unning
„Werken aan
gezicht
INTERNE
PROBLEMEN
ZIJN
EXTERNE
PROBLEMEN
«Vakmensen
voor
maatschappij"
„Heest van
passiviteit"
carnaval
krijk - Oostenrijk J
menten - villa's
nogelijkheden
MODERATOR GALEMA:
Het culturele klimaat van Breda
en geheel zuidwest Nederland
is niet direct een vruchtbare voe
dingsbodem voor een kunstakade
mie. De opgave om St.-Joost een
eigen gezicht en een eigen plaats te
geven in deze streek zal dan ook
dubbel zwaar zijn. Dat gezicht
en ook het gezicht van de student
zal meer vorm krijgen, naarmate
de inbreng van de akademie bij de
opbouw van deze gemeenschap
meer gestalte krijgt Geen gemak
kelijke opgave: te meer omdat in
terne nroblemen daarmee tevens
duidelijker externe problemen
worden. Het evenwicht en de ge
ladenheid van een echt kunstwerk
zullen het beleid en de studie daar
bij moeten sieren.
AD
LE
EDING:
D"Jmmer.
TROMBONiji
BEITSEN
Het onderwijs is in beweging. Hef kunstonderwijs is in beweging. Discussies rond
akademies. Ook op de akademie in Zuidwest-Nederland St.-Joost in Breda is er ietr
aan de gang. Er is beweging onder de studenten; er is beweging onder het docen
tencorps. De snelle ontwikkeling van het maatschappelijke leven stelt andere eisen
zowel aan studenten als aan de leraren. Kunst, cultuur is - althans - een woord, da
bij deze ontwikkeling dikwijls wordt genoemd. „Niemand durft tegenwoordig nor
te zeggen, dat cultuur hem of haar niet interesseert, maar kijk maar eens naar dr
eigen omgeving van deze mensen; waarin en waarmee ze leven.../7, zegt de direc
leur van St.-Joost G. i. Slee. Waarin, waarmee en waar naar toe leven de bewoner
van deze kunstakademie? Om op deze vraag een antwoord te krijgen hadden m
op St.-Joost een drietal gesprekken.
STUDENT VAN GELDER
MEKTEliR SLEE:
DE STEM VAN ZATERDAG 8 FEBRUARI 1969
CENTRAlE
verwarm|ngs.
WATSRIaien
•>V E K A"
POSTBUS lonï
^1 04250-71029 T1
Gratis lectin r J
p. per vliegtuig of trein,
blows en appartementen
l 8 personen.
ijk-Juan les Pins
lows met voll. pension 2-4 pers
lestri Levante
en luxe bungalows 2-S pers.
3an Remo
udige bungalows 2-4 pers.
(erg
Jen 2-6 pers.
i 43c, tel. 3043/4.
I te!. 7600.
LS JE kritiek hebt, ben je ge-
A interesseerd. Eigenlijk zitten
artiesten en priesters momenteel
in hetzelfde schuitje. Vroeger trok
ken de mensen zich aan deze bei
de figuren op. Ze konden er zich
in een bepaalde vorm van roman
tiek, aan optrekken. Maar die
tijd is voorbij" Moderator J. Gale-
ma van St.-Joost denkt met de stu
denten dikwijls intens na. Niet
over de tijd, die voorbij is, maar
over de tijd, waarin zij als toe
komstige artiesten zichzelf waar
willen maken. De kortsluitingen
die daarbij ontstaan, vindt hij on
vermijdelijk. „Ze willen, in de
grond, niets liever dan een goede
communicatie", zegt hij. „Daarbij
kan en mag ik helpen. Ik fungeer
daarbij als een „schrijfmachine"
of als gespreksleider".
Het woord „onbehagen" is bijna
te afgesleten, maar het geeft
nog steeds iets weer van hetgeen
overal in het maatschappelijk le
ven woelt. De kritiek heen en weer
op St.-Joost is dan ook geen op
zich staande gebeurtenis. Het al
gemeen onbehagen spitst zich daar
op bepaalde concrete punten toe.
