HET PENTAGON VLIEGT MEE MET DE APOLLO-11
De maan:
's werelds
laatste
atoomfort
4^2%
AMRO RANK
AMRO-spaarders
profiteren nu van de volgende
rentepercentages:
MIJNS INZIENS
Man Winkle.
Overreactie
Nixon
AMSTERDAM - ROTTERDAM BANK
Verspieders
Serieus
Handboog
door
De kranten
Hun kijk
5
DE STEM VAN DONDERDAG 10 JULI 1969
7
„Wij kwamen voor de vrede van de hele mensheid", zo staat het,
bekrachtigd met de handtekeningen van drie ruimtevaarders en een
president, gegrift in de plaquette die Neil Armstrong en Edwin Aldrin
binnenkort op de maan zullen achterlaten.
Neil Armstrong verwees zaterdagavond tijdens de persconferentie
wat kribbig naar deze vreedzame tekst, geïrriteerd door de vraag van
een verslaggever of het planten van de Amerikaanse vlag op de maan
soms inhield dat Amerika er een stukje territorium bijkreeg.
„De kloven en kraters op de maan lenen zich uitstekend voor het opstellen van atoomwapens
Astronauten zijn koele jongens die
zo mag men verwachten - niet zo
maar door een enkel vraagje geïr
riteerd raken. Een voortdurend mop
perende figuur als Walter Schirra is
in hun rijen al een uitzondering,
waarbij dan nog geldt dat Schirra
reden tot kankeren had toen hij ver
moeid door gebrek aan slaap en ge
plaagd door verkoudheid in zijn
Apollo zat. De drie Apollo-ll-man-
nen zijn juist gekozen om hun koel
heid, om hun haast computerachti
ge nuchterheid, een nuchterheid die
hen niet toestaat Genesis te citeren
zoals Borman deed of verschrikte
kreten te slaken als Cernan toen de
maankever onverwachte schomme
lingen maakte, nog geen vijftien ki
lometer van het harde maanopper
vlak vandaan.
Hoe zou zo'n Armstrong, de eer
ste mens die de maan zal betreden,
zich dan laten irriteren door zo'n
vraagje? Hoogstens omdat hij die
vraag al vaker gehoond heeft. Te
vaak misschien. Armstrong is een
burger en er schuilt wellicht enige
goed bedoelde symboliek in het feit
dat het een burger is - en geen ko
lonel van de luchtmacht of de ma-
"fle - die de maan als eerste en te
vens als teamleider zal betreden.
Misschien begint de burger Arm
strong, everals trouwens meerdere
van zijn collega's, al zijn dat dan
militairen, een lichte twijfel te voe
len omtrent de vredelievendheid van
het vervolg van wat nu staat te ge
beuren.
Het is wellicht ook deze twijfel die
Frank Borman, reizend over de we
reld, doet aandringen oD internatio
nale samenwerking op het gebied
van dP ruimtevaart, evenals een goe
de maand geleden zijn collega's
James McDivitt en Russel Schweick-
ardt dat deden in Parijs.
Het zijn niet alleen de astronauten
me deze twijfel voelen. Ook hun
bazen, de top van dp National Aero-
fwae! v3110 Space Administration
UNAbA) voelen die, evenals een
aantal Amerikanen en
SmTe sterveiingen dip niet het ge-
M te zijn van 's werelds
menleving m6eSt ontwikkelde sa"
^e^evende, indrukwekkende
"n nu zijn duizelingwekkende climax
naderende maanprogramma, sleept
in zijn kielzog een aantal vragen
me,, die al zo oud zijn als de mens.
Vragen ingegeven door scepsis, hoop
en vrees.
Sinds de mens op onderzoek uit
is - en zo men weet waren het Adam
en Eva reeds die de grens naar de
verboden vrucht en daarlangs naar
het onbekende overschreden - zrijn
dergelijke vragen gesteld: Wat voor
nut heeft het? Worden we er wijzer
van? Kunnen gold en moeite niet be
ter worden besteed?
