Commentaar
OCH TOCH
Revolutie in een industriestaat
HET CONCILIE KAN NOG MISLUKKEN
DR. CORN. VERHOEVEN.
n
„Vergissing"
Onvermogen
Geladen
Voor het eerst
Een dimensie
Te sterk
Gebruiken
11
DE STEM VAN ZATERDAG 19 JULI 1969
17
-v
N PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILINGEN«PEILINGEN'PINGEN PEIUNGEN
EJLINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN^PEIU
fÉN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL
In het Iterson-ziekenhuis te Gouda is dezer dagen bij een achtenvijftig
jarige dame uit Waddinxveen het verkeerde been afgezet.
De geneesheer-directeur heeft over deze vergissing een verklaring af
gelegd en dat is natuurlijk loffelijk, maar enkele onderdelen van die
verklaring nodigen toch wel uit tot een onmiddellijke reactie.
Or. Geelkerken zegt bijvoorbeeld dat de patiënte de vertrouwensrelatie
met het ziekenhuis niet heeft opgezegd en dat zij „zeer negatief staat
tegenover de publiciteit in deze zaak". Wij hopen niet dat hij daarmee niets
wil betogen. Hij zou zich namelijk, gezien de ernst van hef geval, niet
mogen beklagen wanneer de patiënte die vertrouwensrelatie wel had op
gezegd en zeer positief zou staan tegenover genoemde publiciteit. Open
baarheid in zaken als deze, die door de medische wereld maar al te vaak
wordt geschuwd, kan namelijk een eventueel noodzakelijke sanerende
werking hebben.
Als dr. Geelkerken voorts verklaart dat de vergissing mede in de hand
gewerkt kan zijn door het feit dat men links en rechts mogelijk heeft ver
wisseld doordat de patiënte op haar rug lag, terwijl ze anders op haar buik
placht te liggen, dan kijken we, om zacht uit te drukken, toch wel even
verbaasd. We kunnen ons namelijk voorstellen dat een monteur de lin-
kervoorband van een auto verwisselt, terwijl de klant over de rechterband
heeft gesproken, maar dat men bij een amputatie links en rechts door
elkaar haalt kunnen we ons niet voorstellen. Met geen mogelijkheid zelfs.
Bij zaken van leven en dood moet zoiets door de waterdichtheid van con
trole en dubbelconfrole uitgesloten zijn.
En als er, ondanks alles, dan toch zo'n fout wordt gemaakt. ge
zegend de publiciteit die ze dan aan de kaak stelt en die bovendien
signaleert dat elke verklaring die, al is het maar in de ondertoon, laco
niek klinkt, ergerlijk misplaatst is.
liet uitzicht vanaf de plaats
waar ik verondersteld word
mijn uiterst nuttige taak te ver
richten, is vandaag zo uitdagend
mooi, dat het mij tot werkeloze
beschouwelijkheid doemt. De na
tuur is hier bijna ongerept en
zelfs de manier waarop zij ge
rept is draagt mijn volledige
goedkeuring weg. Het zou niet
anders kunnen zijn en het hoeft
niet anders. Natuur js nooit
kitsch. De mensen die zich bewe
gen in dit grotendeels door hen
zelf geschapen landschap, gedra
gen zich zo devoot alsof het niet
door hen gemaakt, maar alleen
ontdekt was. Ineens, uitgedaagd
door de werkelijkheid en gretig
zwichtend voor de feiten, zijn zij
geen gulzige consumenten meer
of driftige veranderaars, maar
beschouwelijke getuigen. Zo'n
uitzicht nodigt niet tot werken,
maar woelt in mij de lyrische
langzaamheid naar boven die ik
als veel wezenlijker beschouw.
