ONTDEKKINGSPROGRAMMA VOLGT NA LANDING Naar de maanen verder PROF. DE VRIES VREEST FAILLISSEMENT UNIVERSITEIT „Publiciteit wetenschappelijk onderwijs onvoldoende" ,%V-- x de maan\v Niemandv SPOOR TERUG VOORUITGANG ONTDEKKINGEN VERRASSINGEN KOSTENVERLAGING Mededelingenblad Fundamenteel Onherstelbaar Staforgaan Tl DE STEM VAN WOENSDAG 2 JUL! 1969 7 =5* lyaarom proberen wij toch op de maan te landen terwijl er op de aarde nog zoveel problemen opgelost moeten worden? Is het de taak van de mens om nog vClr- der dan de maan te gaan, steeds dieper te gaan, steeds dieper het heelal in. Zal de maan ooit be woond worden Charles W. Mathews, een voor aanstaande Amerikaans ruimte- deskundige verbonden aan de NASA, geeft o.m. antwoord op deze vragen die iedereen overal in de wereld bezighouden. Hij doet dit voor ons blad in een in- tervieuw met de Amerikaanse journalist Walter Froehlich. K De reizen naar de maan zijn nu wel erg spectaculair en gedurfd, maar toch vragen vele mensen zich af waarom er zo nodig een landing op de maan uitgevoerd moet worden, terwijl er op aarde nog zoveel pro blem en dringend onze aandacht vra gen? MATHEWS: De landing op de maan, op zich, is zo belangrijk niet. Belangrijker is, dat we langzamer hand de kennis vengaren om het uit te voeren. Hiermee dragen wij bij aan de opbouw van de technische wetenschap en vergroten daardoor het menselijk kunnen. De mens wordt nu in de gelegenheid gesteld in een geheel nieuwe wereld te gaan opereren, de wereld van de ruimte. Tot voor kort beheerste de mens alleen, zoals men dat algemeen pleegt aan te duiden, „het land, de zee en de lucht". Hieraan wordt nu de ruimte toegevoegd. Waarom wil men zo graag „de ruimte in, zolang op aarde nog drin gend op te lossen noden blijven be staan MATHEWS: De verkenning van de ruimte zal waarschijnlijk een ge heel nieuwe dimensie geven aan de oplossing van deze noden Wanneer men teruggaat tot de tijd van Co lumbus, dan staat wel vast, dat slechts weinig mensen zich toen ge realiseerd, dat de luchtvaart die van Amerika een uitermate belang rijke zaak was. Later is gebleken hoezeer deze ontdekking de mens heid letterlijk en figuurlijk verrijkt heeft. Evenzeer hebben de mensen zich eind negentiende eeuw niet ge realiseerd, dat de luchtvaart- die toen - zij het in bescheiden mate - „van de grond begon te komen" la ter een zo grote rol in het leven van de mens zou gaan spelen. Waar schijnlijk hebben toen vele mensen helemaal niet geloofd aan een toe komst van de luchtvaart. Maar toen eenmaal de luchtvaart zijn intrede had gedaan in het leven van de mens, werd de behoefte er aan en de noodzaak ervan pas dui delijk. Geen land ter wereld zou het heden ten dage nog zonder de lucht vaart kunnen stellen. In feite volgen we nu het spoor van de geschiedenis van de mense lijke vooruitgang terug. En nog re aliseren zich vele mensen niet, dat ze eens zulen moeten even in een wereld waarin de ruimtevaart een grote rol gaat spelen. Maar dit besef groeit met de dag ein we verwachten, dat de mens bin nenkort zal gaan inzien, dat al onze pogingen om de ruimt® te veroveren ook - zij het dan niet direct - later vruchten zullen gaan afwerpen. En die zullen de mens uiteraard be paald ten goede komen. Kunt u enkele voorbeelden geven van de voordelen die de mensheid uit de huidige en eventueel nog toekom stige ruimtevaartactiviteiten zal kun nen putten MATHEWS: Het ruimteonderzoek heeft vele facetten. Het is zeker, dat enkele daarvan voordelen zullen op leveren voor het leven op aarde, al zal men daarvan niet altijd direct iets kunnen merken. Directe voor beelden zijn er echter stellig. Neem bijvoorbeeld eens de communicatie- en weersatellieten die dagelijks van onschatbaar nut zijn. Wanneer deze satellieten plotseling zouden verdwij nen zouden ze zeker - en in niet ge ringe mate - gemist worden. Een interessant voorbeeld is o.a. de ontwikkeling van de zogenaamde „body sensocrs" (apparatuur die het