electro tiepoo knipoog FRANS VERPOORTEN: ONBEVANGEN FLUIT MET VEEL ZUIVERE EN ENKELE VALSE TONEN JEUGD m LITERATUUR De wantoestand van drama-rechten bij toneel ZWAANSWIJK gen op Zoom tngrijke Kunst*, Antiek- en eubilairveiling AN BAAK N.V. In museum De Beyerd te Breda zijn gedurende de gehele maand maart twee opmerkelijke tentoonstellingen te zien. De Haarlemmers Frans Verpoorten met zijn „Planorbium" en Pieter Zwaansdijk met ,Soul expression' Hef Planorbium bevat metaalplastieken, die in beweging zijn via een programmeur. Soul expression is de „schreeuw" van een jonge kunstenaar naar een mythologische wereld. Het zijn ex posities, die ongetwij feld velen kunnen boeien; ook hen, die zich niet tot gere gelde tentoonstellings bezoekers rekenen of misschien nog nooit een voet over de drempel van een museum gezet hebben. ZT,LT $rna a geslotef van het levend toneel oorzaak van Tp- onthoud. Ten eerste, omdat er een zwijgende gentlemen-overeenkomst bestond tussen tv en toneel om de „levende opvoering" te loten nno-n„„„ DE STEM VAN ZATERDAG 8 MAART 1969 ARISTH. B. FIKKERS ag 18 en woensdag 19 maart f des voormiddags om 10 uur, h i het „PROVOOSTHUIS". F* Bergen op Zoom, (nabü diverse nalatenschappen, wege# toevoegingen uit ander bezit. publiek contant verkopen ik gebeeldhouwde beeldente®, met ebbenhouten rankankuss»'! tse poortkast, noten Drentse 1® gidsten, vieir noten porsetóntoSp i nmodes, eiken credertz, haUdil® aimeublement best. uit acht sW atel, en chaise longue, serie r toeten met fauteuil (stijl ^ePL lires, twee scabelleo's, vele no» kleinmeubelen, klokken en P®' tin, curiosa en kristal. «meublementen o.a. met t™0®; bekledmg, eetkamerameuble®®* »r, complete herenkamer met en clubs, rijk gebeeldhouwde er best. uit zes stoelen en, t® anse fauteuils met Petit P0® 1 leding. i auw en Gekleurd porseleW, ïwetrk, w.o. een collectie l"1* jj pij ten w.o. vele grote afmetM®l tafelkleden, lopers en ierne schilderijen waarbij va® ud- en zilverwerk w.o. briü&j*J| landen, tafelzilver, servieze® itC. j •der ter veiling zal wonden j. N: maart van 10 tot 5 uur. taart van 12 tot 5 uur. maart van 10 tot 3 uur. ij.| TS: uitsluitend verkrijgbaar iagen ad. f 1,50. r en Taxateur Veilinghouder sbeekseweg 44 - Nijmegen Tel. 08800-2.22.34 sithuis" is telefonisch aang®5 yergeet niet uw kinderen mee te brengen. Dat schreef een krant toen Frans Verpoorten (44) enige tijd geleden voor het eerst zijn Plan orbium in Haarlem tentoonstelde. Drommen kinderen kwamen. „Ik vind het erg leuk; u heeft veel fan tasie", schreef er een. De plastie ken van Verpoorten zlin allesbe halve kinderachtig, maar ze getui gen wel van een spèelse en onbe vangen geest, meestal alleen nog kinderen eigen. De zalen van de Beyerd zijn nauwelijks ontruimd van werken van twee „volwassen" kunstenaars, die vanuit een angst tegen het huidige maat schappijbeeld en met name tegen de techniek aantrapten. Frans Ver poorten: „De mensen zijn veel te bang voor de techniek. Ik wil door mijn werk aantonen, dat de tech niek ook positief artistiek beleefd kan worden. Geen angst". yerpoorten is biologisch en tech nisch geïnteresseerd. Begon als schilder en sleutelde uit noodzaak aan oude motoren en auto's. De noodzaak werd hobby. De schroot hoop kreeg vorm (object trouvé) en hij smeedde nieuwe vormen. Vormen, die reminiscenties oproe pen aan biologische gegevens. Be scheiden plastieken; zeer door werkt. Een samenspel van wieltjes, schrlimachinedelen, lepels, uur werken, draden, etc. Maar hij is nog verder geaan: bouwde alle mogelij ke vormen van elektronica in, waardoor er beweginen ontstaan; rechtstreeks te volgen of via kijk gaten en projecties. Schakelde af zonderlijke plastieken in serie en gaf ze een programma mee; door bezoekers zelf te bedienen. Ver- poorten hangt niet een of ander „isme" aan. Zegt zelf; „Wil niet de moderne kunstenaar