De dingen zijn zoals ze zijn en
het enige dat we kunnen doen is
met zo weinig mogelijk woorden
zeggen dat het zo is-
Er schiet mü vanuit mijn
vroegste herinneringen een
reeks van stopwoorden te binnen
waarin dit besef van onmacht,
tevredenheid of verzadiging
summier verwoord wordt. Kape
laans zeiden gewoonlijk „zo zo"
of „ja ja" of „kijk kijk", als ze
meenden iets te moeten zeggen,
maar toch geen hele volzin ter
beschikking hadden. De herha
ling was een nadrukkelijke be
vestiging van een toestand, de
kortheid van hun uitlating gaf
i aan dat er buiten deze constate
ring weinig te zeggen viel, het
aankondiging die helemaal geen
vertellend karakter had- Hij ver
telde dat hü het eens was met
waf de ander vertelde en hij
vertelde dat door te zeggen dat
hij het vertelde. Zo beloven we
ook door te zeggen dat we belo
ven en vergeven we door te zeg
gen dat we vergeven. Over deze
uitingen waarin we niet het
woord bij de daad voegen, maar
waarin het woord zelf de enige
daad is, heeft, als ik mij niet
vergis, de Engelse filosoof Aus
tin een studie geschreven; maar
dit doet nu niet ter zake. Wat ik
bedoel te zeggen is alleen maar
dit: woorden moeten soms uitge
sproken worden om ons in staat
te stellen ze daarna als het ware
weer uit te wissen en ze te la
ten opgaan in de werkelijkheid
die ons tot een beschouwelijke
houding uitnodigt. Van zo'n woor
den kan dan niet geëist worden
dat ze een logische structuur
hebben; ze hoeven alleen maar
de communicatie op gang te
brengen. Daarna heffen zij zich
zelf op-
2e kunnen dat ook doen door
hun onlogische structuur zelf.
Een van onze buren had een
heel komisch stopwoord, dat
niettemin op onvervangbare ma
nier zijn sympathieke en be
schouwelijke aard vertolkte. Het
luidde: „Het is een feit, maar
het is zo". Het duidelijke gebrek
aan logica in deze uitspraak is
zeer functioneel; het is de ver
tolking van weer een rest van
verwondering en protest. Dat iets
toevallig een feit is, zegt eigen
lijk niet alles, want het kon voor
hetzelfde geld ook wel geen feit
handenwrijven dat altijd met zo'n
uitspraak gepaard ging, bracht
tot uitdrukking dat ook in enig
handelend optreden geen heil ge
zien werd. Alles was zoals het
was, ja ja.
£]en buurvrouw zed in zo'n ge
val altijd: och toch. Daar
ligt iets meer gevoel in, vooral
Medelijden. Maar ook een rest
van verwondering of protest
roert hier nog zijn staart. Wan
neer we „och" zeggen, spreken
we ons gevoel over een situatie
U1t en „toch" geeft aan dat er
sprake is van een tegengestelde
overweging Het zwichten voor
de feiten is nie+ realistisch en
nuchter, maar lyrisch. Er zit
een emotie achter, het komt
voort uit een overtuiging die be
vochten wordt op onze eigen
Machteloosheid. En dat is lang
Met altijd lui, zielig, tragisch of
?P andere manieren negatief te
Mterpreteren. „Och toch'' zeg ik
ook, wanneer ik beneden mij het
Moeiend park zie. Het is niet
veel meer dan laten horen, dat
we iets kunnen zeggen, maar er
ve™er van afzien.
Er zijn veel van die bevesti
gende formules in deze trant,
waarin niets meer ter sprake
Komt dan dat de dingen zijn zo-
i?-5e zÜn' Onze buurman zei
e rijd: „Ja, dat vertel ik je". Hij
«i dat vooral bij zaken die zijn
grote verbazing of zijn instem-
™ng gaande maakten. „Als de
uitsers komen, slaan we ze op
e hersens, dat vertel ik je".
