Australië bezit nog de echte cowboys Ondanks alles: het vee moet naar boven De kelpies Bradney's Gap Aankomst DE STEM Wie dit bergland onderschat zei Terry Greene bij het kampvuur speelt met zijn le ven. Niemand kent het hele maal. Wie er verdwaalt en niet spoedig de weg terug vindt, sterft onherroepelijk! De sneeuw en de bergen hebben reeds heéi wat mensen opgeslokt. Zelfs mannen die in deze bergen ge boren en getogen waren, ver dwenen spoorloos. Ja, soms heb je hier het gevoel, op een an dere planeet te zijn beland. Komt dit, omdat je weet, dat pas 150 km verder zich een an der mens bevindt? Geloof me, deze bergen tellen een mensenleven erg licht. Maar toch brengen we ieder jaar het vee naar boven'. (Van een bijzondere medewerker) Als de sneeuw smelt, vernieuwt het leven zich. Dan priemt in de Australische Alpen de jonge zon meedogen loos in de blanke sneeuwmassa. Bergstroompjes, ont daan van hun kluisters, klateren naar beneden. Regen boogforellen dartelen in de stroomversnellingen. De vo gels beginnen te zingen. De grote dooi is begonnen. Dan komt, diep beneden in de dalen, het vee op trek. Dan heerst er grote bedrijvigheid op de boerderijen. Het vee moet immers naar boven Ik vertoef op Khan- coban, een der grootste „cattle stations" in het grensgebied van Victoria en Nieuw-Zuid-Wales. Behalve veel paarden houdt men daar 5000 schapen en 2500 stuks rundvee. En ieder jaar, als de lente begint, brengen de cowboys van Khancoban bijna 200 runde ren naar de 1700 meter hoger lig gende weiden in de Australische Alpen naar het Dak van Austra lië. Na gebrandmerkt te zijn vertrek ken de dieren in kudden van min stens 250 stuks onder de hoede van enige cowboys zodra het bericht komt, dat de sneeuw is gaan smelten. Ik mocht mee. Bij het krieken van de dag braken we op. In het donker van de nanacht hadden we ontbeten. Toen wij reden over de verlaten vlakte, begon de zon zich boven de Alpen te verheffen. De lucht was stil en koel. Gevijven reden we met de kud de. Het bergpad was nauw en kron kelig. Een lange dag lag voor ons. Veertien mijl naar boven moesten wij afleggen over de flanken van steile bergen, door ravijnen vol struikge was en over beboste kammen. Terry Greene, manager van Khan coban, zijn lange zweep over de schouder, telde de dieren bij het ver laten van de boerderij. Het was of de beesten aanvankelijk aarzelden, als waren zij nog onzeker omtrent het doel van de reis. Archie MacCallum reed ook mee. Archie is de eerste drij ver met een halve eeuw ervaring in dit bergland. Dan Ernie Board, eens karppioen „buck-jumping" (rijden op ongetemde paarden). Verder Bill Pender, een kleine veeboer uit de streek. Als laatste ikzelf. Zodra we gaan klimmen en in bos achtig terrein komen, beginnen de zwepen te knallen. De echo, vele ma len weerkaatst, sterft weg tussen de bomen. Langzaam gaat het vee voort. Weinig geloei nu. Ergens struikelt een paard over een boomstronk. Een cowboy schreeuwt luid, als een koe zich loswerkt van de kudde. Een hond snelt blaffend toe en drijft het dier terug. Prima helpers, die honden. Stuk voor stuk presteren ze evenveel als twee a drie cowboys. „Ze sparen ons paarden, die honden!", zegt Ter ry Greene. nabij een gevaarlijke, geheel over groeide kloof. Knallende zwepen. „D'rrr heen! D'rrr heen, Bo!", schreeuwt Archie. De kleine hond heeft dit bevel niet nodig. Hij is reeds bezig om de zwervers terug te brengen in het gelid. Man en hond begrijpen elkaar. Archie praat tot zijn hond op dezelfde toon, die hij tegen mij bezigt. Het is, alsof Bo een viervoetig