Dp Amerikaanse historicus Arthur
Schlesinger jr schrijft ergens dat hij
zich gemakkelijk voor kan stellen
dat in de negentiger jaren van de
vijftiende eeuw Spanjaarden tegen el
kaar zeiden „Wat voor de duivel be
zielt Ferdinand en Isabella om al
dat geld te geven aan een figuur als
Columbus in plaats van er een kloos
ter of een verpleeghuis van te bou
wen?"
Het antwoord op deze vragen is
even oud. „Je kunt nooit weten wat
het voor nut heeft en in elk geval
is het een normale uitdaging aan de
mens, een uitdaging die beantwoord
moet worden. En al doende maakt
de mens de vooruitgang mogelijk".
Allemaal waar. „Fallout" noemt
men tegenwoordig het afgeleide pro
fijt dat men uit dit soort onderne
mingen trekt en de fallout van het
ruimtevaartprogramma is onmisken
baar en groot. Nu al, terwijl de spe
ciaal van een wappermechanisme
voorziene nylon vlag van de Verenig
de Staten nog op Kaap Kennedy is in
plaats van in die Zee der Stilte.
Even oud ook zijn de hoop en de
vrees waarmee het thuisfront de da
den der avonturiers en ontdekkings
reizigers gadeslaat -De ervaring dat
het vooral de luijgsman is die er
als de kippen bij is om de nieuwig
heden., waar iedereen noig onwennig
tegenaan staat te kijken, te „utili
seren" is oeroud evenals de hoop dat
een wijdere horizon ook de menselij
ke geest verruimt.
Opvallend is wel diat thans bij de
verovering van de maan de hoop het
wint van de vrees. Een typisch voor
beeld daarvan is het aan het „maan-
tijdperk" gewijde nummer van News
week (7 juli 1969) waarin een aan
tal Amerikaanse prominenten 'n be
schouwing wijden aan de maan-
vlucht. Vrijwel allemaal spreken ze
de hoop uit dat deze blik in de ruimte
dp mens meer bewust zal doen wor
den van de dingen die op aarde nog
gedaan moeten worden.
Intussen echter zitten de militairen
niet stil. Men kan ook niet zeggen
dat zij zich op die voorgrond dringen.
Het weekblad Time dat in 1967 een
essay wijdde aan de vraag waarom
mensen naar de maan moesten,
loopt luchtig over de militaire con
sequenties heen en constateert tus
sen neus en lippen door dat er eigen
lijk helemaal geen militaire kwestie
in het geding is.
Zoekend in Nederland naar mili
taire deskundigen, gespecialiseerd op
vraagstukken rond de strategie van
de ruimte of het militair potentieel
van de maan, konden wij - ondanks
de hulp van het ministerie van de
fensie en de Koninklijke Militaire
Academie in Breda -niemand
vinden.
In de bibliotheken was evenmin
veel indrukwekkends te vinden o-ver
het militaire aspect van de ruim
tevaart. Beschouwingen over de mi
litaire mogelijkheden van de maan
en dp ruimtevaart in het algemeen
bleken slechts voorhanden in de
vorm van hoofdstukken, diep wegge
borgen in boeken als „Astronautics
in the Sixties" van Kenneth W. Gat-
land, „Raumfahrt" van Eugen Sanger,
enkele boek-dikke nummers van de
„Air University Quarterly Review"
en nog een stuk of wat werken.
Niettemin zijn de militairen bij
de ruimtevaart nauw betrokken. De
hele ruimtevaart heeft trouwens een
militaire oorsprong en het feit dat
deze maand mensen op de maan lan
den is een rechtstreeks gevolg van
de grootste machtsstrijd aller tijden,
die tussen de Verenigde Staten en de
Sovjet Unie.
Ironisch genoeg - gezien vanuit mi
litair oogpunt - is deze zelf de machts
strijd, waaruit de maanrace voort
kwam, er tevens oorzaak van dat
in Amerika althans - het leeuwe-
tteel van de ruimtevaartinspanning
uit handen van de militairen werd
genomen en werd ondergebracht in
een civiele instantie, de NASA.
Dat was niet zozeer een vredelie
vend gebaar als wel een bundeling
van krachten met als doel een snel
ler en indrukwekkender resultaat.
