ERS fcÜ Commentaar CHIC EN „SJIEK" - GOES N.V. TE GROTE VREES VOOR DE „OPPERBAAS" BONDSREGERING TRAAG wvan onze DOSENDAAL Hoop ondanks malaise mrmmu ipenfabrieken DR. CORN. VERHOEVEN Goes -6210 (Van een onzer verslaggevers) NIJMEGEN - Wie een vulkaan-uitbarsting er van verdenkt, de manifestatie te zijn van een veel heviger, griezeliger onderliggend pro ces, heeft het grootste gelijk van de wereld. DURF VRIJ OMHOOG WEINIG HOOP KLACHT EIGEN GANG UITDAGING DUIDELIJK DE STEM VAN ZATERDAG 26 APRIL 1969 19 \GE zowel voot dag- als voor ploegendienst voor dagdienst Licht werk Goed loon Gratis bedrijfskleding Goede sociale voorzieningen Ires Lofdweg 40 Lrpsstraat 82 6 lerkplem jirkt 38 ■lkstraai ^rkplem 47 van - tot 18 45-19.15 uur 19 30-20.00 uur 20 15-20.45 uur 18 45-19 15 uur 19 30-20.00 uur 19 00-19.30 uur 19 45-20.15 uur 'iihelminastr. 90 18.45-19.15 uur Iken. Zwaanhnefst.raat 2 18 00-12 15 en 13.15-17.15 uur. rliikipcil oeii PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILINGENP^UNGEN ™ltóEN EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGENPEILINGEN PEILINGEN PEILI SEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN ..PEILINGEN- ^PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL Drie speldeknoppen op de wereldkaart: Nederland, België en Luxem burg. Afzonderlijk kunnen zij geen rol van betekenis spelen op het wereldtoneel. Dan zijn zij niet veel meer dan de lakeien van de grote mogendheden. Maar als zij samengaan kunnen zij wel een eigen ge luid laten horen en invloed uitoefenen. Daarover is iedereen het allang eens. Daarom is de Benelux in het leven geroepen. De komende week komt een aantal ministers uit de Benelux-landen in Den Haag bijeen om de stand van zaken bij de onderlinge eenwording te bespreken. Die stand van zaken is bedroevend. De weg naar verdere inte gratie is gebarricardeerd door allerlei technische obstakels. En er is nergens een bulldozer te vinden om die barricades op te ruimen. De hoofdoorzaak van deze Benelux-malaise ligt in België. Zeker, ieder een spreekt daar heel vriendelijk over de Benelux, maar als er moet wor den aangepakt laat Brussel verstek gaan. Dan capituleert de Belgische re gering voor hef verzet van de Walen, die verdere integratie afwijzen uit vrees een heel kleine minderheid te worden in een groot Nederlandstalig samenwerkingsverband. Deze Waals-Vlaamse tegenstelling zal ook de komende Haagse Benelux- conferentie beheersen. Grote vorderingen, opzienbarende initiatieven wor den dan ook niet van deze tweedaagse bespreking verwacht. We mogen al heel blij zijn als het gesprek in goede harmonie verloopt en ergens de wil gedemonstreerd wordt om toch verder te gaan op de weg naar ver dere eenwording, desnoods dan maar stapje voor stapje. Want we moeten verder met de Benelux. In de E.E.G. en daarbuiten is de Benelux een zaak van zelfbehoud. Maar ook onderling hebben de drie landen zoveel problemen gemeen de ontwikkeling van de grensgebie den en van het Scheldebekken om maar een enkel voorbeeld te noemen - dat ze hef zich eenvoudig niet kunnen veroorloven gescheiden op te trekken. Zo evident zijn de materiële voordelen van verdergaande samenwer king dat wij ondanks de malaise van dit moment blijven geloven in de Benelux. gen van de tamelijk talrijke woorden in onze taal, die ik nar vind is „chic" of ook wel .sjiek". Eigenlijk is het niet eens oen woord uit onze taal, maar het wordt zo vaak gebruikt, dat we dat amper voelen. Het effect van vervreemding dat erdoor opge roepen wordt, vooral wanneer het woord met een zinnelijk getuit mondje wordt uitgesproken, glij