unning „Werken aan gezicht INTERNE PROBLEMEN ZIJN EXTERNE PROBLEMEN «Vakmensen voor maatschappij" „Heest van passiviteit" carnaval krijk - Oostenrijk J menten - villa's nogelijkheden MODERATOR GALEMA: Het culturele klimaat van Breda en geheel zuidwest Nederland is niet direct een vruchtbare voe dingsbodem voor een kunstakade mie. De opgave om St.-Joost een eigen gezicht en een eigen plaats te geven in deze streek zal dan ook dubbel zwaar zijn. Dat gezicht en ook het gezicht van de student zal meer vorm krijgen, naarmate de inbreng van de akademie bij de opbouw van deze gemeenschap meer gestalte krijgt Geen gemak kelijke opgave: te meer omdat in terne nroblemen daarmee tevens duidelijker externe problemen worden. Het evenwicht en de ge ladenheid van een echt kunstwerk zullen het beleid en de studie daar bij moeten sieren. AD LE EDING: D"Jmmer. TROMBONiji BEITSEN Het onderwijs is in beweging. Hef kunstonderwijs is in beweging. Discussies rond akademies. Ook op de akademie in Zuidwest-Nederland St.-Joost in Breda is er ietr aan de gang. Er is beweging onder de studenten; er is beweging onder het docen tencorps. De snelle ontwikkeling van het maatschappelijke leven stelt andere eisen zowel aan studenten als aan de leraren. Kunst, cultuur is - althans - een woord, da bij deze ontwikkeling dikwijls wordt genoemd. „Niemand durft tegenwoordig nor te zeggen, dat cultuur hem of haar niet interesseert, maar kijk maar eens naar dr eigen omgeving van deze mensen; waarin en waarmee ze leven.../7, zegt de direc leur van St.-Joost G. i. Slee. Waarin, waarmee en waar naar toe leven de bewoner van deze kunstakademie? Om op deze vraag een antwoord te krijgen hadden m op St.-Joost een drietal gesprekken. STUDENT VAN GELDER MEKTEliR SLEE: DE STEM VAN ZATERDAG 8 FEBRUARI 1969 CENTRAlE verwarm|ngs. WATSRIaien •>V E K A" POSTBUS lonï ^1 04250-71029 T1 Gratis lectin r J p. per vliegtuig of trein, blows en appartementen l 8 personen. ijk-Juan les Pins lows met voll. pension 2-4 pers lestri Levante en luxe bungalows 2-S pers. 3an Remo udige bungalows 2-4 pers. (erg Jen 2-6 pers. i 43c, tel. 3043/4. I te!. 7600. LS JE kritiek hebt, ben je ge- A interesseerd. Eigenlijk zitten artiesten en priesters momenteel in hetzelfde schuitje. Vroeger trok ken de mensen zich aan deze bei de figuren op. Ze konden er zich in een bepaalde vorm van roman tiek, aan optrekken. Maar die tijd is voorbij" Moderator J. Gale- ma van St.-Joost denkt met de stu denten dikwijls intens na. Niet over de tijd, die voorbij is, maar over de tijd, waarin zij als toe komstige artiesten zichzelf waar willen maken. De kortsluitingen die daarbij ontstaan, vindt hij on vermijdelijk. „Ze willen, in de grond, niets liever dan een goede communicatie", zegt hij. „Daarbij kan en mag ik helpen. Ik fungeer daarbij als een „schrijfmachine" of als gespreksleider". Het woord „onbehagen" is bijna te afgesleten, maar het geeft nog steeds iets weer van hetgeen overal in het maatschappelijk le ven woelt. De kritiek heen en weer op St.-Joost is dan ook geen op zich staande gebeurtenis. Het al gemeen onbehagen spitst zich daar op bepaalde concrete punten toe. Vroeger was de moderator een man die „godsdienst" gaf, nu een man die antropologie, culturele an tropologie „ia, hoe moet je het noemen" geeft. Het komt, al dus de moderator op het volgende neer: „We constateren, dat de men sen zich niet happy voelen met het welvaartspakket van nu. Waar om? Omdat we niet hebben leren leven met de mogelijkheden, die ons nu geboden worden. Ook on der de studenten van St.