ZEEUW LANNOYE BEELDHOUWER MET TOEKOMST TERUGBLIK OP PREMIERES VAN DIT SEIZOEN TONEEL WORDT STEEDS ROMANTISCHER VLUCHT UIT KWASIE-NUCHTER WERKELIJKHEID DE GESPANNEN VOET VAN LEONARD HUIZINGA OOK SCHEERAPPARATEN NAAR HET MUSEUM Deze gedachten kwamen bij ons naar boven tijdens het beluis Kunst is precies als het leven waarvan zij een af spiegeling is, een synthese van ernst en spel. Nu lijkt het er op dat de kunst van de laatste decennia te kort geschoten is wat het spel-element betreft. Op- en pop art zijn ook te verklaren als reacties van de jonge ge neratie op een Kunst, Verheven en Heilig, waartoe eigenlijk maar weinigen toegang hadden, voortge bracht als zij werd door Kunstenaars, die vaak met het aureool van Auguur, Ziener en Profeet omgeven wa ren. Beide echter, spel en ernst, bergen het gevaar in zich onuitstaanbaar te worden als ze niet binnen paal en perk gehouden worden. En zoals eenmaal misschien de ernst in en om de kunst te zeer de boventoon voerde, zo is het thans bij veel jonge kunstenaars het spel dat al te uitsluitend hun artistieke daden bepaalt. En het spel op de top gedreven en uit de hand gelopen ver wordt al gauw tot gein, ongein en zouteloos gegrapjas. J-Joe verfrissend de werking van het spel-element in de kun- ifen soms ook is, hoe begrijpelijk ook de reactie, het feit dat vele jon ge kunstenaars het spel uit de hand loopt of dat het voor hen een doel in se wordt dient men als ver schijnsel te signaleren en niet zon der kritiek te aanvaarden. Het spel wordt al te vaak een spelletje en de humor een geintje en uit angst voor het serieuze wordt de onseri eusheid tot een soort wet verheven. Een wet waarvan het gevolg is dat talloze jonge kunstenaars zichzelf priori niet aux sérieux nemen of oang zijn au sérieux genomen te Worden. Jegen de achtergrond van dit ver schijnsel is het telkens weer een verrassing jonge kunstenaars te ontmoeten die zichzelf en hun werk au sérieux nemen en ook door anderen au sérieux kunnen en wen sen te worden genomen. Onder de- te laatsten valt zonder twijfel Hen- h Lannoye te rekenen. l-jonri Lannoye, geboren in het Zeeuwsch-Vlaamse Aardenburg, a nu een en twintig jaar oud en als beeldhouwer gevestigd in Sint Ni klaas waar men in zjjn huis binnen treedt door een toonzaal met zijn werk. Zijn opleiding kreeg hij aan de Academie te Tilburg, waar hij o.a. een onderwijsacte behaalde, na dat hij vooraf al een aantal techni sche diploma's verworven had. Ver volgens werkte hij enige tijd bij beeldhouwer Stefan de Puydt. Hij stelde voor het eerst tentoon in Maldegem, daarna op de Expo te Zwevelle. In juli van het vorig jaar hield hij zijn eerste grote expositie in het Casino van Blan- kenberghe die onder auspiciën staat van de Casino-directie en het bestuur van de V.T.B. Jn de toonzaal en op zijn atelier staat een groot deel van de beel den, die op die expositie te zien zullen zijn. Ze zijn uitgevoerd in witsteen en wat reeds bij een eer ste vluchtige blik opvalt is de grote plastische kracht die ervan uitgaat. Het is duidelijk ook dat in dit werk spel en ernst op gelukkige wijze samengaan en met elkaar in harmo nie zijn. Vrijwel stuk voor stuk zijn het beelden die bij alle innerlijke beweging en fraaie contour geslo ten eenheden vormen, ze zijn ge bonden, hermetisch en toch open als een goed gedicht en daarom spreken ze de beschouwer, die ver trouwd is met de moderne abstra herende beeldende taal en met na me ook de beeldhouwkunst van Henri