ERS
fcÜ
Commentaar
CHIC EN „SJIEK"
- GOES N.V.
TE GROTE VREES VOOR DE „OPPERBAAS"
BONDSREGERING TRAAG
wvan onze
DOSENDAAL
Hoop ondanks malaise
mrmmu
ipenfabrieken
DR. CORN. VERHOEVEN
Goes
-6210
(Van een onzer verslaggevers)
NIJMEGEN - Wie een vulkaan-uitbarsting er
van verdenkt, de manifestatie te zijn van een
veel heviger, griezeliger onderliggend pro
ces, heeft het grootste gelijk van de wereld.
DURF
VRIJ
OMHOOG
WEINIG HOOP
KLACHT
EIGEN GANG
UITDAGING
DUIDELIJK
DE STEM VAN ZATERDAG 26 APRIL 1969
19
\GE
zowel voot dag- als
voor ploegendienst
voor dagdienst
Licht werk
Goed loon
Gratis bedrijfskleding
Goede sociale voorzieningen
Ires
Lofdweg 40
Lrpsstraat 82
6
lerkplem
jirkt 38
■lkstraai
^rkplem
47
van - tot
18 45-19.15 uur
19 30-20.00 uur
20 15-20.45 uur
18 45-19 15 uur
19 30-20.00 uur
19 00-19.30 uur
19 45-20.15 uur
'iihelminastr. 90 18.45-19.15 uur
Iken. Zwaanhnefst.raat 2
18 00-12 15 en 13.15-17.15 uur.
rliikipcil oeii PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILINGENP^UNGEN ™ltóEN
EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGENPEILINGEN PEILINGEN PEILI
SEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN ..PEILINGEN- ^PEILINGEN
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL
Drie speldeknoppen op de wereldkaart: Nederland, België en Luxem
burg. Afzonderlijk kunnen zij geen rol van betekenis spelen op het
wereldtoneel. Dan zijn zij niet veel meer dan de lakeien van de
grote mogendheden. Maar als zij samengaan kunnen zij wel een eigen ge
luid laten horen en invloed uitoefenen. Daarover is iedereen het allang
eens. Daarom is de Benelux in het leven geroepen.
De komende week komt een aantal ministers uit de Benelux-landen in
Den Haag bijeen om de stand van zaken bij de onderlinge eenwording te
bespreken. Die stand van zaken is bedroevend. De weg naar verdere inte
gratie is gebarricardeerd door allerlei technische obstakels. En er is nergens
een bulldozer te vinden om die barricades op te ruimen.
De hoofdoorzaak van deze Benelux-malaise ligt in België. Zeker, ieder
een spreekt daar heel vriendelijk over de Benelux, maar als er moet wor
den aangepakt laat Brussel verstek gaan. Dan capituleert de Belgische re
gering voor hef verzet van de Walen, die verdere integratie afwijzen uit
vrees een heel kleine minderheid te worden in een groot Nederlandstalig
samenwerkingsverband.
Deze Waals-Vlaamse tegenstelling zal ook de komende Haagse Benelux-
conferentie beheersen. Grote vorderingen, opzienbarende initiatieven wor
den dan ook niet van deze tweedaagse bespreking verwacht. We mogen
al heel blij zijn als het gesprek in goede harmonie verloopt en ergens de
wil gedemonstreerd wordt om toch verder te gaan op de weg naar ver
dere eenwording, desnoods dan maar stapje voor stapje.
Want we moeten verder met de Benelux. In de E.E.G. en daarbuiten is
de Benelux een zaak van zelfbehoud. Maar ook onderling hebben de drie
landen zoveel problemen gemeen de ontwikkeling van de grensgebie
den en van het Scheldebekken om maar een enkel voorbeeld te noemen
- dat ze hef zich eenvoudig niet kunnen veroorloven gescheiden op te
trekken.