gedrag van de mens in alle omstan digheden en tot in de kleinste details controleert, red.) voor astronauten, die nu in wat gewijzigde vorm in ziekenhuizen gebruikt worden voor de behandeling van hartpatiënten. Moet daaruit geconcludeerd wor den, dat de belangrijkste bijdrage van het ruimteprogram voor de mensheid, ligt in het kader van sti mulering van de technische vooruit gang MATHEWS: Zelfs meer dan dat. Het ruimteprogram schept een zeker klimaait waarin bepaalde personen aangemoedigd warden om op aller lei terreinen onderzoekingen te gaan doen. Hierdoor wordt vooruitgang gestimuleerd. De televisieuitzendingen vanuit de Apollocabines zullen bijvoorbeeld ve le jongelui aangesproken hebben. Zij hebben hen geïnspireerd om de ho rizon van hun belangstelling wat te verruimen. Het medium televisie werkt stimulerend. En als men ziet wat anderen al bereikt hebben, dan gaat men onwillekeurig ook hogere eisen aan zichzelf stellen. Dit Schept een zeker onbehagen waaruit drang naar ontwikkeling voortvloeit. Wanneer we nu van dit standpunt uitgaan, welke voorspelling kunt u dan doen wat het ruimteprogram be treft. Blijft dat beperkt tot de maan of gaan we het ook nog verder in het heelal zoeken MATHEWS: Er zijn twee uitgangs punten. Allereerst speelt het aspect van het onderzoek, het ontdekken, een grote rol, het doordringen in het zonnestelsel, steeds verder en ver der en de daarmee samenhangende wetenschappelijke kennis die er on getwijfeld uit voortvloeit. Een ander aspect is 't zo snel moge lijk tot ontwikkeling brengen van de mogelijkheden die door de resulta ten van het ruimtevaartprogram ge schapen zijn, zodat zij de mens ten goede kunnen komen. En ons doel gaat in beide rich tingen. Wat het aspect van het onderzoek betreft, wat zijn uw plannen MATHEWS: De landing van men sen op het maanoppervlak is slechts het begin van het maanproject. Hierop volgt uiteraard een uitge breid en veelomvattend „ontdek kingsprogram" dat er op gericht zal zijn onze kennis van de maan te vergroten. Dit zal ons in niet ge ringe mate helpen een beter begrip te krijgen van de aarde en van het zonnestelsel. De maan heeft geen atmosfeer en kent derhalve geen weersomstandigheden. Hierdoor heeft de maan de slijtage van de tand des tijds niet ondergaan die de geschiedenis van de aardbol zo „in nevelen" gehuld heeft. En ons on derzoek op de maan zal ons onge twijfeld veel informaties verschaf fen op het terrein der geologie en de kennis der delfstoffen. Wat zijn uw problemen voor het tweede aspect, de toepassing van de nieuw vergaarde kennis ten voordele van het leven op aarde MATHEWS: Ik heb al gewezen op de voordelen van de intercontinen- Voorlopig zullen de maanvaarders zich nog te voet moeten voortbewegen, maar bij de vlucht van de Apollo- 17, die in 1971 moet plaatsvinden, hoopt men de astronauten een dergelijk voertuig mee te geven om hun werkactieradius te vergroten. tale communicatie en de mogelijk heden tot vroegtijdige weersvoorspel ling met behulp van satellieten. Het gebruik van deze mogelijkheden zou verbeterd kunnen worden door vesti ging van een basis in een baan om de aarde. Vanuit zo'n basis zou men bijvoorbeeld in staat kunnen zijn de stand van de belangrijkste voedings gewassen te controleren, waterstan den en eventuele onderaardse water reserves kunnen opsporen. De afwe zigheid van zwaartekracht in de ruimte verschaft ook de mogelijk heid tot het uitvoeren van procedé's die op aarde niet mogelijk zijn. Zou het niet beter zijn om dit alles uit te voeren met geautomatiseerd materiaal in plaats daarvoor mensen de ruimte in te sturen MATHEWS: Op deze vraag wil ik bepaald in de meest positieve zin antwoorden. Om de ruimte te explo reren - en misschien ook de opper vlakte van een hemellichaam - met onbemande ruimteschepen, dan moet men als het ware al bijna weten of in ieder geval vermoeden wait de resultaten van het onderzoek zullen zijn, voordat men er heen gaat. Hoe kan