buurmeisje ERNA in de Russische tanks KSTBUflPT BUS HET IS! Siepie, de machinist De malie aap /Q>/ I DE BALLON Tom, Mien en Goos IGfHJrHWlP6LSP iKAfSfW reuteb^ CHIPS 1 GROTE 1 Gi2oT«ggj. rasta I KJfS6 t jgg* li» w 1 fles rode Ijl 1 je. Socffi a 1 st/V/tta sfes i RBOOO 1 50 J 1? DAC.REBWTO 8ER6EN OP ZOOM- STEENBERGEN-MADE ROOSENDAAL- G065- MIDDELBURG VUSSINGEN- AVSL- TERNEUZBN 7 FEBRUARI OPENING VAN ONZE VERKOOPHAL TE HOOSERHEI DE OOK IN FEBRUARI VERH06EN WU (SEEN PRUZEN VOOR LEVENSMIDDELEN H en sportwielen. ONGELUK Hans wat Taxi Grafkelder Kans Film Telefoon Curiositeit DE NIEUWE KtANTEN STROMEN TOE... ZU HOUDEN DE B.T.W. IN EIGEN PORTEMONNAIE KtöBML ~t| DE STEM VAN WOENSDAG 5 FEBRUARI 1969 13 Mgn buurmeisje is een heel leuk kind. Trouwens ik kan zeggen, dat iedereen dat vindt. Daarom dan ook, ga ik dikwijls bij haar spelen. Anders zit ze zich toch maar te vervelen. Mijn buurmeisje heeft de naam: „Ellie" gekregen. Haar achternaam is Barel Haar ouders zaten heus wel om een kindje verlegen. Maar daarom zijn die drie, dan ook een heel leuk stel. Ellie mag anderhalve jaren tellen. Daarmee, weet ze zich heus wel te stellen. Haar opa's komen ook dikwijls naar haar kijken. En Ellie weet dan een lachje op haar mondje te strijken. Diny Bossers Molenstraat 33, Zevenbergen (N.-Br.) Wim Hamelink (7 jaar) I Siepie zijn vader was machinist op een grote locomotief. Een van de besten I& er waren. Op zekere dag moest hij koning Mokses met de koninklijke trein naar Riacco rijden. Wat jammer dat Siepie niet mee kon. 's Nachts droomde hij er van, dat zijn vader ziek was en hij de trein moest rijden voor I de koning. Wat was hij trots. Hij reed wel 180 km per uur langs vele dorpen j in steden. Alle mensen stonden te kijken op de perrons om de koning te I tonnen zien. Hij voelde zich een hele man, om zo iets te kunnen. Hij schrok I's morgens wel toen moeder hem riep om naar school te gaan. Wat jammer I dat het maar een droom was geweest. Hij kon het eerst niet geloven dat hij- I tot maar gedroomd had. Hij dacht dat het echt gebeurd was. Dit was het I verhaal van Siepie de kleine machinist. Jos Crombeen, 10 jaar Prov. weg 28 Stoppeldijk was eens 'n aap die in het dieren woonde. Op een dag ging hij me uS 1 ei d V m 3 "p ecu uag ging hij uiv Strepie de zebra spelen. H oinnen spelen bij de zebra ei kwam de beer binnen. H "e staart van de aap eraf. «aaaaaaaauw", ,ilde de aap. "2°™.«Ine jij dat?" iter gefopt hebt", zei J) mefp3^ palite zi'n staart af en gin 1 „en naar de haas. Daar zei hi: C'er wij van staart ruilen?" Ze rn-u Paas ,e': "')l,t is goed" Je J yan staart en de aap di hem at» a 'n ',e hnnd had dee' baat a a rus: van d" l,aas- en d «de' bU en flo u de aaP me1 hazestaar ae haas met een apestaart. Gréke Renne, 9 jaai Blauwrparstraat 7, Dors ee^h,i2itvoor de deur. Wim me ^ans! me°?aL.l00pt Hans- Hans I is Bnla Doe ie mee Ja "aar Wim v zeg' tfcms- Hans ren i ko»t ®aan voetballen. Daa aan' Toet' toet, ze? ^it hoort Hans niet. H I iaar list H Opeens Boei i de °p,de weg. De politi de zieken-,weg" ue polltl 'er list m? -° k?.men eraan, even ziin u"s ln. Z1->n. bed- Zijn been 5er ea Wim66?»,-15 wit' Daar is moe" Nicole Burm, 6 jaar Rapenburg 33 Stoppeldijk Er dat een was eens een meisje, mooie groene ballon had. Marid heette het meisje. Op een goeie dag zei Marid: „Moe •nag ik op straat met mijn