dend en bijna mislukkend in de s en de j en resoluut tot stilstand komend in een parmantig ge brachte keelklank, dat effect is niet eens helemaal te verklaren uit het feit dat het een buiten lands woord is en daardoor een ietwat aanstellerige uitspraak eist. Bij dat buitenland denken we dan op de eerste plaats aan Frankrijk, lange tijd het land van herkomst van heel wat chic. Mode en cul tuur waren vroeger Franse aange legenheden, Frans spreken was deftig; en toen dat gebruik een beetje begon te tanen was het nog chic door te gaan. Want chic kan best een beetje ouderwets zijn en bet onmiddellijk volgen van elke nieuwe mode is nog niet chic. Chic is iets anders dan modieus. Intussen is het woord niet zo Trans al wordt het in Frankrijk ook gebruikt Chic is een Ger maans woord; het is van „schik ken" afgeleid Schikken is „voe gen naar", „aanpassen bij" of iets van die aard, zoals dat naar vo ren komt in „zich schikken". Chic is, naar de betekenis van dat woord, dat wat zich schikt en zich aanpast. We lijken hiermee ver 'an huis, maar het gaat uiteraard °m een bepaald soort van aan passing, een aanpassing waardoor "e uitblinken. In Van Dale wordt den dat het te gemakkelijk toe gankelijk is voor iedereen. En niet iedereen kan chic zijn, want dit begrip bestaat bij de gratie van het onderscheid en het standsver schil Chic is een navolging van vrat in de hogere regionen gebrui kelijk is en het is de bedoeling dat het vanuit de lagere regionen met jaloerse blik bekeken en bewon derd wordt. Het is naar boven een aanpassing en naar beneden een individualiserend onderscheid. Waarschijnlijk is het begrip daar om zo ijzersterk: het komt tege moet aan twee fundamentele ver langens, het verlangen om ge borgen te zijn, bij een min of meer overzichtelijke groepering te horen en het verlangen een unie ke persoonlijkheid te zijn. Omdat de mode het sterkst op deze ver langens pleegt te speculeren, wordt het woord chic daarmee ge woonlijk in nauw verband ge bracht Dat brengt dan weer met zich mee dat het woord veelal door vrouwen gebruikt wordt en verder dat het verlangen om zich te onderscheiden en toch geborgen te zijn als typisch vrouwelijk be schouwd gaat worden. De mode is een tamelijk grote macht in onze samenleving en, al suggereert het woord modieus een tamelijk ste vige progressiviteit, de gevoelens waarop de mode speculeert, zijn uiterst conservatief Met de bena ming „rechts" worden zij al te zwak gekarakteriseerd; zij zijn eerder feodaal. tiet woord „chic" wekt ver vreemding, omdat het func tioneert in de vervreemding. Chic houdt de vervreemding in stand, het schept alleen een voorlopig ■te gangbare betekenis van „chic" omschreven als „in het bezit of getuigend van modieuze verf ij- mng" en „deftig, uit de hogere stand". Bij de eerste betekenis ™open we in onze oren dat het met veel uitmaakt of men werke lijk bezit dan wel alleen maar ge- ™gt van de schijn is vol gende, zoals in de ouderwetse etiquette. De laatste betekenis werdt zwakker genoemd, maar a« het gaat om de vraag waar naar de chic of het chique zich schikt, geeft zij de meest interes se aanwijzing. Chic houdt ver endmet het standenonderscheid. «et is niet de aanpassing aan de hgen stand, maar aan de hogere. "1 die hele hiërarchie van stan- aen werd overeind gehouden door de monarchie. Stand is de af- J'atid ten opzichte van de vorst, dat chicst is wat Hot dichst bij het •orstelijk komt. Ons woord „hof- lelijlt" heeft dezelfde sfeer: hof- 'aujk is wat aan het hof gebrui- ''Jk, tegenover het hof voorge schreven en van het hof afgeke- fe? is. Het tappunt van hoffelijk- ?e'd is iemand als een vorst be handelen. 