Zo evident zijn de materiële voordelen van verdergaande samenwer
king dat wij ondanks de malaise van dit moment blijven geloven in de
Benelux.
gen van de tamelijk talrijke
woorden in onze taal, die ik
nar vind is „chic" of ook wel
.sjiek". Eigenlijk is het niet eens
oen woord uit onze taal, maar het
wordt zo vaak gebruikt, dat we
dat amper voelen. Het effect van
vervreemding dat erdoor opge
roepen wordt, vooral wanneer het
woord met een zinnelijk getuit
mondje wordt uitgesproken, glij
dend en bijna mislukkend in de s
en de j en resoluut tot stilstand
komend in een parmantig ge
brachte keelklank, dat effect is
niet eens helemaal te verklaren
uit het feit dat het een buiten
lands woord is en daardoor een
ietwat aanstellerige uitspraak eist.
Bij dat buitenland denken we dan
op de eerste plaats aan Frankrijk,
lange tijd het land van herkomst
van heel wat chic. Mode en cul
tuur waren vroeger Franse aange
legenheden, Frans spreken was
deftig; en toen dat gebruik een
beetje begon te tanen was het nog
chic door te gaan. Want chic kan
best een beetje ouderwets zijn en
bet onmiddellijk volgen van elke
nieuwe mode is nog niet chic. Chic
is iets anders dan modieus.
Intussen is het woord niet zo
Trans al wordt het in Frankrijk
ook gebruikt Chic is een Ger
maans woord; het is van „schik
ken" afgeleid Schikken is „voe
gen naar", „aanpassen bij" of iets
van die aard, zoals dat naar vo
ren komt in „zich schikken".
Chic is, naar de betekenis van dat
woord, dat wat zich schikt en zich
aanpast. We lijken hiermee ver
'an huis, maar het gaat uiteraard
°m een bepaald soort van aan
passing, een aanpassing waardoor
"e uitblinken. In Van Dale wordt
den dat het te gemakkelijk toe
gankelijk is voor iedereen. En niet
iedereen kan chic zijn, want dit
begrip bestaat bij de gratie van
het onderscheid en het standsver
schil Chic is een navolging van
vrat in de hogere regionen gebrui
kelijk is en het is de bedoeling dat
het vanuit de lagere regionen met
jaloerse blik bekeken en bewon
derd wordt. Het is naar boven
een aanpassing en naar beneden
een individualiserend onderscheid.
Waarschijnlijk is het begrip daar
om zo ijzersterk: het komt tege
moet aan twee fundamentele ver
langens, het verlangen om ge
borgen te zijn, bij een min of
meer overzichtelijke groepering te
horen en het verlangen een unie
ke persoonlijkheid te zijn. Omdat
de mode het sterkst op deze ver
langens pleegt te speculeren,
wordt het woord chic daarmee ge
woonlijk in nauw verband ge
bracht Dat brengt dan weer met
zich mee dat het woord veelal
door vrouwen gebruikt wordt en
verder dat het verlangen om zich
te onderscheiden en toch geborgen
te zijn als typisch vrouwelijk be
schouwd gaat worden. De mode is
een tamelijk grote macht in onze
samenleving en, al suggereert het
woord modieus een tamelijk ste
vige progressiviteit, de gevoelens
waarop de mode speculeert, zijn
uiterst conservatief Met de bena
ming „rechts" worden zij al te
zwak gekarakteriseerd; zij zijn
eerder feodaal.
tiet woord „chic" wekt ver
vreemding, omdat het func
tioneert in de vervreemding. Chic
houdt de vervreemding in stand,
het schept alleen een voorlopig
■te gangbare betekenis van „chic"
omschreven als „in het bezit of
getuigend van modieuze verf ij-
mng" en „deftig, uit de hogere
stand". Bij de eerste betekenis
™open we in onze oren dat het
met veel uitmaakt of men werke
lijk bezit dan wel alleen maar ge-
™gt van de schijn is vol
gende, zoals in de ouderwetse
etiquette. De laatste betekenis
werdt zwakker genoemd, maar
a« het gaat om de vraag waar
naar de chic of het chique zich
schikt, geeft zij de meest interes
se aanwijzing. Chic houdt ver
endmet het standenonderscheid.
«et is niet de aanpassing aan de
hgen stand, maar aan de hogere.
