CONTRA DE STEM KERSTMIS 1968 CHR. VAN BOCKEL. 24 jr., tot voor kort voorzitter van de Ver eniging van Dienst plichtige militairen, student. MAJOOR A. SCHOLTS. 42 jr., jarenlang troe pencommando, nu medewerker in geza menlijke staf van hel Comité Verenigde Chefs van Staven LUITENANT-KOLONEL I LUITENANT-KOLONEL J Drs. C. T. B. KIKKERT n.A^ A HERWAARDEN 1 T mr. /I. v 45 jr., jurist van de sectie Juridische Za ken van de Bevelheb ber der Landstrijd krachten. 44 jr., officier Militair Jurid'sche Dienst, do cent militair recht K.M.A. 35 jr.. leraar biologie, was dienstplichtig on. derofficier. A iLMOEZFNIER Dr. P. C. M. J. VRIENS. 40 jr., capucijn, voor zitter Militair Pasto raal Centrum, sinds j 51/., jaar icerkzaam bij S de K.M.A. iiÜMINEE H. BARTLEMA. 55 jr., vele jaren Ie gerpredikant, weiger- de uniform Ie dragen met officiers-distinc tieven. 41 jr., leraar, histori cus en publicist (o.a. polemologische stu diën). Hij meent uit ervaring te kun nen stellen dat het doorvoeren van echte democratie in de strijdmacht onmogelijk is. „Die strijdmacht zou zichzelf immers opheffen, ais daar voor ruimte wordt gegeven". Men moet het overigens met die gewetensnood niet zo zwaar nemen. „Tk heb in mijn praktijk van dertien jaar als veldprediker niet vaak jon gens ontmoet die een gewetenscon flict hadden over een situatie in dienst. De meesten zijn immers al lang geconformeerd aan de bestaan de orde als ze militair moeten wor den". Veel interessanter vindt dominee Bartlema het antwoord op de vraag of het mogelijk is als men eenmaal in dienst is op grond van politieke bezwaren „neen" te zeggen. Hij gelooft dat dit vrijwel uitgesloten is. „Dan word je overspannen ver klaard en kan je eruit. Maar daar mee omzeilt het apparaat de eigen lijke vraag, waar het om gaat. Dat is namelijk of het apparaat erkent dat een mens verantwoordelijkheid kan en mag dragen voor zijn eigen opvattingen. Ik vind het bovendien onaan vaardbaar dat men jongelui dwingt dienst te nemen, een aktie die een volwassen beslissing vraagt. Maar op het moment dat men ze dwirjgt, hebben de betrokkenen geen stem recht. Er is geen alternatief voor ze. Ook al daarom moet de mogelijk heid om dienst te kunnen weigeren, worden verruimd". „Zo langzamerhand is de vraag toch wel aan de orde gekomen, of een strijdkracht nog kan bestaan, als bevelen niet meer hoeven te worden uitgevoerd. Een burger moet toch ook een bevel van de politie opvolgen. Bovendien is het de vraag, of in vredestijd veel be velen worden gegeven die tegen het geweten ingaan. Als de strijdmacht moet worden opgeheven, moeten de politici dat beslissen. Men kan de strijdmacht niet verwijten dat ze er is", poneert luitenant-kolonel Van der Ploeg. Misschien is de kern van dit hele vraagstuk inderdaad wel de onvol wassenheid van ons democratisch besef. „Het is de verantwoordelijke mensen in de strijdkrachten toch heel goed duidelijk dat het gebruik van kernwapens geen enkele rede lijke oplossing meer kan brengen van een conflict. We moeten er dus onderuit zien te komen. Daar voor moeten we intensief wegen zoeken, aldus dominee Bart lema. „Onze krijgsmacht zou juist het apparaat moeten zijn dat voorlich ting geeft over de verschrikkingen valj.een kernoorlog en over de mo gelijkheden die te vermijden Die voorlichting is er in en via de strijdmacht te weinig. Er zal een veel helderder en duidelijker infor matie moeten komen over de mili taire situatie in het licl van het arsenaal van kernwapens". Als we tot de erkenning komen dat we die wapens nooit zullen ge bruiken, is het machtsevenwicht weg. Dan kan men de strijdkrach ten opheffen. Is dat een alternatief dat het parlement kan aanvaarden? Het. is inderdaad in zijn uiterste consequentie een politiek pro