2° heeft chic alleen met mode te maken inzoverre ook die mo ll. vorstelijk is. Niet elke mode is hk, er is ook een heel ordinaire Tjde. Wat goed koon is kan nooit 0 2ijn, om de eenvoudige re- evenwicht door de vereenzelvi ging met hogere regionen Daar om is chic nooit mooi, leuk of ge zellig, het is altijd ontheemd. Een chic huis is een huis waarin niet werkelijk gewoond wordt, waarin de eigen identiteit van de bewo ner geen voet aan de grond krijgt. De normen voor chic worden aan anderen ontleend, nooit aan de zaak zelf of aan de eigen voor keur. Het gaat helemaal niet om de zaak, maar om een aanpassing buiten de dingen om. Een werke lijk genieten van de dingen om de dingen zelf speelt geen enkele rol. Er is geen bezit waaraan mensen zo weinig gehecht zijn als aan chic. Zodra het zijn functie in een pro ces van statusvorming en getuigen vervuld heeft, verliest het alle waarde; het heeft eigenlijk nooit waarde gehad. De verfijning waar van gesproken werd, mag natuur lijk wel het resultaat van een per soonlijke ontwikkeling zijn, maar omdat de aanpassing zo strikt voorgeschreven is, ligt het voor de hand dat de kortere weg van de zorgvuldige imitatie bewandeld wordt. In dat geval schiet er van enige innerlijke waarde helemaal niets over beharve misschien dat ldeine beetje dat mensen door langdurige imitatie per ongeluk nog opsteken. Daarom is het mij een ergerlijk raadsel waarom chic nog steeds zo blijkt te imponeren. Zoals de wijsgeren uit de Griekse oudheid al wisten. Maar als men op de zelfde voor de hand liggende manier de wetmatigheid zoekt achter de exploisie van geweld, die in 1966 tijdens het Amsterdamse oproer politie en burgerij deed botsen, dat het er nu nog van kraakt, lopen de gelijk- gevers veel minder graag te hoop. Den Haag schopte er een hoofdcommissaris en een burgemeester uit. Via de bekende weg van het lapmiddel werd soulaas gezocht voor het perso neelsgebrek bij de politie. Er volgde enige halfhartige discussies over het al dan niet aanschaffen van waterkanonnen en over de vraag of burgemeesters al dan niet verantwoordingsplicht moet worden opgelegd jegens hun ge meenteraden. En dat was dat. Minder lange, warme zomers moeten we heb ben, dan loopt alles wel los. Een van de weinigen, die tot de kern van het kwaad durfde afdalen was indertijd en is nog mr. F. Per- rick, hoofdcommissaris van het 250 man sterke Nijmeegse politiekorps. Het buitenhangen van de vuile was een zeer on-Nederlandse gewoon te, zeker voor ambtenaren schroomde hij daarbij niet. Het maakt hem tot de aangewezen man om te laten spreken over de politie, zoals zij nu is en zoals zij, evoluerend met de maatschappelijke stroomver snelling van de komende jaren zal moeten worden. Hij blijkt het in wezen een simpele zaak te vinden. „Men moet in Nederland een na tionale politie aan durven", zegt hij. „Dat idee moet men kunnen verzoe nen met een gedecentraliseerde taak uitvoering en verantwoordelijkheid, hetzij plaatselijk, hetzij regionaal. De Nederlandse politie is even groot als de Londense zo klein is ons land. Maar de gemeentepolitie is opge splitst in niet minder dan 123 ge meentelijke korpsen, in sterkte va riërend van 2310 man te Amsterdam tot 19 in Harlingen en daarnaast opereert nog het ene, centraal door justitie geleide korps rijkspolitie. Dat is te dol. Alleen een doeltreffende politie is in staat de achting en het vertrouwen en daarmee de mede werking van het publiek te winnen, die voor de uitvoering van haar taak zo broodnodig is. Aan deze eis is in ons