ONTDEKKINGSPROGRAMMA VOLGT NA LANDING
Naar de maanen verder
PROF. DE VRIES
VREEST
FAILLISSEMENT
UNIVERSITEIT
„Publiciteit wetenschappelijk onderwijs onvoldoende"
,%V--
x de maan\v
Niemandv
SPOOR TERUG
VOORUITGANG
ONTDEKKINGEN
VERRASSINGEN
KOSTENVERLAGING
Mededelingenblad
Fundamenteel
Onherstelbaar
Staforgaan
Tl
DE STEM VAN WOENSDAG 2 JUL! 1969
7
=5*
lyaarom proberen wij toch op de
maan te landen terwijl er op
de aarde nog zoveel problemen
opgelost moeten worden? Is het
de taak van de mens om nog vClr-
der dan de maan te gaan, steeds
dieper te gaan, steeds dieper het
heelal in. Zal de maan ooit be
woond worden
Charles W. Mathews, een voor
aanstaande Amerikaans ruimte-
deskundige verbonden aan de
NASA, geeft o.m. antwoord op
deze vragen die iedereen overal
in de wereld bezighouden. Hij
doet dit voor ons blad in een in-
tervieuw met de Amerikaanse
journalist Walter Froehlich.
K
De reizen naar de maan zijn nu wel
erg spectaculair en gedurfd, maar
toch vragen vele mensen zich af
waarom er zo nodig een landing op
de maan uitgevoerd moet worden,
terwijl er op aarde nog zoveel pro
blem en dringend onze aandacht vra
gen?
MATHEWS: De landing op de
maan, op zich, is zo belangrijk niet.
Belangrijker is, dat we langzamer
hand de kennis vengaren om het uit
te voeren. Hiermee dragen wij bij
aan de opbouw van de technische
wetenschap en vergroten daardoor
het menselijk kunnen. De mens
wordt nu in de gelegenheid gesteld
in een geheel nieuwe wereld te gaan
opereren, de wereld van de ruimte.
Tot voor kort beheerste de mens
alleen, zoals men dat algemeen
pleegt aan te duiden, „het land, de
zee en de lucht". Hieraan wordt nu
de ruimte toegevoegd.
Waarom wil men zo graag „de
ruimte in, zolang op aarde nog drin
gend op te lossen noden blijven be
staan
MATHEWS: De verkenning van
de ruimte zal waarschijnlijk een ge
heel nieuwe dimensie geven aan de
oplossing van deze noden Wanneer
men teruggaat tot de tijd van Co
lumbus, dan staat wel vast, dat
slechts weinig mensen zich toen ge
realiseerd, dat de luchtvaart die
van Amerika een uitermate belang
rijke zaak was. Later is gebleken
hoezeer deze ontdekking de mens
heid letterlijk en figuurlijk verrijkt
heeft. Evenzeer hebben de mensen
zich eind negentiende eeuw niet ge
realiseerd, dat de luchtvaart- die
toen - zij het in bescheiden mate -
„van de grond begon te komen" la
ter een zo grote rol in het leven van
de mens zou gaan spelen. Waar
schijnlijk hebben toen vele mensen
helemaal niet geloofd aan een toe
komst van de luchtvaart.
Maar toen eenmaal de luchtvaart
zijn intrede had gedaan in het leven
van de mens, werd de behoefte er
aan en de noodzaak ervan pas dui
delijk. Geen land ter wereld zou het
heden ten dage nog zonder de lucht
vaart kunnen stellen.
In feite volgen we nu het spoor
van de geschiedenis van de mense
lijke vooruitgang terug. En nog re
aliseren zich vele mensen niet, dat
ze eens zulen moeten even in een
wereld waarin de ruimtevaart een
grote rol gaat spelen.
Maar dit besef groeit met de dag
ein we verwachten, dat de mens bin
nenkort zal gaan inzien, dat al onze
pogingen om de ruimt® te veroveren
ook - zij het dan niet direct - later
vruchten zullen gaan afwerpen. En
die zullen de mens uiteraard be
paald ten goede komen.