-Joost merk je een grote interesse voor de Oosterse cultuur; niet om deze na te volgen zonder meer, maar om die elementen, die we hier missen te kunnen integreren in een onge noegzame Westerse cultuur. r7ij zien mogelijkheden, waar an- deren nog niet aan denken. Bij de meerderheid wordt positief ge dacht over deze tijd. Ik heb de in druk, dat op St.-Joost meer ge dacht wordt dan op de andere aka- demies, waar meer „geleerd" wordt. Geloven is veel moeiliiker dan wij vroeger geleerd hebben. En geloven in de mogelijkheden, die er zijn, zie ik als een kern van het geloof. Het probleem om als mens „vrij" in deze tijd te staan speelt daarbij een grote rol. Kri tiek is daarbij onvermijdelijk. Ide aal is, dat we elkaar juist vinden in de kritiek. Waarschijnlijk zijn er nog onvoldoende kanalen op St.- Joost om eikaar op deze wijze te vinden. Al moeten we oppassen ook deze kanalen weer niet te institu tionaliseren. Tk heb de indruk, dat er de laat- ste tijd op St.-Joost minder kri tiek is. Dat kan verschillende oor zaken hebben. Ze kunnen de hoop opgegeven hebben en in een passi viteit beland zijn. Of er bestaat de idee. dat er aan die kanalen wordt gewerkt. Men verwacht echt. dat er dit iaaniets gaat gebeuren. Er wordt afgewacht. Dr is zeker een aantal docenten, -*-J dat diep over de problemen nadenkt. Maar ik denk, dat de meesten van hen denken dat de studenten in het persoonlijke leven met rust gelaten willen worden. Mijn ervaring is dat de studenten dit niet verwachten. Men verwacht geen patriarchale belangstelling zoals vroeger, maar ze zijn wel dankbaar als ze in het persoon lijke vlak aangesproken worden. Er zit ook hier een kortsluiting. Overigens ben ik ervan overtuigd, dat zeer veel studenten het maat schappelijk probleem der docenten (waarover directeur Slee sprak) wèl zien. Er zitten enorm volwas sen knullen onder Het is een an der type student als die van de universiteit. Op St.-Joost zit meer volwassenheid. Ja, daarom moeten hun klachten serieus genomen worden. Je moet iemand altijd se rieus nemen. Er is een intense be hoefte om over de zin van de wer kelijkheid na te denken. Type rend is bijvoorbeeld, dat toen er veel kritiek was men direct zei: „Staken doen we niet". Ze willen positief ophouwen. gij het publiek hebben ze ten onrechte vaak een slechte naam. Hoe ie dat merkt? Ze wor den minder dan anderen aan ka mers geholpen. En dan de huren... ze worden uitgebuit. Van de stu denten zelf hoor ik dit niet, want die zijn blij als ze een kamer heb ben. De vraag is of een hospita kamerverhuren als een beroep of als een dienst ziet Ja, aan het gezicht van St.-Joost naar buiten moet nog gewerkt worden. Maar dan moet er eerst sprake zijn van een gezicht naar binnen". Opvallend zijn de tegenspraken en paralellen aan de kant van de studenten en de directie van de kunstakademie St.-Joost. Eigenlijk willen beiden hetzelfde. Dat lees je in de woorden van ieder. Het schijnt alleen niet over te komen. In de woorden van de moderator ■valt te beluisteren, dat er nog een gebrek bestaat aan interne com municatie. Dat is natuurlijk een interne kwestie van het betreffen de onderwijsinstituut. Maar niet helemaal intern. Het is allang een publiek geheim, dat het niet „he lemaal legker zit" op St.