men anders de benodigde uit rusting ontwerpen om het onderzoek te volbrengen? De waarde van de mens in het ruimte-onderzoek is zijn gave om te onderscheiden wat „nor maal en niet normaal is" en de buigzaamheid van de menselijke geest die hem in staat stelt de ver schillen te constateren tussen de werkelijkheid ter plaatse en de ken nis die hij had voor de start. De mens kan als „ontdekker", als on derzoeker, niet door machines ver vangen worden. Daarom zullen men sen de ruimte in moeten, tenminste als wij de ruimte werkelijk ter plaat se willen exploreren. U kwam reeds bij het Amerikaanse ruimteprogram toen het nog in de kinderschoenen stond. Zijn er voor u nog grote verrassingen geweest MATHEWS: lik kan u verzekeren, dat iedere vooruitgaing voor mjj op nieuw een verrassing was. Elke keer als we weer met iets bezig waren, hadden we een redelijk groot ver trouwen dat het ook zou lukken. Een zeer bijzonder ervaring was voor mij wel, dat het ruimtevaartonderzoek langzamerhand internationaal is ge worden meit vredelievende bedoelin gen en dat 't alom interesse weet te wekken en ondersteund wordt door de volkeren van de gehele aarde. Welke ervaring heeft u de meeste voldoening geschonken MATHEWS: Ik heb vele opwin dende momenten in mijn leven ge kend. Aan het begin van mijn car rière waren we juist in het tijd perk waarin supersonische snelheden in de luchtvaart hun intrede deden. In die tijd leek het even fantastisch en onbruikbaar als sommige aspec ten van de ruimtevaart van deze tijd. We lieten toen vliegtuigmodel len uit hoogvliegende toestellen zak ken en voerden de modellen op tot de snelheid van het geluid. Windtun nels en andere grondfaciliteiten wa ren toen nog niet ontwikkeld voor tests met deze hoge snelheden. Ik was betrokken bij het werk dat de eerste ontwerpen van Amerika's eerste bemande ruimtevlucht in het project Mercury bepaalde. Ik voel de dat mijn werk beloond werd, met name door de tweede generatie be mande ruimtevaartuigen van het Ge- miniproject dat door ons werd ont worpen om te bewijzen dat we waar lijk in de ruimte konden opereren. Een bijzondere voldoening voor mij is misschien wel, dat ik in de gelegenheid was deel te nemen aan een ontwikkeling van relatief lang zame en plompe naar slanke en snelle vliegtuigen en vervolgens ook naar een tijdperk van bemande ruimtevluchten. En dat is eigenlijk een belangwekkende vooruitgang binnen een geringe tijdsspanne. Wat zal volgens u de meest be langrijke en spectaculaire vooruit gang zijn in het ruimteonderzoek na de landing op de maan MATHEWS: Belangrijk zal onge twijfeld een verlaging van de kosten van het ruimtetransport zijn. Belang rijk is echter ook de mogelijkheid die we hebben om steeds zwaardere ruimteschepen de ruimte in te stu ren. Wij zijn begonnen met kleine satellieten. En vandaag de dag be schikt Amerika over de Saturnus 5 die in staat is 135.000 kilogram in een baan om de aarde te brengen of 45.000 kilo in de richting van de maan te sturen. De plaatsing van telescopen in de ruimte zal eveneens van grote im portantie zijn. Ik voorzie zelfs iin de toekomst een onderwijssysteem waarin gebruik gemaakt zal worden van communicatiesatellieten. Ik weet dat het moeilijk is om het zich voor te stellen, maar waarschijnlijk komt het ooit nog eens zo ver Wanneer men bedenkt, dat noch de maan noch de ruimte een vriende lijke en gastvrije ruimte is om te le ven, gelooft u dan dat er in de toe komst op grote schaal maanreizen ondernomen zullen worden MATHEWS: Van die eerste mensen die naar Amerika kwamen, werden er velen ziek en stierven. Amerika zag er toen verlaten en armoedig uit. Beslist geen land om zomaar te gaan wonen. En kijk nu eens wat het geworden is. We hebben uit die geschiedenis geleerd, dat de ontdek kers uit het verleden zelden de om vang en de waarde van hun ontdek kingen konden overzien. Dat ligt nu wel een beetje anders. Denkt u dat de maan ooit bewoond zal worden MATHEWS: Onze kennis is nog al tijd te beperkt om hierover een zin nig woord te kunnen zeggen. Maar ik geloof, dat de jongelui van tegen woordig nog mee zullen maken dat onderzoekingsbases op Mars geves tigd worden. Het lijkt belcahelijk, vooral omdat we nu al weten, dat de omstandigheden op Miars bepaald niet gunstig zijn voor de mens. Maar ook in dit verband herinner ik even aan wat ik zojuist gezegd heb over de zogenaamde „ongast vrije kust van het oude Amerika". De mensen zullen eens naar Mars gaan en daar de mogelijkheden om er te blijven ontwikkelen. Het nut en doel om er te blijven zal dan ge rechtvaardigd zijn. Ik ben er zeker van dat we er ons allen over zullen verbazen hoe de mensheid er in ge slaagd is te leven voordat het de mogelijkheid had gebruik te maken van de ruimte. DEN HAAG - De publiciteit over het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in Nederland moet sterk verbeterd worden. Deze con clusie komt zeer duidelijk naar voren uit een rapport dat een commissie van de akademische raad onder voorzitterschap van prof. dr. M. Rooy heeft uitge bracht. Deze „commissie inzake verbetering van publiciteit over het wetenschap pelijk onderwijs" heeft in haar rap port aan de akademische raad een aantal belangwekkende conclusies en aanbevelingen opgenomen. De com missie stelt onder meer 1. Het publiciteitsbeleid van de uni versiteiten heeft in verschillende opzichten geen gelijke tred gehou den met de ontwikkelingen binnen en buiten de universiteiten. 2. De universiteiten en de akademi sche raad moeten een bewust in tern en extern publiciteitsbeleid voeren, ook omdat de vele span ningsverschijnselen binnen de uni versiteiten en tussen de universi teit en maatschappij verbeterde vormen van communicatie en in formatie noodzakelijk maken. 3. In het geheel van het bestuursbe leid van universiteiten en akade mische raad moet het publiciteits beleid een belangrijker plaats in nemen. Daartoe zal een mentali teitsverandering nodig zijn. 4. De universiteiten zullen in de toe komst tekst en uitleg moeten ge ven ook over hun financiële doen en laten. De bereidheid tot het geven van meer informatie bij universiteiten en akademische raad moet toenemen. 5. De popularisering van de weten schap is een onder andere door de universiteiten tot dusver te zeer verwaarloosd terrein. 6. De opleiding van gekwalificeerde wetenschapsjournalisten zal ook de aandacht van de universiteiten vereisen. 7. In heit voorlichtingsbeleid van uni versiteiten akademische raad moet openheid en openbaarheid regel en geheimhouding uitzondering zijn. 8. Voorlichting is geen algemeen ge neesmiddel voor dieper liggende universitaire kwalen of tekortko- 1 mingen. De akademische raad zal te zijner tijd, wanneer men beschikt over de reacties van belanghebbenden en be langstellenden, zonodig nog zijn stand punt bepalen over de concrete aan bevelingen van het rapport en de daaraan ten grondslag liggende over wegingen. Het rapport beveelt de akademische raad ook nog aan een eigen voorlichtingsfunctionaris aan te stellen. Voorts zou de behoefte moe ten worden onderzocht aan een lan delijk universitair mededelingenblad. PROF. ROOY EINDHOVEN „Na de oorlog is de universiteit in een stroomver snelling geraakt. De ontwikkelingen in de samenleving en in de weten schap zijn stormachtig. Een aantal universitaire probleemgebieden is duidelijk blootgelegd. Ik kan ze kort als volgt aanduiden: on derwijs, onderzoek, beheer en organisatie, planning. Men kan zich, geloof ik, niet veroorloven die onderlinge samen hangende probleem-sectoren los van elkaar te beschouwen. Slechts een integrale aanpak kan op den duur oplossingen bieden." Dat zegt professor dr. D. A. de Vries, waarnemend-rector van de Technische Hogeschool Eindho ven. Als voorzitter van de afde ling der Technische Natuurkunde verduidelijkt hij zijn standpunt met een „technisch" voorbeeld. „In de natuurwetenschappelijke en technische sectoren hebben