Kunt u enkele voorbeelden geven
van de voordelen die de mensheid uit
de huidige en eventueel nog toekom
stige ruimtevaartactiviteiten zal kun
nen putten
MATHEWS: Het ruimteonderzoek
heeft vele facetten. Het is zeker, dat
enkele daarvan voordelen zullen op
leveren voor het leven op aarde, al
zal men daarvan niet altijd direct
iets kunnen merken. Directe voor
beelden zijn er echter stellig. Neem
bijvoorbeeld eens de communicatie-
en weersatellieten die dagelijks van
onschatbaar nut zijn. Wanneer deze
satellieten plotseling zouden verdwij
nen zouden ze zeker - en in niet ge
ringe mate - gemist worden.
Een interessant voorbeeld is o.a.
de ontwikkeling van de zogenaamde
„body sensocrs" (apparatuur die het
gedrag van de mens in alle omstan
digheden en tot in de kleinste details
controleert, red.) voor astronauten,
die nu in wat gewijzigde vorm in
ziekenhuizen gebruikt worden voor
de behandeling van hartpatiënten.
Moet daaruit geconcludeerd wor
den, dat de belangrijkste bijdrage
van het ruimteprogram voor de
mensheid, ligt in het kader van sti
mulering van de technische vooruit
gang
MATHEWS: Zelfs meer dan dat.
Het ruimteprogram schept een zeker
klimaait waarin bepaalde personen
aangemoedigd warden om op aller
lei terreinen onderzoekingen te gaan
doen. Hierdoor wordt vooruitgang
gestimuleerd.
De televisieuitzendingen vanuit de
Apollocabines zullen bijvoorbeeld ve
le jongelui aangesproken hebben. Zij
hebben hen geïnspireerd om de ho
rizon van hun belangstelling wat te
verruimen. Het medium televisie
werkt stimulerend. En als men ziet
wat anderen al bereikt hebben, dan
gaat men onwillekeurig ook hogere
eisen aan zichzelf stellen. Dit Schept
een zeker onbehagen waaruit drang
naar ontwikkeling voortvloeit.
Wanneer we nu van dit standpunt
uitgaan, welke voorspelling kunt u
dan doen wat het ruimteprogram be
treft. Blijft dat beperkt tot de maan
of gaan we het ook nog verder in het
heelal zoeken
MATHEWS: Er zijn twee uitgangs
punten. Allereerst speelt het aspect
van het onderzoek, het ontdekken,
een grote rol, het doordringen in het
zonnestelsel, steeds verder en ver
der en de daarmee samenhangende
wetenschappelijke kennis die er on
getwijfeld uit voortvloeit.
Een ander aspect is 't zo snel moge
lijk tot ontwikkeling brengen van de
mogelijkheden die door de resulta
ten van het ruimtevaartprogram ge
schapen zijn, zodat zij de mens ten
goede kunnen komen.
En ons doel gaat in beide rich
tingen.
Wat het aspect van het onderzoek
betreft, wat zijn uw plannen
MATHEWS: De landing van men
sen op het maanoppervlak is slechts
het begin van het maanproject.
Hierop volgt uiteraard een uitge
breid en veelomvattend „ontdek
kingsprogram" dat er op gericht
zal zijn onze kennis van de maan te
vergroten. Dit zal ons in niet ge
ringe mate helpen een beter begrip
te krijgen van de aarde en van het
zonnestelsel. De maan heeft geen
atmosfeer en kent derhalve geen
weersomstandigheden. Hierdoor
heeft de maan de slijtage van de
tand des tijds niet ondergaan die de
geschiedenis van de aardbol zo „in
nevelen" gehuld heeft. En ons on
derzoek op de maan zal ons onge
twijfeld veel informaties verschaf
fen op het terrein der geologie en
de kennis der delfstoffen.