Vroeger was de moderator een man
die „godsdienst" gaf, nu een man
die antropologie, culturele an
tropologie „ia, hoe moet je het
noemen" geeft. Het komt, al
dus de moderator op het volgende
neer: „We constateren, dat de men
sen zich niet happy voelen met
het welvaartspakket van nu. Waar
om? Omdat we niet hebben leren
leven met de mogelijkheden, die
ons nu geboden worden. Ook on
der de studenten van St.-Joost
merk je een grote interesse voor
de Oosterse cultuur; niet om deze
na te volgen zonder meer, maar om
die elementen, die we hier missen
te kunnen integreren in een onge
noegzame Westerse cultuur.
r7ij zien mogelijkheden, waar an-
deren nog niet aan denken. Bij
de meerderheid wordt positief ge
dacht over deze tijd. Ik heb de in
druk, dat op St.-Joost meer ge
dacht wordt dan op de andere aka-
demies, waar meer „geleerd"
wordt. Geloven is veel moeiliiker
dan wij vroeger geleerd hebben.
En geloven in de mogelijkheden,
die er zijn, zie ik als een kern
van het geloof. Het probleem om
als mens „vrij" in deze tijd te staan
speelt daarbij een grote rol. Kri
tiek is daarbij onvermijdelijk. Ide
aal is, dat we elkaar juist vinden
in de kritiek. Waarschijnlijk zijn er
nog onvoldoende kanalen op St.-
Joost om eikaar op deze wijze te
vinden. Al moeten we oppassen ook
deze kanalen weer niet te institu
tionaliseren.
Tk heb de indruk, dat er de laat-
ste tijd op St.-Joost minder kri
tiek is. Dat kan verschillende oor
zaken hebben. Ze kunnen de hoop
opgegeven hebben en in een passi
viteit beland zijn. Of er bestaat
de idee. dat er aan die kanalen
wordt gewerkt. Men verwacht echt.
dat er dit iaaniets gaat gebeuren.
Er wordt afgewacht.
Dr is zeker een aantal docenten,
-*-J dat diep over de problemen
nadenkt. Maar ik denk, dat de
meesten van hen denken dat de
studenten in het persoonlijke leven
met rust gelaten willen worden.
Mijn ervaring is dat de studenten
dit niet verwachten. Men verwacht
geen patriarchale belangstelling
zoals vroeger, maar ze zijn wel
dankbaar als ze in het persoon
lijke vlak aangesproken worden.
Er zit ook hier een kortsluiting.
Overigens ben ik ervan overtuigd,
dat zeer veel studenten het maat
schappelijk probleem der docenten
(waarover directeur Slee sprak)
wèl zien. Er zitten enorm volwas
sen knullen onder Het is een an
der type student als die van de
universiteit. Op St.-Joost zit meer
volwassenheid. Ja, daarom moeten
hun klachten serieus genomen
worden. Je moet iemand altijd se
rieus nemen. Er is een intense be
hoefte om over de zin van de wer
kelijkheid na te denken. Type
rend is bijvoorbeeld, dat toen
er veel kritiek was men direct
zei: „Staken doen we niet". Ze
willen positief ophouwen.
gij het publiek hebben ze ten
onrechte vaak een slechte
naam. Hoe ie dat merkt? Ze wor
den minder dan anderen aan ka
mers geholpen. En dan de huren...
ze worden uitgebuit. Van de stu
denten zelf hoor ik dit niet, want
die zijn blij als ze een kamer heb
ben. De vraag is of een hospita
kamerverhuren als een beroep of
als een dienst ziet Ja, aan het
gezicht van St.-Joost naar buiten
moet nog gewerkt worden. Maar
dan moet er eerst sprake zijn van
een gezicht naar binnen".
Opvallend zijn de tegenspraken
en paralellen aan de kant van
de studenten en de directie van de
kunstakademie St.-Joost. Eigenlijk
willen beiden hetzelfde. Dat lees
je in de woorden van ieder. Het
schijnt alleen niet over te komen.