uithangen. Ben het ook niet". Hij wordt ge woon geboeid door materialen, die wii weggooien en kijkt vriendelijk aan tegen de technische mogelijk heden van deze tijd. Hii speelt geestig en ironisch met deze gege vens en integreert ze, zoals we dat bij de kinetische kunst meer zien. Maar van huis uit schilder komt hij dikwijls ook op boeiende (bewegen de) vormen. Al deze elementen draagt hij spelenderwijs over door dat het environment de beschou wer actief maakt. Qeen wonder, dat juist instituten als de IBMB, reactorcentrum y anuit de duistere kabinetten van Verpoorten naar de lichte gro te zaal met werken van Zwaans- wijk is een felle overgang. Van bijna ingetogen bewegingen naar ketsen de kleuren, van de doorzichtige ets- lijn naar de zeer doorwrochte, bijna dramatische burijnvoering. Een zaal, die direct frappeert bij een eerste oogopslag en bijzonder in trigeert bij afzonderlijke beschou wing. Pieter Zwaanswijk, slechts 21 jaar, heeft heel wat in zijn mars. Is zeer direct en persoonlijk in zijn vormgeving; vol vitalisme en geob sedeerd door enkele thema's. £)e mens, met name de vrouw staat centraal. Vormen van een sprookjesachtig geweld, die tegelijk afstoten en aantrekken. Vormen, die getuigen van een oergeweld in de mens en in de kosmos, waarin de mens gevangen zit of waarmee hij en met name zij verbon den is. Zijn etsen zijn enorm door werkt, gedetailleerd en bewaren toch prachtig de grote compositie. De lijnen „praten", spreken een eigen taal; een bevattelijke taal. Het geel, bruin, groen en blauw van de kleuren steunen als een tweede dimensie, los van de lijnen, maar niet los van de compositie, de bizarre, wrede en lachwekken de figuren. 7waanswijk wil zich een mytholo gie opbouwen. Het is alsof de schizofrenie van het leven een uit weg zoekt, waarbij de positieve en negatieve accenten vergroot op nieuw vorm krijgen. Hij schept zich daarbij eigen figuren als Flos sie, godin der erotiek, Lyllit, mooie maagd met geel haar, Tiepoo, uit bundige man, die veel praat; de en gel, eenzame eenling op aarde en het groene ding, een glad apparaat dat streelt. J)eze fantasiewereld geeft hij nu ook vorm in schilderijen. Hij etst daarbij als het ware de verf op hout. Er ontstaan wonderlijke structuren in het materiaal, aange vuld met knoppen, plastic, typogra fie. De kleuren zijn laaiend, ge meen en ingetogen tegelijk. De mens. de vrouw, is aangevreten, iverwoekerd, ontleed, versierd en mtluisterd. Een chaos aan tegen strijdigheden, samengebald in har monische composities van een spet terend vitalisme. Ook hier enorm letaillistisch, bezeten van iedere /ezel aan ons bestaan. Hoewel Zwaanswijk niets van doen vil hebben met een bewust esthe- isme, ontroeren zijn etsen en schil- leriien ons toch dikwijls door het geen wij bij onze opvoeding inge goten hebben gekregen als een es thetische ervaring. Het is een ten toonstelling waar je lang naar kunt blijven kijken. HENK EGBERS. Petten, Hoogovens, die de werkne mers met hun neus op de (harde) techniek drukken, hem opdrachten gaven. Zijn plastieken geven iets humaans aan de techniek: een knip oog naar de bedrading van het le ven. In een dertigtal objecten kan men dit zelf gaan ervaren!De naam Planorbium slaat nog op de lay-out van zijn tentoonstelling in Haarlem: in de vorm van een post hoornslak. „In Schiedam is dit model al wat losgelaten, en hier in Breda de derde plaats waar de tentoon stelling komt heeft de heer Nie- meyer het geheel losgelaten, maar er toch een goede vorm aan weten te geven" zegt Verpoorten. |7r zijn ook een aantal interessante etsen van hem aanwezig. Hij is op dit gebied autodidact, maar werd leermeester van velen; o.a, van Zwaanswijk. De voorstellingen hebben verwantschap met de plas tieken. Het zijn soms zelfs de werk tekeningen. Ze zijn gedrukt op oud Zaans papier, dat alleen curiosi- teitshalve nog wordt aangemaakt. De