TEKENING DIE JE FIJN KUNT KLEUREN
De engel op
het dak
van de stal
'E
Mooie prijzen te winnen
ARMZALIG
NACHTEGAAL
BRON
KUIL
FLUIT
LOMPEN
KERSTMIS 1963
R LEEFDEN in de tijd
dat het Christus
kind geboren werd, drie
broers, die samen van
kun vader grote schaaps
kudden hadden geërfd. De
twee oudsten waren niet
alleen herders, zij waren
bovendien slimme koop-
ieden. Zij kochten en ver
achten, maar lang niet
altijd even eerlijk. Hun
rijkdom groeide tegelijk
met hun gierigheid, zodat
zij door de mensen werden
gevreesd. Toch hoopten
eens nog hooggeachte
en deftige heren te wor
den.
Haar deze twee spotten met hun
jongste broer. ,,Die is maar half
zijn verstand", oordeelden
ze en beschikten daarom naar
willekeur over zijn erfdeel.
De jongste was een zorgzaam her
der voor zb'n schapen en verder
speelde hij dag-in, dag-uit op een
fluit, Daarmee was alle goeds over
hem gezegd, dachten de broers. Hij
zag er immers niet veel beter uit
dan een bedelaar en van handel
drijven had hij geen verstand. Als
het aan de jongen gelegen had, was
er zelfs nooit een oud schaap ver
kocht,
Oo 'U' nacht dat in de stal van
tohhhéhi het Goddelijk Kind ter
weid kwam, lagen de twee oudste
boers te slapen, terwijl de jongste
waakte, De schapen lagen dicht te-
ten elkaar aan zodat zij leken op
een zee van verstarde grijze golven;
en de jongen floot een wijs waarin
het ruisend lied van de zee zong.
alaar de kudde deed hem ook den
ken aan een lucht vol opeengedre-
v® wolkjes; en hij floot een lied
waarin het gezang en de wiekslag
van vogels klonken.
Terwijl hij naar de donkerblauwe
hemel keek, zag hjj hoe maan en
sterren verbleekten voor een gou
den licht, alsof de zon om midder
nacht opkwam! De jongen liet zijn
fluit zakken. Maar er bleven 'n ver
gezang en de wiekslag van ruisende
veren in de lucht. Het geluid zwol
aan tot een koor van hemelse stem
men en in de gouden schijn doemde
een leger engelen op die zweefden
boven de velden.
De oudste broers, en ook de andere
herders die rustten op het veld of
ineengedoken zaten bij een vuur, re
zen overeind en keken vol verba
zing naar dit bovenaardse schouw
spel. En zij hoorden hoe de engelen
de geboorte van het Kind verkon
digden.
Allen zeiden tot elkaar: „Laat ons
naar Bethlehem gaan om te zien
waarover de engelen ons hebben
toegezongen".
Ook de twee broers zeiden dat.
Terwijl zij het stof van hun kleren
klopten, riepen zij de jongste toe;
„Let op de kudden en val niet in
slaap, want als alle schapen aan hun
lot worden overgelaten, hebben de
wolven vrij spel".
De broers haastten zich heen en de
jongen bleef alleen achter. Hij nam
zijn fluit weer op, maar na 't enge
lengezang klonk hem zijn eigen mu
ziek als een armzalig geluid in de
oren.
Intussen spoedden zich van alle kan
ten herders over de velden op zoek
naar de kribbe met het Kind. Zij
vonden vanzelf de goede weg want
het bovenaardse schijnsel dat de en
gelen had omgeven, wenkte nu aan
de horizon en straalde om het stal
letje waar Maria en Josef gelukkig
waren met hun Kind.
Op het dak van de stal zat een
engel die zonder ophouden zong:
„Ere zij God in de hoogste hemelen
en vrede op aarde, in de mensen
een welbehagen".
Maar de engel zong het niet twee
maal op dezelfde wijs. Daarom klonk
het als een voortdurend wisselende
en boeiende melodie.
Groepjes herders gingen de stal bin
nen, aanbaden het Kind en maakten
plaats voor anderen. Ook de twee
broers traden binnen de lichtkring
die de kribbe omvatte. Ook zij za
gen het Kind en geloofden in het
wonder dat hier een Zaligmaker
was geboren.
Toen zij de stal weer verlieten zat
nog steeds de engel op het dak te
zingen.
„Ere zij God", klonk het trillend als
uit de keel van een nachtegaal.