Wat zijn uw problemen voor het
tweede aspect, de toepassing van de
nieuw vergaarde kennis ten voordele
van het leven op aarde
MATHEWS: Ik heb al gewezen op
de voordelen van de intercontinen-
Voorlopig zullen de maanvaarders zich nog te voet moeten voortbewegen, maar bij de vlucht van de Apollo-
17, die in 1971 moet plaatsvinden, hoopt men de astronauten een dergelijk voertuig mee te geven om hun
werkactieradius te vergroten.
tale communicatie en de mogelijk
heden tot vroegtijdige weersvoorspel
ling met behulp van satellieten. Het
gebruik van deze mogelijkheden zou
verbeterd kunnen worden door vesti
ging van een basis in een baan om
de aarde. Vanuit zo'n basis zou men
bijvoorbeeld in staat kunnen zijn de
stand van de belangrijkste voedings
gewassen te controleren, waterstan
den en eventuele onderaardse water
reserves kunnen opsporen. De afwe
zigheid van zwaartekracht in de
ruimte verschaft ook de mogelijk
heid tot het uitvoeren van procedé's
die op aarde niet mogelijk zijn.
Zou het niet beter zijn om dit alles
uit te voeren met geautomatiseerd
materiaal in plaats daarvoor mensen
de ruimte in te sturen
MATHEWS: Op deze vraag wil ik
bepaald in de meest positieve zin
antwoorden. Om de ruimte te explo
reren - en misschien ook de opper
vlakte van een hemellichaam - met
onbemande ruimteschepen, dan moet
men als het ware al bijna weten of
in ieder geval vermoeden wait de
resultaten van het onderzoek zullen
zijn, voordat men er heen gaat. Hoe
kan men anders de benodigde uit
rusting ontwerpen om het onderzoek
te volbrengen? De waarde van de
mens in het ruimte-onderzoek is zijn
gave om te onderscheiden wat „nor
maal en niet normaal is" en de
buigzaamheid van de menselijke
geest die hem in staat stelt de ver
schillen te constateren tussen de
werkelijkheid ter plaatse en de ken
nis die hij had voor de start. De
mens kan als „ontdekker", als on
derzoeker, niet door machines ver
vangen worden. Daarom zullen men
sen de ruimte in moeten, tenminste
als wij de ruimte werkelijk ter plaat
se willen exploreren.
U kwam reeds bij het Amerikaanse
ruimteprogram toen het nog in de
kinderschoenen stond. Zijn er voor
u nog grote verrassingen geweest
MATHEWS: lik kan u verzekeren,
dat iedere vooruitgaing voor mjj op
nieuw een verrassing was. Elke keer
als we weer met iets bezig waren,
hadden we een redelijk groot ver
trouwen dat het ook zou lukken. Een
zeer bijzonder ervaring was voor mij
wel, dat het ruimtevaartonderzoek
langzamerhand internationaal is ge
worden meit vredelievende bedoelin
gen en dat 't alom interesse weet te
wekken en ondersteund wordt door
de volkeren van de gehele aarde.
Welke ervaring heeft u de meeste
voldoening geschonken
MATHEWS: Ik heb vele opwin
dende momenten in mijn leven ge
kend. Aan het begin van mijn car
rière waren we juist in het tijd
perk waarin supersonische snelheden
in de luchtvaart hun intrede deden.
In die tijd leek het even fantastisch
en onbruikbaar als sommige aspec
ten van de ruimtevaart van deze
tijd. We lieten toen vliegtuigmodel
len uit hoogvliegende toestellen zak
ken en voerden de modellen op tot
de snelheid van het geluid. Windtun
nels en andere grondfaciliteiten wa
ren toen nog niet ontwikkeld voor
tests met deze hoge snelheden.
