rd
nt
.meiter
BROKJE INBRENG
DE STAD VAN HARVEY COX
THEOLOGIE VAN DE REVOLUTIE
Produktiviteitde nieuwe
heerser over de mens?
Jan Palach
Verstandig voorstel
DR. CORN. VERHOEVEN
m peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen, peil ngen .peilingen peiungen pe l'ngen peiungen pe
Vervreemding
Het wonen
De techniek
De kerk
Gouda
Groningen
Haarlem
Heerlen
Hilversum
Leeuwarden
Middelburg
Zwolle
Brussel
groeiend bedrijf. De
ning van een tweede
tievan ruw aluminium
and hiermede
lerwijs.
een industriële onder-
jen voorwaarde. Aan-
rling smelter. U moet
volgen, waarna aan-
iloegendienst verricht.
dt, mag op zeer korte
ied gebouwde woning,
■ming.
nieuwe, interessante
voorlichten over dez
:rne bedrijf.
ld in een gesloten en-
>ns opzendt, zullen J
nformatief onderhoud,
uw woonplaats.
mÊmmmHÊÊÊKK^^
inium Delfzijl N.V.
leelszaken,
J, Delfzijl
ngen over een werk-
GEB. DATUM:
SQQ 5
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii*111111*"111' 1
DE STEM VAN ZATERDAG 25 JANUARI 1969
23
Hf- s'
pilingen PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN 1V PEILINGEN[„PEILINGEN^PEILINGEN..PEILINGENPEILINGENI PEILINGEN'^geN pEILÜJGEN
töj PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEIL IJGEN ..PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PblUNtotrj rei
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILLINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGENrtiunwn
Vandaag wordt in Praag de student Jan Palach begraven. Een heel
lüke een gevaarlijke dag voor het Tsjechische volk. Door de vrijwillig
zen 'dood van deze jongeman is de spanning in Tsjechoslowakije op-
oerd tot een punt, waarop een klein incident, een massale volksopstand
zou kunnen doen ontstaan
1 i/ij kunnen alleen maar hopen, dat de Tsjechen hun zelfbeheersing
I kewaren. Ze hebben in openlijk verzet geen schijn van kans tegen
de Russen. Van de vrije westerse wereld kunnen ze alleen maar sympathie
ver,vachten, maar daarmee worden geen tanks en legerkorpsen in be
dwang gehouden. Het westen moet in machteloze verontwaardiging toe-
Izien want een militaire interventie van deze kant zou een directe bedrei-
ging vormen van de wereldvrede.
Het is overigens duidelijk, dat Palach en zijn navolgers ook de Russen
I voor een groot probleem hebben geplaatst. Het Kremlin hoopt in de ko
mende maanden het grote congres van alle communistische partijen te
i. kunnen houden, dat eindelijk een veroordeling zal uitspreken over
ICommunistisch-China. Tot dusverre is dat Moskou niet gelukt. De kans
op succes wordt natuurlijk niet groter als heel de wereld in rep en roer is
[overeen Russisch optreden, dat jonge mensen tot wanhoopsdaden brengt.
Daarom is het niet onmogelijk, dat de zelfmoord van Palach toch nog
(resultaat zal hebben. De Russen moeten eruit begrepen hebben, dat zij in
ITsjechoslowakije op een heel gevaarlijke weg zijn.
De Politieke Partij Radikalen heeft deze week het al eerder aange-
londigde voorstel ingediend om een parlementaire enquête te houden
[naar de wijze, waarop in ons land fusies van ondernemingen tot stand ko-
linen.
Dit voorstel is met gemengde gevoelens ontvangen. Degenen, die van
Ihet bedrijfsleven liefst een glazen huis zouden maken, zijn van oordeel
■dat de P.P.R. niet ver genoeg gaat. De radikalen, zo zeggen zij, houden
lie veel rekening met de belangen van het bedrijfsleven, door af te zien
Ivan het horen van getuigen in het openbaar. Bovendien wordt het de
(radikalen kwalijk genomen, dat zij Mertens' groep van 200 voorlopig links
I laten liggen.
