m
m
hun hart
klopt op
het water
en het
strand
EGMONDSE STRANDJUTTERS KUNNEN
HET GEWOON NIET LATEN, MAAR
„Als je er van zou moeten
leven zou je zo dood zijn"
Nieuwe vinding op
gebied van
gewonden transport
PARIS
hoeken
BIB
c'est
SPORT
ELKE OCHTEND
grote schep
op de tafel
SCHATTEN
DE STEM
Sr
formaat
Van één onzer verslaggevers)
EGMOND AAN ZEE. Om de echte Eg-
monder te ontmoeten, moet je het net als
in Volendam niet zoeken in de straten, die
op zomerse dagen druk zijn bevolkt met
toeristen. Want daar heersen nu de „jonge
lui", die alleen nog maar in Egmond iconen
omdat zij niet in de stad van hun iverk kun
nen aarden, de zakenlieden die met de ver
koop van patat, vis en souvenirs de boter-
dam van vrouw en kroost dik kunnen be
leggen, en niet te vergeten de import-Eg-
monders die in deze zuivere badplaats een
huis gehuurd of gekocht hebben om de on
zuivere stad te ontvluchten.
De oude Egmonders, die nog kunnen
vertellen over de tijd dat vrijwel de gehele
mannelijke bevolking naar IJmuiden trok
om van daaruit op visvangst te gaan. wonen
op een achteraf je. In die smalle straatjes
ergens achter de boulevard.
Er is nog een overeenkomst met Volen
dam,. De bijnamen. Weliswaar raakt het er
op het ogenblik een beetje uit, maar er is
een tijd geweest dat iedere Egmonder bij
zijn dorpsgenoten slechts bekend was on
der een naam, die bij de burgerlijke stand
in geen enkel boek is te vinden. Als het om
bejaarde „durpers" gaat, geldt de bijnaam
nog steeds.
Een „anonieme" jutter gaat per fiets de vloedlijn langs.
£ngel Wijker heet bij zijn achternaam al lang geen Wijker meer-
Vraag naar Engel Wijker en je wordt van de ene naar de andere
teek van het dorp gestuurd. Vraag naar Engel Schippertje en de al
tijd bij de strandafgang aanwezige, met zwarte pet getooide ras-
Egrnonders wijzen je de weg naar een bejaardenflat achter de Ken-
r.elyboulevard. Daar verblijft Engel voor f 24,84 per week samen met
z'r shaggies rollende echtgenote in een ruime kamer met keuken en
slaapkamer. De hardhorende, nu gepensioneerde oud-visser en oud
bidman dankt zijn bijnaam aan het feit dat hij als kleine jongen op
de vlet van zijn opa parmantig het roer in handen nam
lit verhaal moet gaan over strand-
juters. Engel, klein van postuur en
sefekende kop, is één van hen. „Je
rait hem 's morgens om vijf uur al
ophet strand vinden", hebben ze ons
in het dorp verteld. Dat vroege op-
te-strand-zijn is niet een exclusivi
ty: van Schippertje. Hij ontmoet op
idioot vroege tijd bij paal 8 of 9
nik eén van zijn dorpsgenoten, die
ne ook niet kunnen laten.
nen collega-jutter, die zijn naam
ai® in de krant genoemd wil zien
ontlat anderen er niets mee nodig
"}aar olie zijn mening toch
Enag kwijt wil, ondersteunt Engel in
Z1J' opvatting dat er tegenwoordig
®anig meer te halen valt aan het
stand
Sommige mensen denken dat het
°0'® "alen is wat we doen. Nou ver
telt het maar. Ais je er van zou moe-
v" '®ven: zou je gauw dood zijn.
e'"t "et is niet veel wat je vindt.
JL?oe'. 'le' omdat het een sport is,
™at je het niet kunt laten."