Moore, die Laranoye's grote meester is, onmiddellijk aan. y^feet U, zegt Henri Lannoye en de blik uit zijn blauwe ogen, die het jonge bebaarde gezicht do mineren, is even oprecht als zelfbe wust, ik ben altijd eenzaam ge weest, als jongen heb ik jarenlang niet kunnen spreken, ik kon tegen m'n medemensen geen woord uit brengen en ik werd met mijn ge brek gepest.. Ik heb dat gebrek nu al lang overwonnen dank zij een logopedist die meer een menselijke vriend was met wie ik praten kon en die me begreep dan een spraak- leraar maar mijn werkelijke taal is toch het maken van beelden. Misschien is die opmerking wel de sleutel tot zijn werk, of liever nog de verklaring van de kracht die er van dit werk uitgaat; beeld houwkunst krijgt hier weer iets van magie, van eenzaamheidsbe zwering. Er staat een dringend moe ten achter zoals achter de poëzie van Achterberg die door zijn taal de gestorven liefde tot léven wil de zingen. Ontmoeting, eenheid, innerlijkheid ook zijn de thema's die Lannoye bezighouden en die hij ge stalte geeft. In sterk geabstraheer de vormen, die puur en rein zijn zonder tot steriliteit te vervallen. In Lannoye's eerste werk is spra ke van een lichte flirt met het expressionisme en de wat zware logge vormen die deze richting ei gen zijn, maar hij evolueerde snel naar een puurdere meer ascetische vormentaal die meer in overeen stemming schijnt met zijn in de beste zin van het woord idealis tisch wezen. J-Joe zie je je toekomstige ontwik keling? Als heel snel. Nee, dat is niet om te lachen, ik voel dat, ik zit vol beelden die er uit moeten. Maar die zullen misschien meer in figuratieve richting gaan. In de toekomst ga ik ook meer portret ten boetseren, omdat ik voel dat ik daar nieuwe vormen uit ga halen. Dus terug naar de werkelijk heid, - niet om de werkelijkheid zeif, maar om tot een nieuwe eigen vormenwereld te komen? Ja, precies. Deze beelden zijn in witsteen gegoten. Kap je wel eens taille directe? Dat zou ik graag willen, maar ik heb er eenvoudig de middelen nog niet toe, je moet dan zo ont zaglijk veel in het materiaal in vesteren. En hout? Ja, daar heb ik nog een zekere schroom voor. Hout vraagt dee moed voor de gegeven vormen en structuren ervan. Die zou ik dus enerzijds niet willen schenden, ik zou ze dus moeten volgen, anders zij ds zou ik voelen dat die vormen niet passen in mijn conceptie van beeld. Voorlopig echter voldoet het tot nu toe gebruikte materiaal Henri Lannoye ruimschoots. In het grote atelier achter zijn huis ligt een hoge puinhoop van kapotgesla gen moeien waarin hij zijn beel den giet, die hij daarna afwerkt met de vijl en de polijstmachine, gehuld in wolken stof en daarente gen gewapend met een mondmasker als een chirurg. Hij heeft de laatste tijd onstuimig gewerkt en elk beeld van hem bewijst dat Lannoye het in zijn vingers heeft om hoe lan ger hoe meer werkelijke beelden te scheppen, arche-typische beel den, waarin ernst en spel levens waar samengaan en die de beschou wer iets te zeggen hebben. Wat staat er voor de naaste toe komst op stapel? Nou ik moet een ontwerp maken voor een reliëf aan de geven van een nieuw ziekenhuis hier in de streek, er komen in Blankenberghe voor het Casino en in een park en kele grote beelden van me en dan deze zomer een expositie in Knok- ke en in het Casino. En dan even wachten. Ik ben namelijk pas ge trouwd Ik heb u al gezegd ik ben altijd eenzaam geweest, maar nu heb ik een vrouw gevonden en niet alleen een vrouw, maar