In feite is de maanlanding erg vroeg
gekomen en wel omdat het een resul
taat is van een overreactie op de
Russische uitdaging d'ie - achteraf
gezien - is overschat in Amerika,
een overreactie die bovendien warm
gehouden werd ondanks het feit dat
in 1965 reeds, ten tijde van de succes
volle Gemini-vluchten, bleek dat de
Russen terrein verloren. Hoe dan ook:
het Apo'llo-programma is ee<n kind
van de koude oorlog.
Dat wil overigens niet zeggen dat
getwijfeld mag worden aan de inte
griteit en de vredelievende, weten
schappelijke bedoelingen van de
NASA. Maar wel is het zo dat de
NASA in toenemend*, mate vreest
voor de druk van het Pentagon.
Aan de vooravond van het vertrek
van de ApoHo-8, (de kerstreis naar
de maan, vorig jaar), concludeerde
Peter Dunn van The Sunday Times
in een analyse van die politieke as
pecten van het maanprogramma
reeds dat de NASA zich zorgen
maakte over de moeilijkheden die
haar te wachten stonden met de mi
litairen. Nixon was toen reeds ge
kozen als president en hij had inmid
dels Meivin Laird als minister van
defensie benoemd.
Nixon had gedurende zijn campag
ne al gesuggereerd dat de militairen
op zijn minst een dikke vinger in de
pap zouden krijgen bij de uitwer
king van de post-Apollo-bemande
ruimtevaart en van Meivin Laird
was bekend dat hij verschillende ke
ren tegen NASA-budgetten stemde
omdat hij het geld liever naar mili
taire bemande-ruimteprojecten zag
gaan.
De handel en wandel van Nixon en
Laird sindsdien, geven geen aanlei
ding tot de veronderstelling dat zij
„pacifistischer" zijn gaan denken.
De zorgen die de NASA hieromtrent
heeft en die wellicht cok de oorzaak
waren van Neil Armstrongs lichte
irritatie, zaterdagavond, hebben wei
■tegelijk een reden.
Blijft dan de vraag: elke geva
ren bedreigen ons vanuit de ruimte:
vanaf de maan? Eén troost is er:
voorlopig geen. Op dp lange duur
echter kan het feit dat militairen
(ADVERTENTIE)
Tot 7% rente!
4%
rente op een
AMRO-
renteboekje of
spaarrekening.
rente op een
AMRO-spaarrekening
met een opzegtermijn
van 3 maanden.
5%
rente op een
AMRO-
spaarrekening
met een
opzegtermijn van
6 maanden.
6%
rente op een
AMRO-
spaarrekening
met een
opzegtermijn van
12 maanden.
7%
rente op een
AMRO-spaarrekening
met een vaste termijn van
24 maanden.
het militair potentieel van de maan.
Een zekere luitenant-kolonel S. E.
Singer wijdt er in een van die num
mers van Air University Quarterly
Review een uitvoerig artikel aian.
De eerste waarschijnlijk die ge
dachten aan die maan als militaire
basis in het openbaar behandel
de was de luchtmacht-generaal Ho
mer A. Boushey die op 28 januari
'58 de leden vein Aero Club in Wash
ington de maan afschilderde als
het in de krijgsgeschiedenis klassiek
geworden voordeel van de „hoogte".
De heuvel, het „kopje" of het pla
teau vanwaar men het slagveld over
zien en beheersen kan-
Een atoommaeht, op de maan z°u
die machtverhouding in één klap doen
verkeren in een afdoend voordeel
voor de parij die daar zijn atoom
raketten in de kratertjes installeer
de. Boushey: „Als we een basis op
de maan zouden hebben, dan zouden
dp Russen genoodzaakt zijn twee tot
twee-en-een-halve dag vóór het mo
ment waarop zij het Amerikaanse
continent zouden bestoken een mas
sale aanval op de maan moeten rich
ten (en bij een dergelijke aan
val zou de maanbasis hopen
tijd hebben om de aanstormende
atoomkoppen op te vangen en te ver
nietigen) óf de Rus,sen zouden éérst
het Amerikaanse continent moeten
vernietigen om daarna een uur of
48 later de atoomregen vanaf de
maan over zich heen te krij gen-
meer en meer de zaken in de ruimte
gaan bepalen desastreuze gevolgen
hebben.
