LEO VROMAN cultuursubsidies niet in goede handen MISSCHIEN LEEF IK NIET MEER" „hoe de nederlandse poëzie zich ontwikkelt weet ik niet HEI ARBEIDSBUREAU (A. Goossens) ALS IMPRESARIAAT Jl T0P0R: ZWARTE HUMOR H640-3544 Pmrék :i a WK de zakelijke hokjes naas elkaar ziet op het GAB, waar in de arbeiders van het gewest zijr ingedeeld op mogelijkheden, ver moedt niet, dat er uit één enke hakje, zoy.eel.cultuur West-Brahac kan binnenstromen. Toch is het z< Voor de artiesten is het misschie' prettig te weten, dat zij zijn inge deeld in het hokje „hoger perso neel" endat zij bij de hee Goossens in goede handen zijn. DE STEM VAN ZATERDAG 30 NOVEMBER 1968 Leo Vroman: „Zijn alle konijnen geviriliseerd?" „Twee not niet". Deze en dergelijke kreten maken deel uit van dr discussies die gevoerd worden omtrent de aanschaf var een ellipsometer. Bij deze aanschaf introduceerde dr. Hen- leer de letterkundige-bioloog Leo Vroman bij het acadr misch ziekenhuis te Leiden. Leo voert in Amerika. Brooklyr research uit waarvoor deze meter nodig is. De researc' gaat om btofysische onderzoekingen op het bloedplasm (met name van de mens), waarbij wordt gezocht naar ee stof die het aantal bloedplaatjes in het bloed verminder Hiervoor blijft hij één maand in Leiden. Hij is 10 novembf gekomen en gaat 10 december weer terug naar Brooklyr Van 7 tot 9 december gaat hij naar Israël. ïfroman is in 1915 geboren. Hij V bezocht de h.b.s. te Gouda, waarna hij biologie ging studeren. Na zijn promotie en ook reeds tijdens zijn studie ging hij zich be zighouden met dichten. Het eerst verscheen van hem bij Querido „Gedichten" (1946), gedichten die geschreven waren in de oorlogsja ren 1942-1945. Drie jaar later wer den de eerst vervaardigde gedich ten van Vroman gepubliceerd, aangevuld met werk van na 1945, in de bundel „Gedichten, vroegere en latere". In 1964 kwam de bundel „126 gedichten" uit en meest recent het pictografische werkje „Agen da uit het jaar 2000". Ook Engelse gedichten werden door hem in een bundel verenigd „Poems in Eng lish" (1953). Karakteristiek is zijn „Inleiding tot een leegte" (1955), waarin de zin van een reeks jeugd herinneringen wordt nagegaan bin nen de grenzen van leven en dood. Van zijn proza noemen we „De adem van Mars" (1956) en de korte notities die hij bundelde in „Snip pers van Leo Vroman" (1958) Voor het laatste werk werdén stuk jes uit kranten en periodieken ge bundeld. Zijn gedichten en proza zijn modern, strak-ritmisch (de poëzie dan) en uiterst gevoelig met grillige, soms geestige woordvor men. De inspiraties die hij heeft zijn vooral de liefde tot de vrouw en de bewondering over alles om hem heen. Qeheel apart in zijn oeuvre staat „Blood" wat weliswaar weten schappelijk is, maar dat literair ge bracht is. Concentrisch stelt de schrijver erin zijn kennis van het bloed aan de lezer voor. Zijn laatste boekje dat is uitgeko men bij Thomas Rap, is pictogra- fisch. Tekeningen en symbolen ver vangen letters; de grafische weer gave van de tekst is geabstraheerd. Het verhaal gaat over één man, die de ondergang van de wereld heeft overleefd. Deze man ondergaat de invasie van bewoners van een an dere planeet. En hij leert weer schrijven. Het uitgeven van 't boek je is niet geheel zonder problemen gegaan. Het lag n.l. in de bedoeling, dat de laatste pagina's op de kop wer den afgedrukt, maar de binder had dat niet begrepen. „JToe de