Ontbijt met Gert en Hermien
roze
Jont
an
succes
troeven
ken
Vaart
Afpoeieren
Week
Post
groeven
lim Geleen
- Geleen
ar (le klas)
TIONARIS
fabriek
egtuigen
Joodse eredienst
Orgelconcerten
Ashkenazy
Young Louis
Suites
i
DE STEM VAN ZATERDAG 18 JANUARI 1969
Prijzen af Aimsfoott
gestoorde bejaarden
geplaatst
Hit suK« van Gert Timmerman
|j een prachtige, maar broze
plant. En hij weet dat.
Vandaar dat hem geen moeite
te-vee! is om die plant
In Loei te houden. Hij tracht
dit te doen door
alomtegenwoordigheid op de
Bühne in het land; vanavond
hier, morgenavond daar. „Dag
lieve mensen" in Helmond, „U
was een fijn publiek, dank U
wel", In Ridderkerk. Overmorgen
zegt hij „Dag lieve mensen" in
Scheemda of in Velden, de
hemel weet waar het ligt. En als
zijn publiek al lang thuis is,
giert ergens op een donkere
liqderlandse weg een grijze Bel
(oor de mist, de regen, de
iw. Achter het stuur: Gert
erman, naast hem Hermien,
g in een bontjasje. Het
wordt half drie, half vier. Dag
lieve mensen. Dag Delilah. Dag
rodp rozen. Even de benen
jkken bij een nacht-snackbar,
om inlichtingen kunnen
Direktie van het Medisch
en, tel. 04494 - 5555 o!
al. 04494 - 5732.
;n verzocht te solliciteren
noties:
r.) of gelijkwaardig; erffl'
iuw is gewenst; salaris tffi-
uf gelijkwaardig;
n.a., middelbare en hoge"
men eveneens in aan®
576,-.
mdaire voorzieningen va»
t verkrijgen van een w
irecht, met ca.
800 ®e^e'
inW'
et werving, selectie,
sn een kandidaat °P
iemie P.B. of °v®r varM
m wel reeds eWge 61
d hun sollicitatie te rich
,WÈG 55 - Tel. O1850'
ipen is voor de routiers,
jaste gezichten van late
Iers in de geest van „Verrek,
tet-nou-of-is-ie-het-niet".
li hij is het. 's Nachts om
drie. Dag lieve mensen en
pns, want om tien uur loopt
rekker weer af. De pas
Schoren baard komt weer
de huid kruipen. Straks
hij zich wel weer. In
|P*!de of in Almelo of in
^■'ngen. Geen avond overslaan.
Air giert verder de auto
#an de drank. Elke nacht
^|vhij voor zeventig gulden
lr|e. Zijn baas pikt een stokje
Dag rode rozen. Nog 156
ile,er naa' huis, waar Sandra
1 Gert|e (2) al lang slapen
r de hoede van Helen, die
Itmeisje is, stofzuigt en
|fd heeft de volgende dag
re kopen. Een dag uit
kwone leven van Gert en
hebben we meegeleefd
legedaan in een poging,
Nrgrond te ontdekken van
lem en van het fenomeen
ptman. Dit verhaal is daarvan
herslag.
De chauffeur van de bus, die
met anderhalve man en een paar-
dekop achter zich over de weg
van Enschede naar Usselo hob
belt door de grijze wintermorgen,
kent geen meneer Timmerman in
Usselo. „Nee meneer, ik ken daar
eigenlijk niemand, ik weet niet
waar die woont." Hij laat zich
inhalen door een rap bestel-
wagentje op de lange, lange weg;
dan heldert er iets op in zijn
hoofd en hij zegt; „O, meneer be
doelt Gert en Hermien?" Tien mi
nuten later laat hij de bus voor
meneer stranden bij een wit huis
met een volk van stenen beelden
er omheen. Op de gevel staat
„Con Ampèr"; aan de andere kant
van de weg klimt ver achter on
afzienbare velden een rode win
terzon door de morgen omhoog.
Een. paar honderd meter verderop
kleumt Usselo grijs bevroren. Er
is geen hond op straat, want wie
zoekt om tien uur in een januari-
ochtend iets in Usselo?