ook een mens die me begrijpt en met wie ik praten kan. Eigenlijk kan ik mijn geluk nog niet op. WILLEM ENZINCK y^/ie het theater hanteert als een graadmeter van de tijd, heeft alle reden om terugziende op de premières van afgelopen zes maanden te menen dat we be zig zijn aan een nieuwe romantiek. Uiteraard doet veel huidig toneel zich weliswaar onromantisch voor, volharde effecten, kwasie-nuchter, antieliefdesgezwijmel. Maar in we zen beantwoord het meer en meer aan de definities van wat men ro mantiek noemt in het drama. Want daarin is niet de idealisering van de liefde (Romeo en Julia) het belang rijkste kenmerk, maar het doen overheersen van de vorm boven de inhoud; het détailleren ten kosten van de grote lijn; het belijden van een uiterst persoonlijke emotie AAN het stuk in plaats van IN het stuk; het zich laten meeslepen door het materiaal waarmee men bezig is eerder dan door de inhoudelijke boodschap. y^fat dit laatste betreft meteen een uiterst voorbeeld. Het Techniese Theater, zoals dit bij Studio werd gepresenteerd door Lo- dewijk de Boer. Daar kwamen na melijk geen levende acteurs meer aan te pas. Het „toneel" bevatte slechts geluid, licht, stemmen en voorwerpen. En de regie liet zich tot over de grenzen van de „ver staanbaarheid" met zijn publiek meeslepen door zijn hoogstpersoon lijk spel met de „dingen". Uiter lijk een klinisch werkstuk, bijna steriel. Maar in wezen zo roman tisch als wat. Maar ook de andere voorstellingen bij Studio lijken zeer wel te passen binnen één of meer van de definities van romantiek, hoezeer ze uiterlijk verschillen van elkaar of van dat Techniese Thea ter. Trichloor, bijvoorbeeld: drie eenacters met uiteenlopende sfeer en „boodschap". Maar als voorstel ling: een overwoekeren van de re gie en van het acteursspel ten koste van de inhoud, dus vorm boven in houd. Maar tegelijk een óver-dé- taillering van spelvondsten en be- weginen ten koste van de drama tische lijn; een zich hoogstpersoon lijk verliezen AAN het stuk in plaats van daarlN.* En op andere wijze het zelfde voor 0 is 0: meesle pender gedaan, omdat regisseur Van Iersel nu eenmaal de grootste in dat soort is, maar evenzeer het opkloppen van niets tot iets, ac teurstoneel zonder wezenlijke in houd, spelletjes spelen om de spel letjes. Pn wat anders doet bijvoorbeeld de Nederlandse Comedie met voorstellingen als De Revisor of De Spaanse Brabander? Het spektaku- laire toneelbeeld richt zich niet op de auteur en diens bedoeling, maar op de mogelijkheid van speel-vond- sten; op vorm boven inhoud. Zo zeer, dat veel critici zich met recht afvroegen waar de auteur eigen lijk was gebleven omdat hij alleen als „aanleiding", niet als „reden" was gebruikt. Wat dan in nog ster kere mate geldt voor bijvoorbeeld de Romeo en Julia van Rotterdam, waar de auteur zich weliswaar lijkt te verzetten tegen de wezenlijk- romantische inhoud door die be lachelijk te maken (Romeo als een soort homo, Julia als een domme Trui), maar waarbij hij tegelijk een nieuwe romantiek pleegt door zich te verliezen in détails, door pom peusheid van scenes, door een rook gordijn van uiterlijke effecten en geluidsdécor. En op dergelijke wij ze zou men ook de romantiek kun nen bewijzen van voorstellingen als Wrrraak bij Globe, van Trommels en Trompetten bij Haagse Comedie,. misschien zelfs van Slachtveld of van Adrianus VII bii Centrum. gterker, overgedétailleerder en puur realistische stukken als Gered of Verdomde Lowietje vol