bleem", concludeert dominee Bart lema. ..Het alternatief is geweldloos heid, geweldloze weerbaarheid", valt de heer Lafeber in. „We zien wat negers in de Verenigde Staten en Tsjechen ermee heb ben bereikt. Als men over deze dingen praat, moet men wel heel goed beseffen dat het gaat om de individuele vrijheid van de mens én om het biologisch voort bestaan van alle levens op aar de. Een ontzaglijke problema tiek. Ieder mens moet en mag in deze kwestie een keuze naar eigen geweten maken. Ook de "Militairen!" JACQUES LEVIJ H ELDT ook in de Nederlandse strijdmacht onverkort het j „bevel is bevel" Mag en moet ook de Nederlandse militair alleen maar gehoorzamen Kan hij ook de stem van zijn geweten niet volgen, als hem een order wordt gegeven tegen de uitvoering waar van hij morele bezwaren heeft BELANGRIJKE vragen. Die kwamen opnieuw aan de orde toen de strijdkrachten van vijf Warschau-Pactlanden Tsjechoslowakije bezetten. Vele burgers van het over vallen communistische land luchtten in gesprekken met soldaten uit de Sovjet-Unie hun verontwaardigde hart. De strekking van hun vaak hartstochtelijke betogen was steeds„Hoe kunnen communistische geestverwanten dit doen Wij zijn vrienden. Wij zijn geen vijandige kapita listische imperialisten". JE aangesprokenen, vaak officieren, beriepen zich zo bleek uit verhalen en reportages over deze straatdiscus sies keer op keer op de bevelen die ze hadden moe ten opvolgen. De beruchte „bevel is beveP'-argumentatie dus Onthutsend tragisch noemde De Stem in een redactio neel commentaar het feit dat Russen DIT argument ge bruikten. Juist zij en hun land immers hadden in de jaren 1941 tot 1945 zo ontstellend van die „Befehl ist Befehl"- mentaliteit van de Duitsers, die alle eigen verantwoorde lijkheid voor een gewetensbeslissing ontkent, te lijden ge had. „Wat wilt u?" vroegen lezers de redactie in ingezonden stukken. „In de Nederlandse strijdkrachten is het niet an ders DE opmerkingen van de ingezonden-stukkenschrijvers zijn voor de redactie aanleiding geweest een groep mensen, die dit probleem vanuit verschillende situaties heeft er varen en nog ervaart, de vraag voor te leggen, hoe het in de Nederlandse strijdmacht staat met de gewetensvrijheid van de militairen. Het werd een open, soms fel, gesprek. Conclusies en pas klare oplossingen voor het vraagstuk hoe de persoonlijke gewetensvrijheid is te rijmen met het commando-gezag in de strijdkrachten leverde de discussie niet op. Wel een ver helderend rangschikken van standpunten. Het veelomvattende, moreel en politiek geladen, probleem van de gewetensvrijheid en het commando-gezag in de Nederlandse strijdkrachten, lijkt bij een uitsluitend juri dische benadering vrij een voudig. Een dienstbevel, ge geven door een militaire meerdere en betrekking heb bend op de dienst, moet in be ginsel worden opgevolgd. Maar er zijn gevallen, waarin een militair het recht, soms zelfs de plicht, heeft zulk een bevel niet op te volgen. Als hij meent dat gehoorza men een handeling tot gevolg heeft die in strijd is met zijn ge weten, of dat hij een strafbaar feit zou plegen. Hij weigert dan wel dienst, maar kan zich be roepen op overmacht (conflict van plichten). Als de opdrachtgever dit niet aanvaardt, heeft de militaire rechter het laatste woord. De Nederlandse wetgever heeft voor twee gevallen speciale regelin gen getroffen. Er is een „Wet Gewe tensbezwaren Militaire Dienst". Daarop kan iemand die zijn dienst plicht moet gaan vervullen een be roep doen. Maar die gewetensbe zwaren kunnen alleen worden er kend, als men door zijn godsdiensti ge of zedelijke overtuiging deelne ming aan élk oorlogsgeweld afwijst. Als men dus alleen bezwaren heeft' tegen een kernoorlog, of tegen een bepaald gewapend