In het hergbergje, waar vroege
handelsreizigers zich met een kop
koffie verzoenen met de nieuwe dag
klinkt het rinkelen van borden en
bestekken uit een achterzaaltje.
„Vijf bruiloften in een paar dagen
meneer", zegt de kastelein, „het
is hier niet zo stil als het lijkt".
Of de beroemde dorpsgenoot leven
in de brouwerij brengt? De kaste
lein kijkt door het raam met een
gezicht van iemand die veel weet,
maar niets los wil laten. „Het gaat
wel", zeg* hij dan. „Als hij dat
avondje nou maar eens gaf he? Het
is hier zo, dat de mensen fijn onder
elkaar leven meneer. Wie hier komt
is welkom. Het is hier goed wonen.
Maar hij heeft dat avondje nog niet
gegeven en als hij datnou maar
doet. is alles koek en ei. Een rustige
man meneer. Je 'merkt het niet
eens, dat-ie er is. Maar dat avondje
dat zit de mensen dwars he. En nou
heeft-ie wel een avondje -gegeven
voor de nieuwe zaak in Almelo,
maar hier nog niet. Als hij het nou
maar doet is alles in orde". Hij kijkt
Weer door het raam.
„Con Ampèr" is nog koud, want
de olie is op en de slaap om vier
uur in de ochtend pas begonnen
regeert nog; in de grote kamer
kruipt Gertje (2) met pijn brand
weerauto over de blauwe vloer en
beduidt ons dat de batterij op is,
maar met handkracht gaat het ook.
Hier is het dus: de smidse van de
muurvaste toppers, maar het vuur
is nog uit. In het midden van de
kamer een vleugel als een noten
houten aambeeld en een kaartje met
„Sekretariat Heintje" erop en dat
is het allerlaatste wat je hier ver
wachten zou; er liggen vellen mu-
ziekpapier inderhaast bekrabbeld met
eèn inval en op een papiertje zwerft
een getypt tekstje:
„Het was op een dag,
wij waren jong,
twee harten dicht bij elkaar,
ik streelde je haar in de zon".
en je denkt, dat daar wel weer Iets
mee gebeuren kan, zoals met de
grijze haren en de rode rozen en de
sterren boven een verre Zuidameri-
kaanse stad, die allemaal in goud
veranderd zijn.
Hét meisje Helen dekt de tafel
voor het ontbijt, sleept koffie aan,
praat met de olieman, die gekomen
s en tuimelt heen en weer tussei.
de keuken en de telefoon, die om de
drie minuten rinkelt:
„Nee, meneer is er nog niet".
..Meneer is niet aanwezig". Of (als
net een heel bekende stem_ is):
„Hij is nog in bed", want het is viel
uur in de nacht geworden en mag
het dan alsjeblieft. Uit het plafond
vallen twee bonkende slagen: het
signaal uit de slaapkamer voor Gert
je, dat de dag beginnen mag. Hij
verliest alle belangstelling voor de
brandweerauto en dendert naar bo
ven.
De andere Gert en Hermien": zonder glamour, zonder rode rozen, gewoon met Gertje aan het ontbijt: de
dag is weer begonnen.
arbeidsinspectie? Flauwekul". De
man aan de andere kant is tevre
den. Nog voor de tweede hap hagel
gaat de telefoon opnieuw. „Jawohl,
hier Timmerman Holland. Sie haben
kein Klavier?" „Ach, wir bringen
ein Organist aus Holland mit. Wir
haben das noch nie gemacht, aber
es wird schön stimmen. In Ordnung.
Am Montag. Jawohl. Grüsze". En
weer gaat de telefoon. De thee wordt
koud en het meisje Helen ruimt de
boel maar vast af. Met het sneetje
hagel, waar pas één hap uit is. Op
hetzelfde moment gaat de bel.