In Nederland staan wij nog pas aan het begin van een grotere open
baarheid in de ondernemingen. Die grotere openbaarheid moet er komen.
a beste manier om er nooit te komen is alles tegelijk aanpakken, want
|dan komt niemand er meer uit.
Het voorstel van de P.P.R is een haalbaar voorstel en daarom als
jegin - een verstandig voorstel.
Vanavond is er weer inspraak,
dus blijf ik thuis. Een beetje mok
ken over al die inspraak vind ik
veel prettiger dan eraan meedoen
I en misschien wel constructiever
I ook. Eigenlijk mag ik dat niet zeg-
I gen, want het wordt onmiddellijk
op mijn F.-schaal aangetekend;
dat is zoiets als het „liber scrip-
tus" in een geseculariseerd laatste
oordeel. Als je anderen geen in
spraak gunt, ben je een auto
ritaire persoonlijkheid, en als je er
niet aan meedoet onttrek je je aan
verantwoordelijkheden. En toch
ga ik niet naar de duidelijkheids-
commisie vanavond om daar mijn
rage te leveren aan een reële
brok inbreng en aan een vlottere
doorstroming van informaties. Je
moet komen, hebben ze gezegd,
iedereen moet inspraak hebben,
seker iemand die altijd overal
I kritiek op heeft. Het argument is
dit; als je A zegt, moet je ook B
I seggen. Maar daar ben ik het niet
i eens. Ik vind dat ik tiental
len keren A moet kunnen zeggen
lender mij verplicht te voelen het
'e alfabet op te dreunen of zelfs
I naar een B uit te spreken. Toe
vallig is A zeggen mijn speciali-
teit. Kritiek, vind ik, hoeft hele-
"aal niet te leiden tot inspraak
i een brok inbreng. Als dat zo
was, zouden alle parlementaire
redacteuren in de regering moe
ten zitten en alle muziekrecen
senten moeten fiedelen of toete
ren. De kritiek moet niet geëva
lueerd en geëffectueerd worden
door de critici zelf, maar door de
genen tot wie ze gericht wordt.
Wie de A-zeggers alsmaar ook B
"il laten zeggen, wil ze eigenlijk
moet als de bedoeling ervan be
schouwd worden. Wie na de ver
gadering geen hoofdpijn heeft,
kan wel definitief als hersenloos
geklasseerd worden en is dus uiter.
mate geschikt om namens ons
allen levenslang in de rituele in-
breng-molen mee te lopen. Mijn
volmacht althans kan hij krijgen,
niet omdat ik zo graag nog meer
belangrijke mensen om me heen
zie, maar omdat ik zeker weet
dat hij ze toch niet kan gebruiken.
Want het inspraak-spel gaat als
goed spel volstrekt niet om de
knikkers. Toevallig heb ik pas nog
meegemaakt, dat een tamelijk
groot aantal ongesorteerde tiener
kopjes bij elkaar gestoken werd
met het vaste voornemen aan het
bestaande onbehagen uiting te ge
wen en een reële brok inbreng tot
stand te brengen. De enige moei
lijkheid bleek te zijn dat niemand
wist waartegen hij nu eigenlijk
wilde protesteren en waarin hij
inspraak wenste. Gaat het dan
nog om de knikkers? Nu weet ik
wel, dat de ideologen van het pro
test zullen zeggen; ja, maar het
feit dat zij dat niet weten is een
gevolg van een gebrek aan infor
matie. Omdat de machthebbers de
communicatiekanalen verstoppen,
moet het onbehagen wel vaag
blijven, maar onderschat ons vage
onbehagen niet. Maar wie kan
aantonen dat ook deze redenering
niet bij het spel hoort? Dat zij de
afwezigheid van de knikkers ver
klaart, wijst ongetwijfeld in een
speelse richting. Ik kan het dan
ook niet helpen dat ik bij dit alles
meer moet denken aan een gezel
schapsspel dat snel om zich heen
Neen maar voor schut zetten;
k kritiek het zwijgen op-
®er-Je beste stuurlui van de
r afhalen, om ze vervolgens
de, sckade te laten opdraaien.