optreden kan men op grond van die wet niet worden vrijgesteld van militaire dienst. Voorts is er de „Wet Immunisatie Militairen". Ook hier geldt dat als de gewetensbezwaren niet worden erkend en de betrokkene in zijn wei gering volhardt, de rechter het laat ste woord heeft. Zo staat de kwestie juridisch. „Het begrip geweten is in de mi litaire dienst onbekend. Ook bij de Nederlandse strijdkrachten. Gewe tensvrijheid bestaat er helemaal niet. Een soldaat moet gehoorzamen. Als hij deel uitmaakt van een exe cutiepeloton, moet hij eerst schie ten als het bevel gegeven wordt. Daarna kan hij dan wel eens gaan klagen. Dat is ook bij ons zo! Zo heb ik het in mijn 26 maanden diensttijd ervaren", aldus de heer Kikkert de Koe. „Zo is het precies. Alle mooie ju ridische theorieën ten spijt", beaamt de heer Van Bockel. „Ik ben twee jaar in dienst geweest. Mijn erva ring is dat de vrijheid van handelen miniem is in onze strijdkrachten. Er is natuurlijk wél vrijheid van den ken. De dienstplichtigen kennen de juridische wegen niet die door hen bewandeld moeten worden, als zich een gewetensconflict zou voordoen. Die zijn summier aangeduid in de Wet op de Krijgstucht. Mij is wel bekend dat er destijds honderden jongens uit Nederlands- Indië naar Nederland zijn terugge stuurd omdat ze weigerden bepaal de bevelen op te volgen. Ze zijn toen op grond van het feit dat zij hun gewetensbeslissing zwaarder lieten wegen dan het bevel vrijge sproken'. Luitenant-kolonel Van Herwaarden valt in: „De prak tijk is toch wel anders. Natuurlijk is de doorsnee-militair, en zeker de licnstplichtig soldaat, niet of nauwe lijks op de hoogte van de juridische details van zijn rechten. Maar hij weet echt wel dat hij de stem van zijn geweten mag volgen. Als er een conflict ontstaat zijn er nog de katholieke, protestantse of humanis tische geestelijke verzorgers. Zij zuilen trachten de zaak op te lossen, of de bezwaarde de weg te wijzen. In het uiterste geval moet le Krijgsraad uitmaken, of hij juist ïeeft gehandeld". Dr. C. V. LAFEBER. EN toch óók de slotsom van een algemeen gevoelen, dat het hoog tijd wordt de verouderde bepalingen van het Wet boek van Militair Strafrecht en de Wetgeving betreffen de de krijgstucht aan te passen aan de opvattingen die wij NU hebben over gewetensvrijheid en persoonlijke verant woordelijkheid voor de eigen daden. Vergeet men toch niet al te ge makkelijk dat ook de man die een bevel geeft een soms grote en zware verantwoordelijkheid draagt? Hij moet het substantiële van zijn bevel toetsen aan zijn ge weten". Zijn ervaring bij de troep is dat er wel degelijk bij de lessen over de krijgstucht wordt gewezen op de wegen die open staan voor de mili tair om „zijn recht" te zoeken. „Maar het ellendige is dat de meesten bij die lessen zitten te dom melen. De zaak is m.i. belangrijk genoeg voor een commandant om zich dan af te vragen of die lessen misschien interessanter gemaakt kunnen worden, of om te overwe gen ze op andere tijden te laten ge ven". „Ach, ik praat in dit verband veel liever maar niet over het geweten", zegt dominee Bartlema nuchter. „In onze westerse wereld wordt het recht op het vinden en geven van eigen antwoorden op allerlei vra gen algemeen erkend. Daarom gaat het hier in wezen. Het begrip ge weten is een mystificatie". Als legerpredikant heeft hij er varen dat de structuur van de krijgs macht het geven van een eigen ant woord door de militairen frustreert. Dat komt ook door de hiërarchische verhoudingen. „Het voorgeschreven antwoord is er primair. De struc tuur van de krijgsmacht wordt ge kenmerkt door ondergeschiktheid. Dat maakt nu juist van het be staan van een krijgsmacht binnen een democratie zulk "een precaire zaak. Ik weet dat de spanningen