Ingel: „Als je een week loopt, heb
10 misschien voor ruim vijf gulden,
Sr niet. Het is eigenlijk net zoals
een hengelaar die de hele dag
visie staat te loeren. Dat
dt ie leuk. Zo is het met mij ook.
stnn™'1 ^°Pt °P het water en het
opwerking dat het vroeger veel
r ®r Ia geweest, verwijzen de twee
iutters naar het rijk der
snmij ..Kijk, in de oorlog
er natuurlijk veel meer aan,
mo, Y^ehillende schepen waren
^rpedeerd; Maar toen lag het
Dut- moeiliik' omdat we van de
D nita op het strand mochten".
1 is VL.n tijd van de strandjutters
ivetrf 1JVZ0 die er tenminste ge-
st mocht zijn,
dat n?-jt van rondkomen,
G? onrn°gelijk. Oud hout mag jé
°tS; T™ hout moet ie bü de
lesnnïi 8rlJ brengen Kortom, al-
8ev?n ?n. waarde meet je aan-
centm ^'ist er wel een oaar
te liot" maar het loont de moei-
Vil* Zfgt En§.ol zeer beslist. En
J dan nooit de strandvonder
en rvrviur Micinuvunaer
antwnarrf ,?ntl?Pen? Een ontwijkend
wachtinp gt ln de uin van de ver'
Wordt =?t'"Jnaar niks daarvan. „Je
in de >?J 55, Sezien, al is het midden
tas „JL* zegt de man wiens hart
stranTe V1jf uur s morg
h?t weten."11 te kloppen*
fig nog?'nden de Jutters tegenwoor-
s morgens op het
En hij kan
Engel staat op en blijft weinige
ogenblikken verborgen in de keuken.
Geluid dat niet thuis gebracht kan
worden in moeders huishouding geeft
aan dat er iets bijzonders zal worden
binnengebracht. Maar dat valt tegen.
Vier ballen, van plastic en alumi
nium, die van netten zijn losgeslagen,
worden toch met enige trots getoond.
Wat zullen ze opbrengen? „Hoogop
een gulden het stuk".
Vorige week heeft hij nog een ge
heel gevulde gasfles opgedoken. „De
dop was geheel verroest. Met kruip
olie en hamerslagen heb ik hem
opengekregen, nadat ik eerst had
moeten slepen om hem hier te krij
gen. Hij was loodzwaar. Ik ben bij
vier mensen geweest, maar niemand
wilde hem hebben. Een eigenaar van
een strandtent gaf tenslotte zeven
gulden." Voor het gas. „De fles is
niks meer waard Engel", zei hij.
De collega-jutter „ik heb altijd
gevaren, maar de laatste twaalf jaar
heb ik bij Hoogovens gewerkt"
vertelt dat de flessen met briefjes
er in door jutters met de regelmaat
van de klok worden gevonden. Maar
aam ee. al dan niet romantisch ver
volg denken ze al lang niet meer.
Daarvoor hebben ze in de loop van
de tijd teveel „grapjes" meegemaakt.
Elke ochtend wandelt hij zo'n drie
tot vier uur langs het strand. „Ook
al is er geen westenwind voor
waarde tot het vinden van goederen
en materiaal op het strand ga ik
zo'n vijf palen heen en vijf palen
terug." Deze voor leken duistere op
merking slaat op de strandpalen die
op enkele kilometers van elkaar ver
wijderd op het strand staan en die de
positie met een enke) cijfer aan een
ingewijde wandelaar bekend maakt.
Soms ook gaat hij per fiets Nou ja,
een prikkie zou een stadsmens moe
ten zeggen. Geen plekje op het rij
wiel is niet verroest, alle „comfort"
ontbreekt en heel wat spaken zijn
kapot. Met aan het stuur twet dikke
touwen en achterop een zak gaat de
jutter op pad. Vindt hij wat, dan
heeft hij althans enige hulpmiddelen
bij de hand om zijn buit veilig te
stellen.