-Joost. Dat er onder de studenten en in het lerarencorps nogal wat kritiek heerst over de gang van zaken. Dat is op zich geen ramp; het getuigt alleen maar van leven, van dyna miek. Men is niet tevreden met een statisch lichaam. Maar als kri tiek en onbehagen blijft wroeten en niet over de tafel komt wordt het een kwalijke zaak. Het gekan ker buiten de muren daarbij doet dan geen goed aan het gezicht van St.-Joost naar buiten; zo dit be staat. Een onderwijsinstituut als dit moet een gezonde plaats in de gemeenschap heben en kan (niet meer) een kunst-citadel buiten de gemeenschap zijn. Niet alleen om dat het voor een groot deel drijft op gemeenschapsgelden, maar ook osid&t het mensen ,af kan leveren, die éèn belangrijke bijdrage kun nen leveren aan de vormgeving van deze gemeenschap. Daarom reiken de interne problemen ver der dan de muren van de akade- mie zelf. Yyij menen echter dat er ook aan de noodzakelijke externe com municatie wel het een en ander ontbreekt. Men. kan de gemeen schap verwijten weinig over te hebben voor het in stand houden van deze kunstakademie. Maar hoe kan die gemeenschap warm lopen voor een zaak, waarvan naar bui ten zo weinig het bestaan blijkt? Als onderwijsinstelling kan het een belangrijke bijdrage leveren aan het vele en intense denken, dat al thans bij een belangrijk deel van de bevolking, aanwezig is, over de vormgeving van de -huidige maatschappij. Het is ons bekend, dat er b.v. op St.-Joost toch op zijn minst interessante projec ten aanwezig zijn, die belangrijk genoeg zijn om aan de gemeen schap te tonen. Nu verdwijnen ze naar de rommelzolder. Ook dit is een vorm van sociaal engagement, zonder noodzaak d'e studenten daarbij over het paard te tillen. Maar dat is een kwestie van ver standig en (niet te) voorzichtig be leid. We zijn het eens met directeur Slee, wanneer hij spreekt over het bestaan van de zogenaam de vriie kunstenaar (in de beteke nis zoals het hier naar voren komt) Een andere zaak is of de vrijheid, het zichzelf bepalen en vinden binnen de gebondenheid van het vakgerichte creatieve vermogen voldoende tot zijn recht komt. Dat lijkt ons in ieder geval een punt, dat grondig uitgesproken dient te worden. De relatie tussen de ver schillende disciplines van de school is bovendien een belangrijke prin cipiële zaak, die niet in een hand omdraai opgelost kan worden. We kregen de indruk, dat eraan ge werkt wordt. Maar als wij de stu denten begrepen hebben verwacht men toch ook op dit terrein vrij spoedig effectieve beslissingen. Men kan geen ijzer met handen breken, maar de ongetwijfeld inte ressante ideeën van de directeur vragen wel een vaste en vastbera den hand om in onderling overleg concrete zaken vorm te geven. HENK EGBERS. reda, Tel. 01600-35563/38184. (naam reisorganisatie) •strekt door de heer -GASTEL. OER jaar worden de problemen op St.-Joost opgeschoven. Telkens wordt in februari een nieuw bestuur gekozen van de leerlingenvereniging en dan be gint 't liedje weer van vooraf aan. De Zeeuw Charles van Gelder was het afgelopen jaar voorzitter van de leerlingenvereniging op St.- Joost. En zoals het een goed leer ling in deze tijd betaamt is ook hij niet tevreden over het onder wijssysteem op deze academie. „Er zijn in Nederland 52 academies, maar ongeveer twaalf hebben maar een leerlingenvereniging", vertelt hij. „Leerlingen van kunst academies laten zich moeilijk in een vereniging stoppen en daar om komt er zo weinig uit de bus. {Ten van de ernstigste GRIEVEN: „Zeventig tot tachtig procent van de leerlingèn is het niet eens met de docenten. Veel docenten zijn namelijk zelf geen praktisch kunstenaar meer, maaf werden stil staande theoretici. Je ziet het aan de werkstukken en de manier van opvatting. We moeten steeds „mooie dingen" maken, die af zijn. Er wordt geen les gegeven vanuit hun eigen praktijk; ze hebben niets „TJP7AT MIJ Het meest ter harte gaaf" aldus directeur G. J. Slee van St.