doen eigenlijk ook aan de definities van romantisch toneel. Omdat de romantiek telkens weer op de zelf de wijze ontstaat en zich splitst in twee richtingen. Het begint met het verzet tegen de gelikte vormen en normen; verzet ook tegen de objec tiviteit en klaarheid van het „klas siek drama" waarin de werkelijk heid van het leven wordt verrepre- senteerd door personnages, die dra ger gemaakt zijn van algemeen- menselijke eigenschappen en ka raktertrekken. De manier van ver zet splitst zich vervolgens. De na druk op détails leidt één lijn naar realisme of zelfs naturalisme (en wat is de neigin tot „bloot" an ders dan neigin tot naturalisme?): de andere lijn leidt tot mystifi catie en mystiek, tot het scheppen van fantasiewerelden en werelden buiten de mens. Niet alleen ons gewone toneel lijkt de romantische weg in te slaan: ook musicals ais De Man van La Mancha of Anatefka, en de bij ope ra weer enorm in de mode komende Wagner duiden er op. Zoals stro mingen bjuiten het theater uiter aard dat ook doen, want drama hangt samen met het algemeen tijdsbeeld. Het beeld van de nuch tere, objectiviteit zoekende Provo's, die werden tot Bloemenhippies met Oosterse Mystiek. De Rock Roll, die via Beat uitmondt in Soul en Ballades. De steeds grotere nadruk op het individu en diens subjecti viteit ten kosten van vaste en alge mene normen (het doorbreken van taboes is daar een aspect van). Maar tegelijk de steeds groter wor dende behoefte aan vlucht uit de werkelijkheid, die misschien het sterkste kenmerk is van romantiek. Een vlucht naar de illusie van het Bloemen-liefde-leven of naar de Mystiek. Een vlucht, die helaas ken merkend is voor een tijdsgebeuren, waarin de mens individueel en col lectief overrompeld wordt door het tempo van de wijzigingen in zijn geestelijk en materieel bestaan. Een tijd als de onze. C. NICOLAÏ Leonard huizinga heeft ons ter gelegenheid van het feit dat hij zijn zestigste levensjaar is ingegaan, zijn „memoires" voorge legd. „Mijn hartje wat wil je nog meer" is de zeer persoonlijke kro niek geworden van een man die een oude hem lieve en vertrouwde we reld heeft zien verdwijnen en zich, het blijkt op vele bladzijden, maar moeilijk in die niewe wordende we reld kan thuisvoelen. In dat opzicht zullen velen in wat hij daarover fi losofeert, soms scherp en bitter, zich zelf herkennen. Maar het is ook de kroniek van een man die sterk egocentrisch denkt en handelt, die er niet voor terug schrikt zijn eigen geprononceerde mening te pas en dat is aanvaard baar maar ook vaak te onpas en dat werkt op den duur irriterend te presenteren. Een ding wordt ons al lezende heel duidelijk. Huizinga houdt van de na tuur, van de landelijke rust die hij, zoon van een beroemde vader, keer op keer vond op het familie-buiten Toornvliet nabij Middelburg. Telkens weer keren zijn overpeinzingen daar heen terug. Telkens weer toont hij zich bedroefd over het feit dat de opdringende stad deze oase van haar luister heeft ontdaan. MEER DAN van mensen houdt Huizinga van de natuur. Men sen, zo laat hij zijn lezers den ken, wekken gemakkelijk zijn toorn. Hij ontlaadt tegen hen nogal eens de scherpte van zijn kritische instelling. Zijn behoudzucht wordt door hen, een enkele maal tot in het absurde, geprikkeld. Dan schrijft hij als Te- legraaf-columnist en verliest zijn boek de charme die het op zo menige bladzijde heeft als hij werkelijk ver telt over zjjn verleden dat rijk is geweest en boeiend. Dan proeft