Engel weet ook nog een vondst uit
het recente verleden uit zijn goed
werkende geheugen op te diepen:
een zeehond. „Hij zat vlakbij de riet-
schermen aan de rand van de duinen.
Het komt wel eens een keer meer
voor dat er eentje op het strand komt
slapen, maar dan is ie altijd al vroeg
weg. Deze lag er nog om negen uur
Engel Schippertje voor de vlet die hij zijn eigen (bij)naam heeft gegeven.
(Van een onzer verslaggevers)
EMMEN De vondst van het jaar op het gebied van het gewon-
denvervoer, de rupsbrancard, uitgevonden door Emmens technisch
ambtenaar Simon Stevens, kan een revolutionaire ommekeer te
weeg brengen in het „opnemen' en transporteren van ernstige zieken
of zwaar gewonden. Het is een algemeen bekend feit dat zwaarge
wonden in vele gevallen onnoembare schade lijden en soms waar
schijnlijk ook wel het leven hebben verspeeld door de ondeskundige
wijze, waarop leken met hen omsprongen. Maar ook als deskundig
geschoold personeel (van het Rode Kruis of de EHBO) zich kort
na het ongeval kan ontfermen over een verkeersslachtoffer bijvoor
beeld, dan nog is het niet steeds mogelijk de zwaar gewonde zo
danig op te tillen of te verplaatsen dat hij in dezelfde toestand op
de draagbaar of brancard komt te liggen dan waarin men hem heeft
aangetroffen.
Vooral bij rug- en nekbeschadigin-
gen, in het algemeen bij wervelfrac
tuur, kam dit voor de patiënt in som
mige gevallen extra ellende- in alle
betekenissen van het woord - gaan
meebrengen. Wil men zwaargewond
den verantwoord kunnen transporte
ren naar een ziekenhuis dan dient
men toch tenminste over drie of zelfs
wel over vier man geschoold perso
neel te beschikken. En dat nu is niet
altijd mogelijk. Hoewel de uitvinding
van de heer Stevens nog slechts een
prototype betreft en nog stellig voor
een verdere vervolmaking vatbaar
is, kan thans reeds door deskundigen
worden vastgesteld dat deze vondst
DE oplossing is voor het gewonden-
vervoer.
Zoals ik zelf heb kunnen constate
ren schuift de brancard zo rustig en
ongemerkt onder het lichaam, dat je,
zonder ook maar een mm van plaats
te veranderen, wordt opgenomen van
de vloer, die in dit geval voor mij het
wegdek moest betekenen. Het is even
een prettig, aangenaam licht kittelig
gevoel als je de brede baan linnen en
de lichte trilling van de wieltjes on
der je voelt. Een asbakje met een
brandende peuk werd als standaard
voorbeeld van de grond af meegeno
men zonder dat er ook maar een keu
teltje as van de smeulende stomp af-
Het toestel van de heer Stevens
houdt het midden tussen een rups
toestel met een band zonder end)
en een grote schep voor gewonden.
Sommigen hebben 't wel vergeleken
met een menselijke taartschep. Die
vergelijking gaat in zoverre mank dat
men een dergelijk gebruiksvoorwerp
nog steeds ónder het gebak moet
schuiven, waarbij het dan dikwijls
nog mis gaat en er de handen toch
nog aan te pas moeten komen.
De „gewondenschep" uit Emmen
Is aan de hoven- en onderkant van
het blad uitgerust met wieltjes, spoe
len waarover flexibele brede banen
van dik linnen kopen. Waar de onder
ste werkt zoals een band die over een
der wielen van een rupsvoertuig
loopt, draait de bovenste tegelijker
tijd in tegengestelde richting.
Daardoor trekt deze de gewonde als
het ware onmerkbaar op de brancard.