"1 die hele hiërarchie van stan-
aen werd overeind gehouden door
de
monarchie. Stand is de af-
J'atid ten opzichte van de vorst,
dat chicst is wat Hot dichst bij het
•orstelijk komt. Ons woord „hof-
lelijlt" heeft dezelfde sfeer: hof-
'aujk is wat aan het hof gebrui-
''Jk, tegenover het hof voorge
schreven en van het hof afgeke-
fe? is. Het tappunt van hoffelijk-
?e'd is iemand als een vorst be
handelen.
2° heeft chic alleen met mode te
maken inzoverre ook die mo
ll. vorstelijk is. Niet elke mode is
hk, er is ook een heel ordinaire
Tjde. Wat goed koon is kan nooit
0 2ijn, om de eenvoudige re-
evenwicht door de vereenzelvi
ging met hogere regionen Daar
om is chic nooit mooi, leuk of ge
zellig, het is altijd ontheemd. Een
chic huis is een huis waarin niet
werkelijk gewoond wordt, waarin
de eigen identiteit van de bewo
ner geen voet aan de grond krijgt.
De normen voor chic worden aan
anderen ontleend, nooit aan de
zaak zelf of aan de eigen voor
keur. Het gaat helemaal niet om
de zaak, maar om een aanpassing
buiten de dingen om. Een werke
lijk genieten van de dingen om de
dingen zelf speelt geen enkele rol.
Er is geen bezit waaraan mensen
zo weinig gehecht zijn als aan chic.
Zodra het zijn functie in een pro
ces van statusvorming en getuigen
vervuld heeft, verliest het alle
waarde; het heeft eigenlijk nooit
waarde gehad. De verfijning waar
van gesproken werd, mag natuur
lijk wel het resultaat van een per
soonlijke ontwikkeling zijn, maar
omdat de aanpassing zo strikt
voorgeschreven is, ligt het voor de
hand dat de kortere weg van de
zorgvuldige imitatie bewandeld
wordt. In dat geval schiet er van
enige innerlijke waarde helemaal
niets over beharve misschien dat
ldeine beetje dat mensen door
langdurige imitatie per ongeluk
nog opsteken. Daarom is het mij
een ergerlijk raadsel waarom chic
nog steeds zo blijkt te imponeren.
Zoals de wijsgeren uit de Griekse oudheid al wisten. Maar als men op de
zelfde voor de hand liggende manier de wetmatigheid zoekt achter de
exploisie van geweld, die in 1966 tijdens het Amsterdamse oproer politie
en burgerij deed botsen, dat het er nu nog van kraakt, lopen de gelijk-
gevers veel minder graag te hoop.
Den Haag schopte er een hoofdcommissaris en een burgemeester uit. Via
de bekende weg van het lapmiddel werd soulaas gezocht voor het perso
neelsgebrek bij de politie. Er volgde enige halfhartige discussies over het al
dan niet aanschaffen van waterkanonnen en over de vraag of burgemeesters
al dan niet verantwoordingsplicht moet worden opgelegd jegens hun ge
meenteraden. En dat was dat. Minder lange, warme zomers moeten we heb
ben, dan loopt alles wel los.
Een van de weinigen, die tot de
kern van het kwaad durfde afdalen
was indertijd en is nog mr. F. Per-
rick, hoofdcommissaris van het 250
man sterke Nijmeegse politiekorps.
Het buitenhangen van de vuile was
een zeer on-Nederlandse gewoon
te, zeker voor ambtenaren
schroomde hij daarbij niet. Het
maakt hem tot de aangewezen man
om te laten spreken over de politie,
zoals zij nu is en zoals zij, evoluerend
met de maatschappelijke stroomver
snelling van de komende jaren zal
moeten worden. Hij blijkt het in
wezen een simpele zaak te vinden.
„Men moet in Nederland een na
tionale politie aan durven", zegt hij.
„Dat idee moet men kunnen verzoe
nen met een gedecentraliseerde taak
uitvoering en verantwoordelijkheid,
hetzij plaatselijk, hetzij regionaal. De
Nederlandse politie is even groot als
de Londense zo klein is ons land.