verlengstuk is van Archie. Bo drijft het vee als een cow boy met jarenlange ervaring. Die heeft Archie ook. Archie, wiens ge zicht getaand is en het stempel draagt van het land, is tevreden met Bo en Bo is het met Archie. Ze begrijpen elkaar en horen beiden bij het land. We zijn inmiddels gekomen bij een der moeilijkste gedeelten van ons tra ject, de weg naar Bradney's Gap. Hier en daar bedraagt de helling van het spoor 30°. We stijgen 550 meter over een afstand van 2 kilometer. We be vinden ons op 3000 voet hoogte. Het bos verkrijgt een ander karakter. Het zonlicht speelt door de boomtoppen op de grond en op de ruggen van het vee. Een mooi spel van licht, en scha- duw. De paarden aarzelen soms en hijgen onder de last hunner berijders. De honden blaffen scherper, bevelen der. Gestaag klimt het vee omhoog. Een rijke, zich traag bewegende stroom leven, die geleidelijk over Bradney's Gap verdwijnt. Wat noopt de dieren tot klimmen? Raadselach tig. Misschien louter een verbazing wekkende vitaliteit, de wil om voort te bestaan en voort te gaan. Boven geven wij de kudde een beetje rust. De beesten zijn te moe om te vreten. Ernie Board springt uit het zadel. Hij stopt een pijp, met de trage bewegingen, die de cowboy kenmerken. Leunend tegen zijn paard vertelt hij, hoe hij eens moederziel alleen met een paar honden 'zb'n drijftocht ondernam. Wat noordelij ker! Een duivels spoor. Steil om hoog, maar ik kreeg ze boven. Toen begon het spul. De beesten werden wild. Gingen er vandoor. Stormden de weg op, die daar het spoor kruiste. Ooit een dolle kudde gezien? Als een stoomwals. Ik probeerde aan dé kop te komen, maar zij blokkeerden de weg. Als er toen een auto gekomen was maar ik kwam aan kop en we redden het, de honden en ik. Maar één zo'n ervaring is voor mij vol doende! Een sterke stier of een pas gevangen wild paard, dat red ik wei. Zo'n stormende troep hoornvee, dat red ik geen tweede maal. Na Bradney's Gap is de terreinge steldheid in het begin minder zwaar. Eerst dalen we iets naar Khancoban Creek. Dan weer omhoog. Ergens in de buurt dondert een waterval. Over- De cowboy op weg, vergezeld van zijn hond- Merkwaardigerwijs zijn het niet de echte „vee-honden", die in de Alpen helpen drijven. De echte Queensland Blue Heelers zijn namelijk te agres sief voor zo'n bergtocht, hoewel zij in de vlakte uitstekend voldoen. Vee in de bergen moet rustig worden ge houden tijdens de trek. Anders blij ven de dieren op een gegeven ogen blik staan en dan krijgt mens noch hond ze meer in beweging. Daarom gebruiken de cowboys van Khan coban „kelpies", in Australië gefokte schapenhonden. Archie MacCallum vertelt, op de hem eigen langzame manier, over de honden. „Kijk", zegt hij, „het aller beste is een kruising tussen een kel pie en een Blue Heeler. De echte vee hond (en Archie knalt met zijn drie- meter-lange zweep) bijt meer dan hij blaft. Maar zo'n schapenhond be strijkt een groot terrein en houdt de kudde voortdurend op gang. Die be spaart je paardevlees! Als je eens wist wat één man met een paar hon den kan bereikenLuid schreeuwt hij dan een bevel tot zijn hond. Een slim, klein, levendig, bruin, ruigha rig dier. Een bastaard-kelpie. Altijd in draf, altijd actief. Bo (zo heet Ar chie's hond) rent het struikgewas in. springt over boomstammen en baant zich een weg, waar geen ruiter dat kan doen. Later op de dag loopt Bo kreupel. Zijn voetzolen zijn gewond, maar hij blijft actief, trouw en gewil lig. Het vee houdt rekening met Bo en zijn kornuiten. Het erkent de heer schappij der honden. Gewillig, weten