Ik was betrokken bij het werk dat
de eerste ontwerpen van Amerika's
eerste bemande ruimtevlucht in het
project Mercury bepaalde. Ik voel
de dat mijn werk beloond werd, met
name door de tweede generatie be
mande ruimtevaartuigen van het Ge-
miniproject dat door ons werd ont
worpen om te bewijzen dat we waar
lijk in de ruimte konden opereren.
Een bijzondere voldoening voor
mij is misschien wel, dat ik in de
gelegenheid was deel te nemen aan
een ontwikkeling van relatief lang
zame en plompe naar slanke en
snelle vliegtuigen en vervolgens ook
naar een tijdperk van bemande
ruimtevluchten. En dat is eigenlijk
een belangwekkende vooruitgang
binnen een geringe tijdsspanne.
Wat zal volgens u de meest be
langrijke en spectaculaire vooruit
gang zijn in het ruimteonderzoek na
de landing op de maan
MATHEWS: Belangrijk zal onge
twijfeld een verlaging van de kosten
van het ruimtetransport zijn. Belang
rijk is echter ook de mogelijkheid
die we hebben om steeds zwaardere
ruimteschepen de ruimte in te stu
ren. Wij zijn begonnen met kleine
satellieten. En vandaag de dag be
schikt Amerika over de Saturnus 5
die in staat is 135.000 kilogram in
een baan om de aarde te brengen
of 45.000 kilo in de richting van de
maan te sturen.
De plaatsing van telescopen in de
ruimte zal eveneens van grote im
portantie zijn. Ik voorzie zelfs iin de
toekomst een onderwijssysteem
waarin gebruik gemaakt zal worden
van communicatiesatellieten. Ik
weet dat het moeilijk is om het zich
voor te stellen, maar waarschijnlijk
komt het ooit nog eens zo ver
Wanneer men bedenkt, dat noch de
maan noch de ruimte een vriende
lijke en gastvrije ruimte is om te le
ven, gelooft u dan dat er in de toe
komst op grote schaal maanreizen
ondernomen zullen worden
MATHEWS: Van die eerste mensen
die naar Amerika kwamen, werden
er velen ziek en stierven. Amerika
zag er toen verlaten en armoedig
uit. Beslist geen land om zomaar te
gaan wonen. En kijk nu eens wat
het geworden is. We hebben uit die
geschiedenis geleerd, dat de ontdek
kers uit het verleden zelden de om
vang en de waarde van hun ontdek
kingen konden overzien. Dat ligt nu
wel een beetje anders.
Denkt u dat de maan ooit bewoond
zal worden
MATHEWS: Onze kennis is nog al
tijd te beperkt om hierover een zin
nig woord te kunnen zeggen. Maar
ik geloof, dat de jongelui van tegen
woordig nog mee zullen maken dat
onderzoekingsbases op Mars geves
tigd worden. Het lijkt belcahelijk,
vooral omdat we nu al weten, dat
de omstandigheden op Miars bepaald
niet gunstig zijn voor de mens.
Maar ook in dit verband herinner
ik even aan wat ik zojuist gezegd
heb over de zogenaamde „ongast
vrije kust van het oude Amerika".
De mensen zullen eens naar Mars
gaan en daar de mogelijkheden om
er te blijven ontwikkelen. Het nut en
doel om er te blijven zal dan ge
rechtvaardigd zijn. Ik ben er zeker
van dat we er ons allen over zullen
verbazen hoe de mensheid er in ge
slaagd is te leven voordat het de
mogelijkheid had gebruik te maken
van de ruimte.
DEN HAAG - De publiciteit over
het wetenschappelijk onderwijs
en onderzoek in Nederland moet
sterk verbeterd worden. Deze con
clusie komt zeer duidelijk naar
voren uit een rapport dat een
commissie van de akademische
raad onder voorzitterschap van
prof. dr. M. Rooy heeft uitge
bracht.
Deze „commissie inzake verbetering
van publiciteit over het wetenschap
pelijk onderwijs" heeft in haar rap
port aan de akademische raad een
aantal belangwekkende conclusies en
aanbevelingen opgenomen. De com
missie stelt onder meer
1. Het publiciteitsbeleid van de uni
versiteiten heeft in verschillende
opzichten geen gelijke tred gehou
den met de ontwikkelingen binnen
en buiten de universiteiten.
