Kruipen, lopen en vliegen is devies
van aardolierekruten in de toendra
Toen en nu
De veldgeologen zijn de stoottroepers en de commando-solda
ten, die de spits moeten afbijten in de strijd van de mens te
gen de natuur om meer aardolie. Hun taak stelt hoge eisen,
maar het werk is zo boeiend, dat zij graag wat ontbering op
de koop toe nemen.
Nuttige wenken
BIJ DE FOTO's:
Hierboven; Ais 's avonds de moderne „goudzoekers" uit de toendra terugkeren, moeten alle gegevens in
kaart worden gebracht.
Daarvoor gebruiken zij een stereoscoop waardoor zij een drie-dimensionaal beeld van het bewerkte ter
rein krijgen.
Hieronder; De petroleumjagers, zoals de geologen wel eens schertsend worden genoemd, hebben voor hun
Werk de modernste hulpmiddelen tot hun beschikking zoals deze helikopter.
I Desondanks blijft het avontuurlijk.
Rechtsonder; Niet groter als mieren lijken de geologen als zij tegen de berghellingen op zoek zijn naar de
sporen die wijzen op aardolie.
(Van een bijzondere
medewerker)
De glorietijd der goudzoe
kers en pelsjagers ligt reeds
geruime tijd achter ons, In
hun dagen waren zij de pio
niers. De pioniers van heden
hebben het in Canada nauwe
lijks gemunt op goud en pels-
dieren. Wat zij wel zoeken is
aardolie oftewel (zoals zij het
noemen) „vloeibaar goud".
De moderne pioniers zijn de veld-
geologen en hun, vaak jonge, helpers.
Overal in Canada, waar men aard
olie in de bodem hoopt te vinden,
trekken de veldgeologen er op uit.
Zij trekken over toendra's en door
berglandschappen. Zij reizen te voet,
te paard, per kano, motorboot, per
auto en door de lucht. Zij zijn uitge
rust met de modernste hulpmidde
len, maar hun werk bliijt niettemin
pionierswerk.
In de wildernis ten noorden van de
Peace River de „Vredesrivier"
kwamen wij te spreken met een oude
goudzoeker. Gus (zo heette hij) vond
de tegenwoordige tijd niet erg op
windend. Vroeger was het veel beter,
zed „Old Gus". Toen moest een geo
loog net als een pelsjager of een ont
dekkingsreiziger zonder technische
hulpmiddelen de strijd aanbinden te
gen de wildernis.
Toen beschikte hij niet over radio.
Hij was dikwijls maandenlang onder
weg voor hij de plek bereikte, waar
hij aan de slag moest. In die tijd
moest hij werkelijk vechten om ver
steende planten en dieren te vinden.
En nu? Nu brengt de helikopter of
het vliegtuig hem er heen.
Wat „Old Gus" zei, klonk aan
vaardbaar, maar bleek bij nadere be
schouwing toch niet helemaal steek
houdend te zijn. Want wel kan een
geoloog thans in een paar uur door
de lucht een afstand afleggen, die
hem vroeger maanden zou hebben
gekost, maar als hij eenmaal ter
plaatse is, is zijn leven net zo moei
lijk en avontuurlijk als dat van zijn
voorgangers.
Zeker, vliegtuig en radio zorgen
voor een draaglijke ravitaliering,
voor post en voor „contact met
thuis. Maar is het basiskamp een
maal opgezet, dan moeten de man-
nen en jongelui toch (net als vroe
ger) groepsgewijs per kano of te voet
het terrein gaan onderzoeken. Dan
dragen zij zelf hun proviand, wa
pens, instrumenten en shelters.
Vaak moeten zij 's nachts onder de
blote hemel overnachten. Met de ka
no's moeten zij het hoofd bieden aan
stroomversnellingen, ondiepten en
beverdammen. In vele gevallen is de
terreingesteldheid zodanig, dat de
mannen per dag slechts een paar mijl
kunnen afleggen. Nee, „Old Gus" had
ongelijk, toen hij geringschattend
sprak over de moderne veldgeologen.
Onder de zoekers naar „vloed
baar goud" zijn echte veteranen, die
reeds menig jaar op expeditie zijn
getrokken en heel veel avonturen
hebben beleefd. De laatste jaren is
men er toe overgegaan om jonge
mannen als helpers mee te zenden met
de veldgeologen. Zij moeten natuur
lijk bereid en in staat zijn om onge
makken te verdragen, maar krijgen
dan ook de kans om maanden achter
een een gezond, avontuurlijk en ro
mantisch leven in de vrije natuur te
leiden. Die jongelui zijn de rekruten
van de stoottroepen en commando-
eenheden van het aardolieleger. Met
de geologen zijn zij het, die de spits
moeten afbijten in de strijd om de
aardolie. Zij vechten met moderne
wapenen, maar hun strijd is zeker
niet minder vinnig, romantisch en
avontuurlijk dan die van de pelsja
gers en goudzoekers van weleer.