ami8? wordt ons dikwijls ge-
™°r autoritaire figuren die
I ,7 we een doel werk voor
tloen en dan in belangrijke za-
zo grote moeilijkheden krijgen
°M haasten hun machts-
hlJ16 te versterken door hun een
I 'Wco volmacht te geven. Kijk
naa' De Gaulle- De uitnodi-
le f "P,?.beer bet zelf eens beter
.ean ls b'jua altijd een list en
brnt achtergrond van een flink
H°X 'nsse inbreng. Wie dat
2: gaat dus met naar de
cornmi van de duidelijkheids-
tams»SSle Sj mi->dt °°k de bijeen-
de rir. Va.n subcommissie voor
voeU,?!tr™inS- Een feilloos ge-
£°U™°r tijdverlies is in dit jach-
gave vfewrlcht een onschatbare
wii m»J(^ga^eringen gebruiken
kaars ®!'een maar om el-
maken "tL onvruchtbaar te
ring d^lvepwe.ge de vergade-
behaam, U!5 'emand zijn on-
Particulierp n °Ver ziin zeer
bezie i„ vermoeden dat men
praten n .1, elkaar heen te
die erkenn erkend worden en
PprichWmg zal ^uiteren in de
heef nieuwe sub-
n°g wat vJü verzoek daar
vrije tiid °nze Ulterst kostbare
brokje jnhrp1 °Ver te hebben- Het
verbrokkelt en Z° fnS, °Pgezet,
Wordt tot 1 r j verpulvert; het
luistert en at bet licl" ver-
"Paeilijkt w» ,.,adembaling be-
ran i"ns fistlkk™ langzaam
st effpot le mbreng en wat
van een handeling is
grijpt en in die schaalvergroting
een wat grover en ernstiger aan
zien kan krijgen dan aan iets wat
werkelijk ernstig is. Of liever, die
ernst is er wel, maar hij moet als
het ware uitgeschakeld worden
om het spel draaiend te houden.
De kern moet leeg zijn, het mag
nergens over gaan. Ik ben al zo
vaak tot die bevinding gekomen
dat ik alweer het vermoeden moet
uitspreken dat zij juist is en dat
bijgevolg van de strikte onbenul
ligheid twee dingen gezegd zullen
moeten worden. Ten eerste dat zij
de kern van veel maatschappelijke
en culturele verschijnselen is. En
ten tweede dat zij in haar wijze
van werken uiterst mysterieus is,
misschien wel het enig mysteri
euze dat er is. Een eventuele toe
passing van deze regel op het
aloude mysterie der vrouwelijk
heid wil ik schielijk achterwege
laten, maar het is mijn stellige
overtuiging dat de combinatie van
onbenulligheid en macht nog meer
een innerlijke eenheid is dan een
gelukkig huwelijk. De macht zit
dus ook niet zo geheid stevig in
elkaar als de theoretici van pro
test en revolutie schijnen te me
nen. Als we iets tegen die macht
hebben, moeten we ons hardnek
kig en zakelijk tot kritiek beper
ken. Inspraak is helemaal in haar
mysterieuze straatje. Niets is min
der revolutionair dan dit gezel
schapsspelletje, waaraan dan ook
alleen door uiterst volgzame gees
ten wordt meegedaan. En dat
alles was dan een wat omslachtige
manier om te zeggen waarom al
thans mijn brokje inbreng mij in
de keel blijft steken.
De Amerikaanse theo
loog Harvey Cox heeft
in 1965 een boek ge
schreven over de waar
lijk opzienbarende ont
wikkeling van ons den
ken betreffende het
complex van technische
en wetenschappelijke
ontwikkelingen dat ons
wereld- en godsbeeld
aan het veranderen is.