Maar terwijl het laatste woord nog
iroortzweefde in de suizelende nacht
wind, hoorden de broers hoe een
engel streng vroeg; „Waar is de
jongste broer?" Zonder het ant
woord af te wachten ging het ge
zang al weer verder; in de
hoogste hemelen
„Neenee", stamelde de ene broer,
„hij is niet in de hoogste hemelen,
maar op het veld".
En de andere broer voegde eraan
toe: „Hij bewaakt de kudden tegen
de wolven".
en vrede op aarde", zong de
engel. Maar terwijl het laatste
woord nog als een echo werd her
haald, klonk het alweer streng van
af het dak: „Ook hij heeft een Za
ligmaker nodig!" Maar meteen ging
de engel weer zingend voort:
in de mensen een welbehagen!"
In hun hart waren de broers niet
blij met wat de engel zei. De jon
gen die daarginds op het veld was
achtergebleven, had geen Zaligma
ker nodig, vonden zij. Aan geld en
goed hechtte hij geen waarde. Hij
keek maar naar de velden met de
bergen aan de horizon; hij luisterde
maar naar het geblaat van de lam
meren, het zuchten van de wind en
de muziek van zijn fluit, en was te
vreden. Een Zaligmaker kon hem
wel eens de ogen openen voor de
zaligheid van aards bezit
Maar wie zou zo durven spreken te
gen een engel? Deze broers durfden
dat niet. En ofschoon ze beiden zo
dachten, zeiden ze het ook niet te
gen elkaar.
Toen zei de engel op het dak tus
sen het gezang door; „Er is hier
geen water om het Kind te wassen,
maar achter de stal wordt de grond
vochtig. Graaf daar voor de Zalig
maker naar een bron".
De broers aarzelden. Het bezoek
aan de stal had al tijd genoeg ge
kost. Zy moesten weer aan de slag
om geld te verdienen.
„Wij zullen onze jongste broer een
spade mee geven om te graven",
antwoordde de oudste. De engel
zong alweer en de twee mannen
spoedden zich terug naar het veld.
Ze kwamen bij hun kudden terug
en vonden de jongen waakzaam op
zün post. „Nu is het jouw beurt om
te gaan", zeiden ze. „Loop maar
recht op de lichtschyn af en neem
een spade mee, want alles wat je
te doen hebt is een bron openleg
gen".
Nog vóór de jongen by de stal
kwam herkende hij het gezang van
de engel op het dak. Dit was de
hemelse muziek die hij in het begin
van de nacht op het veld had ge
hoord.
Hij bleef met opgeheven hoofd en
gesloten ogen staan luisteren.
„Ere zij God", klonk het jubelend
vanaf het dak. Maar terwijl het was
alsof duizend stemmen deze woor-
De kerstvakantie is aangebro
ken en Niek gaat uit logeren. De
dag na zijn aankomst, schrijft
Niek al een prentbriefkaart aan
zijn ouders om hun te vertellen
dat hij goed aangekomen is en al
een heleboel beleefd heeft,
maar
De deugniet heeft op de kaart
allerlei vreemde en dolle dingen
bijgetekendniet zomaar: el
ke abnormale gebeurtenis op de
kaart, houdt verband met een
woord uit zijn brief dat hij weg
gelaten heeft en vervangen door
puntjes.
Zo staan zyn ouders voor het
raadsel: wat vertelt onze zoon in
zijn brief? Help hen even met
het invullen van de woorden. Be
kijk de ongewone dingen op de
plaat aandachtig, dan schiet je
het gevraagde woord wel te bin
nen.
Schrijf deze woorden op een
rijtje in de volgorde waarin ze
voorkomen in de brief.
Lieve Mama en Papa,
Ik ben goed aangekomen in
In de zat ik heel fijn, maar
toen ik uitstapte met mijn
vroeg die me stond op te
wachten: „Waar is je. Niek?"
Ik ben gauw teruggerend want ik
had hem laten. Het was wel
op het nippertje! Toen gingen we
naar eenen ik kreeg een
stuk
Ik in een kamer onder
het Er zit een heel klein
in. Vannacht heeft het ge
sneeuwd. In de tuin maakte ik
een met een van Opa op
en zijnin de mond. Oom Jan
beloofde me dat ik mee mag
gaan zodra het dooit. Hij
heeft een prachtigedie ik zal
mogen gebruiken. Nu kan het
nog niet, want ze nog op de
rivier. Misschien krijg ik wel een
van Oma, als ik erg lief ben.
Mien, de leeft nog altijd.
Ze heeft vaak raste met de
nan de buren. Gisteren krabde
ze hem in het en toen kreeg
ze eerf. beet in haar Ik heb
er een
X
om gedaan. Het staat
haar heel sjiek.