Immers, het is him taak om in eer
ste aanleg aan te geven, welke gebie
den zeker of vermoedelijk aardolie
bevatten. Zij gaan de bouw der aard
lagen na. Zij onderzoeken de gesteen
ten. Zij speuren naar fossielen, die
„kleine verraders", die de mens reeds
veel diensten hebben bewezen bü de
opsporing van delfstoffen. Zij teke
nen schetskaartjes en nemen gesteen
temonsters. Deels in de tenten van
het basiskamp, voor een ander deel
na transport per vliegtuig of heli
kopter in de laboratoria van de
aardoliehoofdkwartieren, onderzoekt
men de gesteenten en bestudeert men
de kaarten.
Zelfs als de activiteit der aardolie-
etoottroepers niet leidt tot aardolie-
vondsten is hun werk zeer belangrijk.
Zeker voor de wetenschap en later
vermoedelijk ook voor de praktijk.
Want dan kunnen nieuwe hulpmid
delen, ontdekkingen en uitvindingen
mogelijk bruikbaar maken wat thans
nog als onbruikbaar of niet te exploi
teren geldt Men bedenke, dat het
nog pas dridkwart eeuw geleden is,
dat benzine als „waardeloos afval"
nabij de petroleum velden werd ver
brand om van de last af te zijn.
vatten toch een kem van waarheid.
Want inderdaad kenden tel van In
diaanse stemmen het gebruik van
aardolie reeds eeuwen vóór de bleek-
gezichten in hun land doordrongen
en er, later, grote „aardoliejachten"
ontketenden.
De Roodhuiden wisten (evenals de
Maleiers en andere Aziatische vol
ken), dat aardolie in sommige geval
len een goede medicijn is en zij ge-
bruiktè'n de vloeistof daarom in hun
„medische praktijk". Zij hebben reeds
menigmaal blanke aardoliespeurders
zeer nuttige tips gegeven, tips, die
het werk der geologen en hun hel
pers soms aanmerkelijk vereenvou
digd en bekort hebben.
's Avonds, als de helikopter uitrust
van zijn dagelijkse vluchten en de
geologen en hun helpers van hun
speurtochten, is het in de regel erg
gezellig in een basis-kamp. Een ste
vige maaltijd verdwijnt in de hon
gerige magen. Er wordt gepraat en
een spelletje gespeeld. Soms komt
een trapper, een „Mounty" (bereden
politieman), een handelaar, een In
diaanse notabele of een jager-voor-
plezier het gezelschap versterken.
Dan zijn de gesprekken dubbel le
vendig, dan verneemt en vertelt men
nieuwtjes, dan wisselt men van ge
dachten, dan verneemt men kwink
slagen en krijgt men goede raad.
Ergens tegen een ruige berghelling,
ergens nabij een meer, ergens in een
dicht beboste streek, in de toendra,
of aan de oever van een rivier ligt
een kamp, ja, liggen vele kampen.
Zo'n kamp is een stipje op de kaart,
zelfs met een vergrootglas nauwe
lijks te vinden. En elders en weer
elders liggen nog meer van die kam
pen. Zij zijn stuk voor stuk eenzame
nederzettinkjes. Eenzaam, ja, maar
niet zo eenzaam als ze vroeger waren
vóór de komst van de radio en de
helicopter.
Dank zij deze technische hulpmid
delen kunnen die kampen contact
met elkaar hebben en beter samen
werken dan weleer mogeiyk wast
Maar het blijven toch pionierspunten,
zoals de veldgeologen en hun jonge
helpers pioniers, stoottroepers, com
mando's of voortrekkers zijn evenals
de goudzoekers en de pelsjagers uit
voorbije tijden.
Als iemand dit tegen ons
merkt „Old Gus" een beetje goed
hartig smalend op „Ja, maar vroe
ger waren het kerels en nu zijn het
„Heren Geologen"."
De wat al te stevige klap op de
schouder van een der geologen, die
zich mocht verheugen in de bijzon
dere waardering van „Old Gus", ver
zachtte de kritiek heel sterk.
Doorgewinterde oude rotten in het
werk hebben wel eens de gewoonte
om de veldgeologen en hun jonge
helpers te plagen. Aan die moderne
„Heren Geologen" ontbreekt veel
(zeggen zij dan). Een echte geoloog
kon vroeger aardolie ruiken, ook al
zat dat kilometers diep in de grond.
Dan komen enige sterke verhalen
over mannen, die zulke top-presta
ties geleverd (zouden) hebben.
En neem een voorbeeld (vervolgen
zij dan) aan onze Rode Broeders de
Indianen. Die wisten al wat aardolie
was en wat ze ermee doen konden
vóór de mannen der wetenschap aan
aardolie dachten. Dat waren kerels,
die hadden jullie in dienst moeten
nemen, dan hadden jullie al die ha
mers, kompassen, tangen en andere
instrumenten thuis kunnen laten. Om
dam van de jeugdige helpers nog maar
te zwijgen.
Deze en dergeiyke opmerkingen
a#a schertsend bedoeld, meer gij be-
v<
DE STEM
HARD LEVEN VOOR VELDGEOLOGEN