laind onvoldoende voldaan. De organisatorische voorwaarden, waar onder de politie in ons land moet werken, maken het haar als geheel onmogelijk aan de eisen van de maat schappelijke ontwikkeling op ade quate manier te voldoen. We zijn organisatorisch bij de eisen des tijds achtergebleven. Dit feit is er ener zijds aansprakelijk voor, dat werving en verzorging van het personeel niet naar landelijke, uniforme, hoge nor men plaatsvinden en dat andere broodnodige landelijke voorzienin gen zowel op personeel als op materiaal gebied niet of onvoldoende tot stand komen anderzijds bete kent het een ernstige handicap voor de uitoefening van de politie-functie, die hoe langer hoe minder zuiver plaatselijk bepaald is en hoe langer hoe meer om eenheid in orgaan en leiding vraagt." Engeland wordt dit laatste getal als een minimum beschouwd voor een effectieve politie-organisatie. Daarbij zal de politie overwegend lokaal ge richt blijven. Er wordt, wel gezegd, dat ik de burgemeesters afval. Dat is helemaal niet waar. Ik vind de bur gemeester juist een sleutelfiguur, een prachtige, boeiende figuur in ons bestel. Onafhankelijk, eenhoofdig en daardoor krachtig. Mij en veel van mijn collega's staat een regionale politie-commissie voor ogen van bui', gemeesters, waarbij de burgemeester van de centrale stad als voorzitter fungeert. De angst voor een nationale politie als opperbaas moet weg. Ik zou juist in de relatie hestuur-burger, die het kernpunt is, veel verder wil len gaan dan tot nu toe. De verant woordingsplicht van de burgemees ter aan de gemeenteraad, die er wel zal komen, is daartoe een aanzet. Ik denk aan alles, wat met verkeer te maken heeft. Als de burgerij zich over een aantal dingen kan uitspre ken, dan zal dit naar mijn mening en een goed begrip kweken voor de manier, waarop de politie zijn taak uitoefent. Als de burgerij haar wen sen kan ventileren, zal daaruit een veel grotere betrokkenheid met de politie voortvloeien." Daarin zie ik een belangrijke taak van de leiding. Het niveau van de politieman in de straat, die in aller lei individuele situaties optreedt, moet omhoog. Of ik zeil een goed korps heb? Daar laat ik me niet over uit." Nogmaals: is hoofdcommissaris Perrick pessimistisch? Hij zegt: „Bij de herziening van de politiewet de presentatie van een voorontwerp van wet als alge meen discussiestuk is binnenkort te verwachten zal de minister de oude grondslagen wel willen behou den. Ik vrees, dat het onderscheid tussen gemeentepolitie en rijkspoli tie gehandhaafd blijft. Maar wel hoop ik op een nsdging tot grotere concentratie. Opgaan in samenhan gende leefverbanden dat is al thans, wat de Nederlandse hoofd commissaris en commissarissen wil len. Ik schat, dat er op de duur 40 korpsen zullen overblijven met een gemiddelde sterkte van 500 man. In In het boekje van hoofdcommissa ris Perrick vindt men concreet de nadelen geformuleerd, die het hui dige politiebestel aanklijven. Hij schrijft: „De aanstelling van het per soneel in de gemeentepolitie gemeen ten geschiedt met uitzondering van de commissarissen van politie door de burgemeester. Afgezien van enige zeer globale, centraal voorgeschreven eisen is de burgemeester geheel vrij in zijn keuze. Hij zal daarbij veelal op het oordeel van zijn korpschef afgaan, doch diens invloed is een variërende factor. Er is geen wette- lijk verplichte voordracht van de korpschef. De aanstellingseisen be vatten, voor meerderjarige applican- ten, geen eis van een bepaalde voor opleiding, evenmin is een psycholo gisch onderzoek verplicht. Er bestaat dus geen waarborg, dat er