de kapitaalinvesteringen in gebou wen en apparatuur vergaande en lang doorwerkende consequenties voor het onderzoek en het onder wijs. Onderwijskundige verande ringen kunnen belangrijke gevol gen hebben in de personele sec tor. En dat beïnvloedt weer de balans tussen onderwijs en onder zoek." Bewust laat professor De Vries dan allerlei nieuwe taken die de universiteit moet aanvatten hui ten beschouwing. „Wat denkt men te gaan doen aan het post academisch onderwijs op grote schaa en hoe gaan we een ster kere binding verwezenlijken met andere vormen van tertiair on derwijs?" Professor De Vries is van me ning dat de voorstellen van mi nister Veringa om essentiële wij zigingen te gaan aanbrengen in de beheers- en bestuursstructuur van de universiteiten en hoge scholen wezenlijke verbeteringen inhouden. „Maar het is een expe riment. Het zal afhangen van vele factoren huiten de universiteit, hoe het gaat uitpakken." De kritiek van de studenten heeft de ogen geopend voor en kele fundamentele gebreken in onze maatschappij. Dat is geluk kig. Het protest van studenten is bovendien sterk ingegeven door de krachtige drang naar vrijheid en ongebondenheid. De sociale en seksuele moraal wijzigen zich ra zend snel. „Ik meen dat het studenten protest de aandacht juist op die gebreken en veranderingen heeft gevestigd. Maar ik geloof ook, dat er niet verstandig aan wordt gedaan nu eerst te beginnen met geïsoleerd de bestuurs- en be heersstructuur van ons hoger on derwijs te gaan moderniseren." En hier legt professor De Vries meteen de vinger op de zeer wonde plek van de wijze waarop men in ons land nog steeds meent vraagstukken van vernieuwing in ons onderwijs, ook het universitaire onderwijs, te kunnen benaderen. Er is geen plan. Elk zicht op langere ter mijn ontbreekt. Ér dient een be leidsvorming te komen op lange termijn voor de vier sectoren. Die planning ontbreekt en daarom heeft men nu maar de democra tisering van de bestuursstructuur hij de kop genomen. Daarop is door het studentenprotest de aan dacht gevallen. Midden-april legde professor De Vries zijn opvattingen over wat zou dienen te gebeuren vast in een nota. Intern is dit stuk op kleine schaal verspreid. „Ver nieuwing, maar hoe?" is de veel zeggende titel. En het motto: „Wij groeien vast in tal en last." Juist, omdat de meningen over de vorm en inhoud van de uni versitaire vernieuwingen zo sterk uiteenlopen is er een klimaat ont staan waarin radicale stromingen de boventoon dienen te gaan voe ren. Zij spreken aan door hun rechtlijnigheid, het elan waarmee ze worden gepresenteerd en om dat ze aansluiten hij het alge mene gevoelen dat democratise ring van het universitaire en maatschappelijke bestel dringend nodig is. PROF. DE VRIES onderzoek. Het houdt de balans tussen onderwijs en onderzoek niet in de gaten. Het vraagt zich niet af, hoeveel studenten we op langere termijn kunnen verwachten en hoe we die dan moeten gaan begeleiden. Boven dien is er geen echt bestuurska- der voor de universiteiten. Ik vind dat het hoog tijd is dat we in ons land eerst eens op grond van wetenschappelijke analyses onze onderwijs- en on- derzoekpolitiek moeten gaan vaststellen. En pas uit datgene wat daarbij objectief uit de bus komt, zouden we de beheers- en bestuursstructuur moeten gaan democratiseren". De universiteit heeft het drin gend nodig dat er door vakmen sen wordt gedacht en gediscussi eerd over de ontwikkelingen die men mag verwachten. Welk een vlucht hebben de natuurweten schappen genomen, met hun toe passingen in de techniek! In de biologische wetenschappen zien wij steeds sneller de toepassin gen in de medische wetenschap pen en de landbouw. De gedrags wetenschappen zullen ongetwij feld hun invloed in steeds ster ker mate krijgen op ons denken over de maatschappij. In die discussienota betoogt professor De Vries dat de drang naar vernieuwing op korte ter mijn veelal voorbijgaat aan de samengesteldheid van de proble