3 iemand constateerde dat het
rg koud was, vulde hij aan:
.,JQ.veTtel !k je. Hij ging daarna
strekt niet over tot enige ver
lening, maar liet het bij deze
of een heel ander feit zijn. „Des
te erger voor de feiten" zei He-
gel als ze hem kwamen vertel
len dat zijn filosofie niet met de
feiten klopte. Maar onze buur
man was geen Hegel. Hij vond
het wat moeilijk op zijn eentje
en met geen ander instrument
dan zijn weerloze beschouwelijk
heid iets aan de feiten te ver
anderen of zich daar boven te
plaatsen. Het is dus maar het
verstandigste toe te geven dat
het zo is en niet anders. Het ly
risch zwichten verloopt hier in
een kronkel die te vergelijken is
met de gedachtengang achter
het moederlijke „och toch". Al
les is natuurlijk, zoals het is,
maar toch: het is niet zo van
zelfsprekend dat het zo is.
Het mooiste en zeldzaamste
stopwoord dat ik op dit gebied
ken is „eigenlijk en zo", dat
door een oude boer te pas en te
onpas gebruikt werd. Het ver
tolkte alleen maar zijn vermoe
den dat de dingen een diepere
achtergrond hebben, maar liet
de aard daarvan volkomen in
het ongewisse- „Eigenlijk", zo
ongeveer hebben we van Heideg
ger geleerd, is een structuur
van de werkelijkheid die dieper
ligt dan de toevallige oppervlak
te en aan hogere eisen beant
woord. De wereld is niet zoals
hij „eigenlijk'' zou moeten zijn.
In dit woord wordt het protest
luid. De man die .eigenlijk en
zo" zei, gooide zijn hengel uit in
de diepere lagen van het viswa
ter. maar hjj deed dat zonder
veel geloof in een mogelijke
vangst Want eigenlijk is alles
zoals het is, hoe erg dgt ook is
voor de feiten. Een blik op het
park overtuigt mij daarvan.
„Waarom speelde er een golf van verwachting
door Frankrijk, toen de meisjes en jongens in Parijs
de barricades opwierpen? Waarom verklaarden arbei
ders op een mement staakten er meer dan tien mil
joen zich solidair. Waarom herkenden tienduizen
den zich, hun verlangen, hun hoop, hun toekomst
verwachtingen in de leuzen?
JP^e moderne welvaartsstaten zitten gevangen in het on
overzichtelijke niemandsland van verouderde denkpa
tronen. Economische, sociale, religieuze en politieke struk-
turen beantwoorden in steeds mindere mate aan de eisen die
wetenschap en techniek stellen en de mogelijkheden die ze
bieden. In de verte gloort een toekomst die de mens - voor
het eerst in zijn geschiedenis - werkelijk tot heerser van de
schepping maakt, als hij erin slaagt zich door de talloze obsta
kels heen te werken die hem de weg naar die zichtbare einder
in hoge mate onbegaanbaar lijken te maken.
Als men deze visie aanvaardt, de beoefenaren van wetenschap zijn
het er in grote trekken beslist mee eens, wordt onmiddellijk duidelijk
in welk een dilemma de democratieën zich bevinden. Ook al, omdat
daar de „natuurlijke" oppositie het proletariaat door de stijgende
welvaart in toenemende mate in slaap wordt gesust.
kacs, Marcuse en Adorno. Voor het
eerst woedt er gewezen op het bij
zondere karakter van de industriële
consumenten-maatschappij
Een maatschappij die alle ken
merken draagt van een autoritaire
samenleving met een sterk repres
sief karakter, waarin de burgers
steeds meer wel de rechten maar
niet de verantwoordelijkheden van-
het volwaardig staatsburgerschap
hebben.
Het is in die landen een minder
heid wetenschappelijke werkers
en studenten die zich gefrustreerd
voelt in het verouderde keurslijf van
een maatschappelijk stelsel dat zij
dagelijks als te eng en te knellend
ondergaan. Zij hebben het gevoel
dat het systeem is vastgelopen, dat
er geen werkelijke alternatieven
meer zijn. Zij hebben het paradoxa
le gevoel dat zij niet in een demo
cratie leven.