Met behulp van een zwengel en een
motortje worden via een kettingsy
steem de wieltjes in beweging ge
bracht. Doordat het slachtoffer roer
loos blijft liggen, lopen ook met lange
hanen gevaar tussen de banden te ko
men, werken ook knopen of uitste-
de delen in de kleding niet als rem.
Het is een wonderlijk gezicht te zien
hoe ieder voorwerp zonder meer
langzaam maar zeker door de er te
gen aangeschoven „gewondenschep"
wordt opgenomen. Door de bijzondere
constructie van deze nieuwe vinding
is het mogelijk mensen uit het ijs
ijs of een mijnenveld te redden. Ook
kan men een mond-op-mond-beade
ming rustig voortzetten terwijl de
brancard hied langzam haar werk
doet.
Het grote voordeel van deze nieuwe
brancard is dat men bij verkeerson
gelukken zeer snel een aantal slacht
offers achtereen van de weg kan
„scheppen" zonder dat zij worden
aangeraakt. Wegenwachten politie
en EHBO zouden een aantal van de
ze toestellen moeten zijn uitgerust.
Immers een leek kan het werk
doen. Bovendien heeft men het voor
deel dat men de gewonde in het zie
kenhuis dan niet meer behoeft „over
te laden" op een andere brancard.
Hij kan met schep en al de rontgen-
tafel op. Want even gemakkelijk als
het „opnemen" verloopt, gaat ook het
„wegleggen" op bed of andere bran
card in zijn werk. Het toestel „ont
doet" zich weer van het slachtoffer
zonder dat er zich een verandering
in zijn „oorspronkelijke wegligging"
voordoet.
(Van onze correspondent)
Het gebeurde in Frankrijk. Jean
Marcade ging een ritje maken met
een tijger, niet in zijn tank, maar
met een levensechte. Op zichzelf was
dit niet ongewoon, want Marcade
werkt voor een dierentuin en brengt
heel wat tijd door met het vervoeren
van min of meer exotische dieren.
Deze keer was het verschil echter,
dat de tijger, of om nauwkeuriger
te zijn de tijgerin, naast hem zat.
Het begon allemaal bij Saint Remy de
Varle waar Marcade de tijerin Sarah,
had opgehaald. Het dier is zes jaar
oud en is naar men zegt moeilijk
van aard. Hij had al twee lama's in
zijn wagen en omdat hij Sarah niet
ingepakt kreeg om. het zo maar eens
te zeggen, liet hij een van het wat
meer vreedzame stel uit een van de
twee kooien en zette Sarah erin, Op
weg naar huis in Rouen stopte hij
onderweg om een paar uur te sla
pen. Voordat hij weer verder ging,
keek Marcade even achterom om te
controleren of met zijn pasagiers al
les in orde was. Met Sarah bleek
alles meer dan in orde. De deur van
haar kooi stond open en zij lag tij
gerheerlijk met volle maag in de wa
gen te slapen. Een lama bevond zich
veilig in de kooi. Men kan beter zwij
gen over wat er met de andere ge
beurd is.
Marcade sloot vlug de deur van de
auto. Wat kan je om vier uur 's mor
gens op het Franse platteland doen
om hulp te halen om een tijger even
aan te pakken? Marcade besloot om
maar naar huis door te rijden in de
hoop dat Sarah een paar uur nodig
zou hebben om door slapen haar hap
je te verteren. Hij vertrok en reed
heel voorzichtig, als iemand die op
eieren rijdt.
Hij was bij Poitiers toen hij de warme
adem in zijn nek voelde. Een ogen
blik later zat Sarah naast hem. Ze
scheen weinig plaats in bezit te heb
ben zei Marcade later. Ze had be
langstelling voor het dashboard en op
een gegeven ogenblik slaagde ze er
zelfs in om de ruitenwissers in wer
king te stellen. Maar een plezierig
ritje was het niet, al was het alleen
maar omdat de bestuurder er niet
zeker van was hoeveel tijd een tijger
in normaliter laat verstrijken tussen
de ene maaltijd en de andere. Hij
weet het nog steeds niet, omdat Sarah
haar volgende maaltijd in de dieren
tuin in Rouen nuttigde.