landelijk naar uniforme hoge maatstaven wordt geselecteerd. De vorming van een naar binnen en naar buiten in spirerende elite is onmogelijk, wan neer men die in handen laat van 123 burgemeesters met soms zeer indivi dualistische opvattingen over de po litie en de eisen, die de politiefunctie stelt." Ziedaar, volgens hoofdcommissaris Perrick, de ziekte, die de Nederland se politie onder de leden heeft en die, zoals latente kwalen plegen te doen, op iedere dag en iederuur kan erupteren. Zo bezien is het Am sterdamse oproer een onvermijde lijke les geweest. Hoe nu verder? Hij heeft er een boekje over geschreven, getiteld: „Naar een nieuw politie bestel een pleitnota (N.V. Uitge versmaatschappij S. Gouda Quint D. Brouwer en Zoon, Arnhem). Hij heeft voor zijn denkbeelden geijverd gedurende de zes jaren, dat hij voor zitter was van het landelijk contact hoofdcommissarissen en commissa rissen van politie en hij ijvert er nog voor als hoofdredacteur van het nooit een blad voor de mond nemen de tijdschrift voor de politie. Gevraagd om dit interview zuchtte hij telefonisch: „Ach, wat zal het helpen?" Heeft hij zo weinig hoop? „Er bestaat in Nederland", zegt hij, „vrees voor macht, vrees voor con centratie in een hand. Dat zou, re deneert men, strijdig zijn met de historische ontwikkeling en met de volksaard. Dit is het enige belang rijke argument, dat tegen de gedach te van een nationale politie wordt ingebracht. Ik vind het in wezen een gevoelsargument, waarbij de ra tionele merites van de zaak buiten beschouwing blijven. Zulke argu menten zijn het moeilijkst te bestrij den. U zegt, dat totalitaire staten het van hun staatspolitie moeten hebben. Dan vraag ik: Wat is gevaarlijker? Wat komt een bezetter beter van pas dan een voedingsbodem van onte vredenheid en dan nog politiemen sen, die elkaar niet kennen of wan trouwen? Het apparaat, dat wij nu hebben, zou voor een eventuele be zetter een makkelijker naar de hand te zetten werktuig zijn dam het ge centraliseerde apparaat, dat mij voor ogen staat. Ik heb een duidelijke aan wijzing daarvoor gezien in het krachtdadige verzet van de gecen traliseerde Deense politie tegen de arrestatie van joden. Ze konden dat doen, omdat ze zich een voelden en steun hadden aan elkaar. Zijn er krachtiger democratieën dan de Scandinavische landen? Toch hebben ze onbevreesd voor een nationale po litie gekozen. De sleutel is: men moet onderscheid maken tussen het be heer de organisatie en de be velsbevoegdheid. Naar myn mening is een centraal beheer, dat streeft naar de vereiste nationale voorzie ningen, heel goed verenigbaar met een gedecentraliseerde bevelsbe voegdheid. Daarbij zie ik dat beheer die organisatie vooral als het middel om het niveau en de kwali teit van de Nederlandse politieman te verhogen. Die moeten in Neder land hoog zijn, want we zijn een kritisch volk. Het beeld van de on dermaatse politie van vroeger moet verdwijnen. We moeten ons rehabi literen. Dat eist eén keurkorps. Dat eist een elite, die zonder een grotere eenheid in organisatie en beheer on bereikbaar is. We zijn geen militair apparaat er moet bij ons lenig heid van geest en flexabiliteit. Van de straat-agent wordt heel iets an ders gevraagd dan van de recher cheur. Bovendien wordt het eigen lijke werk gedaan door de mannen met de laagste rangen. Die moeten bewust gemaakt worden van hun in dividuele verantwoordelijkheid. Mr. F. Perrick heel, constateert mr. Perrick. Een kaderopleiding is nog steeds in voor bereiding. Hetzelfde geldt sinds jaar en dag voor de verkeersopleiding der gemeentepolitie. Periodieke