ballon?" ,Goed", zei moe, „maar wees voor zichtig". „Goed", zei het meisje en ging naar buiten. Maar toen ze er een poosje mee ge speeld had, kwam er een reuze wind zo hard dat Marid haar ballon niét meer vast kon houden. En jawel hoor, daar steeg de ballon de lucht in. Marid liep hard naar huis. Thuis zei haar moeder: „Je krijgt een mooie nieuwe groene ballon". Dat vond het meisje goed. Ze gingen samen naar de stad en kochten een mooie nieuwe groene ballon. Wat was het meisje toen blij. Astrid Westdorp, 8 jaar, Nassaulaan 129, Goes. De mannen Op de grond, Poes stond. De poes, was moes. Zij had kleinen. Ze zei: „Dat zijn de mijne." Toen kwam Mien, die had het gezien. Zjj was blij, het was de maand mei. Toen kwam Tom, die was dom. Hij was stout, en kreeg het koud. Van het water, want zij had het in de gater. Toen was Tom boos, maar toen kwam Goos. Hij was flink, die hink. Hij sloeg Tom, maar die was dom. Die sloeg niet terug, hij keerde hem de rug. Die Tom is dom, zei Goos. Caroline Wajon, Beemd 25, Breda. 9 jaar. Johnny Kuipers, Goelingstraat 44, Oosterhout. Er was eens een meisje dat Erna heette. Zij was dol op rolschaatsen, lus was zij weer aan het rolschaat len. Erna was doodsbang van honden. Maar wat gebeurden ei- nu toch? 3rna was op een warme dag weer aan het rolschaatsen, toen er opeens een grote herdershond achter haar liep. Erna schrok zo, dat ze met een aarde klap op de grond viel. Erna liep huilend naar huis. Toen :e binnenkwam, merkte zij dat er en groot gat in haar broek zat. Ze keek naar haar moeder. Wat was lat nou? Haar moeder stond te hui- 'en. Erna schrok zo, dat ze zelf nog harder begon te huilen. Ze dacht dat haar moeder om dat grote gat huilde. Maar dat was niet zo, want haar moeder was bezig uien te snijden. Elma Koenraadt, Distelstraat 8, Bergen op Zoom. PRAAG Tijdens de vijf da gen die ik in Praag doorgebracht heb, zag ik geen enkele Rus in de straten, Iaat stan dat ik de kans kreeg om er een te spre ken. En geen mens kwam op de gedachte om me te vertellen, dat ik het Russische hoofdkwartier zou kunnen opbellen en de Rus sen telefonisch zou kunnen inter viewen. Ik vernam dat laatste pas op de zesde dag van mijn verblijf in Praag, juist toen ik op het punt stond om afscheid te nemen. Een jongen in het hotel kwam me dit meedelen en gaf me het telefoonnummer vhn de Rus sen. „Dat is altijd nog beter dan hele maal niets", zei hij. Ik gaf hem een kus en draaide het nummer. Jawel, de Kommandatura ant woordde met een prettig Moskous ac cent. Ik vertelde dat ik Russin was door geboorte, maar dat ik geen Rus. sisch paspoort bezat en dat ik binnen enkele uiren Praag ging verlaten, maar dat ik toch nog graag een ge sprek j}U willen hebben. „Waarover?", vroeg de Moskouse stem. Ik had niets te verliezen en zei daarom brutaalweg: „Om u de waar heid te zeggen, ik wens maar een ding te weten en dat is wat jullie in vredesnaam hier in Tsjechoslowakije doen." Ik verwachtte dat de hoorn zou worden neergegooid, maar de stem zei: „Hoe kan ik over zo'n onderwerp met u per telefoon snreken? U moet hier komen." Ik schreef het adres op dat de stem gaf„in Praha 9". De stem zei op mijn vraag waar dat ergens was: „Dat weet ik ook niet precies, het is er gens in een van de voorsteden." En hij voegde er troostvol aan toe: „Een taxi kan het vast wel vinden." Inderdaad, dat was