In de woorden van de moderator
■valt te beluisteren, dat er nog een
gebrek bestaat aan interne com
municatie. Dat is natuurlijk een
interne kwestie van het betreffen
de onderwijsinstituut. Maar niet
helemaal intern. Het is allang een
publiek geheim, dat het niet „he
lemaal legker zit" op St.-Joost. Dat
er onder de studenten en in het
lerarencorps nogal wat kritiek
heerst over de gang van zaken. Dat
is op zich geen ramp; het getuigt
alleen maar van leven, van dyna
miek. Men is niet tevreden met
een statisch lichaam. Maar als kri
tiek en onbehagen blijft wroeten
en niet over de tafel komt wordt
het een kwalijke zaak. Het gekan
ker buiten de muren daarbij doet
dan geen goed aan het gezicht van
St.-Joost naar buiten; zo dit be
staat. Een onderwijsinstituut als
dit moet een gezonde plaats in de
gemeenschap heben en kan (niet
meer) een kunst-citadel buiten de
gemeenschap zijn. Niet alleen om
dat het voor een groot deel drijft
op gemeenschapsgelden, maar ook
osid&t het mensen ,af kan leveren,
die éèn belangrijke bijdrage kun
nen leveren aan de vormgeving
van deze gemeenschap. Daarom
reiken de interne problemen ver
der dan de muren van de akade-
mie zelf.
Yyij menen echter dat er ook aan
de noodzakelijke externe com
municatie wel het een en ander
ontbreekt. Men. kan de gemeen
schap verwijten weinig over te
hebben voor het in stand houden
van deze kunstakademie. Maar hoe
kan die gemeenschap warm lopen
voor een zaak, waarvan naar bui
ten zo weinig het bestaan blijkt?
Als onderwijsinstelling kan het een
belangrijke bijdrage leveren aan
het vele en intense denken, dat al
thans bij een belangrijk deel van
de bevolking, aanwezig is, over
de vormgeving van de -huidige
maatschappij. Het is ons bekend,
dat er b.v. op St.-Joost toch op
zijn minst interessante projec
ten aanwezig zijn, die belangrijk
genoeg zijn om aan de gemeen
schap te tonen. Nu verdwijnen ze
naar de rommelzolder. Ook dit is
een vorm van sociaal engagement,
zonder noodzaak d'e studenten
daarbij over het paard te tillen.
Maar dat is een kwestie van ver
standig en (niet te) voorzichtig be
leid.
We zijn het eens met directeur
Slee, wanneer hij spreekt
over het bestaan van de zogenaam
de vriie kunstenaar (in de beteke
nis zoals het hier naar voren komt)
Een andere zaak is of de vrijheid,
het zichzelf bepalen en vinden
binnen de gebondenheid van het
vakgerichte creatieve vermogen
voldoende tot zijn recht komt. Dat
lijkt ons in ieder geval een punt,
dat grondig uitgesproken dient te
worden. De relatie tussen de ver
schillende disciplines van de school
is bovendien een belangrijke prin
cipiële zaak, die niet in een hand
omdraai opgelost kan worden. We
kregen de indruk, dat eraan ge
werkt wordt. Maar als wij de stu
denten begrepen hebben verwacht
men toch ook op dit terrein vrij
spoedig effectieve beslissingen.
Men kan geen ijzer met handen
breken, maar de ongetwijfeld inte
ressante ideeën van de directeur
vragen wel een vaste en vastbera
den hand om in onderling overleg
concrete zaken vorm te geven.
HENK EGBERS.
reda, Tel. 01600-35563/38184.
(naam reisorganisatie)
•strekt door de heer
-GASTEL.
OER jaar worden de problemen
op St.-Joost opgeschoven.
Telkens wordt in februari een
nieuw bestuur gekozen van de
leerlingenvereniging en dan be
gint 't liedje weer van vooraf aan.
De Zeeuw Charles van Gelder was
het afgelopen jaar voorzitter van
de leerlingenvereniging op St.-
Joost. En zoals het een goed leer
ling in deze tijd betaamt is ook
hij niet tevreden over het onder
wijssysteem op deze academie. „Er
zijn in Nederland 52 academies,
maar ongeveer twaalf hebben
maar een leerlingenvereniging",
vertelt hij. „Leerlingen van kunst
academies laten zich moeilijk in
een vereniging stoppen en daar
om komt er zo weinig uit de bus.