31'4<
De man die beneden komt, lijkt
de arme tweelingbroer van de keu
rige man op de televisie, de zwar
te haren steil omhoog, kousevoeten,
een lichtblauw overhemd als een
vlag over de broekrand. Hij is zijn
schoenen kwijt. „Hallo, Ik ben Gert
Timmerman. Zeg maar Gert". Hij
pikt zijn .colbertje ergens van een
stoelleuning. Om hem mag de dag
beginnen, hij heeft de vaart weer
te pakken. Om Hermien hoeft het
allemaal nog niet. Ze heeft trouwens
de dag al geproefd: om acht uur,
toen ze Sandra (5) naar school ge
holpen heeft. „Je hebt toch al zo
weinig tijd voor de kinderen", ver
klaart ze, terwijl ze een beschuit
in partjes snijdt voor Gertje. Se
nior neemt zijn eerste hap met cho
colade-hagel. Dan gaat de telefoon.
Hij meldt zich met enige terughou
ding. je weet nooit welke gek aan
de andere kant zit en dit is ook nog
een beetje home sweet home. Aan
de andere kant zit een krant. Zijn
bordje wegschuivend verklaart hij,
dat alles „lekker" gaat en dat Wil-
maatje zeker in de show komt. Op
de televisie. „Die omkoperij van de
Aan de deur iemand, die zegt, dat
hij meneer Timmerman nog wel kent
van vroeger en of hij meneer onder
vier ogen mag spreken. Dat kan:
in de keuken dan maar. En dan
aan de deur twee jongelui, waar
van alleen de hemel weet wat
willen. Ze willen zingenj zeggen ze
tegen het meisje. Vanuit de keuken
beduidt Gert Timmerman: „Afpoe
ieren, een ander keertje, maar dan
netjes tevoren vragen. Je kunt er
wel gek van worden als je wilt".
Hermien kent dat: „Zo gaat het
elke dag. Rust? Eigenlijk nooit.
Tijd voor onszelf? 's-Zondags. De
zondag is voor ons, dan komt er
niemand in. Maar dan is het toch
kijkdag met automobilisten, die hier
voorbijrijden en. naar binnen loeren
zo van: „Zie je wel, daar woont-ie
nou". Heel af en toe zou ze er wel
van af willen wezen. Van de show
en van de liedjes en van het volk
aan de deur. Tijd hebben voor zich
zelf en voor de kinderen, maarde
roem verplicht en het heeft ook wel
zijn mooie kanten.
Gert komt met zijn bezoeker de
kamer binnen. Een oude schoolken
nis van vroeger, die het in het gees
telijke lied wil zoeken. Het geeste
lijk repertoire is in en de kennis
heeft een goede stem. Hij kan wel
eens komen voorzingen. Natuurlijk.
Wanneer? Hermien, wanneer zijn we
thuis? Dan en dan, rekent Hermien
uit. Die dag ligt ver weg. Afgespro
ken dan en tot zi^ns". En dan vindt
de heer des huizes tijd om zijn schoe
nen aan te trekken".
„Zo gaat het hier nou eenmaal",
zegt hij, „elke dag is er wel wat.
Komen ze bij me en zeggen: „Me
neer Timmerman, ik wil zingen" en
dan denk ik: „Jongen als je wist wat
je begon, dan ging je nou meteen
rechtsomkeert, maar goed, je wil
wel eens iets horen en dan moet je
weer zeggen, dat het niks is. Dat is
het rotste wat er bestaat: tégen de
mensen zeggen, dat het niks is. Daar
heb ik zelf pijn van. Dat hoef je niet
te geloven, maar het is zo. Ik blijf
zoeken naar talent, vooral in de
provincie, maar lollig is anders.
Tegen het succes van de een staat
de ellende van honderd anderen".
En dan: „Hermien, is mijn over
hemd klaar?" Het overhemd is nog
niet klaar, maar de strijkplank wordt
de kamer binnengezeuld en Hermien
strijkt het overhemd voor die avond
want het publiek heeft recht op een
schoon overhemd. „Ja, vanavond
staan we met de show in Helmond.
Gaat lekker". De telefoon gaat ook:
iemand uit Dortmund.
feestje "en daar had ze geen geld
voor. „Ze denken, dat het mij °P de
rug groeit. Ik zou best elke week een
keer voor Sinterklaas wiljen spelen,
maar je weet niet waar je aan be
gint. Man, schei uit. Toen ik dit
huisje kocht, dacht ik ook:„Nou ben
je mooi binnen. Fijn huisje. Ik had
de hele troep mooi voor mekaar
en toen kwam de belasting. Of me
neer maar even f 120.000,- wilde
storten. Daarom heet het ding „Con,
■Ampèr", een geintje.