Op het moment dat de deur van
de kooi achter Sarah dicht viel, (de
kooi die voor tijgers en niet voor
lama's gebouwd is) viel Marcade
flauw.
's morgens. „Mot je niet weg?", zeg
ik tegen 'm. En hij weg. Kijk vroeger
was het toegestaan ze dood te slaan.
Dat was niks.
Met één klap waren ze weg. Maar
dat mag niet meer. En als je het wel
zou '.oen, zou niemand de huid meer
van je kopen. Vroeger bracht die
toch nog vijf tot tien gulden op.
Ik heb wel eens een zeehond mee
naar huis gebracht. Levend. Ik heb
hem later laten gaan." Engel weet
ook nog met een lach te melden dat
hij tussen het riet eens een grote
schildpad heeft gevonden. Maar dat
is van heel lang terug, toen hij zelf
nog tussen het riet lag te vrijen
Vorige zomer heeft Schippertje nog
wat kunnen handelen met zeeschuim.
Handelen is eigenlijk een te groot
woord, want de opbrengst is gere
kend naar het werk bijna niets. Het
vinden, schoonmaken en drogen van
de brokken zeeschuim wordt door
houders van vogelwinkeltjes beloond
met vier of zelfs drie cent per brok.
Het is immers maar voor de kanarie
bestemd
Nee, Engel en zijn anonieme vriend
rekenen definitief af met het axioma
dat jutters het wel versieren. Ze
kunnen niet buiten het strand, niet
buiten het geruis van de zee. Ze
willen de „schatten" die aanspoelen
ontdekken. Maar dat laatste valt elke
keer weer tegen. En toch„Al
wordt het 's avonds twaalf uur, om
vijf uur gaan. we weer."
DAVID M. JACOBS EN KEES
SCHERER; ISRAEL (uitg. Bruna
Zn-Zwarte Beertjes 1208).
Een „reisgids", die iets meer biedt
dan de gebruikelijke opsomming
voor sight-seeing. Voor mensen, die
op vakantie iets meer willen
zien en weten van een land dan de
uiterlijke feiten een instructief boek
je, voorzien van uitstekende kleur
foto's. In kort bestek wordt vooral
iets verteld over land en volk. Uit
gaande van het feit, dat reizigers
naar Israël over het algemeen meer
belangstelling hebben voor dit soort
zaken, dan zij, die een tochtje langs
de Rijn maken, kunnen we dit boek
je aanbevelen. Uitgebreide verhan
delingen moet men er niet in zoe
ken, wel de voornaamste gegevens,
goed voor een eerste kennismaking.
JEROEN BROUWERS: WERK
VAN NU 4 (uitg. Manteau) Iets
meer te weten van de man of de
vrouw achter een boek is dikwijls
instructief. Deze serie komt aan de
ze wens enigszins tegemoet. Summie
re informatie over schrijvers en
schrijfsters en een fragment uit hun
werk ter kennismaking, 't Boekje
geeft ons enige kijk op hetgeen er in
de vaderlandse letterkunde gaande is.
Hier vinden we bijeen: Andreas Bur-
nier, Herman Claeys, R. A. Cornets
de Groot, Jef Geeraerts, Daniël van
Hecke, Heere Heeresma, Johan
Rham, Hedwig Speliers, Judicus
Verstegen, Lodewijk Wiener, Her
man Ysebaert. Bijna allemaal au
teurs, waarvan we de laatste tijd
wel iets nieuws aangeboden hebben
gekregen. Foto's bijgevoegd.
