotrede van kardinaal Suenens). We mogen bij dit laatste niet ver geten dat veel van wat gezegd is in de oren van een aantal bisschop pen toch nog verrassend nieuw klonk en het zijn niet alleen de meest „voorlijken" die recht van spreken zouden hebben. Het wordt echter een andere zaak wanneer we zien hoe snel de wereld en haar den ken zich ontwikkelen. Dan gaat het er eenvoudig om wie dit kan bijhou den, wie hier een eerlijk en ver staanbaar antwoord vanuit de kerk kan geven op de zich even snel evo luerende vragen en problemen van die wereld. Met dit voor ogen kan het sym posium der bisschoppen in Chur in grote lijnen niet anders dan een pijnlijke indruk van middelmatig heid achterlaten. Een indruk van niet berekend zijn voor zijn taak niet de taak die het symposium zichzelf middels een. agenda had ge steld, maar de taak die de wereld, c.q. een groeiend deel van de Eu ropese kerk aan deze bisschoppen- bijeenkomst had gesteld. Dit zijn twee verschillende dingen gebleken. En deze situatie, in Chur op bijna dramatische wijze tastbaar door de aanwezigheid van* de pries ters, draagt een gevaar in zich, dat dezer dagen de alom erkende ker kelijk redacteur van Le Monde, Henri Fesquet, signaleerde. Het ge vaar n.l. dat men, evenals in Ame rika reeds gebeurt, in Europa een soort „parallel-kerk" tot ontwikke ling laat komen, die zich psycholo gisch en theologisch van de hiërar chie verwijdert. Voor Frankrijk lijkt dit gevaar vooralsnog wel het meest acuut. Al met al draagt deze gevaren- situatie niet bij tot een snelle toe nadering tussen de zg. progressieve en conservatieve bisschoppen in Eu ropa. Zo'n poging tot toenadering was Chur. Maar Chur heeft eerder bijgedragen tot een scheiding der geesten. En hier moeten we even een blik werpen op de kwesties van de Europese bisschoppenconferen tie en van het celibaat. Vooropgesteld moet worden dat deze beide punten niet twee afzon derlijke doelstellingen vormen, die de progressieve bisschoppen in Eu ropa voor ogen staan. Beide hangen nauw samen, inzoverre namelijk in zake het celibaat niet anders dan op het niveau van nationale of re gionale bisschoppenconferenties naar ontkoppeling gewerkt kan wor den, nu vanuit Rome (voorlopig) geen initiatief in die richting to ver wachten is. Beslissingen nemen op nationaal of regionaal niveau kan men echter niet zonder bevoegdhe den. Tegen deze kerk-politieke ach tergrond speelt het brandend actue le pastorale probleem van het celi baat in zijn huidige verplichtende vorm. Van de andere kant had een eens luidende opvatting (geuit in een re solutie b.v.) onder de bisschoppen in Chur over de kwestie der ontkop peling een sterk handvat kunnen vormen bij het streven naar meer bevoegdheden t.ov. Rome. De voor stellen van kardinaal Suenens, ge daan op de slotzitting van het sym posium, waarbij hij o.m. pleitte voor het toelaten van gehuwde man nen tot het priesterambt, moet men dan ook vooral zien als een po ging de problematiek van Chur niet in de nevelen van een hiërarchisch zwijgen te laten opgaan, maar zo dringend mogelijk en met de we reldpers als getuige aan de orde te stellen. De tijd dringt namelijk, dat beseffen met name de Neder landse bisschoppen maar al te goed. Wie dit, behalve hen en de kar dinalen Suenens en Döpfner en ver der enkele Europese bisschoppen nag meer beseffen, zal spoedig blij ken, en wel in oktober aanstaande, op de synode in Rome, waar het wereldepiscopaat vertegenwoor digd zal zijn. Het is duidelijk dat dan dezelfde problemen centraal zullen- staan. Met dit verschil dat de verhouding tussen „Rome" (het centrale kerke lijke gezag) en de verschillende bis schoppenconferenties (nationale en- of regionale, resp. continentale) of ficieel punt van de bespreking zal zijn, terwijl dit in Chur slechts „wandelgangenstof" was. In hoeverre de celibaatskwestie in Rome uit de wandelgangensfeer in de sfeer van openlijk (en open baar?) overleg getrokken kan wor den, valt niet te zeggen. Het lijkt echter al teveel gevergd van de ko mende synode dat daar het voorstel van kardinaal Suenens om de celi baatskwestie aan een grootscheeps onderzoek te onderwerpen, serieus in overweging zal worden genomen. Meer heil verwachten we van 'de druk die vanuit het wereldepisco paat op Rome zal worden uitgeoe fend om aan de regionale bisschop penconferenties (zoals Zuid-Ameri- ka nu heeft in de CELAM, en zoals Afrika eind deze maand in Oegan da in aanwezigheid van de paus gaat oprichten) uitgebrei- deze bevoegdheden mee te geven. Definitieve en ingrijpende besluiten zullen ook hierover echter op deze synode zeker niet vallen. Zoals een aantal bisschoppen ook in Chur op merkten: de angst in Rome is groot. En zullen de regionale bisschoppen conferenties uit Rome zonder be voegdheden en met alleen maar meer vermaningen naar huis gaan, dan valt voor de nationale bisschop penconferenties (b.v. het Neder lands episcopaat) helemaal weinig positiefs in deze richting te verwach ten. De beslissingen die de Neder landse bisschoppen daarna inzake het celibaat, maar ook op andere terrein- en, ongetwijfeld zullen moe ten nemen, zullen zwaar, zeer zwaar zijn. De Europese bisschoppen hebben zich bij hun vertrek uit Chur voor genomen een andere vorm van over leg te gaan zoeken. Van de gang van zaken in oktober in Rome zal afhangen of de realisering van een echte bisschoppenconferentie (met bevoegdheden) in Europa een zaak van korte of van zeer lange termijn zal worden. Een zeer belangrijk punt, dat men steeds voor ogen moet houden, is dat bijna geen enkel land zo'n eens gezind episcopaat heeft dan Neder land. In Chur bleek overduidelijk dat in alle andere Europese landen de bisschoppen per land steeds, soms zeer scherp, tegenover elkaar staan als het gaat om de werkelijke hangijzers, zoals de taak van de kerk in de wereld anno 1969 en vol gende, de positie van de priester (o,a. celibaat), de relatie met Ro me enz. De conclusie ligt voor de hand: zomin als er één politiek Europa bestaat, zo bestaat er één katholiek of kerkelijk, laat staan christelijk Europa. Het hele gevecht dat, in Chur on der de tafel en in Rome waarschijn lijk meer openlijk, geleverd wordt, handelt in feite om de brandende vraag: wat komt er nu eigenlijk van alles wat wij bisschoppen op het tweede Vaticaans concilie heb ben afgesproken en op papier gezet, in de praktijk terecht? Letterlijk de vraag die de priesters vorige week de in Chur verzamelde bisschoppen hebben gesteld. De bekende theoloog Karl Rahner zei dezer dagen in het Westduitse blad Publik precies waar het nu om gaat: „Het experiment van het tweede Vaticaanse concilie kan ook vandaag nog mislukken. Maar dan mislukt het, omdat men niet de moed heeft, dit experiment in de geest van het concilie in zijn con sequenties. J. LANDMAN

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 11