{Ten van de ernstigste GRIEVEN:
„Zeventig tot tachtig procent
van de leerlingèn is het niet eens
met de docenten. Veel docenten
zijn namelijk zelf geen praktisch
kunstenaar meer, maaf werden stil
staande theoretici. Je ziet het aan
de werkstukken en de manier van
opvatting. We moeten steeds
„mooie dingen" maken, die af zijn.
Er wordt geen les gegeven vanuit
hun eigen praktijk; ze hebben niets
„TJP7AT MIJ Het meest ter harte
gaaf" aldus directeur G. J.
Slee van St.-Joost, „is de integratie
van de kunstenaar in deze tijd en
maatschappij. Met andere woor
den: hoe zullen de afgestudeerden
van St.-Joost als goede vakmen
sen hun bestaan kunnen opbou
wen in deze maatschappij. Dat is
een voortdurende zorg tijdens hun
schooltijd èn er na. Wat we bij
voorbeeld wèl bereikt hebben is,
dat er in Breda geen kunstenaars-
proletariaat gegroeid is, zoals we
dat kennen in Rotterdam en Am
sterdam. Het vinden van een goe
de onderwijssleutel is echter zeer
moeilijk. Laten we eerlijk zijn: al
leen in het kleuteronderwijs is men
pas zover gevorderd, dat een mens
zichzelf kan zijn bij het onderwijs".
St. Joost moet een instelling zyn,
waar de leerlingen vormen en geen
dingen leren maken. Maar ze ko
men iedere keer weer met dingen
aandragen. Zeker voor je tante? zeg
ik dan. Ze willen vaak zelf niet
anders. De taak van de directeur
is om vormen van onderwijs te hel
pen creëren en niet om achter
pleeën aan te lopen. Ik ben teveel
met dit soort rompslomp belast.
I\/[ET DE ORGANISATIE van St.
Joost ben ik typisch bezig mo
menteel. Ik tracht de cursus twee
voudig open te leggen. Op de eer
ste plaats binnen de afdelingen. Er
mogen bijvoorbeeld geen beoorde
lingen meer gegeven worden zon
der overleg met de leerlingen. Een
student moet weten hoe hij aan de
waardering voor zyn werkstuk
komt. Op een m.a.v.o. heb je je
mond te houden als je een cijfer
gekregen hebt. Maar hier zijn ze
aan een beroep bezig en daarom
moet er gepraat worden. Een stu
dent maakt het „cijfer" niet uit,
maar moet via een gesprek wèl we
ten hoe hij eraan komt. Op de
tweede plaats tracht ik de afdeling
naar buiten open te leggen door
het organiseren van hearings van
adequate vertegenwoordigingen uit
de afdelingen met de docenten hier
op mijn kamer. Hier moet vrijuit
gepraat kunnen worden zonder
angst voor repercussies. Maar het
loopt nog stroef. Ik kan daarbij
niets opleggen bij deze typische
vormen van onderwijs, maar wel
inspireren."
UET STATISCHE DOCENTEN-
CORPS? „De gemiddelde do
cent geeft hier niet meer dan twee
dagen les in de week. Hy houdt dan
nog voldoende tijd over om zelf
creatief bezig te zijn. Verschillen
den voeren in die tijd opdrachten
uit. Dat ze hier op school niet wer
ken komt omdat er geen ruimte is
voor eigen docenten-ateliers; bo
vendien wonen de meesten niet in
Breda. Je moet docenten aan een
meer te toetsen, omd ze geen op
drachten meer hebben. Althans de
meesten vam hen. Er is geen door
stroming naar deze tijd."
£EN CONSEQUENTIE. „Er is
daarom geen vrijheid bij de ma
nier van werken. Je krijgt op
drachten, waarin je zelf niet ge
looft. Je moet maken wat de lera
ren „mooi" vinden en niet wat je
zelf mooi vindt. Jt krijgt geen
kans om zelf je mond daarbij open
te doen. De leraren zijn ooi: bang
voor kritiek; ze durven niets riske
ren. Daarom treden we ook niet
naar buiten met onze werkstukken
en als het gebeurt moet het perfect
zijn; geen werk van leerlingen
meer. Daarom komen er geen gast
docenten; die zouden eens een an
der geluid kunnen laten horen.
Daar komt nog bij, aat de docen
ten over het algemeen te weinig
interesse hebben voor de leerlin
gen; er is geen persoonlijk contact.