de dat de honden alomtegenwoordig zijn, vervolgt het zijn weg. De hond regeert. Bo allereerst. Wederom knallen zwepen. Het schij nen geweerschoten. Opnieuw dui ken de honden in het struikgewas. Kort daarna zijn er moeilijkheden in de achterhoede. Een paar koeien zijn afgedwaald en bevinden zich stemt alle andere geluiden. Dan gaat de weg weer steil omhoog. Bij een kreek maken we halt. De zon is hoog aan de hemel. Het vee staat met de poten in het koele water. Terry laat vuur maken. Een simpel maal. De thee smaakt pns voortreffelijk. Water van de Snowy Mountains, zegt Terry. Op deze besneeuwde bergtoppen ont springen drie grote rivieren de Murray, de Snowy River en de Mur- rumbidgee en tal van beken. De laatste jaren wordt er in die bergen (op het „Dak van Australië") hard gewerkt aan grootse irrigatie- en elektrificatie-projecten. Thans wonen en zwoegen daar meer mensen dan vroeger. Maar het is, alsof de Alpen alles hebben geabsorbeerd: mensen, machines, voertuigen. Nog kunt u er dagen rijden zonder een menselijk wezen tegen te komen. Na het middagmaal begint het zwaarstedeel van de trek, tegen de „Lange Spoor" op Een pad van vier kilometer, dat boven 2000 voet hoger is dan beneden. Een zeer steile helling dus! De rit valt werkelijk niet mee. Geschreeuw, geblaf, zweepgeknal. Telkens weer kan de kop niet voor uit. Gevallen boomstammen. Een week tevoren was het spoor gerap porteerd als onbegaanbaarMan nen van Khancoban zijn vooruitge stuurd om de weg te effenen. Toch is hij nog slecht. Maar het vee MOET verder! Mannen en paarden, honden en zwepen komen tot volle inzet. Voort!! Op 4000 voet is de lucht merkbaar ijler. Dunner wordt het bos. We na deren de sneeuwgrens, waarboven als enige boom nog slechts de mooie sneeuw-gomboom groeit. Eensklaps ontrolt zich een heerlijk vergezicht. Voor het eerst sedert zonsopgang zie ik weer een horizon. Ver weg ligt Mount Kosciusko. Sneeuwblank. Dan zie ik ook de eerste sneeuw-gom boom. We zijn op 5000 voet hoogte. Nog even spant het vee zich in. Een korte, maar steile helling, steiler dan alle voorafgaande. Diep beneden ons, door een blauwachtige nevel heen, zie ik een smaragdgroene vlek. De weidegronden van Khancoban, uit gangspunt van onze trek. „Nog vier mijl!", schreeuwt Terry mij in het voorbijrijden toe, „houd ze op gang boy!" Ik zet mijn paard aan. Het is kouder nu, geen zon, een schrale bries. Maar dan zijn we, ein delijk, op vlak terrein. Een gevoel van opluchting komt over ons allen, over mensen en dieren. Archie's on vermoeibare hond viert het feest van de behouden aankomst door zich eens lekker uit te rollen. Het vee ruiken de dieren het sappige gras van Pretty Plain, waar zij de zomer zullen door brengen? stelt zich in een lange rij op en zet er een sukkeldrafje in. Drijven is nu niet meer nodig. Als we dan bij Pretty Plain (Khan- cobans bergweiden) zijn, begrijp ik, dat Terry dit lapje grond de „Spons van Australië" noemt, want in het midden liggen moerasachtige plek ken. De paarden gaan er voorzichtig en ongaarne overheen. Hier ligt een „smeltwater-ton", tevens een bron van beekjes en kreekjes. Dan drijven wij het vee binnen de omheining. Iets verder staat onze blokhut. We zadelen af. We verzame len hout om te koken en te stoken. Na het maalnu ja, toen kwamen de verhalen. En die waren ook de moeite waard. Ze herhaalden de les. die ik daags had geleerd: „Er zijn nog echte cowboys en zij weten nog steeds wat rijden is1" De tocht voert meestal langs ongebaande paden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 21