Dit houdt in dat de voorwaarden
waaronder studie en wetenschappe
lijk onderzoek mogelijk zijn in de ge-
industrialiseerde samenleving pri
maire factoren zijn voor het bestaan
ervan. Geen bijzaken dus van onder
geschikt belang. Geen zaken meer,
waarmee politici naar willekeur en
met het oog op partijbelangen kun
nen spelen.
Men kan stellen dat in de negen
tiende eeuw de toestand van de ar
beidende klasse voor „links" hef uit
gangspunt is geweest voor de strijd
om verandering van het maatschap
pelijk stelsel. Maar de universitaire
toestand is op het ogenblik even ge
laden met politieke, sociale, econo
mische en revolutionaire consequen
ties en dreigingen als toen de levens
omstandigheden van het proleta
riaat.
In dit licht bezien is de studie die
Leopold de Buch en Bob Groen wij
den aan de grote studenten-revolte
van mei 1968 in Frankrijk verhelde
rend en brengt zij klaarheid over ve
le zaken die nauwelijks helder zijn
overgekomen.
Waarom spoelde er een golf van
verwachting door Frankrijk, toen de
meisjes en jongens in Parijs de bar
ricades opwierpen? Waarom ver
klaarden arbeiders op een mo
ment staakten er meer dan tien mil
joen! zich solidair? Waarom her
kenden tienduizenden zich, hun ver
langen, hun hoop, hun toekomstver
wachtingen in de leuzen? „De ana
tomie van de opgetogenheid" noemt
De Buch dit.
Aanvankelijk was de algemene opi
nie dat een stelletje bevoorrechte
jongelui de boel eens fijn pp stelten
wilden zetten. Het waren immers
vooral de rijkelui's kinderen die aan
de universiteit van Nanterre studeer
den velen hadden dure auto's,
fraaie flats die de revolutionaire
kat de bel aanbonden. De commu
nisten keerden zich fel tegen hen.
Later, toen bleek dat er heel iets
anders dan een leuke rel aan de
hand was en de politieke partijen
en vakbonden in Frankrijk gecon
fronteerd werden met het feit dat er
zich iets dreigde te voltrekken zon
der dat zij een vinger in de pap had
den, probeerden zij zich van die re
volutie meester te maken.
Tenslotte verkocht de communis
tische partij de revolutie voor enkele
onbelangrijke financiële voordelen in
arbeidscontracten en liet zij de stu
denten in de steek.
In deze merkwaardige mei-revolte
het heengaan van De Gaulle is
er mede door veroorzaakt is voor
het eerst in de geschiedenis ernst
gemaakt met de van Marx afkom
stige vervreemdingstheorie door een
opstandige beweging. Voor het eerst
hebben die opstandige jonge mensen
die door hun studie-ervaringen op de
hoogte zijn gekomen van het feit dat
onze maatschappij vastloopt, reliëf
gegeven aan de theorieën over onze
samenleving van Reich, Weber, Lu-
Natuurlijk, in het boek wordt er
herhaaldelijk op gewezen, had die
studentenrevolte vele andere ken
merken, speelde het avontuur mee,
evenals de gedachte dat van de ene
dag op de andere die samenleving
zou kunnen worden omvergeworpen.
En ook, hoe kan het anders, de spe
ciale stagnatie in het Franse politie
ke leven, dat door het optreden van
De Gaulle een soort fossiel karakter
had gekregen. Door dat optreden en
het onvermogen van de Franse po
litici de tekenen van de komende tij
den te verstaan en uit te groeien bo
ven hun kleine persoonlijke belangen
en eerzuchten.