Hot is natuurlijk duidelijk dat er
onder de honderden satellieten die
rond de aarde draaien, heel wat mi
litaire werkpaardjes zijn. Overscha
duwd door de spectaculaire gebeurte
nissen rond de bemande ruimtevaart,
leiden zijn een stil maar actief be
staan.
Kenneth Gatland onderscheidt in
zijn „Astronautics in the Sixties"
(eerste druk in 1962) twee soorten
militaire satellieten: passieve en of
fensieve. Van de laatste bevinden
er zich geen in de ruimte en er
zijn er waarschijnlijk ook geen in
de maak, al wordt er wel - daar kan
men zeker van zijn - druk op gestu
deerd.
Van het „passieve" soort echter
zijn er maar genoeg: verkennings-
weetr-, communicatie-, navigatie- en
'nspectie-sateliieten Velen hiervan
hebben tevens wetenschappelijke
doeleinden en worden cok aangewend
voor „civiele" doeleinden, bijvoor
beeld de weer- en communicatiesa
tellieten. Maar men staat er versteld
van wat dergelijke satellieten op mi
litair gebied kunnen presteren.
Overigens moet gezegd worden dat
zij - onder de huidige omstandigheid
van het machtsevenwicht er ook toe
bijdragen dat het nóg moeilijker
wordt een verrassingsaanval uit. te
voeren omdat bijvoorbeeld de daar
toe benodigde voorbereidende opstel
lingen van land- lucht- en zeestrijd
krachten ongetwijfeld gezien zouden
worden door de elektronische verspie
ders in de ruimte.
Wat de offensieve wapens betreft:
de tijd voor rond die aarde wente
lende atoombommen is bij de huidige
stand van de navigatie-, richt-, voort-
stuwings- en nog een aantal andere
technieken, lang niet rijp. Een gewone
intercontinentale atoomraket is nog
altijd sneller op zijn aoel, meer tref
zeker en tijdens zijn vlucht minder
kwetsbaar dan projectielen die af
komstig zijn van - ten opzichte van
hun aardse doelen - veraf gelegen
en bewegende ruimteplatforms.
Wél groot zijn de mogelijkheden op
het gebied van psychologische en
technologische oorlogsvoering en
spanningen via deze middelen opge
weld;, kunnen op de aarde uit de hand
lopen en even desastreuze gevolgen
hebben als een bombardement uit de
ruimte.
Onthullend misschien voor de din
gen waaraan en de manier waarop
militairen durven denken is een dis
cussie die in Amerika al tien jaar
geleden plaatshad. Het ging over
In het eerste geval zou bovendien
Washington al door de maan zijn ge
waarschuwd op het moment dat de
atoomraketten hun koppen buiten de
atmosfeer zouden steken, waarop
Washington voor alle zekerheid on
getwijfeld meteen op de knop zou
drukken. Geen erg aanlokkelijk keu
ze dus voor de Russen.
Het ligt voor de hand dat de ge
neraal de wind van voren kreeg.
Maar ook waren er in zijn eigen
milieu voldoende mensen die zijn
woorden serieus wilden nemen. Een
van hen was luitenant-kolonel Sin
ger, die het idee nader ontrafelde
en verder uitwerkte.
Hij komt in het fantastische en
verbijsterende artikel in Air Univer
sity Quarterly Review tot een ijzing
wekkend maanbeeld Hij splitste het
militair potentieel van de maan uit
een m een fysieke waarde en een
psycho-politieke waarde.
Hij toonde aan dat de maanbasis
onder alle omstandigheden de laat
ste klap kan uitdelen. De lanceer-
kraters zouden betrekkelijk onkwets
baar zijn omdat explosies op de
maan niet veel uitrichten en men
tegen straling so-wie-so al beschermd
is als men daar vertoeft.