-Joost, „is de integratie van de kunstenaar in deze tijd en maatschappij. Met andere woor den: hoe zullen de afgestudeerden van St.-Joost als goede vakmen sen hun bestaan kunnen opbou wen in deze maatschappij. Dat is een voortdurende zorg tijdens hun schooltijd èn er na. Wat we bij voorbeeld wèl bereikt hebben is, dat er in Breda geen kunstenaars- proletariaat gegroeid is, zoals we dat kennen in Rotterdam en Am sterdam. Het vinden van een goe de onderwijssleutel is echter zeer moeilijk. Laten we eerlijk zijn: al leen in het kleuteronderwijs is men pas zover gevorderd, dat een mens zichzelf kan zijn bij het onderwijs". St. Joost moet een instelling zyn, waar de leerlingen vormen en geen dingen leren maken. Maar ze ko men iedere keer weer met dingen aandragen. Zeker voor je tante? zeg ik dan. Ze willen vaak zelf niet anders. De taak van de directeur is om vormen van onderwijs te hel pen creëren en niet om achter pleeën aan te lopen. Ik ben teveel met dit soort rompslomp belast. I\/[ET DE ORGANISATIE van St. Joost ben ik typisch bezig mo menteel. Ik tracht de cursus twee voudig open te leggen. Op de eer ste plaats binnen de afdelingen. Er mogen bijvoorbeeld geen beoorde lingen meer gegeven worden zon der overleg met de leerlingen. Een student moet weten hoe hij aan de waardering voor zyn werkstuk komt. Op een m.a.v.o. heb je je mond te houden als je een cijfer gekregen hebt. Maar hier zijn ze aan een beroep bezig en daarom moet er gepraat worden. Een stu dent maakt het „cijfer" niet uit, maar moet via een gesprek wèl we ten hoe hij eraan komt. Op de tweede plaats tracht ik de afdeling naar buiten open te leggen door het organiseren van hearings van adequate vertegenwoordigingen uit de afdelingen met de docenten hier op mijn kamer. Hier moet vrijuit gepraat kunnen worden zonder angst voor repercussies. Maar het loopt nog stroef. Ik kan daarbij niets opleggen bij deze typische vormen van onderwijs, maar wel inspireren." UET STATISCHE DOCENTEN- CORPS? „De gemiddelde do cent geeft hier niet meer dan twee dagen les in de week. Hy houdt dan nog voldoende tijd over om zelf creatief bezig te zijn. Verschillen den voeren in die tijd opdrachten uit. Dat ze hier op school niet wer ken komt omdat er geen ruimte is voor eigen docenten-ateliers; bo vendien wonen de meesten niet in Breda. Je moet docenten aan een meer te toetsen, omd ze geen op drachten meer hebben. Althans de meesten vam hen. Er is geen door stroming naar deze tijd." £EN CONSEQUENTIE. „Er is daarom geen vrijheid bij de ma nier van werken. Je krijgt op drachten, waarin je zelf niet ge looft. Je moet maken wat de lera ren „mooi" vinden en niet wat je zelf mooi vindt. Jt krijgt geen kans om zelf je mond daarbij open te doen. De leraren zijn ooi: bang voor kritiek; ze durven niets riske ren. Daarom treden we ook niet naar buiten met onze werkstukken en als het gebeurt moet het perfect zijn; geen werk van leerlingen meer. Daarom komen er geen gast docenten; die zouden eens een an der geluid kunnen laten horen. Daar komt nog bij, aat de docen ten over het algemeen te weinig interesse hebben voor de leerlin gen; er is geen persoonlijk contact. Resultaat: slechte resultaten. Hèt probleem van St. Joost is de nieuw bouw: over de interne problemen wordt niet gepraat." £)aarmee samenhangend: „Er is té weinig, wisseling in het DO CENTENCORPS. Na twee jaar krij gen ze een vaste aanstelling en dan blij ven ze zitten. Werken niet meer in het vak enwerken ook niet op school. We zouden moeten kun- kunstacademie inderdaad niet uit hun vak halen en hen helemaal op de lessen zetten. Ik ben indertijd zelf bij het departement weggegaan omdat men mij zei: U maakt het zichzelf te moeilijk; u moet hele maal in de lessen gaan. Een andere vraag is zoals prof. Pen het eens stelde Kun je van een docent eisen, dat hij mee blijft lopen met de snelle ontwikkeling nu? Bo vendien zit daar een maatschap pelijk probleem aan vast. Als een docent (directeur) ouder wordt en anders in het leven staat, moet je hem dan eruit zetten? In het lan delijk directeuren-overleg hebben we het Zweedse systeem om docen ten aan kunstacademies voor 5 jaar te benoemen, besproken. De Jan van Eyck academie in Maastricht past dit systeem nu toe. Dat kun nen ze nu nog doen, omdat ze in een uitzonderingspositie verkeren (vallen onder ander departement), maar wanneer ze een eigen wet krijgen, zoals wy, is dat afgelo pen. De wet maakt hokjes en be paalt maatschappelijke achtergron den. Dat zyn zaken die de leerlin gen (nu nog) niet aanspreken. En wat de gastdocenten betreft. Het enige probleem is dat er geen geld voor is en voor '70 ook niet zal zijn, omdat het wachten is op een wet, die dit moet regelen. Het kan best zijn, dat sommige leraren er bang voor zijn, maar dat is niet de re den, dat ze wegblijven." yOOR JE TANTE? „Ja", zegt Slee, „het zijn met name de leerlingen zelf, die mooie dingen willen maken; dingen, die af en perfect willen zijn. Het enige wat voor mij normatief is, is dat ze stu deren. En dan krijg je iets nooit af. Daarom werken wij ook niet voor tentoonstellingen. Als er dan toch sprake is van het tonen van werk buiten St. Joost, dan hang ik liever resultaten van studie op in etalages dan in een geacheveerd museum als De Beyerd; dat is te plechtsta tig. Werk tentoonstellen is heel iets anders dan een tentoonstelling ma ken, zoals er een plan lag voor De Beyerd. De man op de school, die deze tentoonstelling moest organi seren had daarvoor een kostenbe- groting van f 40.000 gemaakt. Dat bedrag stop ik liever in het onder wijs dan in een tentoonstelling." RELATIE TUSSEN DE AFDELIN GEN. „Een akademie mag niet tè groot worden. Vroeger was er ruzie in een gezin als een kind naar de akademie wilde. Tegenwoordig komen de ouders er al aanfietsen als hun kind een of ander aardig tekeningetje gemaakt heeft. Er moet dus streng geselecteerd wor den (op creativiteit) Hier is het nog mogelijk om elkaar te ontmoe ten binnen hetzelfde gebouw; zo is er wel een natuuilijk contact tus sen de afdelingen. Maar bovendien wordt er gezocht naar vormen om dit intenser mögelyk te maken. Sommige docenten denken aan fa- nen zien wat en noe ze het zelf doen. Maar we krijgen het gevoel, dat ze bang zijn om hun eigen fou ten te demonstreren. In feite sta je alléén met je vak op school." „Och, ik weet wel", zegt Charles van Gelder, „dat de fouten niet al leen bij de leraren zitten. Ze krij gen ook te weinig geld om iets te kunnen doen. De miserabele toe standen van het materiaal op ver schillende afdelingen wiizen daar wel p REN ANDER GEMIS VINDT HIJ: „Er is te weinig zelfstandigheid op de verschillende afdelingen. De