Nederlandse poëzie zich volgens mij ontwikkelt? Ik weet het niet, ik kan het niet vol gen. Er bereikt mij maar weinig van de bladen van hier. Ik krijg wei Het Hollands Maandblad. Ken je dat niet? Vreemd, bijna niemand schijnt het te kennen. Ik heb daar in verschillende series geschreven, ook in handschrift, waarbij ik als typografisch grapje verschillende letters soms in elkaar liet overlo pen en tussenvormen creëerde. Dat kan ook wel in Tirade door mij zijn gedaan, ik weet het niet meer. Hoe ik Lucebert vind? Goed. Nee, niet de beste, er is geen beste. JJoe ik in de States terecht geko men ben Gewoon, ik kreeg daar een baan. En dat hield in, dat ik me specialiseerde op bloed onderzoek. Het is zuiver research. Er zat toen een man in New Jer sey, die probeerde een stof te vin den die het aantal bloedlichaam pjes verlaagt om die trombose te voorkomen. Wat wou je opschrij ven! Klontering, ja het is de klon tering van bloedplaatjes gevolgd door stolling in de bloedvaten. Zo krijg je trombose. Trombose is verstoppingen in de hartklep of de coronaire vaten rondom het hart, ja. In Amerika is dat één der voor naamste doodsoorzaken, waar schijnlijk zelfs nummer één. jyjijn geloof Tja, ik geloof. Chris telijk misschien niet, eerder re- incarnatie. De reïncarnatie brengt de mens weer op aarde te rug, zodat ze er geen rotzooi van gaan schoppen. Alhoewel je, als je er een rotzooi van hebt gemaakt, ook in het christendom geen gena de kan ontvangen. Zo vind ik de uitspraak treffend „de dood van het lichaam is de straf voor de ge slachtelijke voortplanting". Dat is het idee van de reïncarnatie al een beetje. Geloof is volgens mij een kwestie van tijd. Niet de vier de dimensie dus, gewoon een ver schil in tijd. Wellicht zijn mijn kin deren mijn geloof. Een bacterie noem je ook niet dood; ze splitst zich telkens weer. Zo kan je de mens gaan beschouwen. Een deel van je blijft leven, het andere gaat in de kist. Kortgeleden heb ik nog een boekje uitgegeven, dat kan je bü je lijstje schrijven, dat heet „God en godin". Jk ben begonnen met dichten in en voor de oorlogstijd. Erik de Vries, die lange magere man die vaak voor t.v. en zo is, zat toen bij mij in het kamp. Hij had toen al mijn gedichten uit het hoofd ge leerd, om ze als ik zou omko men uit te laten geven. Het is niet nodig geweest. Of misschien welf misschien leef ik niet meer en droom ik dit allemaal, maar het lijkt me onwaarschijnlijk. Wat zeg je? Hahaha, ja, ik zal nog wel le ven. Ja, ik schrijf niet alleen. Ik schilder b.v. ook. Ik heb in Man hattan geëxposeerd, ik kreeg daar wel gunstige kritieken. Of ik getrouwd ben Ja, met Tineke en ik heb twee dochters, Peggy en Gerry. Ik ben nou bezig met een toneel stuk voor het Holland Festival. Dat gaat „Voorgrond, achtergrond" heten. Ik heb de eerste akte al af. Waarover het gaat? Wel, in het stuk wordt een deel van mij, mijn vrouw en kinderen verteld. Nee, niet door mezelf gespeeld, ik kijk wel uit". .fi Als „iedereen" in de kunstwereld het er over eens is dat de in Ne derland gebruikelijke stichtings norm voor kunstinstellingen over leefd is en hachelijk doordat er niet-specifiek-deskundige besturen moeten zijn, dan mag het op zijn ninst verrassend heten als ruim honderd deskundigen na twee da- jen vergaderen tot de conclusie ko men dat de „stichting" toch de meest verkieslijke vorm blijft. Dat was namelijk het resultaat van een