Maar het wezen van die studenten
revolutie gaat om het antwoord op
de vraag, of wij bereid zijn ons
verouderd maatschappelijk inzicht
aan te passen aan de verworven
heden van het wetenschappelijk
onderzoek. Welk gebruik willen
maken van onze technische en we
tenschappelijke vooruitgang
Een benauwende vraag, omdat
juist die welvaartsmaatschappij ons
vermogen om kritische vragen te
stellen over mens en maatschappij
uitholt. Juist dit vermogen, basis
van elke vooruitgang, wordt omge
zet in materiële verlangens waaraan
voldaan kan worden. Van honger en
gebrek is in de landen van de indus
triële welvaartssfeer geen sprake
meer.
Die mens heeft nog maar één di
mensie (Marcuse): steeds meer ma
teriële welvaart. „Zijn emotionele le
ven is gefrustreerd, zijn gevoelsle
ven afgestompt, zijn verbeeldings
kracht gevangen in de schablones
van de gemanipuleerde massa-com
municatie, de reclame slogans. Zijn
wereld- en mensbeeld zit in het
keurslijf van de kritiekloos aanvaar
de consumptieve produktie. Die
mens, en dat is de tragedie, wil die
samenleving niet veranderen. Hij
kan zich geen andere dan de heer
sende orde voorstellen".
En hier raakt Buch dan meteen
aan de kenmerken van de „recht
se" en de „linkse" houding. Veel
van wat voor „links" doorgaat is
dat niet. Juist in de linkse kringen
treft men de mentaliteit aan die ty
pisch „rechts" is. De voorstelling
van zaken die hervorming impliciet
gelijkstelt aan chaos en die haar
daarom als verwerpelijk voorstelt.
Er staan daarover belangwekkende
pagina's in dit boek. Ook verhelde
rende pagina's. En misschien ligt
hier wel een van de verklaringen
voor de malaise waarin de „linkse"
partijen zich bevinden.
Trouwens, zo meent De Buch, die
partijen zitten nog steeds vast aan
een electoraat dat zij vereenzelvigen
met „de arbeiders". Een enorme
vergissing, want in de industrielan
den zijn die arbeiders kleine bezit-
teifjes geworden. Niet van kapitalen.
Wel van sociale zekerheden en voor
rechten. Ze bewaken die angstvallig.
Revolutionair elan hoeft men bij hen
niet te verwachten.
Als de socialistische partijen voor
de toekomst betekenis willen heb
ben, zo stelt hij, zullen zij moeten
begrijpen dat hun nieuwe aanhang
onder de beoefenaren van weten
schap en onder de studenten moet
worden gezocht. Ook dat wordt keer
op keer bewezen door wat studenten
stellen, als zij tot acties overgaan.
rijk, was in die meidagen letterlijk
„de verbeelding aan de macht". De
revolutie van de studenten is en was
niet gericht op duidelijk omschreven
hervormingen van de universiteit.
Wel echter op het scheppen van her-
vermbare structuren.
Misschien is de doelstelling van
de studenten-revolte nimmer zo kort
en duidelijk gesteld dan door Cohn-
Bendit. „Wij strijden in naam van
een wetenschappelijk^ kermis die wel
bestaat, maar niet gébruikt wordt".
De werkelijke inhoud van de stu
denten-revolte is, ontdaan van een
verouderd jargon, een opzienbarende
poging de kloof te overbruggen tus
sen onze sociale kennis en de ma
nier waarop de samenleving nu
functioneert. De studenten willen een
einde maken aan de fictie dat ken
nis binnen de universiteit moet blij
ven en de realiteit er buiten, aldus
De Buch.
Het probleem waarmee ieder die
inziet dat hervormingen op maat
schappelijk gebied dringend zijn ge
boden te maken heeft is dat de be
staande structuren elke hervorming
bij voorbaat onmogelijk maken als
geen „onwettige" acties worden ge
voerd. Er is een schijnbaar onver
woestbare muur van „rechtsheid".