etsen vormen een schakel tus sen zijn schildersperiode en die van de huidige plastische vormen in metaal. Beide vormen boeien vrien delijk indringend. DE MEESTE literstuurgsschleds- nissen hebben de nobele be doeling bij de jeugd belangstel ling voor letterkunde te wekken. Ze staan echter vol kenmerken van literaire periodes, vertellen hon derd uit over het leven van schrij vers uit heden en (vooral) verle den, geven ellenlange lijsten met titels en offreren als toetje enkele verzen of een paar bladzijden pro za. Als je een paar letterkundeboe- ken naast elkaar legt, merk je bo vendien dat ze nogal eens dezelf de teksten bevatten: Gezelle met zijn ranke riet, Kloos bij de klotsen de zee, Marsman slapend bij de sterren en Lucebert als broodkrui mel op de rok van het universum. j ITERAIRE teksten op zich zijn dood materiaal. De lezer moet ze in zichzelf tot leven brengen; hij moet, zoals Vroman het in een, ove rigens vaak gebloemleesd, gedicht zegt, de woorden „wakkerlezen". Een goede handleiding zal de lezer oriënteren, hem zo op weg helpen, dat hijzelf creatief wordt en het werk op een persoonlijke wijze kan waarderen of afwijzen. Er zijn maar weinig Nederlandse (school)- handboeken die de literatuur zo be naderen. Drs. F. P. Huygens heeft het geprobeerd in zijn boek „Brandpunten", ruim een jaar ge leden bij Meulenhoff in Amster dam verschenen, maar het bevre digt nauwelijks en dat bepaald niet alleen door de terecht scherp ge kritiseerde keuze der behandelde werken. In Vlaanderen is onlangs een nieuwe poging gedaan. Bij de Standaard Uitgeverij in Antwer pen/Utrecht verscheen namelijk in 2 delen, samen bijna 1000 blz., „De dubbelfluit" een literair handboek, geschreven en samengesteld door de dichter-ieraar Anton van Wil derode, dat primair bedoeld is voor (Vlaamse) middelbare scholieren, maar ook de aandacht verdient van alle in literatuur en literatuuron derwijs geïnteresseerden. T")E TITEL, die verwijst naar het bekende beeld „De faun" van onderzoek te brengen. De inven tiviteit waarvan Van Wilderode blijk geeft, dwingt soms bewonde ring af. Dat geldt speciaal voor zijn bespreking van Herman Gorter, Paul van Ostaijen en Gerrit Ach terberg. LIET IS ZEER te waarderen, dat het kritisch materiaal waar naar hij verwijst bijna altijd up to date is. Dat geldt zowel voor do oude als de moderne letterkunde, In het middeleeuwse gedeelte be handelt hij b.v. de meest recente interpretatie van het „Lied van Heer Halewijn", evenals de boei ende maar fel omstreden theorie van de Groningse hoogleraar Heeroma inzake Jan Moritoen, die het befaamde Egidius-lied zou heb- ben geschreven. Bij Lucebert komt o.a. de hele „Merlyn"-discussie over zijn bekende „Visser van Ma Yuan" ter sprake. TEGEN DIT literatuurboek zijn wel enkele bezwaren aan te voeren. Zo laat ook Van Wilderode bepaalde „heilige koeien" uit de literatuur va$ Vlaanderen onge moeid. Typerend in dit verband is de behandeling van Conscience: zijn literaire betekenis zou „nau welijks te overschatten" zijn! Ik vind het jammer, dat de funda mentele kritiek die Louis Paul Boon op Conscience leverde (zo pas herdrukt in „Geniaal maar met te korte beentjes", De Arbei derspers, Amsterdam 1969) hier als discussiestof ontbreekt. Ik be grijp ook niet waarom Wies Moens in dit boek met enkele (zeer zwak ke) verzen vertegenwoordigd is. Bovendien wordt over 's mans fas cistische verleden wel bijzonder gemakkelijk heengegleden. Dat in een Vlaams (katholiek) literatuur boek een onevenredig groot aan tal bladzijden aan Guido Gezelle gespendeerd worden, zal wel on vermijdelijk zijn, maar blijft niet temin voor mij moeilijk verteer baar als dit ten koste gaat van een aantal hedendaagse schrijvers. Met alle waardering voor Gezelle, vind ik het al te gek, dat Van Wilderode voor hem 50 blz. reserveert, ter wijl de schrijvers die na 1940 de buteerden het