men de weemoed om veel dat is verdwenen, om zijn veel te vroeg gestorven moeder, om zijn jong gestorven broer. Nu nog, na zoveel jaren, voelt men in de regels die men daarover schrijft, hoezeer zij een stempel op zijn ziel hebben gezet. En ook is het feit dat zijn va der, een van Nederlands beroemdste geschiedkundigen, maar nauwelijks gestalte krijgt, misschien veelzeg gend. Er lijkt van enige hartelijk heid geen sprake te zijn geweest tus sen Leonard en deze geleerde man. Is hij, de nu zestigjarige, nog steeds bevangen door de schaduw waarin hij jarenlang heeft moeten leven: zoon van een beroemde vader? HET VERHAAL van een mens die met dankbaarheid terugziet op een vol leven dat zijn voor- en tegenspoed heeft gekend. Men neemt de wat onbehouden politieke uitval len dan maar voor lief. Men begrijpt al lezende, dat Huizinga altijd op ge spannen voet heeft gestaan met de massa. Van huis uit was ze hem vreemd. Van het leven van de indi viduen uit die massa heeft hij nooit iets begrepen. Dat maakte hem tot een uiterst behouden man. Maar tot een man die geleefd heeft. Dat maakt zijn boek zo lezenswaardig. JACQUES LEVIJ £lektronische muziek is een inge- burgerd begrip, maar de mees- j® is het inherent aan „vreemde Klanken". De experimenten op dit terrein gaan verder en daarmee °°k de begripsvorming over klank <ja verwantschap der geluiden; tra ditioneel gevormde geluiden en Kieuw op te roepen geluiden door de mogelijkheden van de moderne techniek. We worden ons meei be wust van een nieuwe samenklank en wat onze traditionele oren nog 3 kakofonie ervaren wordt lang zamerhand rijp voor nieuwe inter- Pretatie en ervaring. Persoonlijk komt het my voor, dat bij een nieuw afstellen van onze oren en gevoelservaring daarbij, de zoge naamde elektronische muziek in ®taat zal z;jn de strijd tegen het awaai (al of niet onder dekking an een manifest) om te buigen tot en zinvol ervaren van de klanken tie het leven in een vertechniseer- e welvaartsmaatschappij nu een- ™aal met zich mee schijnt te bren- sen. Nog niet zo lang geleden werd t?°r iemand op deze pagina be- rïn' we nog niet hebben le va"1 ?ven met het welvaartspakket an deze tijd; vandaar veel onvre- e. Be onvrede met de vele gelui- n rondom ons zou voor een deel afst u ngen ziin door het oPnieuw m ellen van onze gehoor- en daar- e verwante hersenorganen. teren van een grammofoonplaat met de naam „Electronic Music III" (Turnabout Vox TV 34177), waar op uitstekend een bepaalde ontwik keling op dit gebied wordt ver klankt. Met name het Thema (Omaggio a Joyce) van Luciano Berio, „gezegd" door Cathy Berbe- rian is indrukwekkend. Berio tracht hiermee een nieuwe relatie tusen het gesproken woord en wat wij gewoonlijk onder „muziek" ver staan te scheppen. Door een reor ganisatie en een transformatie van de fonetiek en de semantiek van Joyce's tekst uit het elfde hoofd stuk (begin) van Ulysses, waardoor het niet langer mogelijk is onder scheid te maken tussen woord en klank, tussen klank en geluid, tus sen poëzie en muziek, maar waarbij het relatieve karakter van deze on- Wanuit hetzelfde Amerikaanse in stituut zijn Oiamo Music for performer and composer en Six preludes for magnetic tape, op naam van Ilhan Mimaroglu. De „compo nist" tracht te komen tot een nieu we samenwerking tussen compo nist en uitvoerder, afwijkend van de traditionele methode, waarbij de tweede 'n subjectieve interpretator van de eerste is. De componist geeft als het ware een