directie bepaalt alles (en de macht van de amanuensis daarbij is' bela chelijk). Bovendien is er geen sprake van een verhouding tussen de afdelingen. Organisatorisch en persoonlijk lukt het niet om méér contact en verbanden te leggen tussen film, bouwkunst, mode, beeldhouwen etcetera. De docen ten kunnen daarbij ook niet met elkaar overweg. Er willen bijvoor beeld leerlingen van de foto-afde ling naar de film-afdeling, omdat ze de foto-afdeling een rotafdeling vinden. Het,ging niet. Binnenhuis architectuur" wilde ook boetseren. Maar dat levert zoveel moeilijkhe den op, dat een leraar, die dit or ganiseert, er al gauw mee ophoudt anders gaat hij kapot aan de moei lijkheden." eultéiten; persoonlijk ben ik daar niet zo voor geporteerd. Je moet de afdelingen en hun eigen gericht heid niet aantasten, dan kom je in het vrije project terecht doen waar je zin in hebt). Het leven vraagt vakmensen. En hier moeten we vakmensen afleveren, die hun plaats in de maatschappij kunnen waar maken. Het is maar aan wei nigen gegeven om zich als vrij kunstenaar te kunnen handhaven. Wil hij of zij zich later in de maat schappij vrij ontwikkelen, dan kan dit toch nog. De hele vakbekwa- men zal dit ook lukken. Je kunt nu eenmaal geen 26 vakken tegelijk beoefenen. Daarom moeten we niet op de studierichtingen gaan schie ten. Een andere zaak is het nastre ven van een grotere integratie tus sen de verschillende disciplines. Maar dit is een organisatiepro bleem, waar we nog niet uit zijn. Ten dele gebeurt het al. De afde ling Monumentaal is op het ogen blik aan het weven en heeft con tact met de afdeling Mode. Een meisje van de Mode is nu op de Foto-afdeling bezig. Het is allemaal nog incidenteel, maar ook de finan ciën spelen hierbij een rol. Om nog een moeilijkheid te noemen: de filmwereld in Nederland is een soort wild-west. Voor weinigen haalbaar. Maar de filmers op de akademie willen tegenwoordig niet meer fotograferen; ze willen direct aan het filmen, terwijl ik van me ning ben, dat een goede basis voor het leren filmen juist het fotogra feren is. Bert Haanstra stuurde zijn zoon niet rechtstreeks naar de filmakademie, maar eerst naar onze foto-afdeling. Tijdens de zogenaam de Lochemse gesprekken met de directeuren der akademies hebben we het plan besproken om één dag in de week een zogenaamde vrije dag te maken; dat wil zeggen, dat iedere student bezig kan zijn op een afdeling naar eigen keuze. Liet Rijk wil bovendien EEN VIJFDE PRAKTIJKJAAR. Daar ben ik tegen. Wil beginnen met so ciale stages op eind van het eerste jaar of in het begin van het twee de jaar; in de beroepssfeer. Gedu rende de hele studie moet er ge werkt worden aan een maatschap pelijk engagement; dit moet niet een soort toegift zijn nè de studie. Een meisje, dat bijvoorbeeld op de Mode-afdeling werkt, moet maar eens een tijdje werken op de stof- fenafdeling van een warenhuis en met de doodgewone huis-tuin en keukenvragen van een huismoeder geconfronteerd worden. Dat werkt door by het ontwerpen. De schop, die de maatschappij aan deze jonge mensen kan geven, kunnen wij hier nooit zó geven. Ja, voor de inrich ting van drempel-ateliers voor af gestudeerden van St. Joost in Breda voel ik wel, mits deze bedrijfsma tig en economisch opgezet worden. Geen ruimten voor liefhebberyen." (~VOK HET CONTACT MET AN- DERE ACADEMIES (Sociale Academie, KMA, NWIT, HTS) is gestrand. St. Joost is uit de inter academiale gegaan. „Met de sociale academie hebben we misschien