In Nederland verscheen
een vertaling van zijn
studie in de serie Ambo-
boeken. Het draagt de
veelzeggende titel „De
stad van de mens".
Cox stelt dat verste
delijking en verwereld
lijking twee zeer be
langrijke kenmerken van
deze tijd zijn. Hierdoor
wordt het hele patroon
van onze samenleving
ingrijpend veranderd.
Beide processen dra-
gen er toe bij dat de
mens zich steeds sterker
laat leiden door verstan
delijke overwegingen.
Er ontstaat een techni
sche samenleving. Hij
gebruikt daarvoor het
begrip „technopolis".
Een gecompliceerde sa
menleving, die diep
gaande sociale verande
ringen met zich brengt.
Het leven in zulk een
„stad" kenmerkt zich, zo
stelt Cox, door een grote
mate van onpersoonlijk
heid en door een onge
kende beweeglijkheid.
De Amerikaanse theo
loog wijst dit niet af. Hij
gaat ervan uit dat het
nodig is dat de mens zijn
denkgewoonten, zijn op
vattingen over God en
wereld, nieuwe dimen
sies tracht te geven. Hij
moet in zulk een samen
leving een reeks geeste
lijke problemen de baas
worden. Zijn denken
moet worden doordron
gen van het feit dat God
de mens zijn vrijheid
laat, dat hij de mens be
schouwt als zijn partner
op aarde.
God manifesteert zich,
handelend in de sociale
verandering op aarde.
De kerk zal daarom een
theologie van de veran
dering, soms ook „theo-
(igie van de revolutie"
genoemd, moeten ont-
wikkelen. Een wereld-
in-overgang, waarin het
gist en botst, heeft aan
zulk een nieuwe be
schouwing over de ver
houding van God en de
mens, dringend behoef
te.
Cox zegt dat de tech
nopolis, de verwereld
lijkte moderne stad
stedelijke beschaving is
misschien een betere
vertaling het uitgangs
punt kan vormen voor
zulk een nieuwe theolo
gie, voor een nieuw be
grip van het koninkrijk
Gods.
Die „theologie van de
revolutie" moet enkele
duidelijke uitgangspun
ten hebben. Men moet
weten, waarom actie,
voortdurend in bewe
ging zijn, noodzakelijk
is. Men moet weten,
waarom er tot nu toe
niet is gehandeld. Men
moet weten, hoe de
mensen veranderd kun
nen worden. Men moet
een duidelijke visie heb
ben op de omwenteling
die aan de gang is.
Cox geeft op die vier
criteria op God gerichte
en van God afstralende
antwoorden. Hij gaat
daarbij uit van de Nieu
we Werkelijkheid. Het is
de taak van de kerk, zo
zegt hij, de sociale my
then aan de kaak te stel
len. Zij moet het onrecht
bestrijden.
Deze, zeer onvolledi
ge en dus in wezen ver
vagende weergave van
de ideeën van Cox, wijst
er reeds op dat hij
streeft naar een politie
ke theologie die de
woorden en uitdrukkin
gen kan scheppen die
de moderne mens, le
vend in een technocratie,
religieus kan beroeren
met een benadering van
het Absolute, die reke
ning houdt met de rea
liteit van de door de hui
dige wetenschap ver
worven kennis en in
zichten.
De Katholieke Studen
tendagen, die deze week
in Tilburg zijn gehouden,
hebben gestaan in het
teken van dit denken
van Cox. De veelzijdig
heid van onderwerpen,
die nu eenmaal onver
mijdelijk aan die verste
delijking en verwereld
lijking verbonden is,
kreeg er gedurende vier
dagen een brede behan
deling. Daarbij kwamen
filosofen, sociologen,
theologen, planologen,,
rechtsgeleerden, stede
bouwkundigen, architec
ten en stadsbestuurders
aan het woord. Bijgaan
de beschouwing poogt
een verslag te zijn van
wat zij aan discussiestof
aandroegen.