Maar de gemeentepolitie is opge
splitst in niet minder dan 123 ge
meentelijke korpsen, in sterkte va
riërend van 2310 man te Amsterdam
tot 19 in Harlingen en daarnaast
opereert nog het ene, centraal door
justitie geleide korps rijkspolitie. Dat
is te dol. Alleen een doeltreffende
politie is in staat de achting en het
vertrouwen en daarmee de mede
werking van het publiek te winnen,
die voor de uitvoering van haar taak
zo broodnodig is. Aan deze eis is in
ons laind onvoldoende voldaan. De
organisatorische voorwaarden, waar
onder de politie in ons land moet
werken, maken het haar als geheel
onmogelijk aan de eisen van de maat
schappelijke ontwikkeling op ade
quate manier te voldoen. We zijn
organisatorisch bij de eisen des tijds
achtergebleven. Dit feit is er ener
zijds aansprakelijk voor, dat werving
en verzorging van het personeel niet
naar landelijke, uniforme, hoge nor
men plaatsvinden en dat andere
broodnodige landelijke voorzienin
gen zowel op personeel als op
materiaal gebied niet of onvoldoende
tot stand komen anderzijds bete
kent het een ernstige handicap voor
de uitoefening van de politie-functie,
die hoe langer hoe minder zuiver
plaatselijk bepaald is en hoe langer
hoe meer om eenheid in orgaan en
leiding vraagt."
Engeland wordt dit laatste getal als
een minimum beschouwd voor een
effectieve politie-organisatie. Daarbij
zal de politie overwegend lokaal ge
richt blijven. Er wordt, wel gezegd,
dat ik de burgemeesters afval. Dat is
helemaal niet waar. Ik vind de bur
gemeester juist een sleutelfiguur, een
prachtige, boeiende figuur in ons
bestel. Onafhankelijk, eenhoofdig en
daardoor krachtig. Mij en veel van
mijn collega's staat een regionale
politie-commissie voor ogen van bui',
gemeesters, waarbij de burgemeester
van de centrale stad als voorzitter
fungeert. De angst voor een nationale
politie als opperbaas moet weg. Ik
zou juist in de relatie hestuur-burger,
die het kernpunt is, veel verder wil
len gaan dan tot nu toe. De verant
woordingsplicht van de burgemees
ter aan de gemeenteraad, die er wel
zal komen, is daartoe een aanzet. Ik
denk aan alles, wat met verkeer te
maken heeft. Als de burgerij zich
over een aantal dingen kan uitspre
ken, dan zal dit naar mijn mening
en een goed begrip kweken voor de
manier, waarop de politie zijn taak
uitoefent. Als de burgerij haar wen
sen kan ventileren, zal daaruit een
veel grotere betrokkenheid met de
politie voortvloeien."
Daarin zie ik een belangrijke taak
van de leiding. Het niveau van de
politieman in de straat, die in aller
lei individuele situaties optreedt,
moet omhoog. Of ik zeil een goed
korps heb? Daar laat ik me niet over
uit."
Nogmaals: is hoofdcommissaris
Perrick pessimistisch?
Hij zegt: „Bij de herziening van
de politiewet de presentatie van
een voorontwerp van wet als alge
meen discussiestuk is binnenkort te
verwachten zal de minister de
oude grondslagen wel willen behou
den. Ik vrees, dat het onderscheid
tussen gemeentepolitie en rijkspoli
tie gehandhaafd blijft. Maar wel
hoop ik op een nsdging tot grotere
concentratie. Opgaan in samenhan
gende leefverbanden dat is al
thans, wat de Nederlandse hoofd
commissaris en commissarissen wil
len. Ik schat, dat er op de duur 40
korpsen zullen overblijven met een
gemiddelde sterkte van 500 man. In
In het boekje van hoofdcommissa
ris Perrick vindt men concreet de
nadelen geformuleerd, die het hui
dige politiebestel aanklijven. Hij
schrijft: „De aanstelling van het per
soneel in de gemeentepolitie gemeen
ten geschiedt met uitzondering van
de commissarissen van politie door
de burgemeester. Afgezien van enige
zeer globale, centraal voorgeschreven
eisen is de burgemeester geheel vrij
in zijn keuze. Hij zal daarbij veelal
op het oordeel van zijn korpschef
afgaan, doch diens invloed is een
variërende factor. Er is geen wette-
lijk verplichte voordracht van de
korpschef. De aanstellingseisen be
vatten, voor meerderjarige applican-
ten, geen eis van een bepaalde voor
opleiding, evenmin is een psycholo
gisch onderzoek verplicht. Er bestaat
dus geen waarborg, dat er landelijk
naar uniforme hoge maatstaven
wordt geselecteerd. De vorming van
een naar binnen en naar buiten in
spirerende elite is onmogelijk, wan
neer men die in handen laat van 123
burgemeesters met soms zeer indivi
dualistische opvattingen over de po
litie en de eisen, die de politiefunctie
stelt."