2. De universiteiten en de akademi
sche raad moeten een bewust in
tern en extern publiciteitsbeleid
voeren, ook omdat de vele span
ningsverschijnselen binnen de uni
versiteiten en tussen de universi
teit en maatschappij verbeterde
vormen van communicatie en in
formatie noodzakelijk maken.
3. In het geheel van het bestuursbe
leid van universiteiten en akade
mische raad moet het publiciteits
beleid een belangrijker plaats in
nemen. Daartoe zal een mentali
teitsverandering nodig zijn.
4. De universiteiten zullen in de toe
komst tekst en uitleg moeten ge
ven ook over hun financiële doen
en laten. De bereidheid tot het
geven van meer informatie bij
universiteiten en akademische raad
moet toenemen.
5. De popularisering van de weten
schap is een onder andere door de
universiteiten tot dusver te zeer
verwaarloosd terrein.
6. De opleiding van gekwalificeerde
wetenschapsjournalisten zal ook
de aandacht van de universiteiten
vereisen.
7. In heit voorlichtingsbeleid van uni
versiteiten akademische raad moet
openheid en openbaarheid regel
en geheimhouding uitzondering
zijn.
8. Voorlichting is geen algemeen ge
neesmiddel voor dieper liggende
universitaire kwalen of tekortko- 1
mingen.
De akademische raad zal te zijner
tijd, wanneer men beschikt over de
reacties van belanghebbenden en be
langstellenden, zonodig nog zijn stand
punt bepalen over de concrete aan
bevelingen van het rapport en de
daaraan ten grondslag liggende over
wegingen. Het rapport beveelt de
akademische raad ook nog aan een
eigen voorlichtingsfunctionaris aan te
stellen. Voorts zou de behoefte moe
ten worden onderzocht aan een lan
delijk universitair mededelingenblad.
PROF. ROOY
EINDHOVEN „Na de oorlog is de universiteit in een stroomver
snelling geraakt. De ontwikkelingen in de samenleving en in de weten
schap zijn stormachtig. Een aantal universitaire probleemgebieden is
duidelijk blootgelegd. Ik kan ze kort als volgt aanduiden: on
derwijs, onderzoek, beheer en organisatie, planning.
Men kan zich, geloof ik, niet veroorloven die onderlinge samen
hangende probleem-sectoren los van elkaar te beschouwen. Slechts een
integrale aanpak kan op den duur oplossingen bieden."
Dat zegt professor dr. D. A. de
Vries, waarnemend-rector van de
Technische Hogeschool Eindho
ven. Als voorzitter van de afde
ling der Technische Natuurkunde
verduidelijkt hij zijn standpunt
met een „technisch" voorbeeld.
„In de natuurwetenschappelijke
en technische sectoren hebben de
kapitaalinvesteringen in gebou
wen en apparatuur vergaande en
lang doorwerkende consequenties
voor het onderzoek en het onder
wijs. Onderwijskundige verande
ringen kunnen belangrijke gevol
gen hebben in de personele sec
tor. En dat beïnvloedt weer de
balans tussen onderwijs en onder
zoek."
Bewust laat professor De Vries
dan allerlei nieuwe taken die de
universiteit moet aanvatten hui
ten beschouwing. „Wat denkt
men te gaan doen aan het post
academisch onderwijs op grote
schaa en hoe gaan we een ster
kere binding verwezenlijken met
andere vormen van tertiair on
derwijs?"
Professor De Vries is van me
ning dat de voorstellen van mi
nister Veringa om essentiële wij
zigingen te gaan aanbrengen in de
beheers- en bestuursstructuur
van de universiteiten en hoge
scholen wezenlijke verbeteringen
inhouden. „Maar het is een expe
riment. Het zal afhangen van vele
factoren huiten de universiteit,
hoe het gaat uitpakken."