zo, maar de taxi had er ruim een uur voor nodig, en het ritje kostte 35 shilling. We doorkruisten tot vervelens toe wijk 9 van de hoofdstad, hielden overal mensen aan, maar niemand kende blijkbaar de straat of wist dat daar Russen waren. Eindelijk, toen het al volledig don ker was, stopten we voor een groot lomp huis, ergens in de voorstad. Er kwam een nogal Mongools uitzien de schildwacht te voorschijn. Hij wees naar een hoek van het binnenplein en zei: „Vierde verdieping". De zelfverbrandingen in Tsje choslowakije hebben zonneklaar bewezen dat dit land nog aller minst tot rust is gekomen. Wij geven hier een gesprek weer, dat een Wit-Russische dame, VERA TRAILL, zeer onlangs had met de mannen die op 21 augustus j.l. met hun Sovjet-tanks Praag bin nen kwamen rijden. Geloven deze Russen werkelijk in deze invasie en menen zij werkelijk dat de hele wereld hierover ver keerd is ingelicht, behalve zij zelf? wat zegt die? En de ccmmunistische partijen in het westen, wat hebben die gezegd? Hebben die soms niet al lemaal tegen uw inval geprotes- teerd?" „Cuba heeft niet geprotesteerd" antwoordde de majoor haastig. „Maar wilt u me nu vertellen, dat heel de wereld behalve dan Cuba slecht geïn formeerd is?" „Het zal u natuurlijk ongeloofwaardig toeschijnen", zei de majoor, „maar ik kan geen ander standpunt innemen", „Maar waarom kunt u mij dan geen nadere inlichtingen geven? Geeft u mij feiten, noemt u my namen, data. gegevens enz." De majoor zei ietwat traag: „Ik kan de feiten die ik ken niet bekendmaken. Het zijn militaire geheimen". De jongelui keken elkaar voorzich. tig aan. Misschien hadden zij ver wacht, dat hun baas iets zeer over tuigends naar voren zou brengen. Een van hen zei: „Misschien wil zij iets weten over die spreuken: vertelt 11 haar iets over die film". „Och ja", zei de majoor. .„Op de televisie liet men hier de eerste mei-optocht in .Praag zien". Och, lieve help, laten ze daar nou niet weer over beginnen, dacht ik. Dat had ik in Oost-Duitsland ook al tot vervelens toe gehoord: Er werd gezegd dat die film demonstranten toonde, die met fascistische spandoe ken rondliepen. Ik had toen gevraagd wat erop stond, maar mijn Beriijnse vriend vond dit blijkbaar een te las tige vraag en zei dat hij dat verge ten had Hier op de kommandatura had het helemaal geen zin om die vraag te stellen, want deze Kussen konden die film onmogelijk gezien hebben. In mei zaten ze immers nog in Moskou en ze verstonden overigens geen Tsjechisch. Ik ging de griezelige trap op. Het was er donker en ijskoud. In deze stad mot haar onverwarmde huizen deed dit gebouw mij aan als een grafkelder. Eindelijk zat ik aan een ronde tafel met rechts een majoor en links twee luitenants. De majoor maakte éen stoere en frisse indruk en de beide officieren waren opmerkelijk knappe jongens en bepaald zeer jong. Het enige lichtpunt in de kamer was een armzalig naakt gloeilampje aan het plafond. De majoor begon met zijn uiteen zetting: „Onze interventie was een pijnlijke noodzaak. Wij vonden het evenmin leuk als de Tsjechen zelf. En we beseften heel goed dat dit een pijnlijke slag voor hun nationale trots zou betekenen. Maar Ik kende deze formulering uiteraard al lang. Ze had in de Pravda gestaan en de week tevoren had ik haar tal loze kerei moeten aanhoren in Oost- Duitsland. Ik zat tijdens dit gesprek te wachten