matiek. Men gaat ingrijpende hervormingen doorvoeren Nij megen en Groningen die niet langer vallen binnen de sfeer van verantwoord experimenteren met nieuwe vormen en inhouden. De nadelige consequenties wor den niet, of onvoldoende, onder kend. Onderwijs en onderzoek lijden daaronder. De schade die daardoor ontstaat voor de leden van het wetenschappelijk korps en de studenten kan onherstel baar zijn. Professor De Vries pleit daar om voor beleidsvorming op lan gere termijn via speciale organen die tevens experimenteren en stimuleren. Daarnaast kan men op korte termijn veranderingen aanbrengen via overleg in nieuwe adviesorganen onderwijscom missie, onderzoekcommissie en is opheffen van onwerkbare struc turen mogelijk. Tevens kan dan met nieuwe vormen van onder wijs worden geëxperimenteerd. Het onderzoek van de problemen van universitaire organisatievor men en de daaraan verhonden fi nanciële consequenties moet wor den geïntensiveerd. Men gaat nu democratischer de universiteiten besturen. „Maar wat gaat men eigenlijk besturen en beheren? Is niet de democratisering van het onder wijs primair Het plan-Veringa voor de nieuwe bestuursstructuur verdiept zich niet in de gevolgen ervan voor het onderwijs, de studenten, het personeel en het Professor De Vries pleit, om bij de universiteiten te blijven, voor de instelling van een staf orgaan Dat moet zich bezighou den met de huidige en toekom stige universitaire problemen en de sectoren van onderwijs, on derzoek, beheer en bestuur. De onderlinge samenhang moet daarbij duidelijk in het oog wor den gehouden. Hij stelt dat het dringend nood zakelijk is dat men in ons land komt tot de instelling van een Interuniversitair Instituut voor Universitaire Problematiek. Een kleine vaste staf zaj in zulk een instituut kunnen worden bijge staan door een wisselende bezet ting van deskundigen die enige tijd volledig aan het instituut ver bonden kunnen zijn. Zulk een in stituut zou secties moeten heb ben voor onderwijs, onderzoek, beheer (inclusief organisatie) en planning. Het verricht onderzoek van de problemen van de universiteit en brengt adviezen uit aan de over heid en aan de verschillende in stellingen van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Elke sectie moet systeemana lyses verrichten. Er moet ge bruik worden gemaakt van demo grafische en economische analy ses. Tevens kan zulk een instituut een centrum worden voor docu mentatie op zijn gebied en voor de kadervorming van universi taire bestuurders. Professor De Vries schat dat de jaarlijkse kosten van zulk een instituut ongeveer vijftien mil joen gulden zullen bedragen (1 procent van de begroting voor wetenschappelijk onderwijs) Daarnaast pleit professor De Vries voor een Landelijke Univer sitaire Adviesraad - een soort SER voor de universiteit - om landelijk overleg over beleidza- ken te voeren en allerlei univer sitaire zaken te coördineren. De huidige Akademische Raad kan dan verdwijnen. Elke hogeschool en universiteit moet voorts be schikken over een eigen beleids orgaan voor de planning op lange termijn. „Vast staat in ieder geval dat we af moeten van dat laveren van geval naar geval, van het ene probleem naar het andere. De hele dwaasheid van alles wat er zich zo langzamerhand heeft afgespeeld rond de vestigings plaats en de noodzaak van een achtste medische faculteit bewijst dat nog eens ten overvloede". „En men kan wat mij betreft de universiteit best verwijten dat ze inefficiënt en kortzichtig is. Maar dan moet men niet verge ten dat de groei van de middelen voor die universiteit geen gelijke tred heeft gehouden met de groei van de taken en de studententoe- vloed". „Een voortgaan op de huidige weg zal leiden tot een compleet faillissement van de universitei ten en zal ernstige gevolgen heb ben voor de wetenschapsbeoefe ning en daarmee voor de wel vaart en het welzijn in ons land". JACQUES LEVIJ 4

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 5