Resultaat: slechte resultaten. Hèt
probleem van St. Joost is de nieuw
bouw: over de interne problemen
wordt niet gepraat."
£)aarmee samenhangend: „Er is té
weinig, wisseling in het DO
CENTENCORPS. Na twee jaar krij
gen ze een vaste aanstelling en dan
blij ven ze zitten. Werken niet meer
in het vak enwerken ook niet
op school. We zouden moeten kun-
kunstacademie inderdaad niet uit
hun vak halen en hen helemaal op
de lessen zetten. Ik ben indertijd
zelf bij het departement weggegaan
omdat men mij zei: U maakt het
zichzelf te moeilijk; u moet hele
maal in de lessen gaan. Een andere
vraag is zoals prof. Pen het eens
stelde Kun je van een docent
eisen, dat hij mee blijft lopen met
de snelle ontwikkeling nu? Bo
vendien zit daar een maatschap
pelijk probleem aan vast. Als een
docent (directeur) ouder wordt en
anders in het leven staat, moet je
hem dan eruit zetten? In het lan
delijk directeuren-overleg hebben
we het Zweedse systeem om docen
ten aan kunstacademies voor 5 jaar
te benoemen, besproken. De Jan
van Eyck academie in Maastricht
past dit systeem nu toe. Dat kun
nen ze nu nog doen, omdat ze in
een uitzonderingspositie verkeren
(vallen onder ander departement),
maar wanneer ze een eigen wet
krijgen, zoals wy, is dat afgelo
pen. De wet maakt hokjes en be
paalt maatschappelijke achtergron
den. Dat zyn zaken die de leerlin
gen (nu nog) niet aanspreken. En
wat de gastdocenten betreft. Het
enige probleem is dat er geen geld
voor is en voor '70 ook niet zal zijn,
omdat het wachten is op een wet,
die dit moet regelen. Het kan best
zijn, dat sommige leraren er bang
voor zijn, maar dat is niet de re
den, dat ze wegblijven."
yOOR JE TANTE? „Ja", zegt
Slee, „het zijn met name de
leerlingen zelf, die mooie dingen
willen maken; dingen, die af en
perfect willen zijn. Het enige wat
voor mij normatief is, is dat ze stu
deren. En dan krijg je iets nooit af.
Daarom werken wij ook niet voor
tentoonstellingen. Als er dan toch
sprake is van het tonen van werk
buiten St. Joost, dan hang ik liever
resultaten van studie op in etalages
dan in een geacheveerd museum
als De Beyerd; dat is te plechtsta
tig. Werk tentoonstellen is heel iets
anders dan een tentoonstelling ma
ken, zoals er een plan lag voor De
Beyerd. De man op de school, die
deze tentoonstelling moest organi
seren had daarvoor een kostenbe-
groting van f 40.000 gemaakt. Dat
bedrag stop ik liever in het onder
wijs dan in een tentoonstelling."
RELATIE TUSSEN DE AFDELIN
GEN. „Een akademie mag niet
tè groot worden. Vroeger was er
ruzie in een gezin als een kind naar
de akademie wilde. Tegenwoordig
komen de ouders er al aanfietsen
als hun kind een of ander aardig
tekeningetje gemaakt heeft. Er
moet dus streng geselecteerd wor
den (op creativiteit) Hier is het
nog mogelijk om elkaar te ontmoe
ten binnen hetzelfde gebouw; zo is
er wel een natuuilijk contact tus
sen de afdelingen. Maar bovendien
wordt er gezocht naar vormen om
dit intenser mögelyk te maken.
Sommige docenten denken aan fa-
nen zien wat en noe ze het zelf
doen. Maar we krijgen het gevoel,
dat ze bang zijn om hun eigen fou
ten te demonstreren. In feite sta je
alléén met je vak op school."