samen met nauwe lijks 100 blz. moeten stellen. de Italiaan Marcello Mascherini (te zien. in het Antwerpse Middelheim- Park) is veelzeggend voor de op zet van het werk. Hij duidt zowel op het samengaan van epiek en lyriek, als van oude en moderne literatuur maar vooral op het voor literatuurboeken helaas nog vrij wel unieke feit, dat de letterkun de van Vlaanderen en Nederland hier consequent als een organisch geheel gepresenteerd wordt. WAN WILDERODES boek is in meer opzichten nogal uniek. Het legt de nadruk op de drie bloeiperiodes van onze letterkun de: de middeleeuwen, de zeventien de eeuw en de moderne literatuur (vanaf 1880), die weer zeer globaal worden onderverdeeld. Het gaat de schrijver immers niet om de lite ratuurgeschiedenis maar om de li teratuur zelf. Hij is erin geslaagd van „De dubbelfluit" een echt werkboek te maken door voortdu rend materiaal aan te dragen, dat prikkelt tot verder onderzoek. yAN WILDERODE begint telkens met een korte introductie van een schrijver: hij verstrekt biogra fische gegevens, noemt de belang rijkste werken, geeft een omschrij ving van het hoofdthema en eindigt dit deel met een „Documentatie", d.w.z. met een overzicht van de belangrijkste boeken en artikelen over de betreffende auteur. Dan volgt de bloemlezing: minimaal drie verzen per dichter en bij pro zaïsten een volledig verhaal of een uitgebreid (afgerond) fragment. Zoals gezegd valt hierop de volle nadruk. Achter iedere tekst staan namelijk een aantal verklarende opmerkingen over de .achtergron den er van. Meestal geeft de sa mensteller zelf dit commentaar, maar soms citeert hij ook uit brie ven van of aan de auteur, of neemt hij een fragment op uit een kritiek van een ander Tenslotte stelt Van Wilderode het werk ter discussie d.m.v. enkele stimulerende vragen of opmerkingen. Vaak citeert of verwijst hij daarbij naar gelijksoor tig werk van andere auteurs om de lezer zo tot een vergelijkend WAARSCHIJNLIJK houdt dit verband met Van Wildt co des doelstelling: hij wil dat de lezer geboeid raakt door „de lite raire schoonheid". Moderne schrij vers zijn echter meestal geënga geerd; het gaat hun niet primair om de schoonheid, maar ze willen bij de lezer taboes doorbreken op politiek, religieus en seksueel ge bied. In dit opzicht Iaat dit boek het vrijwel afweten. De tekstkeuze is nogal aan de veilige, d.w.z. „bra ve" kant. Ward Ruyslinck en Har ry Mulisch worden kennelijk re presentatief geacht voor het mo derne proza. Dat betekent dus dat onze belangrijkste hedendaagse auteurs totaal ontbreken. Het is bepaald curieus, dat Van Wildero de in zijn inleiding allerlei namen opsomt van schrijvers die hij tot zijn spijt niet kon opnemen (waar onder ene Ernest Claesl), maar dat hij daar geheel zwijgt over de af wezige G. K. van 't Reve, W. F. Hermans, L. P. Boon en H. Raes. Wie jonge mensen met literatuur vertrouwd wil maken en deze schrijvers denkt te kunnen nege ren, schiet volgens mij in hoge ma te te kort. J-JET LIJKT MIJ ook onverdedig baar een Boon uit „plaatsge brek" buiten beschouwing te la ten als men wel Bertus Aafjes en Christine D'Haen opneemt. Het hoek bevat bovendien een aanwij zing, dat hierin waarschijnlijk an dere factoren meespeelden. Bij de bespreking van de middeleeuwse „Reinaert" vermeldt Van Wildero de maar liefst elf, merendeels on betekenende, moderne bewerkin gen van dit dierenepos, maar de meest grandioze ontbreekt; Boons honende schildering van Nobelgië in zijn „Wapenbroeders" (onlangs herdrukt bij De Arbeiderspers). Het gaat hier om ernstige tekorten in een boek dat in heel wat op zichten geslaagd is. We hebben hier, kortom, een „Dubbelfluit" met vele zuivere en enkele valse tonen. FRITS NIESSEN. f?r oesiaat in neaenana ai zeer Lang een zogeneten exclusiviteit inzun* de auteursrechten op drama. Anders gezegd: de mogelijkheid om voor Nederland (vaak inclusief