nog wel wat raakpunten om samen aan te werkpn, maar met de anderen niet. Voor het organiseren van feestjes (duidelijk de enige inte resse) hebben we geen inter-acade- miale nodig. We zijn nu op zoek naar een ander instituut, dat inter academiale vormen heeft", aldus Van Gelder. „Trouwens de leerlin gen zijn een stel individualisten (het zou rot zijn ais het niet zo was) en zijn niet bereid gezamen lijk iets op te zetten. Er heerst een geest van passiviteit op St. Joost. In het eerste jaar op St. Joost is het leuk; het tweede jaar al minder en tijdens het derde en vierde jaar gaat ieder zijn eigen gang en voelt geen barst voor de organisatie van de school". f)E DIRECTEUR TENSLOTTE: „Hij is tè admin'stratief; weet niet waar de mensen zitten en wat ze doen. Hij bemoeit zich te veel met de artistieke opleiding, maar weet niet wat er gedaan word,. Hij heeft geen duidelijk standpunt." En Charles van Gelder (met opvallen de stropdas) staat op van zijn stoel. Er wacht een feestje. ]~)irecteur Slee piekert over de ONTWIKKELING VAN DE HUIDIGE MAATSCHAPPIJ en stelt zich twee mogelijkheden voor. „Op de eerste plaats kun je je opstellen aan de kant van hen, die een culturele explosie voorspellen. Het jaar 2000 geldt dr arbij als een magisch getal. Dit kan echter bij het kunstonderwijs ontaarden tot gevaarlijke experimenten; we mo gen daar niemand aan opofferen. Een ander uitgangspunt en dat vind ik reëler is dat de maat schappij van dit moment (en ook in de toekomst) alleen gediend is met goede en uitstekende krachten. Een middelbare school kun je door worstelen. Dat kan hier niet; een beroepssituatie vraagt méér. Er zijn momenteel te veel solo-kunste naars. De maatschappij zien wij steeds meer socialiseren. Daarin zal de artiest in toenemende mate in teamverband moeten werken. Dat proberen we hier reeds. P)e maatschappij heeft geen don der aan alléén VRIJE KUNSTE NAARS." Ambachtsmensen? „Be ter: vormgevers. De komende maat schappij heeft een grote behoefte aan vormgevers, die met elkaar weten te werken. Maar evenmin als de jonge kunstenaar het alléén kan, kunnen wij het hier alleen. De ge meenschap schiet ook ten opzichte van ons onderwijsinstituut te kort; en dan bedoel ik niet alleen de overheid. Bij de KVP (SINT Joost) is geen culturele visie aanwezig. De culturele nota van de gemeente Breda bijvoorbeeld is geen cultu rele (visie) nota, maar een orga nisatie-nota. Als een gemeente een gebaar maakt tegenover een (klei ne groep uit) de gemeenschap door een schouwburg te kopen, dan zie ik niet in, waarom dezelfde ge meente geen gebaar tegenover de kunstenaars kan maken door ate liers te laten bouwen. Het argu ment dat een kruidenier ook zijn eigen winkel moet bouwen gaat dan niet op. Door het bouwen van ate liers voor goede vakmensen wordt een belangrijke inbreng van deze vori^svers voor het maatschap pelijk leven veilig gesteld. ,Ik ben er wel van overtuigd dat de jonge lui tegenwoordig direct om subsidie beginnen te schreeuwen; voordat ze iets bewezen hebben. {yjiemand durft tegenwoordig nog te zeggen, dat CULTUUR hem of haar niet interesseert", aldus Slee, „maar kijk maar eens naar de eigen vormgeving van deze mensen; waarin en waarmee ze le venMet de gedachte, dat er nog veel moet gebeuren in deze ge meenschap enop St. Joost, ver laten we de cultuurburcht. b.z.a. Houtete^j DORDRECtn. dert: Wij hebben alle kleuren iheden worden 'ekelijks chtend - ten.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 15