Ziedaar, volgens hoofdcommissaris
Perrick, de ziekte, die de Nederland
se politie onder de leden heeft en
die, zoals latente kwalen plegen te
doen, op iedere dag en iederuur
kan erupteren. Zo bezien is het Am
sterdamse oproer een onvermijde
lijke les geweest. Hoe nu verder? Hij
heeft er een boekje over geschreven,
getiteld: „Naar een nieuw politie
bestel een pleitnota (N.V. Uitge
versmaatschappij S. Gouda Quint
D. Brouwer en Zoon, Arnhem). Hij
heeft voor zijn denkbeelden geijverd
gedurende de zes jaren, dat hij voor
zitter was van het landelijk contact
hoofdcommissarissen en commissa
rissen van politie en hij ijvert er
nog voor als hoofdredacteur van het
nooit een blad voor de mond nemen
de tijdschrift voor de politie.
Gevraagd om dit interview zuchtte
hij telefonisch: „Ach, wat zal het
helpen?" Heeft hij zo weinig hoop?
„Er bestaat in Nederland", zegt hij,
„vrees voor macht, vrees voor con
centratie in een hand. Dat zou, re
deneert men, strijdig zijn met de
historische ontwikkeling en met de
volksaard. Dit is het enige belang
rijke argument, dat tegen de gedach
te van een nationale politie wordt
ingebracht. Ik vind het in wezen
een gevoelsargument, waarbij de ra
tionele merites van de zaak buiten
beschouwing blijven. Zulke argu
menten zijn het moeilijkst te bestrij
den. U zegt, dat totalitaire staten het
van hun staatspolitie moeten hebben.
Dan vraag ik: Wat is gevaarlijker?
Wat komt een bezetter beter van pas
dan een voedingsbodem van onte
vredenheid en dan nog politiemen
sen, die elkaar niet kennen of wan
trouwen? Het apparaat, dat wij nu
hebben, zou voor een eventuele be
zetter een makkelijker naar de hand
te zetten werktuig zijn dam het ge
centraliseerde apparaat, dat mij voor
ogen staat. Ik heb een duidelijke aan
wijzing daarvoor gezien in het
krachtdadige verzet van de gecen
traliseerde Deense politie tegen de
arrestatie van joden. Ze konden dat
doen, omdat ze zich een voelden en
steun hadden aan elkaar. Zijn er
krachtiger democratieën dan de
Scandinavische landen? Toch hebben
ze onbevreesd voor een nationale po
litie gekozen. De sleutel is: men moet
onderscheid maken tussen het be
heer de organisatie en de be
velsbevoegdheid. Naar myn mening
is een centraal beheer, dat streeft
naar de vereiste nationale voorzie
ningen, heel goed verenigbaar met
een gedecentraliseerde bevelsbe
voegdheid. Daarbij zie ik dat beheer
die organisatie vooral als het
middel om het niveau en de kwali
teit van de Nederlandse politieman
te verhogen. Die moeten in Neder
land hoog zijn, want we zijn een
kritisch volk. Het beeld van de on
dermaatse politie van vroeger moet
verdwijnen. We moeten ons rehabi
literen. Dat eist eén keurkorps. Dat
eist een elite, die zonder een grotere
eenheid in organisatie en beheer on
bereikbaar is. We zijn geen militair
apparaat er moet bij ons lenig
heid van geest en flexabiliteit. Van
de straat-agent wordt heel iets an
ders gevraagd dan van de recher
cheur. Bovendien wordt het eigen
lijke werk gedaan door de mannen
met de laagste rangen. Die moeten
bewust gemaakt worden van hun in
dividuele verantwoordelijkheid.