Nu weet ik niks meer te
Dag lieve Paps en Mams, tot
zaterdag.
Niek.
den herhaalden, riep de engel de
jongen daar beneden toe: „Waarom
ga je niet naar binnen?"
De jongen schrok op: „Ik ben hier
heen gestuurd om een bron te gra
ven", zei hij. Verlegen dwaalde zijn
blik naar omlaag; hij zag zijn vuile
voeten en voegde eraan toe: „Ik
ben ook niet schoon genoeg om
dicht bij een jonggeboren Zaligma
ker te komen".
De goddelijke stem zong verder.
Maar kordaat voegde de engel er
gewoon sprekend aan toe: „Steek de
spade in de grond achter de stal, er
zal een bron ontspringen waarin
je je wassen kunt".
De jongen gehoorzaamde en groef
een kuil die zich vulde met helder
water dat over de rand vloeide en
in een kronkelende beek wegsnelde.
Gras en bloemen omzoomden de
beek, riet schoot op rond de bron.
Hij waste in de beek niet alleen zyn
voeten, maar ook gezicht en han
den, tot zit in het wonderbaarlijke
schijnsel rond de stal glansden als
het zilveren licht van de maan.
Maar nu viel het hem op hoe arm
zalig zijn kleren waren en weer
aarzelde hij om binnen te gaan.
Terwijl het gezang bleef naklinken
in de lucht, vroeg de stem vanaf
het dak: „Waarom ga je nu nog niet
naar binnen?"
„Hoe kan ik in zulke armoedige
kleren aankomen bij de moeder van
een pasgeboren kind?" vroeg de
jongen.
„Het welbehagen in de mensen
hangt niet van mooie kleren af",
zei de engel, „maar ga terug naar
de bron en bestrooi je met het natte
zand".
Weer zong de engel voort. Intussen
schepte de jongen het natte zand
met beide handen op en strooide
de vochtige kluiten over zyn hemd.
Het zand droogde terstond en rit
selde tussen de plooien. Toen hij
zich uitschudde, blonken zijn kle
ren alsof zij geweven waren uit
gouden zonnestralen.
Nu keerde de jongen terug naar de
staldeur. Maar op het ogenblik dat
hij over de drempel wilde gaan,
herinnerde hij zich dat zijn fluit op
het veld was blijven liggen. En op
nieuw bleef hij staan.
De engel werd niet ongeduldig.
Want het was een engel. Maar hy
vroeg met zachte stem: „Wat is er
nü nog dat je hindert?"
„Het enige wat ik de Heer kan ge
ven is muziek. Maar ik heb mijn
fluit laten liggen, omdat ik door de
engelenzang mijn eigen tonen niet
mooi meer vond", zuchtte hij.
Toen boog de engel zich over de
rand van het dak, brak een van do
rietstengels naast de bron af en
reikte die de jongen toe.
„Fluit kind, fluit", moedigde de
engel aan.
De jongen zette de stengel aan de
lippen en zijn GLORIA klonk zo
jubelend en het VREDE OP AARDE
zó innig, dat de ogen van Maria
hem tegemoet straalden en het Kind
de armen wijd naar hem uitbreid
de toen hü de stal binnenging.
Het was al dag voor de jongen te
rugkeerde naar het veld.
Toen zijn broers hem zagen aanko
men werden zij beklemd bij het
zien van zijn schoonheid. Op het
jongensgezicht dat zy alleen maar
kenden als stoffig en onnozel, lag
een zilveren glans van vrede. En de
kleren die dezelfde povere kleren
van vroeger waren, straalden nu
van goud. Hij speelde op een ge
wone rietstengel, maar de muziek
klonk zó goddelijk, dat zelfs de
broers daarbij moesten denken aan
het leger engelen boven de vel
den.
„Wat is er met jou gebeurd?" stoot
ten zij uit.
„Ik heb de bron gegraven", ant
woordde de jongen.
„Nou?? En??" drongen zy aan.
„Ik heb me in het water gebaad",
voegde hij eraan toe.
De broers waren stomverbaasd.
„Wij moeten nu vlug op pad", zei
de oudste eindelijk. „Wy willen de
Zaligmaker nog eens zien. Dat zal
onze handel doen vlotten en wy
zullen welbehagen vinden in nog
meer rijkdom".
Zy haastten zich op weg naar de
stal en zeiden tegen elkaar: „Als
dat bronwater die armoedige jon
gen zo rijk heeft uitgedost, kan óns
dat ook gebeuren. Nog beter zou
het zijn als ons kopergeld in zilver,
en ons zilvergeld in goud zou ver
anderen!"