Het overhemd is gestreken; zorg
zaam gaat het op een hangertje de
Bel Air in. die achter het huis staat
te kleumen met in zijn buik de tech
nische toestanden van de show. die
acht uur later van de planken in
Helmond moet jollen. „We gaan
eerst naar Almelo, maar de zaak.
Zo is er elke dag wat.
's Maandags zit ik de hele dag in
de studio's, de dinsdag is voor de
zaak, tenminste wat or van de
dinsdag overblijft als je alles gehad
hebt. En 's woensdags is er weer
wat anders. En elke avond is er
de show. Vanavond in Helmond, mor
gen zitten we in Ridderkerk. Over
morgen weer ergens anders. Waar
zitten we overmorgen Hermien?
Hermien zegt, dat het Scheemda is.
Hup, Scheemda dan". Het grimeer
koffertje gaat in de auto. Gertje
de klant. Ze heeft niks behalve die
bandrecorder. Ach toe nou". En
dan wordt het commerciële been
.Week. „Voor deze keer dan", zegt
hij. „Ik kan het bewijzen", zegt de
mevrouw. Het hoeft niet: „Als ik
overal, bewijzen voor moest hebben
ben, kon ik wel gek worden". Van
daag is hij een beetje Kerstman.
„Weet je", zegt hij, „ze zeggen zo
gauw iets van je. Ze zeggen dan:
hij zal er wat aan verdienen. Mag
ik ook eens wat doen". Het mag.
Hij mag zich gerust herinneren, dat
hij als gewone muzikant voor het
koninklijk paleis gestaan heeft met
de klarinet bijna vastgevroren aan de
lippen om volksliederen te spelen,
bij de. nieuwjaarsreceptie van het
koninklijk huis. Maar hij heeft suc
ces gehad. Geluk? Wat heet geluk?
Je moet er verrekte hard voor wer
ken". Het is vier uur, Hermien komt
van de kapper terug. En we realise
ren ons, dat hij na die ene hap met
chocoladehagel niks meer gegeten
heeft. Het wordt oen haastige car-
bonade achter die winkel. Tussen Mo
zart en Beethoven. En tussen de te
lefoontjes die blijven komen. En dan
moeten ze weg: Helmond is ver en
het zou wel eens mistig kunnen
zijn onderweg. Het weerbericht is
niet gunstig. Het succes jaagt °P-
Hebben we alles? We hebben alles!
En daar zijn ze: Gert en Hermien: „Wil je altijd bij me blijven?"
In de zaal komt het plafond naar beneden
Gert zingt. En zijn publiek eet uit de hand de romantiek, die er buiten
de zaal niet meer is.
constateert mismoedig, dat het
weer zover is: „Gaat pappa centjes
verdienen?" En Helen beloofde tuin
bonen te zullen kopen.
De post is geweest; het pakje is
deze morgen klein. Het valt trou
wens wel mee met die fanmail. „Kijk
eens, er zijn artiesten, die beweren,
dat ze duizend brieven' per week krij
gen. Vergeet het maar rustig. Ik
krijg ze niet. Na een t.v.-show is er
wel een- piek, maar dat neemt weer
gauw af ook".
Bedelbrieven? Die zijn er ook. En
hij herinnert zich het schrijven van
een mevrouw, die zo'n beroerd le
ven had gehad en aan meneer Tim
merman zevenduizend gulden vroeg
om happy te wezen. En die twee
kinderen aan de deur met een spik
splinternieuwe brommer onder het
achterste en een briefje van moeder
of meneer maar f 150,- wilde mee
geven, want er was een communie
Onderweg naar. Almelo maken ze
zich zorgen over opa. Opa ligt er
gens in een ziekenhuis en ze kun
nen er niet. heen, want de contrac
ten dwingen hen ergens anders naar
toe: De nieuwe zaak vraagt ook tijd.
