hoeken
1 aiank
Dag mijnheer de Uil, waar gaan wij naar toe
Driehoog achter op een
Amsterdamse gracht
L
Pensionbaas
Op de tenen
Zondagsschool
Oliebollen
Iets
nieuws
DE „Judo-encyclopedie in beeld"
van F. M. van Haesendonck
(Standaarduitgeverij Antwerpen -
Utrecht) is met name voor de ge
oefende judoka uitstekend geschikt
om nog eens op de oefenstof terug te
zien. Alle worpen en kata's zijn in
deze encyclopedie overzichtelijk
weergegeven. Het zal voor een begin-
neling op judogebied wel wat moei
lijk zijn om uit al deze handelingen
wijs te worden omdat de tekst bij de
figuren summier is. Men zal reeds op
de hoogte van de oefenstof moeten
rijn om dit werk te kunnen gebrui
ken.
NAAR FABELTJESLAND
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM Het beroemde Fabeltjesland-van-tien-voor-zeven
ligt op drie-hoog-achter aan de Amsterdamse Prinsengracht. Bij M. M.
Chanowski Productions N.V.
De hele dag door gaat daar de zon op. Niet voor niets uiteraard.
Tien, twaalf spotlights lichten telkens opnieuw boven het Grote Die
renbos waar Jacob de Uil naar best vermogen moet voorlezen aan een
bont gezelschap van Lowieke de Vos, Cas de Kraai, Beatrix de Duif
en mejuffrouw Nachtegaal met aanverwante artikelen.
Het Braamstruiksebinnenpad waarlangs Boor de boze Wolf menig
een de stuipen op het lijf jaagt is een drie bij drie meter grote tafel.
Daar bovenop kunstgras, kleurige boompjes en bloemen; en er onder
drie leuke Amsterdamse meisjes, die op hun knieën heen en weer
kruipen. Zij brengen met hun speelse handen het hele Dierenbos tot
leven.
„Heel simpel", zegt de 27-jarige re
gisseur Cockie Goudsmit. „Fabel
tjes land is een soort poppenkast. In
de tafel mankeren gewoonten paar
planken en daar steken de meisjes
de poppen door. Die laten ze kwek
ken en kwakken, met de oren klap
peren of knipogen. Onderhands. Pre
cies volgens het boekje van de au
teur. Acht uur per dag wordt in en
om en onder het Grote Dierenbos
van de Prinsengracht gefilmd, ge
sjouwd en gekropen. Want elke
avond moet Jacob de Uil zijn Fabel
tjeskrant kunnen openslaan, opdat
in een paar miljoen huiskamers bij
een paar miljoen kinderen gejuich
ontstaat.
„Voor de vijf minuten zijn er dage
lijks eenentwintig mensen in de weer.
Net omdat het een kinderprogramma
is moet het heel precies zijn. Er is
geen kieskeuriger publiek dan kin
deren. Ze merken onmiddellijk elke
kleine verandering, elke slordigheid.
Wanneer Droes de Beer in een nieuw
jasje loopt of Zoef de Haas een kron
kel in zijn oor heeft.
Fabeltjeskrant vijf minuten dik,
met een miljoenen-oplage, de groot
ste krant van Nederland.
„Er kijken steeds meer volwassen
mensen naar. Jacob de Uil is fa-
vorieter dan Barend de Beer en bij
na zo populair als Pipo". Producer
Thijs Chanowski, 38 jaar, heeft met
Barend de Beer helemaal geen me
delijden. „Ben je gek, ik vind het
heerlijk om egoïst te zijn. Zakelijk
gesproken".
De Fabeltjeskrant ontstond een
zomer geleden langs een aardig ri
viertje in de Belgische Ardennen.
In het brein van Leen Valckenier,
oud-NCRV-regisseur.
„Ik was daar op vakantie. Cha
nowski had toen al het plan voor
een kinderprogramma. Iets met fa
bels van La Fontaine of zo. Nou,
daar zat ik dan te lezen hè. In dat
boek van Fontaine. Over zo iets zit
je dan te broeien. Je loopt er mee
rond. Inééns had ik 't. Dat kwam
zo: het eerste was mijn pensionbaas
's avonds deed, als ie thuis kwam,
was de krant lezen.
Dat was 't. Laat ik de kinderen
een eigen krantje geven, dacht ik.
Een fabeltjeskrant waaruit een oude
wijze uil iedere avond voorleest".