Mr. F. Perrick
heel, constateert mr. Perrick. Een
kaderopleiding is nog steeds in voor
bereiding. Hetzelfde geldt sinds jaar
en dag voor de verkeersopleiding der
gemeentepolitie. Periodieke bijscho-
lings- en verfrissingscursussen zijn
voor het merendeel onbekend. Spe-
cialistenopleidingen zijn, tenzij men
de rechercheschool in aanloop als
zodanig ziet, tot op heden in de ver
deelde opleidingsinstituten niet tot
ontwikkeling kunnen komen, noch op
verkeersgebied noch op dat van de
criminaliteit. De hoofdcommissaris
vervolgt de waslijst van' gebreken met
vast te stellen, dat allerlei voorzie
ningen uitblijven, waaraan de poli
tie behoefte heeft, maar die niet in
het kader van een korps gevat kun
nen worden. „Zo heeft de politie als
geheel behoefte aan'Wetenschappelij
ke inbreng van psychologen, sociolo
gen, verkeersdeskundigen, en ande
ren, kortom aan een wetenschappelij
ke staf. Hetzelfde geldt voor de we
tenschappelijke research en centrale
documentatie, Hetzelfde geldt ook
voor andere op zich logische maatre
gelen, zoals de pooling van perso
neel en materiaal voor gemeenschap
pelijke taken of voor voorzieningen,
die de mogelijkheden van een korps
te boven gaan."
niet alleen een zaak is van man
kracht, maar ook van oneconomische-
organisatie. De criminaliteit? „Het op
lossingspercentage van misdaden ver
toont een geleidelijk dalende tendens
bij een vrijwel gelijkblijvende sterkte
van rijks- en gemeentepolitie. Wi!
men ernst maken met de bestrijding'
van de moderne criminaliteit, dan
zal naar grotere eenheid der recher
che moesten word engestreefd, dan
zal er centrale leiding en begelei
ding moeten zijn, dan zal er niet ge
wacht mogen worden tot de misdrij
ven zijn gepleegd om daarna te hooi
en te gras te coördineren, maar zal
er ook een centraal beleid en een
doelgericht strategie moeten zijn,
waarbij vooral in het preventieve vlak
coördinatie en samenwerking worden
verzekerd, waarbij met het oog op
te verwachten misdrijven verdachte
personen ook buiten de gemeente
grenzen worden gevolgd, bepaalde
percelen en gelegenheden worden ge
schaduwd, contacten worden gelegd
en relevante gegevens uitgewisseld.
Over de opleiding klaagt hoofd
commissaris Perrick: „Het totale aan
tal opgeleide adspiranten van rijks-
en gemeentepolitie samen beliep in
1966 nog geen 700 man. Alleen voor
de primaire opleiding van dit be
perkte aantal houden we een menge-
moes van niet minder dan acht insti
tuten van allerlei soort in het leven,
alle met eigen gebouwen, staven,
hulpdiensten, alle ook op eigen grond
slag en onder eigen besturen en daar
om ook alle met eigen beperkingen".
Een voortgezette opleiding voor de
gemeentepolitie ontbreekt vrijwel ge-
De uitrusting van de politie vergt,
aldus hoofdcommissaris Perrick kapi
tale bedragen. Maar ieder korps gaat
binnen de grenzen van zijn eigen be
groting zijn eigen gang. Centrale in
koop, die tot aanzienlijke besparin
gen, maar vooral tot aanpassing aan
specifieke politiebehoeften zou kun
nen leiden, is onbekend. De aanwe
zigheid van de politie en haar voer
tuigen van psychologisch belang
voor de preventie is even brokkelig
ais de politie-organisatie zelf.
Op het terrein van de recherche en
van het verkeer bestaat centraal be
hoefte aan apparatuur voor „data
processing" (een computer) die al
leen rendabel is, als minimaal de ge
hele politie er gebruik van maakt
en die er dus bij het huidige be
stel eenvoudig niet is.