In Frankrijk, en daar niet alleen,
danken vele van de zich als „links"
bekennende partijen daaraan hun
kracht. Binnen die partijen, vooral
bij de communistische is hervor
ming onmogelijk en als men van
buiten af kritiek op die partijen uit
oefent is men een vijand.
Dit alles dient men te overdenken,
als men tot een onafhankelijk oor
deel wil komen over wat nu al sinds
enkele jaren leeft en woelt in de stu
denten-wereld. In Parijs, in Frank-
Bovendien geeft deze studie u vol
op gelegenheid kennis te nemen van
de Franse politieke situaitie. U kunt
lezen, hoe de politie in dat land,
eens de bakermat van de burgervrij-
heden, te keer gaat. Geen politie
staat? Wie die de feiten verneemt,
durft dat nog met alle zekerheid te
zeggen. Een dictatuur? Misschien
wat te sterk. Maar wel een land dat
duidelijk de kenmerken vertoont van
een maatschappelijk stelsel dat zich
alleen nog in stand ban houden door
op zeer knappe manier overigens
te manipuleren met het Gaullis-
me, met de massa-communicatie
middelen en met de beoefenaren van
de wetenschappen.
En van dat alles is de vervreem
ding van de moderne mens die leeft
in een technisch ontwikkelde samen
leving de oorzaak. Zijn potentiële
mogelijkheden worden onderdrukt,
hij wordt geëxploiteerd in het kost
baarste dat hij heeft, zijn vermogen
kritisch te staan in de samenleving.
Die repressie leidt tot de revolte
van de vrouwen en mannen die de
verworvenheden van de wetenschap
kennen of ermee in aanraking ko
men.
Die verzetten zich steeds sterker
tegen de instituitionalisaitie, tegen de
vakbonden die de leden vertellen
wat hun wensen zijn in plaats van
omgekeerd, tegen de regering die
het volk beschouwt als een instru
ment, terwijl zij zich zou moeten
zien als een instrument van dat
volk.
Een boeiend en helder geschre
ven hoek, dat verten opent, vra
gen doet rijzen en wegen wijst.
En dat alles tegen wat later mis
schien zal worden gezien als een
keerpunt in de geschiedenis, in de
weg die de mens moet afleggen
naar de post-industriële samen
leving: de mei-opstand van de
Franse studenten in 1968.
JACQUES LEVIJ
L. de Buch en B. Groen„de
verbeelding aan de macht". (Bru-
na, 2S3 pag.)
BREDA CHL'R Dat nooit
meer'. Met deze trieste verzuchting
zijn veel bisschoppen een week ge
leden uit Chur thuisgekomen. Tot
dezelfde slotsom zijn ook de organi
satoren van het Europese bisschop-
pensymposium gekomen, zoals de
vicaris-generaal van het bisdom
Chur, prof. dr. Alois Sustar, die
vierkant zei dat het symposium in
de war was geschopt door „het je-
zeur" van die priesters om toelating
en inspraak. Van de zijde van de
bisschoppen is vooral het verwijt ge
hoord dat door de slechte organisa
tie het symposium zelfs nauwelijks
heeft beantwoord aan het oorspron
kelijk gestelde doel: een vriend
schappelijk gesprek ter wederzijdse
informatie.
Chur is echter ook, en vooral, om
andere redenen een teleurstelling
geworden. Er is:
A. geen vooruitgang gemaakt bij
het streven naar een officiële Euro
pese bisschoppenconferentie met ei
gen bevoegdheden;
B. geen zinnige stap verder gezet
op de weg naar ontkoppeling van
priesterschap en celibaat;
C. door, een beetje ruw geschat,
90 procent van de aanwezige bis
schoppen niet meer te berde ge
bracht dan wat vrijblijvende alge
meenheden en reeds in veel boeken
veel beter uitgewerkte gedachten
(waarbij we meteen graag een uit
zondering maken voor de slotrede
van kardinaal Suenens).