TILBURG De moderne samenleving wordt diepgaand
getekend én bepaald door het feit dat de mens geen hou
vast meer heeft aan wat hem vroeger blijkbaar bezielde,
wat dat leven zin en inhoud gaf. De een constateert dat
opgelucht. De ander verliest er zijn zekerheid en doel ge
heel door. De culturen uit het verleden zijn, als we ze nu
beschouwen, collectieve ontwerpen van menselijk bestaan.
Het „mensbeeld" was er duidelijk. De mythen onthulden
zijn afkomst en zijn bestemming. Hij leefde als het ware in
„de stad van God".
Nu echter leven wij in „de stad
van de mens". Op de vraag naar de
bestemming van de mens kan men
geen antwoorden meer geven die als
onaantastbaar worden aanvaard. De
moderne mens moet, individueel,
voortdurend zijn eigen weg vinden.
Een unieke situatie, historisch ge
zien. Maar ook een situatie vol per
spectief. Een ongekende denkvrijheid
kan immers tot een geheel nieuwe,
gedurfde conceptie-reeks over God en
mens leiden.
Maar er is één zeer groot gevaar.
Een collectief besef van zin, richting
en bestemming van de mens ont
breekt in de huidige „stad van de
mens." Daarom dreigt de wetmatig
heid van de apparatuur tot de enige
geldige, effectieve norm van de sa
menleving te worden. Die norm kan
men samenvatten in het woord; PRO
DUKTIVITEIT. Daardoor dreigt voor
die mens een nieuwe horigheid. Voor
hen die de boot van de produktiviteit
hebben gemist, of eruit zijn Igeval-
len, betekent dat toenemende verpau
pering en slavernij.
Dat stelt de theoloog dr. A. J. Nijk,
die het congres inleidde. De mens kan
nu twee kanten uit in „de stad van
de mens". Het is een stad van onge
kende mogelijkheden, van veel ver
meende vrijheid, feitelijke horigheid
en van glasharde doorgerationaliseer-
de onmenselijkheid.
Een van de kenmerken van de hui
dige samenlevings-ontwikkeling is
de vervreemding. Die heeft een heel
andere inhoud gekregen dan in vroe
gere cultuurfases het geval was.
Vervreemding van iets is geworden
tot vervreemding tót iets. Dit is een
gevolg van de strijd te ontkomen
aan het conformisme. Het protest, de
rebellie, is een positieve vorm van
vervreemding, waarmee we op het
ogenblik worstelen. Vervreemding
is geworden tot een gevolg van het
ontbreken van een nieuwe theologie,
waarbij het hele vervreemdingspro
ces nu een duidelijk politiek-sociale
strekking heeft.
Professor dr. H. A. Brasz wees er
in zijn beschouwing over het explo
derend stadsbestuur op, dat „zuiver
rationeel gezien de bestaande stede
lijke gementen voor opheffing in aan
merking komen om plaats te maken
voor stadsgewesten."
In dit opzicht toonde hij zich uiterst
kritisch ten aanzien van het creatie
ve politieke denken. Rationaliteit in
de hervorming van het stadsbestuur
wordt door de bestaande machtspo
sities, de beperkte inzichten en het
gebrek aan creativiteit, ondermijnd.
In de landelijke partijpolitiek spelen
stedelijke machthebbers een belang
rijke rol. Provinciale besturen zullen
ondermijning van hun posities niet
bevorderen. Onder de reeks van oor
zaken die een betere ordening van
het regionale bestuur in de weg
staan, noemt hij voorts, onder andere:
a. het drijven van gemeentelijk-ge
organiseerde pressiegroepen;
b. de zucht naar compromissen in
de gemeentelijke wereld;
c. onbekendheid van de burgerij met
de problemen van het stadsbe
stuur;
d. de bekwaamheid van het ambte
narenkorps dat toch nog kan wer
ken met en in een slechte be-
stuurseenheid;
e. onvoldoende duidelijkheid over
de problematiek;
f. het „gevaar" van het wegvallen
van een reeks bestuurlijke func
ties.