En de kapper voor Hermien vraagt
tijd, want in Helmond heeft het pu
bliek recht op .,de" Hermien met
kerstkapsel. En in de zaak heeft het
publiek recht op Gert Timmerman,
met handtekening en de lach van de
televisie. Het hoort erbij, willen de
zaken, „lekker aantikken" Een me
vrouw komt vragen, of meneer ook
Heintje verkoopt. Natuurlijk verkoop
meneer Heintje. Sans rancune gaat
hij Cv toonbank over. Het hoort bii'
het aantikken. „We hebben ook over
een slijterijtje gedacht", zegt hij
„maar het zijn toch grammofoonpla
ten geworden. Als het goed loopt
worden het vier winkeltjes". En dan
komt een mevrouw vragen, of me
neer Timmerman zijn kerstplaatje
op een bandje wil overspelen. Me
neer zet het commerciële been
schrap. „Maar het is voor een me
vrouw. die al 22 jaar ziek ligt", zegt
160 kilometer avondweg en het
spitsuur liggen voor de Bel Air.
Achter het stuur scheldt de stem
van de rode rozen en de grijze haren
op alles wat de Bel Air voor de wie
len zit. .,Ik kan alles hebben", zegt
de stem van het maanlicht op Barce
lona, „maar hier wordt ik doodner
veus van. Stapelgek. Elke avond
word ik stapelgek". En achter in de
wagen trekken we onze eerste con
clusie van deze dag: achter de rode
rozen zitten werkdagen van_achttien
uur. Zonder maaltijden als het moet.
De rozen bloeien niet voor niets. Laat
het allemaal lekker aantikken, je
bent van je publiek. Ze kijken naar
je. Elk ogenblik. Ze kletsen over je.
En dan denk je soms: „Laat maar,
het is wel best, klets maar". Hoe ik
het verder vind om bekend te zijn?
Hardstikke lekker. Ik vind het leuk,
dat ik in Rotterdam herkend wordt
en in Groningen en noem maar op.
En een artiest, die zegt, dat hij niet
leuk vindt, die liegt dat-ie barst.
„De televisiekritieken, die niet altijd
even leuk zijn, nemen hem dat lek
kere gevoel niet af". Zo'n man
schrijft wat hij er persoonlijk van
denkt. Dat is alles. Zijn buurman
denkt er anders over. En zijn buur
vrouw ook. „Wie niet in zijn rozen
tuin wil, moet het zelf weten. Wan
delaars genoeg".
Dr. Hans Bloemendal, hoogleraar
in de biochemie aan de universi
teit van Nijmegen en eerste voor
zanger van die Nederlands-Is
raëlitische hoofdsynagoge te Am
sterdam, heeft aan zijn reeks
grammofoonplaten er een toege
voegd: 'n Goede Sabbat. Bevat
ten zijn vorige platen voornamelij
lijk joodse liederen, welke op de
grote feestdagen worden gezon
gen, nu komt hij met een aantal
melodieën uit de normale sabbat
viering.
Als ehazzam (voorzanger) neemt
Bloemendal in de joodse gemeen
schap van ons land een vooraan
staande plaats in. En niet alleen
in de joodse. Door zijn optreden
voor radio en televisie en door
een vermaardheid verworven,
die er door de nieuwe plaat zeker
niet minder op zal worden.
Volgens de joodse traditie is
het de chazzan toegestaan op de
sobere melodie, die de gebeden
over het algemeen kenmerkt,
naar eigen stemming en geaard
heid te improviseren. Er zijn be
roemde voorbeelden van op mu
ziek gezette improvisaties van
vroegere voorzangers, die door
hun opvolgers zijn overgenomen.
Zo is met name de laatste 150
jaar een rijke oompositie-schot
ontstaan, waaruit ook dr. Bloe-
mmdal put. Daarnaast zingt hij
zijn eigen improvisaties. Bijvoor-
bééld het bijzonder mooie K'does-
jas Moesof (Heilig, heilig, heilig
is de Heer), waarbij een man
nenkoor de voorzanger antwoordt.
Niet minder zijn echter Ki letach
touw (Want een goede gave) van
S. Stern, Adbusjem Moloch (De
Heer regeert) een uit impro
visaties van de wereldberoemde
chazzan, Josef Rosenblatt ontstane
psalmmelodie en Ato Jotzarto
(Gij hebt de wereld geschapen),
weer van Hans Bloemendal
zelf. Aantrekkelijk hij deze plaat
is bovendien, dat een Nederland
se vertaling van de liederen erbij
is gevoegd. Men lette met name
op de tekst van Hakoul Jondoe-
cho (Allen danken U), een prach
tig loflied.