We mogen bij dit laatste niet ver
geten dat veel van wat gezegd is
in de oren van een aantal bisschop
pen toch nog verrassend nieuw
klonk en het zijn niet alleen de
meest „voorlijken" die recht van
spreken zouden hebben. Het wordt
echter een andere zaak wanneer we
zien hoe snel de wereld en haar den
ken zich ontwikkelen. Dan gaat het
er eenvoudig om wie dit kan bijhou
den, wie hier een eerlijk en ver
staanbaar antwoord vanuit de kerk
kan geven op de zich even snel evo
luerende vragen en problemen van
die wereld.
Met dit voor ogen kan het sym
posium der bisschoppen in Chur in
grote lijnen niet anders dan een
pijnlijke indruk van middelmatig
heid achterlaten. Een indruk van
niet berekend zijn voor zijn taak
niet de taak die het symposium
zichzelf middels een. agenda had ge
steld, maar de taak die de wereld,
c.q. een groeiend deel van de Eu
ropese kerk aan deze bisschoppen-
bijeenkomst had gesteld.
Dit zijn twee verschillende dingen
gebleken. En deze situatie, in Chur
op bijna dramatische wijze tastbaar
door de aanwezigheid van* de pries
ters, draagt een gevaar in zich, dat
dezer dagen de alom erkende ker
kelijk redacteur van Le Monde,
Henri Fesquet, signaleerde. Het ge
vaar n.l. dat men, evenals in Ame
rika reeds gebeurt, in Europa een
soort „parallel-kerk" tot ontwikke
ling laat komen, die zich psycholo
gisch en theologisch van de hiërar
chie verwijdert. Voor Frankrijk
lijkt dit gevaar vooralsnog wel het
meest acuut.
Al met al draagt deze gevaren-
situatie niet bij tot een snelle toe
nadering tussen de zg. progressieve
en conservatieve bisschoppen in Eu
ropa. Zo'n poging tot toenadering
was Chur. Maar Chur heeft eerder
bijgedragen tot een scheiding der
geesten. En hier moeten we even
een blik werpen op de kwesties van
de Europese bisschoppenconferen
tie en van het celibaat.
Vooropgesteld moet worden dat
deze beide punten niet twee afzon
derlijke doelstellingen vormen, die
de progressieve bisschoppen in Eu
ropa voor ogen staan. Beide hangen
nauw samen, inzoverre namelijk in
zake het celibaat niet anders dan
op het niveau van nationale of re
gionale bisschoppenconferenties
naar ontkoppeling gewerkt kan wor
den, nu vanuit Rome (voorlopig)
geen initiatief in die richting to ver
wachten is. Beslissingen nemen op
nationaal of regionaal niveau kan
men echter niet zonder bevoegdhe
den. Tegen deze kerk-politieke ach
tergrond speelt het brandend actue
le pastorale probleem van het celi
baat in zijn huidige verplichtende
vorm.
Van de andere kant had een eens
luidende opvatting (geuit in een re
solutie b.v.) onder de bisschoppen
in Chur over de kwestie der ontkop
peling een sterk handvat kunnen
vormen bij het streven naar meer
bevoegdheden t.ov. Rome. De voor
stellen van kardinaal Suenens, ge
daan op de slotzitting van het sym
posium, waarbij hij o.m. pleitte
voor het toelaten van gehuwde man
nen tot het priesterambt, moet
men dan ook vooral zien als een po
ging de problematiek van Chur niet
in de nevelen van een hiërarchisch
zwijgen te laten opgaan, maar zo
dringend mogelijk en met de we
reldpers als getuige aan de orde
te stellen. De tijd dringt namelijk,
dat beseffen met name de Neder
landse bisschoppen maar al te goed.
Wie dit, behalve hen en de kar
dinalen Suenens en Döpfner en ver
der enkele Europese bisschoppen
nag meer beseffen, zal spoedig blij
ken, en wel in oktober aanstaande,
op de synode in Rome, waar het
wereldepiscopaat vertegenwoor
digd zal zijn.