Nog steeds zat de engel op het dak
te zingen.
De broers keken wat schichtig om
hoog maar de engel scheen hen ge
lukkig niet op te merken. Zy gin
gen onmiddellijk op de beek af,
legden hun geldbuidels op de bo
dem en bedekten ze met zware ste
nen. Toen bogen ze het wuivende
riet uiteen en dompelden zich in
de bron.
Maar vol ontzetting zagen zij hoe
hun goede kleren veranderden in
lompen. En toen zy hun geldbuidels
wilden nemen, waren de stenen
weggespoeld en het geld door het
stroompje meegevoerd.
„En in de mensen een welbehagen,"
zong de engel die naar de hemel
tuurde en deed alsof hy de broers
niet zag. Maar al zingend veran
derde hij opeens de woorden van
het lied en met de welluidende toon
van een rietfluit zong hy: „Wel
behagen ligt niet in een geldbuidel
maar in het hart. Geef eerst uw
broer zyn erfdeel en aan alle men
sen wat u ze tekort hebt gedaan.
Kom dan terug bij de bron en het
water zal vrede en welbehagen in
uw harten leggen".
Beschaamd slopen de broers heen.
Uit angst dat het hun nog slechter
zou vergaan deden zij zuchtend en
steunend wat de engel had gezegd.
Zij reisden het land af om aan allen
die zij tekort hadden gedaan, te ge
ven wat hun toekwam.
Zij voelden zich hierbij rampzaliger
dan ooit en als zij tijd hadden gehad
op hun jongste broer te letten, wa
ren zij nog jaloers geweest op zijn
vrede en geluk.
Tenslotte keerden zij dan toch te
rug naar de stal en de bron.
Er klonk geen gezang meer. De en
gel was weg, de stal leeg, het God
delijk Kind op de vlucht naar Egyp
te.
Maar de bron van de Zaligmaker
vloeide nog steeds. De broers was-
ten zich en spoelden met het stof
van hun reizen ook de hebzucht
van zich af.
Nu daalde er eindelijk een vrede
in hun hart zoals zij nooit tevoren
gekend hadden. Hun gezicht glans
de met het licht van de maan en
hun kleren die toch dezelfde kle
ren waren van vroeger, met het
schijnsel van de zon.
Zij verzoenden zich met hun broer
en leefden, in de buurt van de bron,
nog langer dan de Zaligmaker.
ANN MAC GILLAVRY
Jullie boffen toch wel jongens en meisjes. Eerst een paar fijne kerstdagen thuis en dan nog eens
even vakantie. Het kan niet op. Ik hoop, dat jullie fijn weer zullen hebben; misschien is er wel jjs
om te gaan schaatsen of valt er genoeg sneeuw om heerlijk buiten te gaan spelen.
Maar er zal toch ook wel tijd over zyn om thuis iets te doen. En daar heb ik voor gezorgd. Allereerst zie ie
hiernaast die grote puzzel staan. Daar ben je wel een tijdje mee bezig denk ik. Maar je kunt er dan ook mooie
prijzen mee verdienen: voor de beste inzendingen zijn er vijf mooie prijzen ter waarde van maar liefst tien gulden
en nog eens vyftien pry zen van vyf gulden. s
En er is nog meer. Als je goed kijkt vind je op de meeste pagina's van dit speciale kerstnummer kleine te
keningetjes van bijvoorbeeld een ster, een engeltje, kerstboom of herdertje. Nu is het de bedoeling dat iullie
die plaatjes uitknippen en er een stripverhaal bij schrijven. Het mag over Kerstmis gaan maar dat hoeft helemaal
w«lennhelpen. P m 3 Zelt 0ok maar verzinnen. Je vader of moeder zal daarbjtf z™k£r
V°°r der »00iatet stripverhaaltjes liggen evenveel prijzen te wachten als voor de puzzel. Maar dan moet je er wel
voor zorgen, dat de inzending uiterlijk op zaterdag 11 januari binnen is
Opsturen naar José, van jullie eigen kinderrubriek.
Zeg jongens en meisjes, nog even dit. Op deze bladzijde staat nog een grote plaat om te kleuren Daar kun ia
fijn je best op doen. Maar die hoef je niet in te sturen hoor Kieuren. uaar Kun je
En nu aan de slag. Ik ben nu al vreselyk benieuwd naar jullie verhaaltjes en puzzeloplossingen. JOSé