Sjabbat Sjalom ('n Goede Sab
bat). Hans Bloemendal met man
nenkoor o.l.v. Anton Krelage.
(Decca stereo DGY 1853. Uitgave
Phonogram).
Volgens Joseph Haydn is Carl
Philipp Emanuel Bach zijn enige
leermeester geweest. Dat wil zeg
gen: Haydn meende het meest ge
leerd te hebben van de werken
van deze Bach, die hij overigens
pas bgcm te bestuderen, toen de
man al dood was. Haydn was in
die periode rond twintig jaar oud
en zette aarzelend de eerste stap
pen als componist. Met C. Ph. E.
Bach op de achtergrond is het
niet verwonderlijk, dat Haydns
eerste composities voornamelijk
uit klaviermuziek bestonden. Zo
ook zijn dertiende werk, een kla-
vecimheloonoert in C. Men mag
tenminste aannemen, dat dit werk
oorspronkelijk voor klavecimbel
werd geschreven en niet voor or
gel, hoewel het als zodanig bekend
staat. Het ontbreken van aange
houden tonen en de overvloed van
trillers wijzen daar voldoende op.
Als orgelconcert mag men het
weinig geslaagd .noemen; het is
eerder interessant vanwege de
al in dit werk aanwezige Haydn-
trekjes dan mooi.
Wel duidelijk een orgelconcert is
Frantisek Xaver Brixi's concert
in F. Geen wonder, want twee
honderd jaar geleden telde de in
wat nu Tsjechoslowakije heet wo
nende familie Brixi vele organis
ten. Tot voor kort waren de mu
zikale prestaties van deze familie
volledig onbekend. Het concert v.
Frantisek Brixi is weliswaar
geen openbaring, maar technisch
voldoende gaaf, dat men kan bil
lijken, dat de Tsjechen het aan
de vergetelheid willen ontrukken.
Dat geldt min of meer ook voor
het orgelconcert in G van Joseph
Anton Auffmann, een compo
nist van wie wij overigens nu voor
het eerst horen. Hij schijnt in de
tweede helft van de achttiende
eeuw kapelmeester te zijn ge
weest in het Zuidduitse Kampten,
waar hij (o.a.?) enkele orgelcon
certen schreef. Het onderhavige
concert wordt zijn opus 1 ge
noemd. Het is niet meer dan een
ouverture, bestaande uit een lar
go en een allegro, enigszins pri
mitief, en waarschijnlijk belang
rijker voor de historicus dan voor
de muziekminnaar. Iets wat
zoals gezegd ook van het con
cert van Haydin en dat van Brixi
gezegd kan worden.
F. Joseph Haydn: orgelconcert
in C, no. 1; Frantisek Xaver Brixi:
orgelconcert in F; Joseph Anton
Auffmann: orgelconcert in G.
Franz -Lehrndorferorgel, met een
orkest uit Stuttgart. (Turnabout
Vox 34244 - stereo/mono. Uitgave
Dasail).
Ashkenazy is zeker een
met een eigen stijl. Toch kuninnti
we oins voorstellen dat er zijn,
die hem bv. liever Brahms harem
spelen dan Mozart. Hij beschikt
over een uiterst bekwame tech
niek. Ons is deze. opname wat te
technisch. Het is te nadrukkelijk
Mozairt, waardoor de lichtvoetig
heid een beetje in de verdrukking
komt.Bovendien gaat het orkest
er nogal eens tegenaan staan.