„Och, ik weet wel", zegt Charles
van Gelder, „dat de fouten niet al
leen bij de leraren zitten. Ze krij
gen ook te weinig geld om iets te
kunnen doen. De miserabele toe
standen van het materiaal op ver
schillende afdelingen wiizen daar
wel p
REN ANDER GEMIS VINDT HIJ:
„Er is te weinig zelfstandigheid
op de verschillende afdelingen. De
directie bepaalt alles (en de macht
van de amanuensis daarbij is' bela
chelijk). Bovendien is er geen
sprake van een verhouding tussen
de afdelingen. Organisatorisch en
persoonlijk lukt het niet om méér
contact en verbanden te leggen
tussen film, bouwkunst, mode,
beeldhouwen etcetera. De docen
ten kunnen daarbij ook niet met
elkaar overweg. Er willen bijvoor
beeld leerlingen van de foto-afde
ling naar de film-afdeling, omdat
ze de foto-afdeling een rotafdeling
vinden. Het,ging niet. Binnenhuis
architectuur" wilde ook boetseren.
Maar dat levert zoveel moeilijkhe
den op, dat een leraar, die dit or
ganiseert, er al gauw mee ophoudt
anders gaat hij kapot aan de moei
lijkheden."
eultéiten; persoonlijk ben ik daar
niet zo voor geporteerd. Je moet
de afdelingen en hun eigen gericht
heid niet aantasten, dan kom je in
het vrije project terecht doen
waar je zin in hebt). Het leven
vraagt vakmensen. En hier moeten
we vakmensen afleveren, die hun
plaats in de maatschappij kunnen
waar maken. Het is maar aan wei
nigen gegeven om zich als vrij
kunstenaar te kunnen handhaven.
Wil hij of zij zich later in de maat
schappij vrij ontwikkelen, dan kan
dit toch nog. De hele vakbekwa-
men zal dit ook lukken. Je kunt nu
eenmaal geen 26 vakken tegelijk
beoefenen. Daarom moeten we niet
op de studierichtingen gaan schie
ten. Een andere zaak is het nastre
ven van een grotere integratie tus
sen de verschillende disciplines.
Maar dit is een organisatiepro
bleem, waar we nog niet uit zijn.
Ten dele gebeurt het al. De afde
ling Monumentaal is op het ogen
blik aan het weven en heeft con
tact met de afdeling Mode. Een
meisje van de Mode is nu op de
Foto-afdeling bezig. Het is allemaal
nog incidenteel, maar ook de finan
ciën spelen hierbij een rol. Om
nog een moeilijkheid te noemen:
de filmwereld in Nederland is een
soort wild-west. Voor weinigen
haalbaar. Maar de filmers op de
akademie willen tegenwoordig niet
meer fotograferen; ze willen direct
aan het filmen, terwijl ik van me
ning ben, dat een goede basis voor
het leren filmen juist het fotogra
feren is. Bert Haanstra stuurde zijn
zoon niet rechtstreeks naar de
filmakademie, maar eerst naar onze
foto-afdeling. Tijdens de zogenaam
de Lochemse gesprekken met de
directeuren der akademies hebben
we het plan besproken om één dag
in de week een zogenaamde vrije
dag te maken; dat wil zeggen, dat
iedere student bezig kan zijn op
een afdeling naar eigen keuze.
Liet Rijk wil bovendien EEN
VIJFDE PRAKTIJKJAAR. Daar
ben ik tegen. Wil beginnen met so
ciale stages op eind van het eerste
jaar of in het begin van het twee
de jaar; in de beroepssfeer. Gedu
rende de hele studie moet er ge
werkt worden aan een maatschap
pelijk engagement; dit moet niet
een soort toegift zijn nè de studie.
Een meisje, dat bijvoorbeeld op de
Mode-afdeling werkt, moet maar
eens een tijdje werken op de stof-
fenafdeling van een warenhuis en
met de doodgewone huis-tuin en
keukenvragen van een huismoeder
geconfronteerd worden. Dat werkt
door by het ontwerpen. De schop,
die de maatschappij aan deze jonge
mensen kan geven, kunnen wij hier
nooit zó geven. Ja, voor de inrich
ting van drempel-ateliers voor af
gestudeerden van St. Joost in Breda
voel ik wel, mits deze bedrijfsma
tig en economisch opgezet worden.
Geen ruimten voor liefhebberyen."