Zo gaat het door: „Het verhaal
wordt eentonig", zegt mr. Perrick er
zelf van. Het verkeer? „Het is zonder
meer wel duidelijk, dat op de uit
daging van de hedendaagse verkeers
problematiek een overwegend lokaal
opgestelde politie niet het aangepas
te antwoord is. Dat er in ons land
onvoldoende verkeerstoezicht is, is
evident. Maar even evident is, dat dit
De eisen van de praktijk zijn dui
delijk. Er is behoefte aan een waar
achtige rijksrecherchecentrale, die
niet alleen registreert, maar die in
de strijd tegen de criminaliteit de pas
aangeeft, die, waar nodig, doelbe
wust de gehele recherche der Ne
derlandse politie dirigeert en coör
dineert. Haar werk zou mede moe
ten steunen op een aantal op stra
tegische punten, in samenhangende
leefgebieden te creëren rayoncentra
les, die als schakels zouden moeten
dienen tussen plaatselijke politie en
landelijke centrale. Rijksrecherche-
centrales zouden bovendien de be
schikking moeten hebben over een
even beperkt als select aantal erva
ren rechercheurs voor assistentie aan
de plaatselijke politie, in het bijzon
der bij de meer ernstige delicten,
voor gespecialiseerde zaken en voor
de mobiele criminaliteit".
Daarom, vindt hoofdcommissaris
Perrick, moet er een nationale or
ganisatie komen. „Het gezag der po
litie, in ons land nimmer naar waar
de geschat, is de laatste jaren in ge
vaarlijke mate gekwetst. Functie en
functionarissen zijn verguisd en om
streden. De Nederlandse politie be
schikt over een grote potentie aan
ook leidinggevende krachten
van grote bekwaamheid en onver
dachte democratische instelling wil
men de uitdaging,' die in de komende
tijd in de politiefunctie besloten ligt,
op bevredigende wijze kunnen be
antwoorden, dan is het zaak, om die
krachten door een adequate politie
organisatie daartoe in staat te stel
len".
BONN De grote coalitie
regering, het punt waar de kleu
ren van de Duitse politieke regen
boog ineenvloeien en met elkaar
botsen, heeft drie voorspelbaar
vage oplossingen gevonden voor
drie controversiële problemen.
Er is besloten om het constitutio
neel gerechtshof niet te vragen de
uiterst rechtse Nationaal Demokra-
tische Partij te verbieden, maar dit
aan een nieuwe regering over te Ia-
ten, geen besluit te nemen inzake de
ondertekening van het non-prolife-
ratieverdrag, maar het verdrag voor
de verkiezing in september nog eens
op merites te testen en om de ver-
jaringswet af te schaffen, maar eer
uitzondering te maken voor de klein'
misdadiger die zelf het slachtoffe:
van nazi-regime werden.
Het compromis in deze laatste
kwestie veroorzaakt al ernstige moei
lijkheden. De sociaal-democratische
minister van justitie, dr. Ehmke,
vindt het klaarblijkelijk onmogelijk
om een wet te ontwerpen waarbij
een uitzondering voor de kleine mis
dadiger moet worden gemaakt. Tot
F. J. Strauss
nu toe ziet hij geen alternatief voor
het voorstel van zijn voorganger dr.
Heinemann, de nieuwgekozen bonds
president, om de verjaringswet van
moord en rassenmoord zonder uit
zondering af te schaffen.
Het kabinet kwam woensdag om
negen uur 's morgens bijeen om deze
drie problemen te bespreken.
De zitting werd donderdagavond laat
besloten en toen waren twee proble
men „opgelost" en het derde gedeel
telijk besproken.
Binnenkort komt het kabinet weer
bijeen om te besluiten hoe de plan
nen van de regering om de verja
ringswet af te schaffen zo goed mo
gelijk in een wetsontwerp vastgelegd
kunnen worden.
Als de SPD alleen de regering had
uitgemaakt, zou het kabinet allang
geleden besloten hebben het non
proliferatieverdrag af te-^chaffen,
een poging te doen om de Nationaal
Demokratische Partij te verbieden en
de verjaringswet af te- schaffen op
de manier zoals die voorgesteld was
door dr. Heinemann.
Zoals de zaak er voor staat schijnt
de mening van Herr Strauss en zijn
collega's iedere dag meer steun te
krijgen, namelijk dat grote coalitie*
ais de pest gemeden moeten worden,