conferentie van de dr. Boekman stichting, welk instituut zich bezig houdt met wetenschappelijke ver kenningen op het gebied van pro- duktie, verspreiding en afname van kunstgoederen. En dat men ditmaal de beste bestuursvorm voor kunst instellingen als onderwerp koos, was juist omdat diverse recente conflicten tussen artistieke leidin gen en besturen „iedereen" de over tuiging bijgebracht leken te hebben dat kunstbestuurderen, met name de meest voorkomende vorm, de toneelbestuurderen, uit den boze zijn. Het probleem is een historisch gegroeid gegeven. In de vorige eeuw was de kunst in West-Europa nog geheel aangewezen op het par ticulier maecendat: op de geldge ver dus, die dat privé deed. Van ouds de koningen, de adel. Daarna ook.de gegoede burgerij. In de vo rige eeuw met name de verenigin gen, die waren ontstaan uit het sa men maken van kunst door de le den, later het gezamenlijk afnemen van kunst, door beroepslieden ge bracht. Zo ontstonden de vele Kunstkringen, Sociëteiten, enzo voort, die hetzij elk seizoen een be paalde „afname" van toneel en mu ziek garandeerden, hetzij, zoals bv. bij het nu 80-jarige Concertgebouw zelf een muziektempel en bijbeho rend orkest exploiteerden. Maar aangezien ook in de 19de eeuw de inkomsten van kunstinstellingen nimmer de kosten konden dekken, kwam het er dus op neer dat zulke Verenigingen of Kustkringen be stuurders bezaten die in staat en bereid waren flink in eigen porte feuille te tasten. Pas in de twintigste eeuw, en in Nederland speciaal na 1945, is ge leidelijk erkend dat kunst een be lang van heel het volk was, en dat dus de overheid uii de gemeen schapsgelden de noodzakelijke mid delen ter beschikking van de kunst dient te stellen. Zo werd dus ge leidelijk het particulier maecenaat vervangen door gemeentelijke, pro vinciale en rijkssubsidies. Maar wat niet werd vervangen was die stich tingsvorm van de verenigingen, met de bijbehorende besturen die vanouds en omwille van het geld werden gerecruteerd uit de vermo gende „regenten-kaste". Bestuur ders dus, die niet alleen werden ge kenmerkt door hun overigens ama teuristische liefde voor de kunst, maar óók door een bepaalde heer sende mentaliteit en door oudere leeftijd (want jong is men zelden rijk genoeg om voor maecenas te spelen). Zo zit men momenteel met hei wat wonderlijk feit, dat de rege ring miljoenen subsidie geeft aan bv. de toneelgezelschappen en de orkesien, maar dat men de controle op de juiste besteding van deze gelden uit handen geeft aan nota bele amateurs van het soort, dat in vroeger periode uit eigen zak kunstduiten fourneerde. Besturen, die „te oud" zijn om gemakkelijk begrip te hebben voor het eeuwig jonge dat kunst kenmerkt. Bestu ren, die niet specifiek deskundig zijn, en die dus vrij gemakkelijk in conflict kunnen komen met de op vattingen van de door henzelf be noemde directies en artistieke lei dingen. Stichtingsvormen, waarbij niet, zoals bv. bij de kranten, een zeer duidelijke scheiding bestaat tussen de bevoegdheden van de hoofdredacteur en van de (zakelij ke) directie. Dit alles is breed uitgemeten op die conferentie van de Boekman stichting. Maar het enige alterna tief, dat duidelijk werd gesteld, was: de kunst als rechtstreeks over heidsbedrijf, zoals bv. in Parijs de befaamde Comédie Frangaise, die rechtstreeks verantwoording ver schuldigd is aan het departement en de minister. Een vorm, waarte