„Ik kan niet genoeg onderstrepen
hoe belangrijk Leen Valckenier is",
vertelt Thijs Chanowski. „Ik wilde
een kinderprogramma en had een
groepje van drie tegelijk aan het
schrijven gezet, om te zien wat er
uit kwam. Leen kwam met veruit
het beste idee op de proppen. Dat
gebeurde allemaal buiten de NTS
om. Die kwam pas later kijken en
was er verrukt over. Het werd met
een een complete bliksemproduktie.
Twee ploegen gingen in twee stu
dio's full speed aan het werk. Leen
Valckenier schreef zich een onge
luk en de cameralui filmden tegen
de klok op.
We hebben welbewust iets hoger
gemikt. Er zijn wel eens mensen die
zeggen: de taal van de Fabeltjeskrant
is te moelijk. Nou, dat geeft niks.
Kinderen zijn veel intelligenter dan
men denkt. Je moet voor kinderen
een programma maken met 'n hoog
tempo met een moeilijke taal. Ze
moeten op hun tenen gaan staan.
Daar leren ze van. Ze zullen 's mor
gens echt wel eens aan de juf vra
gen: wat is „louw loenen" of ak-
sullerere". Nou, die legt het dan
wel uit.
Wij zijn gestart met fabels van La
Fontaine, sprookjes van Grimm en
Andersen. Vijftien of twintig krant-
jes geloof ik. Toen stapten we daar
vanaf, 't Zijn al lang de fabels van
Leen Valckenier geworden.
Waar hü zijn stof vandaan haalt 7
Hij bedenkt allesHij is gewoon
een geweldig manZijn teksten
met de vreemde humor, dat milde'
sarcasme, dat is het succes van dit
programma.
De Fabeltjeskrant....? Als ik 't
in één woord moest zeggen....? 't
Is sarcasme met een knipoog".
„Nou nee, dat is te fors. Sarcas
me ligt mij niet. Maak er van „iro
nie met een „knipoog", corrigeert
auteur Valckenier. ,,'t Gaat dood
eenvoudig over de hebbelijkheden
en onhebbelijkheden van de mensen,
't Zijn karakters die je ook in het
dagelijks leven tegenkomt. De snoo
daard, de luie, de sluwe, de grote
mond, de klessebes, de bangerik.
Enzovoorts.
Er hoeft helemaal geen dikke mo
raal in te zitten. Ik ben gewoon wat
speels, zonder schoolmeesteren.
Daarom maak ik het al te be
lerende door overdrijving weer be
trekkelijk. Ik probeer er zoveel mo
gelijk in te doen, dan kunnen zowel
grote als kleine mensen er zoveel
mogelijk uithalen. De een dit, de an
der dat".
Het succes van Nederlands groot
ste krant is tot ver over de grenzen
doorgedrongen. „Volgend najaar
loopt de Fabeltjeskrant in ieder ge
val in één buurland. Er wordt op
het ogenblik druk onderhandeld met
België, Frankrijk, Engeland en Zwe
den. In april of mei beginnen we aan
een anderhalf uur durende fabelfilm.
Voor de bioscopen. Een kostbare ge
schiedenis, die wij aandurven om
dat de teevee-produktie zo'n succes
is".
Leen Valckenier heeft er nog geen
notie van wat die anderhalf uur
film gaat worden. „Daar ga ik in
de kerstdagen eens over prakkeze-
ren".
Pientere Cockie Goudsmit: „We
maken acht krantjes per week. Zo
doende hebben we d'r altijd één in
voorraad. We liggen nu een maand
vooruit. Es kijke.... met Kerstmis
sneeuwt 't op het Braamstruikse
binnenpad, en met Ouwejaar eten
alle dieren oliebollen."
„Van de teksten van Valckenier
wordt eerst een hoorspelletje ge
maakt. Dat proberen we dan met
enkele kinderen uit. Of 't goed zit.
Frans van Dusschoten, Ger Smit en
Elsje Scherjon zorgen voor de stem
men. Door mekaar heen, gaat ge
weldig. Bij 't geluidsbandje maken
we dan later de film. Paul Heine-
man ontwerpt de poppen. Er komen
nou twee nieuwe typen bij. Twee
bezige bevertjes. Met een Haags ac
cent, als u begrijpt wat ik bedoel".
Onder de tafel zijn Anick Janse
en Irma Franssen zeer actief. Zij zijn
de poppenspelers-van-dienst.