Het werd nog gekker. Singer ging
er ook vanuit dat het mogelijk zou
zijn dat de Russen óók een deel
van de maan in hun bezit zouden
hebben en dat laatste opende nog
weidser perspectieven: Singer dacht
dat daarmee de strijd wel eens defi
nitief naar de ruimte zou kunnen
worden verplaatst, de aarde sparend.
Denk niet meteen dat het geen
zin heeft om zo'n ruimte-oorlog uit
te vechten. Immers; we weten nu
dat die „man in de maan'' ook de
aarde beheerst en derhalve niet veel
meer hoeft te doen dan zijn uit die
strijd geredde raketten op het aard
se rijk van de tegenstander te rich
ten.
Zo simpel als het er hier staat is
het verhaal natuurlijk niet. Maar
naarmate men er meer echte of
schijn-wetenschappeiijke argumen
ten bijhaalt wordt het ook angst
wekkender. Zoals al eender gezegd:
de tijd is er nog niet rijp voor, de
ruimtetechnologie nog te weinig ont
wikkeld. Maar sinds we in één men
senleeftijd de mens het eerste vlieg
tuig de lucht in hebben zien bren
gen én de eerste afgezanten op de
maan hebben zien doen landen, hoe
ven we ons niet de illusie te maken
dat het met die technische ontwik
keling wel zal loslopen en dat het
„onze tijd wel zal duren"-
De techniek zal het klaren en het
enige redmiddel zal zijn ee,n veran
derende, vredelievender wordende
mentaliteit. Achter de trots en de
glorie van de aardse man op de
maan, groeit het wantrouwen, nauw
samenhangend met de groeiende
vrees voor het militair-industrieel
complex.
Het is te hopen dat nu eindelijk
degenen die er op vertrouwen dat 'n
wijdere horizon ook de geesten op
aarde verruimt, eens worden beloond
voor dit vertrouwen. Het lijkt er
meer op dan ooit tevoren misschien,
maar uiterste waakzaamheid is toch
wel geboden.
Het lijkt allemaal geraaskal
wat de militairen fantaseren over
de maan, maar dat dachten de
Fransen bij Azincourt ook van de
Britten met hun lange handbo
gen. Dat was in 1415.
W. J. E. KOCK
"Terug van vakantie wil ik u de aan
blik van de hieronder afgedruk
te foto toch niet onthouden. Daar
zitten we dan - ikzelf onherkenbaar
op een van de eerste rijen - bij het
ochtendconcert van de Kurkapel. Van
daag schijnt de zon zo waar, en daar
om mogen we buiten zitten, met
vóór ons het gezicht op de nijvere
stijkers en blazers en opzij het ge
zicht op het meer en de bergen.
Zoals we hier zitten zijn we voor
het merendeel toch wel wat men
met een akeilig woord „bedaagd"
pleeft te noemen. Niet meer zo héél
erg jong - diat klinkt beter. Of om
het wijlen de heer Goethe na te zeg
gen: „Unjumg und nicht mehr ganz
gesund" onjong en niet zo erg ge
zond meer.
Vanwege dat laatste zijn we maar
dit Kurort gekomen, althans de
meesten van ons, want het prospec
tus en de „Badearzt" hebben het
ons beloofd: de jodium- en zwavel
houdende bron, waaraan het Kurort
zijn faam te danken heeft, levert
het wrange water, dat ons van bijna
alles af kan helpen, bij gewrichts
reuma te beginnen en dan maar zo
door, tot aan pijnlijke knipperogen
toe. En dat dit inderadad zo is, ver
beelden wij ons dus maar, en daar
om leven wij waarschijnlijk toch
nog wel een paar jaar langer dan
wij dachten.
's Ochtends, na ons zwaveldrank-
je in het Kurbad, mogen we bij
de muziek is evenals dit dieet aan-
ten en ons op ons dieetmaaltje in
hotel of pension voorbereiden. Ook
demu ziek is evenals dit dieet aan
gepast, men weet hier wat de men
sen van het „unjung und nicht mehr
ganz gesund" toekomt: geen moder
ne beatmuziek of zo, beware néén!