bijscho- lings- en verfrissingscursussen zijn voor het merendeel onbekend. Spe- cialistenopleidingen zijn, tenzij men de rechercheschool in aanloop als zodanig ziet, tot op heden in de ver deelde opleidingsinstituten niet tot ontwikkeling kunnen komen, noch op verkeersgebied noch op dat van de criminaliteit. De hoofdcommissaris vervolgt de waslijst van' gebreken met vast te stellen, dat allerlei voorzie ningen uitblijven, waaraan de poli tie behoefte heeft, maar die niet in het kader van een korps gevat kun nen worden. „Zo heeft de politie als geheel behoefte aan'Wetenschappelij ke inbreng van psychologen, sociolo gen, verkeersdeskundigen, en ande ren, kortom aan een wetenschappelij ke staf. Hetzelfde geldt voor de we tenschappelijke research en centrale documentatie, Hetzelfde geldt ook voor andere op zich logische maatre gelen, zoals de pooling van perso neel en materiaal voor gemeenschap pelijke taken of voor voorzieningen, die de mogelijkheden van een korps te boven gaan." niet alleen een zaak is van man kracht, maar ook van oneconomische- organisatie. De criminaliteit? „Het op lossingspercentage van misdaden ver toont een geleidelijk dalende tendens bij een vrijwel gelijkblijvende sterkte van rijks- en gemeentepolitie. Wi! men ernst maken met de bestrijding' van de moderne criminaliteit, dan zal naar grotere eenheid der recher che moesten word engestreefd, dan zal er centrale leiding en begelei ding moeten zijn, dan zal er niet ge wacht mogen worden tot de misdrij ven zijn gepleegd om daarna te hooi en te gras te coördineren, maar zal er ook een centraal beleid en een doelgericht strategie moeten zijn, waarbij vooral in het preventieve vlak coördinatie en samenwerking worden verzekerd, waarbij met het oog op te verwachten misdrijven verdachte personen ook buiten de gemeente grenzen worden gevolgd, bepaalde percelen en gelegenheden worden ge schaduwd, contacten worden gelegd en relevante gegevens uitgewisseld. Over de opleiding klaagt hoofd commissaris Perrick: „Het totale aan tal opgeleide adspiranten van rijks- en gemeentepolitie samen beliep in 1966 nog geen 700 man. Alleen voor de primaire opleiding van dit be perkte aantal houden we een menge- moes van niet minder dan acht insti tuten van allerlei soort in het leven, alle met eigen gebouwen, staven, hulpdiensten, alle ook op eigen grond slag en onder eigen besturen en daar om ook alle met eigen beperkingen". Een voortgezette opleiding voor de gemeentepolitie ontbreekt vrijwel ge- De uitrusting van de politie vergt, aldus hoofdcommissaris Perrick kapi tale bedragen. Maar ieder korps gaat binnen de grenzen van zijn eigen be groting zijn eigen gang. Centrale in koop, die tot aanzienlijke besparin gen, maar vooral tot aanpassing aan specifieke politiebehoeften zou kun nen leiden, is onbekend. De aanwe zigheid van de politie en haar voer tuigen van psychologisch belang voor de preventie is even brokkelig ais de politie-organisatie zelf. Op het terrein van de recherche en van het verkeer bestaat centraal be hoefte aan apparatuur voor „data processing" (een computer) die al leen rendabel is, als minimaal de ge hele politie er gebruik van maakt en die er dus bij het huidige be stel eenvoudig niet is. Zo gaat het door: „Het verhaal wordt eentonig", zegt mr. Perrick er zelf van. Het verkeer? „Het is zonder meer wel duidelijk, dat op de uit daging van de hedendaagse verkeers problematiek een overwegend lokaal opgestelde politie niet het aangepas te antwoord is. Dat er in ons land onvoldoende verkeerstoezicht is, is evident. Maar even evident is, dat dit De eisen