over het tekort aan eigen antwoord- mogelijkheid er dan ook niet van de lucht zijn. Naar builen blijkt daar van meestal niets. De meesten schik ken zich wel". gezagsdrager een machtswellusteling is, of zich graag van machtsmidde len bedient. Gezag brengt een gro te verantwoordelijkheid met zich mee. Daarvan moet een drager van het gezag zich bewust zijn". Kan uil gebrek aan ruimle voor gewetensvrijheid een conflictsituatie ontstaan „Het gaat in feite in de hele dis cussie om de vraag, of onze demo cratie volwassen genoeg is om ook in de strijdkrachten gewetensvrij heid toe te staan. Dat is ze niet en dat kan ze ook niet zijn", stelt de heer Lafeber. Daarom biedt vol gens hem dit gesprek geen uitzicht. „Strijdkrachten leiden een eigen leven. Ze trekken het kwaad aan dat ze heten te voorkomen. De kolo niale oorlogen van de afgelopen jaren bewijzen het, de terreur in Algerije onderstreept het, Vietnam is er een duidelijk voorbeeld van. AI die mooie ethische argumenten zijn uitvluchten, onzin om de reali teit te verdoezelen!". „Maar een leger kan toch dienst baar zijn tot handhaving van de vrede, tot het bewaren van een machtsevenwicht?" valt majoor Scholts hem in de rede. „In ons huidige internationale systeem is het stellig een garantie. Maar daardoor gaan hoge kulturele waarden naar de knoppen. En aan het eind van dit alles staat de kernvernietiging. Er is, dat kunt u niet ontkennen, een bijzondere spanning tussen krijgsmacht en kuituur, om maar te zwijgen van de spanning tussen krijgsmacht en christendom" replipeert de heer Lafeber fel. vrede te bewaren. Kans op een al ternatief voor de dienstplicht is er in ons land nu niet". Als leraar middelbaar onderwijs is hij heel slecht te spreken over de voorlichting van de jongelui op school over de strijdmacht. „Die is niet eerlijk", zegt hij. „Ze krijgen een verhaal voorgeschoteld dat drie kwartier in beslag neemt. Vragen mogen ze niet stellen. Ver teld wordt wat een jongen in dienst kan worden, wat hij gaat verdie nen, wat zijn toekomstmogelijkhe den zijn. Maar dat het allemaal uit eindelijk gaat om te leren doden, dat horen ze niet. Dié harde wer kelijkheid wordt doodgezwegen. Twee jaar van hun leven wordt zó voorbereid Dominee Bartlema beaamt dat juist als de jonge mens enigermate bewust zou kunnen gaan leven, hij twee jaar in dienst moet. Als luite nant-kolonel Van der Ploeg klaagt over het feit dat bij ons volk als totaliteit de verantwoordelijkheid voor de democratie ontbreekt, moet t,hij begrijpen dat de politieke be wustwording bij jonge mensen ze ker niet wordt gestimuleerd door ze op de drempel van de geestelijke volwassenheid twee jaar lang te laten leven onder het devies „mond houden en orders uitvoeren". Wat doen de strijdkrachten om de dienstplichtigen en het hoger kader over deze problematiek voor te lich ten Hij vertelt dat hem in zijn twintig jarige praktijk als militair jurist nooti is gebleken dat behoudens in gevallen van gewetensbezwaren tegen de militaire dienst in het al gemeen en tegen immunisatie een gewetensconflict van een mili tair is uitgemond in een strafzaak. .Dat is theorie. In de praktijk doet zich dat niet voor". Luitenant-kolonel Van tier Ploeg wijst op het feit dat de rechten en verplichtingen van de militair door het parlement in de wet zijn gere geld. „Als die wet niet deugt, is het beslist niet in de laatste plaats een politieke zaak. Dan moet het parle ment bekijken, of die wet gewijzigd of vernieuwd moet worden. Boven dien, wat is gewetensvrijheid? Als daarover een conflict ontstaat, moet een onafhankelijke rechter oordelen. Dat geldt voor het militair, zowel als voor het burgerlijk strafrecht". Laat een instituut als de strijdkrachten, waar het commandogezag overheer