Het is duidelijk dat dan dezelfde
problemen centraal zullen- staan.
Met dit verschil dat de verhouding
tussen „Rome" (het centrale kerke
lijke gezag) en de verschillende bis
schoppenconferenties (nationale en-
of regionale, resp. continentale) of
ficieel punt van de bespreking zal
zijn, terwijl dit in Chur slechts
„wandelgangenstof" was.
In hoeverre de celibaatskwestie
in Rome uit de wandelgangensfeer
in de sfeer van openlijk (en open
baar?) overleg getrokken kan wor
den, valt niet te zeggen. Het lijkt
echter al teveel gevergd van de ko
mende synode dat daar het voorstel
van kardinaal Suenens om de celi
baatskwestie aan een grootscheeps
onderzoek te onderwerpen, serieus
in overweging zal worden genomen.
Meer heil verwachten we van 'de
druk die vanuit het wereldepisco
paat op Rome zal worden uitgeoe
fend om aan de regionale bisschop
penconferenties (zoals Zuid-Ameri-
ka nu heeft in de CELAM, en zoals
Afrika eind deze maand in Oegan
da in aanwezigheid van de
paus gaat oprichten) uitgebrei-
deze bevoegdheden mee te geven.
Definitieve en ingrijpende besluiten
zullen ook hierover echter op deze
synode zeker niet vallen. Zoals een
aantal bisschoppen ook in Chur op
merkten: de angst in Rome is groot.
En zullen de regionale bisschoppen
conferenties uit Rome zonder be
voegdheden en met alleen maar
meer vermaningen naar huis gaan,
dan valt voor de nationale bisschop
penconferenties (b.v. het Neder
lands episcopaat) helemaal weinig
positiefs in deze richting te verwach
ten. De beslissingen die de Neder
landse bisschoppen daarna inzake
het celibaat, maar ook op andere
terrein- en, ongetwijfeld zullen moe
ten nemen, zullen zwaar, zeer
zwaar zijn.
De Europese bisschoppen hebben
zich bij hun vertrek uit Chur voor
genomen een andere vorm van over
leg te gaan zoeken. Van de gang
van zaken in oktober in Rome zal
afhangen of de realisering van een
echte bisschoppenconferentie (met
bevoegdheden) in Europa een zaak
van korte of van zeer lange termijn
zal worden.
Een zeer belangrijk punt, dat men
steeds voor ogen moet houden, is
dat bijna geen enkel land zo'n eens
gezind episcopaat heeft dan Neder
land. In Chur bleek overduidelijk
dat in alle andere Europese landen
de bisschoppen per land steeds,
soms zeer scherp, tegenover elkaar
staan als het gaat om de werkelijke
hangijzers, zoals de taak van de
kerk in de wereld anno 1969 en vol
gende, de positie van de priester
(o,a. celibaat), de relatie met Ro
me enz. De conclusie ligt voor de
hand: zomin als er één politiek
Europa bestaat, zo bestaat er één
katholiek of kerkelijk, laat staan
christelijk Europa.
Het hele gevecht dat, in Chur on
der de tafel en in Rome waarschijn
lijk meer openlijk, geleverd wordt,
handelt in feite om de brandende
vraag: wat komt er nu eigenlijk
van alles wat wij bisschoppen op
het tweede Vaticaans concilie heb
ben afgesproken en op papier gezet,
in de praktijk terecht? Letterlijk de
vraag die de priesters vorige week
de in Chur verzamelde bisschoppen
hebben gesteld.
De bekende theoloog Karl Rahner
zei dezer dagen in het Westduitse
blad Publik precies waar het nu om
gaat: „Het experiment van het
tweede Vaticaanse concilie kan ook
vandaag nog mislukken. Maar dan
mislukt het, omdat men niet de
moed heeft, dit experiment in de
geest van het concilie in zijn con
sequenties.
J. LANDMAN