Wel muziek uit het goede „weleer",
toen wij nog wèl jong en no>g wèl ge
zond waren - een „weleer" waarin
de nummers van de Kurkapel ons te-
rugverplaatsen.
De vergeelde en beduimelde parti
turen liggen weliswaar ambtshalve
op de lessenaar van Herr Kurdiri-
gent, maar hij en zijn strijkers en
blazers dirigeren en spelen het alle
maal uit het hoofd en wij dromen er
aandoenlijk op weg: de ouverture
„Martha" van Flotow, het „Ballet
Egyptien" van Luigini, de „Maan
nacht op de Alster" van Fetras en
voor de gepensioneerde krijgers on
der ons „Mein Regiment" van ene
Blankenburg en „Ehr und Wehr" van
ene Westphal - je zou er warem
pel weer op willen méémarcheren!
En ja, zo gaat dat dan elke och
tend weer, zolang de Kurbron nog
zwavel en jodium spuit, zolang de
Badearzte miet hulp en rekeningen
klaar staan en zolang om ons heen
de bergen onaandoenlijk hoog afste
ken tegen de blauwe hemel. En zo
lang er, trots alles, toch nog een tik
keltje hoop is dat we volgend jaar
het jaar daarna, en zelfs het jaar
düarna, weer terug mogen komen.
En nu stil alsjeblieft: de Kurkspel
begint weer.
"J"erug van vakantie heb je een hele
dag nodig om de kranten te lezen
die de halve gang verspenren, en dan
ben je weer bij. Een moedeloze se
nator Boetes heeft het opgegeven,
maar Luns is zo gek niet om het
hem na te doen, een juffrouw van
de retirade heeft een half miljoen
gewonnen, de lonen gaan met een
cent per gulden omhoog, de Nacht
wacht werd bezet en kon blijkbaar,
de trommels en pieken van het Cor-
poraalschap van Frans Banning
Cock ten spijt, niets terugdoen, de
statistiek heeft bewezen dat meisjes
eerder zindelijk zijn dan jongens,
Jos Vrijburg heeft eindelijk zijn An-
newiek gekregen, de verkeersleiders
zijn stipt gaan doen en bewezen is
dat papegaaien zich uit verveling en
niet om andere redenen de veren
uit het lijf trekken. En dai is dan
wat je van drie weken achterstallige
krantelectuur bijblijft - geen won
der dat er in vreemde kranten nooit
iets over Nederlland staat!
J7n toch heeft de opstandige kijk
waarvan de jeugd zo onverdro
ten blijk geeft tot gevolg dat ook
ietwat oudere lieden - zoals uw die
naar - allerlei dingen geleidelijk aan
een tikje anders leren bezien, ja bij
na zo als die jeugd ze ziet!
De Duitse t.v. gaf dezer dagen
een grondige uitzending over wat er
nu precies aan de universiteiten en
hogescholen overal ter wereld gaan
de is. De uitzending werd besloten
met plechtige journaalbeelden uit
het geijkte universitaire bedrijf: be
jaarde professoren die min of meer
wankelend een aula kwamen binnen
schrijden, hun slobberige colbertjes
schuilgaand onder toga's met de won
derlijkste opstiksels en hun kale kop
pen getooid met toch eigenlijk zeer
zotte baretjes, en die elkaar daarna
met vertederde gebaren allerlei ket
tingen omhingen, waardoor ze
prompt en zichtbaar in eer en aan
zien stegen - ineens was het om het
luidkeels uit te proesten!
Nog maar vier, vijf jaar geleden
zou je er alleen maar eerbiedig naar
gekeken hebben, zó eerbiedig dat je
er bijna voor uit je stoel zou zijn
opgestaan. En nu bedééd je je alleen
maar.
En zo ziet u, het werkt toch door,
die generale ontluistering, die weer
galoze ontdekking, die sprookjesdich
ter Andersen trouwens een eeuw ge
leden ook al gedaan heeft: dat de
keizer die door iedereen om zijn
fraaie kleren benijd erd, toch ei-
gelijk geen kleren aanheeft!
1