van de praktijk zijn dui delijk. Er is behoefte aan een waar achtige rijksrecherchecentrale, die niet alleen registreert, maar die in de strijd tegen de criminaliteit de pas aangeeft, die, waar nodig, doelbe wust de gehele recherche der Ne derlandse politie dirigeert en coör dineert. Haar werk zou mede moe ten steunen op een aantal op stra tegische punten, in samenhangende leefgebieden te creëren rayoncentra les, die als schakels zouden moeten dienen tussen plaatselijke politie en landelijke centrale. Rijksrecherche- centrales zouden bovendien de be schikking moeten hebben over een even beperkt als select aantal erva ren rechercheurs voor assistentie aan de plaatselijke politie, in het bijzon der bij de meer ernstige delicten, voor gespecialiseerde zaken en voor de mobiele criminaliteit". Daarom, vindt hoofdcommissaris Perrick, moet er een nationale or ganisatie komen. „Het gezag der po litie, in ons land nimmer naar waar de geschat, is de laatste jaren in ge vaarlijke mate gekwetst. Functie en functionarissen zijn verguisd en om streden. De Nederlandse politie be schikt over een grote potentie aan ook leidinggevende krachten van grote bekwaamheid en onver dachte democratische instelling wil men de uitdaging,' die in de komende tijd in de politiefunctie besloten ligt, op bevredigende wijze kunnen be antwoorden, dan is het zaak, om die krachten door een adequate politie organisatie daartoe in staat te stel len". BONN De grote coalitie regering, het punt waar de kleu ren van de Duitse politieke regen boog ineenvloeien en met elkaar botsen, heeft drie voorspelbaar vage oplossingen gevonden voor drie controversiële problemen. Er is besloten om het constitutio neel gerechtshof niet te vragen de uiterst rechtse Nationaal Demokra- tische Partij te verbieden, maar dit aan een nieuwe regering over te Ia- ten, geen besluit te nemen inzake de ondertekening van het non-prolife- ratieverdrag, maar het verdrag voor de verkiezing in september nog eens op merites te testen en om de ver- jaringswet af te schaffen, maar eer uitzondering te maken voor de klein' misdadiger die zelf het slachtoffe: van nazi-regime werden. Het compromis in deze laatste kwestie veroorzaakt al ernstige moei lijkheden. De sociaal-democratische minister van justitie, dr. Ehmke, vindt het klaarblijkelijk onmogelijk om een wet te ontwerpen waarbij een uitzondering voor de kleine mis dadiger moet worden gemaakt. Tot F. J. Strauss nu toe ziet hij geen alternatief voor het voorstel van zijn voorganger dr. Heinemann, de nieuwgekozen bonds president, om de verjaringswet van moord en rassenmoord zonder uit zondering af te schaffen. Het kabinet kwam woensdag om negen uur 's morgens bijeen om deze drie problemen te bespreken. De zitting werd donderdagavond laat besloten en toen waren twee proble men „opgelost" en het derde gedeel telijk besproken. Binnenkort komt het kabinet weer bijeen om te besluiten hoe de plan nen van de regering om de verja ringswet af te schaffen zo goed mo gelijk in een wetsontwerp vastgelegd kunnen worden. Als de SPD alleen de regering had uitgemaakt, zou het kabinet allang geleden besloten hebben het non proliferatieverdrag af te-^chaffen, een poging te doen om de Nationaal Demokratische Partij te verbieden en de verjaringswet af te- schaffen op de manier zoals die voorgesteld was door dr. Heinemann. Zoals de zaak er voor staat schijnt de mening van Herr Strauss en zijn collega's iedere dag meer steun te krijgen, namelijk dat grote coalitie* ais de pest gemeden moeten worden,

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 19