De kritiek van de studenten
heeft de ogen geopend voor en
kele fundamentele gebreken in
onze maatschappij. Dat is geluk
kig. Het protest van studenten is
bovendien sterk ingegeven door
de krachtige drang naar vrijheid
en ongebondenheid. De sociale en
seksuele moraal wijzigen zich ra
zend snel.
„Ik meen dat het studenten
protest de aandacht juist op die
gebreken en veranderingen heeft
gevestigd. Maar ik geloof ook,
dat er niet verstandig aan wordt
gedaan nu eerst te beginnen met
geïsoleerd de bestuurs- en be
heersstructuur van ons hoger on
derwijs te gaan moderniseren."
En hier legt professor De
Vries meteen de vinger op de
zeer wonde plek van de wijze
waarop men in ons land nog
steeds meent vraagstukken van
vernieuwing in ons onderwijs, ook
het universitaire onderwijs, te
kunnen benaderen. Er is geen
plan. Elk zicht op langere ter
mijn ontbreekt. Ér dient een be
leidsvorming te komen op lange
termijn voor de vier sectoren. Die
planning ontbreekt en daarom
heeft men nu maar de democra
tisering van de bestuursstructuur
hij de kop genomen. Daarop is
door het studentenprotest de aan
dacht gevallen.
Midden-april legde professor
De Vries zijn opvattingen over
wat zou dienen te gebeuren vast
in een nota. Intern is dit stuk op
kleine schaal verspreid. „Ver
nieuwing, maar hoe?" is de veel
zeggende titel. En het motto:
„Wij groeien vast in tal en last."
Juist, omdat de meningen over
de vorm en inhoud van de uni
versitaire vernieuwingen zo sterk
uiteenlopen is er een klimaat ont
staan waarin radicale stromingen
de boventoon dienen te gaan voe
ren. Zij spreken aan door hun
rechtlijnigheid, het elan waarmee
ze worden gepresenteerd en om
dat ze aansluiten hij het alge
mene gevoelen dat democratise
ring van het universitaire en
maatschappelijke bestel dringend
nodig is.
PROF. DE VRIES
onderzoek. Het houdt de balans
tussen onderwijs en onderzoek
niet in de gaten. Het vraagt
zich niet af, hoeveel studenten
we op langere termijn kunnen
verwachten en hoe we die dan
moeten gaan begeleiden. Boven
dien is er geen echt bestuurska-
der voor de universiteiten.
Ik vind dat het hoog tijd is
dat we in ons land eerst eens op
grond van wetenschappelijke
analyses onze onderwijs- en on-
derzoekpolitiek moeten gaan
vaststellen. En pas uit datgene
wat daarbij objectief uit de bus
komt, zouden we de beheers- en
bestuursstructuur moeten gaan
democratiseren".
De universiteit heeft het drin
gend nodig dat er door vakmen
sen wordt gedacht en gediscussi
eerd over de ontwikkelingen die
men mag verwachten. Welk een
vlucht hebben de natuurweten
schappen genomen, met hun toe
passingen in de techniek! In de
biologische wetenschappen zien
wij steeds sneller de toepassin
gen in de medische wetenschap
pen en de landbouw. De gedrags
wetenschappen zullen ongetwij
feld hun invloed in steeds ster
ker mate krijgen op ons denken
over de maatschappij.
In die discussienota betoogt
professor De Vries dat de drang
naar vernieuwing op korte ter
mijn veelal voorbijgaat aan de
samengesteldheid van de proble
matiek. Men gaat ingrijpende
hervormingen doorvoeren Nij
megen en Groningen die niet
langer vallen binnen de sfeer
van verantwoord experimenteren
met nieuwe vormen en inhouden.
De nadelige consequenties wor
den niet, of onvoldoende, onder
kend. Onderwijs en onderzoek
lijden daaronder. De schade die
daardoor ontstaat voor de leden
van het wetenschappelijk korps
en de studenten kan onherstel
baar zijn.