SJOERD VAN DER WERF: RUS
LAND IN DE RUIMTE (La Rivière
en Voorhoeve, Zwolle) Over de Rus
sische ruimtevaart is buiten de
kring van deskundigen eigenlijk
maar weinig bekend. De NASA,
voortdurend aan de weg timmerend
met uitstekend documentatiemate
riaal, met een groots opgezette
persdienst, met zijn door de we
reldtelevisie gadegeslagen lancerin
gen en experimenten, overschaduwt
in kranten en in tijdschriften de bij
zonderheden van de Russische ruim
tevaart. Dat is niet de schuld van
de NASA maar van de Russen zelf,
die het nu eenmaal belangrijk vin
den geheimzinnig te doen met hun
experimenten. Datgene wat Tass
uiteindelijk de wereld inbazuint over
de Sovjet-ruimtevaart is dan ook
nog zorgvuldig geselecteerd op zijn
propagandistische waarde. Het is
daarom dat het uitstekend gedocu
menteerde en met nieuw fotomate
riaal geïlustreerde boek van Sjoerd
van der Werf wel grote belangstel
ling zal wekken in een brede kring
van geïnteresseerden. Er staat heel
wat in wat niet of vrijwel niet be
kend was. Bovendien is Sjoerd van
der Werf een ruimtevaartpublicist
met een reputatie. Ook daarop kan
men gerust weer afgaan, bij de o-
verweging of men dit boek zal aan
schaffen ja of nee.
FRED HOYLE EN JOHN ELLI
OT: ANDROMEDA (Zwarte Beer-
tjes-Bruna-Utrecht) Andromeda is
een beeldschoon meisje dat langs
kunstmatige weg is verwekt met
behulp van een computer die op
zijn beurt in elkaar werd geknut
seld op instructies, afkomstig uit
het melkwegstelsel en opgevangen
door een nieuwe radio-telescoop, er
gens in Engeland. Andromeda mag
dan lief zijn om te zien, het kind
is niets anders dan een vleesgewor
den computer: gevoelloos en feil
loos, rationeel, efficiënt en mach
tig, dit laatste althans in beginsel
want Andromeda komt, gelukkig
voor de wereld, om in een poel.
Zwemmen kon ze blijkbaar niet.
Misschien omdat er op de planeet
vanwaar de geheimzinnige seinen
werden verzonden geen water was.
Wie zal het weten? De schrijvers
die dit knappe maar wel wat met
technische toestanden overladen
srience-fiëtionverhaal in elkaar zet
ten. in elk geval ook niet.
BRETT HALLIDAYHET LIJK RE
KENT AF (Zwarte Beertjes, Bruna)
Een nieuwe spannende aflevering
in de serie Private Eye Shayne,
waarin speurder Shayne zijn neus
steekt in de zaken van bankier Car
son, die hem daartoe vlak voor zijn
dood opdracht heeft gegeven. Na te
genslagen en spectaculaire acties,
trekt Shayne uiteindelijk toch aan
het langste eind.
HANS KüNG: WAARACHTIGHEID
(over de toekomst van de kerk) (Uitg
Paul Brand-Romen en Zonen, Roer
mond). Uitgaande van de behoefte
aan waarachtigheid die kenmerkend
is voor het levensgevoel van de twin
tigste eeuw, en van de eis tot waar
achtigheid, die Christus in het evan
gelie aan zijn volgelingen heeft ge
steld, gaat Küng tot in details na
hoe de kerk aan deze behoefte en eis
de kerk de oproep tot waarachtigheid
moet voldoen. Hij Verheelt niet dat
lange tijd heeft veronachtzaamd. En
hij laat duidelijk zien, dat er ook nu
nog tendensen zijn waar te nemen om
met deze eis de hand te lichten. Wil
de kerk nog een kans maken in de
toekomst, stelt Küng, dan zal zij
moeten streven naar een nieuwe
waarachtigheid. In een aanhangsel
geeft Küng een kort commentaar op
de encycliek Humanae en een korte
richtlijn voor het praktische leven na