Een kwestie van smaak. Het
neemt niet weg dat hier een aan
tal uitnemende musici twee
prachtige bekende concerten van
Mozart laten klinken. Bij Ashke
nazy staat alles met e®1* uiterste
precisie. De opvatting van,
Schmidt-Isserstedt, die het Lou
dens Symfonie Orkest leidt lijken
ons niet helemaal parallel te lo
pen met die van Ashkenazy; toch
is er geen sprake van een storen
de kortsluiting. De beide concer
ten zijn een palet van Mozarts rij
ke fantasie, met enkele typische
fragmenten, die er een éigen ka
rakter aan verlenen. In K 238
zijn de drie cadenzen vajj Mo
zarts eigen hand; in K 466 daar
entegen van respectievelijk van
Beethoven en Ashkenazy. Boven
al is deze l.p. een echte Ashke-
nazy-plaat. Een Ashkenazy die in
dit geval Mozart speelt. En het
is de moeite waard om met deee
pianist kennis te maken, zo u dat
nog niet gedaan mocht hebben.
Mozart: pianoconcerten no. 20
K466 en no. 6 k 238; Ashkenazy en
het Londens Symfonie Orkest o.l.v.
Schmidt-Isserstedt (Decca SXL
6353).
Hoewel Louis Armstrong af en
toe nog iets van zich laat horen-
is hij toch al aan historische fi
guur geworden. Een jazz-persoon-
lijkheid, die ondenkbaar is gewor
den. Daarom zullen velen zich
gaarne een goede documentatie
wensen van de grote Louis. Dat
kan uitstekend via deze lp
„Young Louis", waarop via histo
rische opnamen (en de techniek
staat voor niets wat betreft ket
opkrikken van oude opnamen) de
periode 1924 tot 1927 (The side
man) zijn bijeengebracht. Maar
nu tot stereo effect omgewerkt;
met de voor- en nadelen vandien.
Het kan niet anders of men komt
da,n ook andere historische namen
met klank tegen. Fletcher Hen
derson, Johnny Dodss e.a. Het
was de periode, waarin Louis
groeide naar de geheel eigen
•stijl, die hem kenmerkte, Instru
mentaal en vocaal; een stijl die
het midden hield tussen de South
Side en Black an Tam. De jonge
Louis op weg naar zijn eigen ly
riek. Vijftien nummers, waaron
der Lucy Long, Drop that sack,
Stomp off, Let's go, Sugar papa
en niet té vergeten Wild man
blues en Melancholy, illustre
ren de beloften va® een jonge
Louis, waarvan wij nu weten, dat
hij ze meer dan waar gemaakt
heeft. Een interessante en fijne
plaat.
Young Louis (Louis Armstrong
1924-1927 (Brunswick-Decca Jazz
heritga series omgewerkt tot ste
reo 373 271 BDY).
In de achttiende eeuw was de
suite, een samenvoeging van de
meest gangbare dansen tot een
compositorisch geheel, een zeer ge
liefde vorm van musiceren. Aan
vankelijk betrof het vooral pro
bleemloze, zoetige muziek, die de
adel in de salons vermaakte tp-
dens allerlei festiviteiten.
Later begonnen componisten als
Telemann en Purcell meer „diep-
gang" in dit soort muziek te bren
gen. Zij schreven karakterstukken
terwijl het element dansmuziek
toch volledig gehandhaafd bleef.
Zij waren in feite de eersten, die
al flink op weg waren naar de
symfonische vorm. Dat is met na
me duidelijk te horen in de Don
Quichotte-silite van Telemann,
waaruit vooral het deel „de ga
lop van de ezel van Sancho" kla
re „taal" spreekt.
Interessant in dit verband zyn
ook de suites I en II uit The Fairy
Queen van Purcell; oorspronkelijk
losse dansen ter opening en afslui
ting van de aktes in zijn gelijkna
mige opera, later tot een prachtig
müzikaal geheej bij eengebracht
in deze suites.
De „Wiener Solisten" o.l.v. Wil-
fried Boettcher geven er op een
Amphora l.p. een doorleefde uit
voering van.
Interessant op dezelfde plaat is het
Divertimento „Das Echo" van
Haydn. Want deze grootmeester,
een der eersten die symfonieën
schreef, grijpt hier naar de „ou
dere" vorm van de suite terug.
De plaat geeft zodoende een inte
ressant beeld van de muzikaal zo
belangrijke „overgangstijd" aan het
eind van de sohtiende en begin der
negentiende eeuw.
(G. Ph. Telemann, Don Quldhott»-
suite, H. Purcell suites uit The
Fairy Queen en Haydn, Das Echo
divertimento. Amphora AVRS 130,