inductie-kader, een „scenario", waarbij in plaats van „waarna" de pianist inter preterend improviseert. Opvallend is, dat ook hierbij zoals bij de tekst van Joyce, maar dan vanuit een ander kader getracht wordt een sterkere relatie tot stand te brengen tussen meerdere onder scheiden, maar tot heden meestal nogal erg gescheiden functies. De derscheiden functies wordt bena drukt, ontstaat er als het ware een nieuw medium. Een medium met nieuwe overdrachtsmogelijkheden; een medium dat ons met andere oren leert luisteren, Berio is hier bij consciëntieus te werk gegaan en heeft bestaande vormen zorgvuldig ontleed. JTen ander interessant experiment op deze plaat stamt uit het Co lumbia-Princeton Electric Music Center. Jacob Druckmap heeft ge tracht 'n relatie te leggen tussen 'n livespeler (i.e. 'n trombonist: André Smith van het Metropolitan Opera Orchestra) en een tape. Een „duel" tussen mens en machine, dat echter uitmondt in een balans, die op zich een nieuwe eigentijdse opdracht in houdt. pianist tracht vanuit auditieve en visuele reacties te reageren op het geboden kader. Voor het visuele element is daarbij tevens gebruik gemaakt van Debuffet's tekening Corps de dame. Het is een merk waardige ervaring, dat de helling van het gespleten Aristotelische (Thomistische) mensbeeld als het ware doorgetroken wordt tot in het zintuiglijke. Dat klinkt misschien noga] zwaarwichtig. Maar wie deze nieuwe klankkleuren verschillende malen over zich heen laat gaan, komt „gewoon" tot de ervaring dat hier iets aan de hand is, dat conse quent doorgedacht en doorgevoerd grote gevolgen kan hebben. En dan niet alleen als een Spielerei met al of niet kunstzinnige vormen (vol gens het traditionele begrip; maar veel meer als het ontstaan van een nieuwe „taal", als een heroriënte ring van het zintuiglijke, als een nieuwe ervaring van wereld en kos mos. Een nieuw indentificatiepro- ces. ]y[inder sterk spreekt dit misschien bij de preludes, waarbij door middel van taperecorders, gitaar, klarinet e.d. nieuwe klankassocia ties worden opgeroepen door mid del van vervormingen (althans in dit stadium voor onze oren nog de enige reactie). Sterker spreekt het weer aan, wanneer-meer verwante overdrachtsklanken vanuit het woord op ons afkomen, zoals bij dichtregels van de Turkse dichter Orhan Veli Kanik (1940-1950), vanuit de mond van Güngör Boz- kurt. Deze plaat is met name interes sant om de in dit verhaal genoem de tendensen. Het zijn experimen ten, die je aan het denken zetten en je eigen reacties laten testen; niet alleen op een klankbeeld, maar ook op een tijdsbeeld. Voor hen, die geen zin hebben om daar moeite voor te doen kan mogelijk dit klankspel alleen voldoende zijn om zich even in een „andere we reld" te doen toeven. Maar dan maar niet vergeten, dat deze andere wereld reeds de bestaande wereld is. Kwestie van bewustwording. HENK EGBERS Op de Voorjaarsbeurs die van 2 t.m. 7 maart as in de Taarhp„es f„ he „VIJFTIG EEUWEN SCHEREN" voor het eerst in NedLland word^ gel'oond georganiseerd, zal de exposi- De collectie waarvan op de hierbij gaande foto een deel is x loop van vijftig eeuwen zijn gebruikt. Te beginnen met een apparaat uit de lstëV3 s®he®raPParaten die In de 3000 voor Chr. wordt een overzicht gegeven van het veelal hu „„L. - e Esyptische dynastie van plm Etrusken, Olympiërs, Kretenzers, Alheners, Romeinen, eTy°mZ^ i ook de primitieve O») „pi:;: ^ee^vei-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 15