send is, ruimte voor de indi' viduele gewetensvrijheid „Is dan alleen het geweten norm voor ons handelen?", vraagt majoor Scholts zich af, doorredenerend op wat luitenant-kolonel Van der Ploeg heeft opgemerkt. „Wat is ons gewe ten? Is dat wel altijd helemaal zui ver, helemaal onbeïnvloed? Kan het in een aantal gevallen niet zó zijn dat men zich beroept op de gewe tensvrijheid, maar dat men eigenlijk stomweg geen zin heeft een bevel op te volgen? Aalmoezenier Vriens haakt aan bij de opmerking van dominee Bartle ma over democratie en krijgsmacht. Het „Befehl ist Befehl" heeft in een totalitaire staat een heel andere kleur dan in een democratie. In een dictatuur bestaat de kans dat de strijdmacht een te grote zelfstan digheid krijgt en zich tegen het volk keert. In zulk een strijdmacht wordt gewetensvol handelen een probleem. Maar men zal toch wel moeten toegeven dat de strijdmacht een groot bedrijf snel moet kunnen handelen. Er moet een duidelijk te onderkennen, in details uitgewerkte bevelslijn zijn. Men moet langs al lerhande wegen van onderlinge sa menwerking efficiënt kunnen op treden. Het is op dat gebied bij de strijdmacht niet anders dan in vele grote bedrijven". Hij meent dat ook in de krijgs macht moet worden gemoderniseerd Dat te traditonele vormen kunnen verdwijnen. Hij merkt op dat in de praktijk zich gevallen voordoen van meerderen die te weinig rekening houden met de rechten van de indi viduele soldaten. „Dat ligt dan niet zozeer aan het systeem, als aan de persoon". Bij de opleiding tot officier en onderofficier zal ervoor moeten worden gezorgd dat de kandidaten juist met deze problemen worden geconfronteerd. De KMA doet dat vanuit verschillende gezichtspunten, „Er zitten onder hen typische ha vikken. Ik vind dat bij de eerste jaars niet zo erg. Als het echter na vier jaar bij hen niet is veranderd, is het verschrikkelijk". „Juist", valt majoor Scholts in. „Gezag moet zich waarmaken, over al, dus ook in de strijdkrachten. En dan beslist niet primair doordat de „Zolang er geen betere interna tionale rechtsorde bestaat, is een strijdmacht nodig", poneert majoor Scholts. „De uiterste consequentie daarvan is dat er mensen worden doodgeschoten....". Interruptie La feber: „Neen, de uiterste conse quentie is dat de gehele mensheid ten gronde gaat!" „Als door dit uitzicht gewe tensnood ontstaat, moet de be zwaarden de weg worden gewe zen". „De vraag is aan de orde", meent 1 u i t e n a n t-k olonl Van der Ploeg, „of men bij de strijdkrach ten al zover is dat het vak burger - kunde onderwezen kan worden. Maar nog veel belangrijker vind ik dat er voorlichting wordt gegeven, voordat jonge mensen in dienst komen. Waarom wordt dit vraag stuk van de gewetensvrijheid ineens zo beklemmend, als men onder de wapens komt? Het bestrijkt toch een veel breder terrein!" Hij is overigens, met zijn collega Scholts, van mening dat er wel degelijk gepoogd wordt de strijd krachten in hun opvatting over deze baken te laten meeëvolueren. Maar technisch is dat bij zo'n groot lichaam heel moeilijk. Hij vindt dat het reglement op de krijgtucht uit de tijd is. „De algemene tendens is dat er meer ruimte is gekomen voor voorlichting op dit gebied". „Een zoethoudertje en een la chertje", valt de heer Lafeber hem in de rede. „Een strijdmacht kan per definitie niet meeëvolueren op dit gebied. Het uiteindelijke doel van strijdkrachten is: doden, ver nietigen, verminken. Het standpunt van de Nederlandse regering is dat onze strijdkrachten helpen de Alsmede de eensgezinde conclusie, dal er een samenhang bestaat tussen de onvolwassenheid van het democratisch besef in de maatschappij in het algemeen en binnen de strijdkrachten.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 27