Het veelzijdige vraagstuk vain de
stedebouw, in het kader van de
planologie, en nauw verbonden met
architectonische opvattingen en
vormgeving, kreeg op het congres een
beheerst veelzijdige behandeling.
De meest elementaire behoefte van
de mens is het vinden van een „eigen
plek" van waaruit hij zijn zicht op
de wereld heeft. Vanuit die situatie-
legt hij zijn contacten met de wereld
en beleeft hij het samenzijn van een
veel meer intieme, want persoonlijke,
aard. Woning en buitenwereld be
ïnvloeden elkaar voortdurend. Vaak
zijn oorzaken van wat we „maat
schappelijke ontsporing" believen
te noemen terug te voeren op het
ontbreken van die „eigen plek."
„Het meest gunstige woonklimaat
ontstaat, als de mens zijn handteke
ning kan zetten in en op de omge
ving waarin hij leeft en voor de tot
standkoming waarvan hij mede-ver
antwoordelijk is geweest", zegt H.
van Leeuwen ervan op het congres.
De architect J. J. Vriend verdiepte
zich in het vervreemdingsproces dat
in de grote stad vaak een gevolg is
van (verkeerde) architectonisch-
stedebouwkundige vormgeving.
„Als variant op de kreet „God is
dood" kan men ook stellen, als men
zich verdiept in de huidige architec
tuur, „het Gebouw is dood". Scherp
neemt hij stelling, als hij schrijft
over de huidige situatie in de Neder
landse architectuur.
„Het architectenberoep is in Ne
derland nog steeds „vrij". Een van de
oorzaken hiervan is, dat men het
commercieel, persoonlijk initiatief
niet voor de voeten wil lopen. De zo
genaamd „beste" architecten heten
verenigd te zijn iin de BNA, met on
geveer 1200 leden. Van ten hoogste
dertig tot veertig daarvan mag men
verwachten dat zij, behalve een de
gelijk bouwwerk, bovendien een dui
delijk herkenbare culturele inbreng
zouden kunnen geven." De estheti
sche vormgeving is meer en meer een
routinebedrijf geworden.
De opleiding van de architecten in
M—IIIIIII1WW—MWMIII 1
Het meest gunstige woonklimaat ontstaat, als de mens zijn handtekening kan zetten in en op de om
geving
ons land houdt zich nauwelijks bezig
met sociaal-wijsgerige studiies. De
academische „establishment" vormt
alleen reeds door haar dagelijkse aan
wezigheid een rem op de vrije archi
tectonische ontwikkeling. Het „Ge
bouw" is er nog alles. Daartegenover
en daarnaast staat een machtige over-
heids-bureaucratie, doordrenkt van
commercieel-technische opvattingen.
„Slechts een ingrijpende structuur
verandering van de maatschappij zal
ook in dit opzicht misschien de in
grijpende veranderingen kunnen be
werkstelligen die zoveel jongeren
wensen," aldus de heer Vriend.
Maken en bouwen zijn niet langer in
cidentele activiteiten, die plaatsvin
den in een reeds bekende en herken
bare wereld. Maken en bouwen is de
wereld. De technische prestatie
het steeds beter kunnen en steeds
meer presteren is niet meer uit
zonderlijk. Het is alledaags. Het heeft
eigen kenmerken. Dit beïnvloedt het
alledaagse handelen, onze moraal,
onze onderlinge verhoudingen, ons
zelfbewustzijn. Als dat niet gebeurt
herkennen we onszelf niet meer in
de wereld die wij zelf hebben ge
maakt. Dan is „de stad van de mens"
een leugen. Het is een van de ver
ontrustende symptomen van onze
tijd dat specialisten en intellectuelen
juist over dit probleem de weg kwijt
zijn, dat ze onmachtig zijn op de vra
gen die uit deze problematiek rijzen
een aanvaardbaar antwoord te ge
ven. Aldus professor ir. N. J. Habra-
ken, die zich voor het congres ver
diepte in de integriteit van de stad.