op een kans om de majoor te interrumperen en onderwijl repe teerde ik voor mezelf de spelregels van een debat met communisten: ga nooit tot de aanval over, spreek geen oordeel uit, probeer nooit een doel punt te maken, maar hou je angstval lig aan vragen, scherpe of minder scherpeWel niet zozeer om een redelijk antwoord te krijgen daar is geen kans op maar in de hoop dat de tegenpartij langzamerhand tot het besef zal komen dat zij bepaalde waarheden al te zeer heeft geabsolu- teerd, en dat er ook feiten kunnen bestaan die zij heeft genegeerd. Juist op dat ogenblik rinkelde de telefoon. De majoor antwoordde en gaf tot mijn verbazing mij de hoorn. Lieve hemel, wat kon dat zijn? Het was de receptionist van het hotel: ik was al twee uur weg en men werd ongerust. Ik zei dat aan de majoor en die antwoordde: „Nu kunt u zelf zien hoe men denkt hier over ons. Wilde fantasieën en idiote geruchten. Wat hebben ze nu weer in hun hoofd, me nen ze dat we u naar Siberië sturen?" „Kom nu, kameraad majoor, laten we nuchter blijven. Stelt u zich nu eens voor dat alle communistische partijen, behalve dan Cuba en Alba nië, van mening zijn dat uw huidige gedrag onjuist is, en dat zij zouden besluiten om u vriendschappelijke hulp te verlenen, u te herscholen, te normaliseren, enz. En op een goede morgen zou u internationale brigades op het Rode Plein zien, als bezetters. Zou u zich dan ook niet een beetje wantrouwend gaan voelen?" Ik hoefde niet lang te wachten tot ik mijn kans kreeg: de frase over de fascistisch-imperialistische krachten die een rol speelden. „Ik ben blij dat u hierop gewezen hebt", zei ik. „Dit is een van de pun ten die mij het meest intrigeren. Wel ke zijn die krachten? Waar zjjn zij en hoe groot is hun invloed? En zijn het alléén maar een troepje idioten of vormen zij een serieuze bedrei ging?" De majoor zei: „U bent slecht in gelicht". „Daarom kom ik juist hier was mijn antwoord. „Maar hoe zit het met de Tsjechen? Zij ontkennen zeer beslist dat zij ooit zulke misda dige elementen in hun midden heb ben gehad. En de hele westerse pers, Ik kon niet veel tijd meer missen, want mijn trein naar Berlijn ging zo. Het speet me dat ik weg moest (en ik denk dat het de majoor ook echt speet). Ik stond haastig op. „Kunt u niet eens weer komen?" Helaas, dat kon ik niet. Ik had nog precies een pond sterling op zak, vertelde ik de ma joor. „Mag ik die munt eens zien, met de koningin erop?", vroeg de majoor. Het stuk ging als een curiositeit vam hand tot hand. De heren zouden mij naar het sta tion rijden, uit de gretigheid waar mee de jonge luitenants in hun jeep sprongen kon ik opmaken dat zo'n tochtje door de stad voor hen een zeldzame traktatie betekende. Zij ver telden me dan ook onderweg dat ze Praag vrijwel niet kenden, omdat ze gen geld genoeg hadden voor de tram. Ze moesten dan ook echt zoe ken naar mijn hotel, al lag dat dan ook in het centrum. Het waren echt frisse onbedorven jongens. Ze verveelden zich, vertel den ze. „Verveelden jullie je? Hoe kan dat nou, de Tsjechen zeggen dat jullie vreselijk druk zijn om de vent te zoeken die jullie hier heeft uitge nodigd", zeii ik. Gelukkig lachten zij hartelijk om dit wrange politieke mopje. Copyright: The Guardian/De Stem (ADVERTENTIE) pe ECHtezegj» 2*o «ram IBSIP

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1969 | | pagina 11