(~VOK HET CONTACT MET AN-
DERE ACADEMIES (Sociale
Academie, KMA, NWIT, HTS) is
gestrand. St. Joost is uit de inter
academiale gegaan. „Met de sociale
academie hebben we misschien nog
wel wat raakpunten om samen aan
te werkpn, maar met de anderen
niet. Voor het organiseren van
feestjes (duidelijk de enige inte
resse) hebben we geen inter-acade-
miale nodig. We zijn nu op zoek
naar een ander instituut, dat inter
academiale vormen heeft", aldus
Van Gelder. „Trouwens de leerlin
gen zijn een stel individualisten
(het zou rot zijn ais het niet zo
was) en zijn niet bereid gezamen
lijk iets op te zetten. Er heerst een
geest van passiviteit op St. Joost.
In het eerste jaar op St. Joost is het
leuk; het tweede jaar al minder en
tijdens het derde en vierde jaar
gaat ieder zijn eigen gang en voelt
geen barst voor de organisatie van
de school".
f)E DIRECTEUR TENSLOTTE:
„Hij is tè admin'stratief; weet
niet waar de mensen zitten en wat
ze doen. Hij bemoeit zich te veel
met de artistieke opleiding, maar
weet niet wat er gedaan word,. Hij
heeft geen duidelijk standpunt." En
Charles van Gelder (met opvallen
de stropdas) staat op van zijn stoel.
Er wacht een feestje.
]~)irecteur Slee piekert over de
ONTWIKKELING VAN DE
HUIDIGE MAATSCHAPPIJ en
stelt zich twee mogelijkheden voor.
„Op de eerste plaats kun je je
opstellen aan de kant van hen, die
een culturele explosie voorspellen.
Het jaar 2000 geldt dr arbij als een
magisch getal. Dit kan echter bij
het kunstonderwijs ontaarden tot
gevaarlijke experimenten; we mo
gen daar niemand aan opofferen.
Een ander uitgangspunt en dat
vind ik reëler is dat de maat
schappij van dit moment (en ook
in de toekomst) alleen gediend is
met goede en uitstekende krachten.
Een middelbare school kun je door
worstelen. Dat kan hier niet; een
beroepssituatie vraagt méér. Er
zijn momenteel te veel solo-kunste
naars. De maatschappij zien wij
steeds meer socialiseren. Daarin zal
de artiest in toenemende mate in
teamverband moeten werken. Dat
proberen we hier reeds.
P)e maatschappij heeft geen don
der aan alléén VRIJE KUNSTE
NAARS." Ambachtsmensen? „Be
ter: vormgevers. De komende maat
schappij heeft een grote behoefte
aan vormgevers, die met elkaar
weten te werken. Maar evenmin als
de jonge kunstenaar het alléén kan,
kunnen wij het hier alleen. De ge
meenschap schiet ook ten opzichte
van ons onderwijsinstituut te kort;
en dan bedoel ik niet alleen de
overheid. Bij de KVP (SINT Joost)
is geen culturele visie aanwezig.
De culturele nota van de gemeente
Breda bijvoorbeeld is geen cultu
rele (visie) nota, maar een orga
nisatie-nota. Als een gemeente een
gebaar maakt tegenover een (klei
ne groep uit) de gemeenschap door
een schouwburg te kopen, dan zie
ik niet in, waarom dezelfde ge
meente geen gebaar tegenover de
kunstenaars kan maken door ate
liers te laten bouwen. Het argu
ment dat een kruidenier ook zijn
eigen winkel moet bouwen gaat dan
niet op. Door het bouwen van ate
liers voor goede vakmensen wordt
een belangrijke inbreng van deze
vori^svers voor het maatschap
pelijk leven veilig gesteld. ,Ik ben
er wel van overtuigd dat de jonge
lui tegenwoordig direct om subsidie
beginnen te schreeuwen; voordat
ze iets bewezen hebben.
{yjiemand durft tegenwoordig nog
te zeggen, dat CULTUUR hem
of haar niet interesseert", aldus
Slee, „maar kijk maar eens naar
de eigen vormgeving van deze
mensen; waarin en waarmee ze le
venMet de gedachte, dat er
nog veel moet gebeuren in deze ge
meenschap enop St. Joost, ver
laten we de cultuurburcht.
b.z.a.
Houtete^j
DORDRECtn.
dert: Wij hebben alle kleuren
iheden worden
'ekelijks
chtend -
ten.