Dit ontbreken van een visie op on
ze eigen toekomst werd door dr. A.
J. M. van Tienen benaderd vanuit de
uitdaging voor de mens waarvoor we
tenschap en techniek hem plaatsen.
Aan de technische revolutie zal geen
einde meer komen en zij heeft on
ontkoombaar haar weerslag op ons
samenlevingspatroon, op onze gees
telijke benadering van vraagstukken
als de bevolkingsgroei, de democra
tie, de gezinsstructuur en de vorm die
wij aan de technische vooruitgang
willen geven.
„Gaan wij de geschiedenis in met
open ogen, met een visie, met een
kritisch bewustzijn, óf lopen wij
blind en doof, onmachtig, de weg af
naar de verveling, de vervreemding
waarop wij van het ene surrogaat
naar het andere worden gemanipu
leerd.
Doen wij afstand van ons kritisch
bewustzijn om dit te ruilen voor de
beloning die ons zeker in het vooruit
zicht wordt gesteld voor aangepast
gedrag? Zijn wij ons dan ook bewust
van de prijs die wij eigenlijk beta
len voor deze in het vooruitzicht ge
stelde beloning
En krijgt dit alles niet een bijzon
der nare klank in het licht van de
stelling dat menselijke vooruitgang
alleen mogelijk is door onaangepast
gedrag?"
Ieder die de maatschappij wi] re
volutioneren, moet zijn positie ten
opzichte van het bestaande en het
verleden verantwoorden. Dat stelde
op het congres drs. F. van den Ou
denrijn, die het vraagstuk van de
kerk in „de stad van de mens" on
der de loep nam. God en mens zijn
geen concurrenten. Men kan alleen
abstract van „de" mens spreken.
Concrete tegenstellingen worden
dan verdoezeld om bestaande vormen
en structuren van heerschappij in
stand te houden. Met betrekking tot
de neersende ongerechtigheden en
onvrijheden kan „de stad van de
mens" n;et veel meer zijn dan een
technische consolidatie van de be
staande onderdrukking, in het noor
den zelf en in de verhouding noord-
zuid.
„In „de" stad van „de" mens kan
de kerk een goed onderkomen vin
den, als psychotherapeutische inrich
ting van de nog-niet aangepasten. De
kerken zijn al een goed eind cp weg
zich tot deze functie te laten degra
deren".
Van de Oudenrijn stelt dat er tal
rijke voorbeelden zijn aan te wijzen
om te betogen dat de kerk nooit iets
beters is geweest. „Maar in de ge
schiedenis van het christendom zijn
elementen en momenten aan te wij
zen die ons op het ogenblik in staat
stellen, dit christendom te revolutio
neren en toch christen te blijven.
„Een christelijke contemporaine
beweging die kritisch is, zal zich bij
de subversieve stromingen van de
traditie moeten aansluiten. Van
groot belang is daarbij dat zulke kri
tische groepen zich niet opsluiten,
geen kerkvormende ondernemingen
worden, maar zich solidair verklaren
en tonen met alle mogelijke andere
kritische krachten in de maatschap
pij. Er is een nieuwe vorm van „oe
cumene" nodig, omdat alleen dan
kritiek enige kans op succes kan
hebben".
Die kritiek kan niet vooraf in een
program of een credo worden neer
gelegd. Provocatieve acties en kriti
sche Aufklarung moeten een massaal
bewustwordingsproces in gang zet
ten. De vormen van de heerschappij
moeten worden blootgelegd. Om van
daar uit de verdere richting van de
maatschappelijke structuurverande
ring te bepalen. Ook bij Van den
Oudenrijn' dus, uiteindelijk, een
„theologie van de revolutie", gebo
ren uit een christendom dat zich be
zint op zijn verleden en dat bereid
is op grond van dat verleden radicaal
te zijn.
JACQUES LEVIJ