Vlaanderen) het alleenvertoningsrecht te krij gen van een bepaald stuk. In de praktijk was dat niet alleen een exclusief vertoningrechty maar zelfs een niet-vertoningsrecht. Want zodra een gezelschap bij het auteursrechtenbureau een stuk had belegd(een con tract had, waarbij het een voorkeursrecht of optie voor bedoeld stuk kocht, zodat niemand anders kon proberen voor dat zelfde stuk een definitief contract te krijgen), was dat stuk voor de Nederlandse markt bevroren voor één of meerdere jaren. Immersin de periode dat het betrokken gezelschap nog geen beslissing nam of kon nemen of het een definitief contract voor de opvoeringsrechten wilde hebben, zolang bleef die voor luttel bedrag gekochte „optie" het ieder ander onmogelijk maken om tegen goed geld dat stuk te kopen. Ook de t.v. kon er dan niet aankomen. f-Jet hoeft geen betoogdat een dergelijke géldejxde afspraak met de twee auteursrechtenbureausf die alle drama-rechten in Nederland onder zich hebbentot wantoestanden kon leiden. Het kan immers zó zijndat een toneeldirectie te goeder trouw efi enthousiast beslag op een stuk legt om dat binnen het jaar op het repertoire te nemenen vervolgens dooi omstandigheden wordt gedwongen telkens uit te stellen. Bijvoorbeeld omdat een eerdere première zulk een succes blijktdat men dit stuk veel langer uitspeelt dan voorzien. Of door ziekten onder juist die spelers die in dat belegdestuk zouden moeten. Of omdat het doublure-systeem waarbij in één gezelschap twéé stukken op dezelfde avond tegenovei elkaar moeten kunnen lopen, het soort stukken aan de éne kant het onmo gelijk maakte om de goede spelers aan de andere kant vrij te krijgen Maar het kan ook zó zijndat men welbewust het stuk aan de concurrents onthoudt, ook al ziet men voorshands geen gat in eigen repertoire of be twijfelt men of men er zelf de juiste regisseur of spelers voor heeft [n dat laatste geval is er binnen de geldende regels een onaantoonbare mogelijkheid om een stuk te beleggen om het in de ijskast te krijgen, buiten de grijpklare handen van de concurrentTegen de tijd immers, dat de eigen optie was verlopen, was zozeer de actualiteit van het stuk af, dat de concurrent (of de tv) er geen brood meer in zagen. Op gevaar af dat diverse toneelleiders boze brieven zullen schrijven in de trant van kom op met jê bewijzendie ik inderdaad amper hebdurf ik u* "Jvivciiiuty juui 7- m-m- wtrvetvn van siuKKen zonaer gewenst was voorgekomen dan voor publiek, repertoire en fatsoen Daarbij zat met name de televisie vaak in het nauw. Niet alleen dat die w %te} n, °n,len aan de auteursrechten van stukken die door het Nederlands toneel „belegd" waren, maar zelfs als de tv-omroepen éérder niet alleen een optie, maar zelfs een definitief contract hadden dan non een toneelgroep zich als tweede gegadigde meldde dan mnol? 5 wachten tot betrokken gezelschap het stuk nipt nllóov i"j maar ook had „uitgespeeld". OmLrmcn tecsL érL^l enig gedocumenteerd bewijs dat een svel dot nn hot zon<^er daarna in de schouwburg lêgeVlen ZmZer? mst' [Jet hoeft amper betoog, dat juist de jongere gezelschappen en do beeldomroepen, in het nadTel Zijn Hoe *uüenUlandseft men snel het stuk voor Nederland Hu l luist die jongere gezelschappen (Theater Globe N?nrl?? n s dat Proloog, Limburgs Toneel) aan de bel trokken inot??l nComPa9nif, huidma .11 n. - tO&Tl VCTIccLcTI Klfl.V f?O huidige toneelorganisaties op de helüngkwanuZjfhadden'toeii als r 1' groepen een sterk argument: als de grote fen ?ude? wol???3™™1? schappen ontheven zonden worden van de plicht om in dl 9 spelen, dan zou het publiek aldaar de door die grotpe? aeko^tT??, IV® gaan missen ...Een stelling, die werd aanvaardabXtot t exclnsivii«s-recht. Maar als we d7 aflVpt^lf lijkt dat woordje „geleideliik" dnnr df maanden overzien, afschaffing C. NtCOLAl

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 19