„Een beetje hoger, een beetje la
ger. Wat meer naar links met de
ooievaar. Doe je bek eens open
Lowieke", roept cameraman Georg
Bossaers. Telkens opnieuw. Acht
uur aan een stuk. „Ais 't niet zo'n
fijn werk was, kreeg ik er gewoon
de zenuwen van".
In Nederland heeft de Fabeltjes
krant nog maar een halve jaargang
voor de boeg. „Tot einde juni van
volgend jaar", zegt de producer Cha
nowski. Op zijn produktie-schema
vormen de uil en zijn kornuiten maar
een klein onderdeel. Zijn tijd wordt
vooral in beslag genomen door speel
films, reclamespots en audio-visuele
instructiefilms.
„Dat van die halve jaargang is
definitief. Op het hoogtepunt van je
populariteit moet je met zo'n serie
durven ophouden. Niet zeuren, niet
rekken.
Gewoon kappen en met iets nieuws
op de proppen komen".
SUSAN SONTAG: DE WELDOE
NER (A. W. Bruna en Zoon, Utrecht
Antwerpen). Van „The Benefactor"
die in 1963 verscheen, is nu ook een
Nederlandse vertaling uitgekomen
van de hand van Caspar Hendriks.
Susan Sontag behoort tot dé avant-
garde in Amerika en haar werk
heeft daar al klassieke waarde, of
schoon zij pas 35 jaar oud is. „De
weldoener" is waarschijnlijk wel
haar meest bekende werk, de ver
taling vult een lacune op.
De Ik-figuur van het boek is een
dualistische persoonlijkheid: ener
zijds voi dadendrang anderzijds ge
neigd tot zelfbespiegeling. Deze ver
moeiende bezigheid krijgt expressie
in een roman van 272 pagina's, waar
in, wonderlijk genoeg, de droom het
voor het zeggen krijgt.. De ik-figuur
leeft vanuit deze dromen en bouwt
Izich van daaruit een merkwaardige
realiteit op. Zijn bezigheden zijn veel
zijdig en controversieel (hij heeft
een minnares maar ook een relatie
met een homoseksuele vriend bijvoor
beeld), schrijft wijsgerige beschou
wingen over allerlei moderne onder
werpen en probeert uitputtend ver
band te leggen tussen de vele facet
ten van zijn karakter. Hij slaagt
daarin niet, het enige, waar hij ten
slotte zeker van is, is ,.de rust van
een afzondering, die echt is", Het
boek st-aat model voor de verscheu
rende crisis, waarin de mens van
vandaag zich bevindt, en he* ergste
is ongetwijfeld dat de schrijfster con
cludeert, dat alleen berusting het
leven dragelijk maken kan.
LEIF LYNEBORG: ONGEWER
VELDE DIEREN LANGS WEGEN
EN PADEN (Uitg. Moussault). Een
minitieuze natuurgids, waarin de on
gewervelde dieren, afgebeeld in na
tuurlijke houdingen en kleur, een be
schrijving van hun levenswijze krij
gen: Van het Aangebrande Priem-
loopkevertje (kijk maar in de tuin)
tot de Zwartwollige Kniptor, met
daar tussendoor de Ruwe Kelder
pissebed en het Vierentwintigstippig
lieveheersbeestje. Veelal diertjes die
door de moderne mens te vuur en
te zwaard met insecticiden te lyf
worden gegaan. Dit nuttige boek pro
beert de lezer eerst wat bij t.e bren
gen van deze vaak als nutteloos be
titelde beestjes. Niet zo'n slecht
idee in een wereld, waar de natuur
steeds verder van ieders deur wordt
afgedrongen.
De schrijver heeft van twee wal
letjes willen eten: Bijna evenveel
aandacht besteedt hij aan de schade
en de vorm daarvan, die wormen,
duizendpoten, pissebedden, insekten
spinnen, slakken e.d. aanrichten.
De kleuren van de afbeeldingen zijn
niet altijd even nauwkeurig.
P. G.
MAZO DE LA ROCHE: EEUWFEEST
OP JALNA (Prinsma-boeken). Het
laatste deel uit de geschiedenis van
de familie Whiteoak, die de Canade
se schrijfster Mazo de Ia Roche heeft
geschreven. Het eeuwfeest van het
landgoed Jalna is voor de eigenaar
Renny Whiteoak aanleiding om zijn
dochter Adeline uit te huwelijken.
Maar dat roept allerlei weerstanden
op, die trouwe lezers van de Jalna-
boeken beter zullen kunnen begrij
pen dan anderen. Een vlot geschre
ven familie-kroniek.