Professor De Vries pleit daar
om voor beleidsvorming op lan
gere termijn via speciale organen
die tevens experimenteren en
stimuleren. Daarnaast kan men
op korte termijn veranderingen
aanbrengen via overleg in nieuwe
adviesorganen onderwijscom
missie, onderzoekcommissie en
is opheffen van onwerkbare struc
turen mogelijk. Tevens kan dan
met nieuwe vormen van onder
wijs worden geëxperimenteerd.
Het onderzoek van de problemen
van universitaire organisatievor
men en de daaraan verhonden fi
nanciële consequenties moet wor
den geïntensiveerd.
Men gaat nu democratischer
de universiteiten besturen.
„Maar wat gaat men eigenlijk
besturen en beheren? Is niet de
democratisering van het onder
wijs primair Het plan-Veringa
voor de nieuwe bestuursstructuur
verdiept zich niet in de gevolgen
ervan voor het onderwijs, de
studenten, het personeel en het
Professor De Vries pleit, om
bij de universiteiten te blijven,
voor de instelling van een staf
orgaan Dat moet zich bezighou
den met de huidige en toekom
stige universitaire problemen en
de sectoren van onderwijs, on
derzoek, beheer en bestuur. De
onderlinge samenhang moet
daarbij duidelijk in het oog wor
den gehouden.
Hij stelt dat het dringend nood
zakelijk is dat men in ons land
komt tot de instelling van een
Interuniversitair Instituut voor
Universitaire Problematiek. Een
kleine vaste staf zaj in zulk een
instituut kunnen worden bijge
staan door een wisselende bezet
ting van deskundigen die enige
tijd volledig aan het instituut ver
bonden kunnen zijn. Zulk een in
stituut zou secties moeten heb
ben voor onderwijs, onderzoek,
beheer (inclusief organisatie) en
planning.
Het verricht onderzoek van de
problemen van de universiteit en
brengt adviezen uit aan de over
heid en aan de verschillende in
stellingen van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek.
Elke sectie moet systeemana
lyses verrichten. Er moet ge
bruik worden gemaakt van demo
grafische en economische analy
ses. Tevens kan zulk een instituut
een centrum worden voor docu
mentatie op zijn gebied en voor
de kadervorming van universi
taire bestuurders.
Professor De Vries schat dat
de jaarlijkse kosten van zulk een
instituut ongeveer vijftien mil
joen gulden zullen bedragen (1
procent van de begroting voor
wetenschappelijk onderwijs)
Daarnaast pleit professor De
Vries voor een Landelijke Univer
sitaire Adviesraad - een soort
SER voor de universiteit - om
landelijk overleg over beleidza-
ken te voeren en allerlei univer
sitaire zaken te coördineren. De
huidige Akademische Raad kan
dan verdwijnen. Elke hogeschool
en universiteit moet voorts be
schikken over een eigen beleids
orgaan voor de planning op lange
termijn.
„Vast staat in ieder geval dat
we af moeten van dat laveren
van geval naar geval, van het
ene probleem naar het andere.
De hele dwaasheid van alles wat
er zich zo langzamerhand heeft
afgespeeld rond de vestigings
plaats en de noodzaak van een
achtste medische faculteit bewijst
dat nog eens ten overvloede".
„En men kan wat mij betreft
de universiteit best verwijten dat
ze inefficiënt en kortzichtig is.
Maar dan moet men niet verge
ten dat de groei van de middelen
voor die universiteit geen gelijke
tred heeft gehouden met de groei
van de taken en de studententoe-
vloed".
„Een voortgaan op de huidige
weg zal leiden tot een compleet
faillissement van de universitei
ten en zal ernstige gevolgen heb
ben voor de wetenschapsbeoefe
ning en daarmee voor de wel
vaart en het welzijn in ons land".
JACQUES LEVIJ
4