JACQUES STERNBERG: EEN ZE
VENDE HEMEL TE HUUR (Zwarte
Beertjes, science fiction). In 1995 zal
alles om de sex draaien. Een prosti-
tuée is dikwijls bij de prijs van een
treinkaartje inbegrepen, om een
voorbeeld te geven. Schaamtegevoel
bestaat niet meer. Velen zijn met de
ze toestand tevreden. De hoofdper
soon in dit hoek van de Fransman
Sternberg niet. Hij heeft „heimwee"
naar de jaren „zestig". Zijn platoni
sche relatie met een geheimzinnige
vrouw wordt zijn ondergang. Science
fiction is dit nauwelijks meer te noe
men.
David Westheimer schreef met
„Haat op het eerste gezicht".
(Diamant Reeks, H. Nelissen Bilt-
hoven) een vlotte roman met de ras
sendiscriminatie als hoofdthema. De
ze krijgt op eenvoudige, weinig lite
raire wijze, gestalte in de relatie
tussen een blank boerenmeisje en
een neger-intellectueel. Het 17-jarige
meisje is in verwachting en door
haar vader de deur uitgezet. Ze
neemt haar toevlucht in een leeg
staand zomerhuisje, waar een paar
nachten later een man zich eveneens
toegang verschaft, tot haar grote
schrik een neger. Deze is op de
vlucht voor de politie, na door een
ongelukkig toeval een moord te heb
ben gepleegd. Het meisje neemt
ogenblikkelijk een autoritaire hou
ding aan, die ze moeilijk vol kan
houden, omdat de neger in maat
schappelijk en geestelijk opzicht haar
meerdere is. Pas als hun veiligheid
bedreigd wordt, ontstaat er een ze
kere toenadering en op den duur
beginnen zij zelfs respect voor elkaar
te krijgen. Als het meisje haar kind
heeft gekregen, dat ze aanvankelijk
niet heeft willen accepteren, en hoort
dat de neger is doodgeschoten na
door de sheriff ontdekt te zijn, blijkt,
dat ze van hem is gaan houden. Hij
heeft zijn leven gewaagd om voor
haar een dokter te gaan halen.
DINO BUZATTI: PANIEK IN DE
SCALA (Meulenhoff). In de serie
Meesters der fantastische vertelkunst
is deze bundel korte verhalen een
uitschieter. Buzatti baseert zijn ver
halen op het idee dat de werkelijk
heid bijzonder kwetsbaar is. Hij weet
dit duidelijk tot uitdrukking te bren
gen. De lichte huiver, die diverse
hoofdstukken oproepen, zegt wat dat
betreft voldoende.
Naast de uitleg van de technieken,
geeft de schrijver enige nuttige wen
ken voor sportvoeding, eerste hulp
bij ongevallen op de judomat en ver
schillende trainingsvormen. Het is ge
schikt om de belangstelling voor deze
sport te wekken.
LAURENCE BURM: „SCHEPEN
VAN TOEN EN NU" (Uitgeverij
Zomer en Keuning, Wageningen).
Zoals de titel zegt geeft dit boekje
een beeld van de ontwikkeling vatl
liet schip. Dat beeld domineert trou<
wens want het zich steeds wijzigen*
de scheepstype, van het Noorse Vi<
kingschip uit de 10e eeuw tot de
hedendaagse mammoettamker,
wordt weergegeven in een lange
reeks silhouetten.
Deze gekleurde tekeningen zijn
voor de liefhebber stuk voor stuk
een lust voor het oog, omdat ze, wat
weinig voorkomt, niet alleen tech
nisch maar ook artistiek aan hoge
normen voldoen.
Zo zijn de bijzonder ingewikkelde
tuigages van de zeilschepen niet zo
maar schetsmatig aangebracht maar
met grote deskundigheid „ingete
kend
Al met al geeft het boekje, dat
trouwens in Zweden is gedrukt,een
goed voorbeeld van de bijna perfec
te techniek Op het gebied van het
scheepstekenen, die in de laatste ja-
in de Skandinavische landen
blijkt te zijn ontwikkeld. Het feit
dat ook dit boekje van geheel Noor
se oorsprong is, heeft onder meer
tot gevolg, dat het Nederlandse aan
deel in de ontwikkeling van hel
schip wat op de achtergrond is ge
bleven. „Schepen van toen en nu'1
geeft echter zoveel kijkplezier, dat
dat euvel gerust op de koop kar
worden toegenomen.