gen met name de voormalige kunst minister Vrolijk uit eigen ervaring ernstig waarschuwde, omdat hij daarin niet alleen kostenverhoging, vertraging en ambtelijke romp slomp voorzag, maar ook een „ver politieking". Want de minister is verantwoording verschuldigd aan de Kamer, zoals de wethouder aan de gemeenteraad, en dat zou kun nen betekenen een amateuristische discussie niet tussen vijf of ne gen bestuursleden, maar tussen tientallen tot honderden. Mensen die dan bovendien spreken vanuit een politieke gerichtheid, terwijl nu juist politiek en kunst onver enigbare grootheden zijn. Toch zijn er andere mogelijkhe den denkbaar en het onderzoeken waapd. In de eerste plaats de vorm van een „coöperatie"waarbij dus nok de werknemers, de kunstenaars zelf, aandeel in het beleid hebben en het bestuur dus uit andere milieu's en jongere mensen kan worden gerecruteerd. In de tweede plaats: een rechtspersoons-vorm, waarbij het bestuur wordt ver vangen door een commissie van bv. drie man, zijnde twee gedelegeer den en één president, door de sub sidiegevers te benoemen uit zo des kundig mogelijke beroepslieden, op voorstel van de Raad voor de Kunst en niet rechtstreeks verantwoorde lijk aan de minister, maar aan die uit veelsoortige vaklieden samen gestelde, de minister dienende Raad voor de Kunst. Zoals men in Engeland nuttig werkt met de met verstrekkende bevoegdheden be klede „Arts Council". - C. NICOLAÏ 'Hg'/ E wordt nogal eens beweerd, dat het Arbeidsbureau het werk van wpresariaten en orkestenbureaus doorkruist; dat hierbij sprake is A'beidVen 6l,eer''il<e concurrentie. „Het j* ajtijd zo geweest. dat een e„ dj "r.®au bemiddelt bij het aantrekken van artiesten, gezelschappen d,ar) 'jken, wanneer een vereniging, een instituut of particulieren Gewest J? Verï°el< "obten", zegt de heer A. M. Goosens. Hij is op het in mus?^'beidsbureau Breda de man, die bemiddelt voor artiesten Eindt," zijn twee regionale contactpunten op dit terrein, «rtistioi, °Ven 9n Bret'a- Terwijl het G.A.B. te Middelburg heel Zeeland "eK organiseert. •'\Ye vergaan van de impresaria ten", zegt de heer Goossens. ,De wet Arbeidsbemiddeling uit 1930 zegt dat arbeidsbemiddeling met winstoogmerk verboden is" Toch zie je overal weer bordjes op leuren verschijnen, waarop te le ien staat, dat hier gevestigd is mpresariaat zus-en-zo. Men heeft r geen idee van dat er een wet op lit terrein is." En onze zegsman oopt naar een grote stalen kast, /aar in dossier zo-en-zoveel de wet pgeborgen zit. „Ze beginnen en- housiast met een of ander bemid- lelingsbureau ja, voor allerlei eatbandjes en weten niet dat r een vergunning van de minister aartoe nodig is. Anderen, die het /el weten treden op als „organi- ïtor" en ontduiken daarmee deze loeiljjkheid." "kp tafel ligt een lijst met namen van officieel erkende bureaus lat is snel bekeken. „De minister telt de tarieven en de eisen vast. in dan ligt het niet zo gemakkelijk ls men denkt. De moeilijkheid zit iem echter vooral in de omschrij- ing van de wet en de jurispru dentie daaromtrent. De omschrij- ing van „arbeidsbemiddeling" als ,een voortdurende bemoeiing met iet doel werkgevers en werkzoe- enden bij het zoeken naar ar beidskrachten en arbeidsgelegen heid behulpzaam te zijn" is moei lijk te hanteren bij de-rechter. Het is voor de politie diens taak is het ook moeilijk in de praktijk ongeoorloofde transacties te bewij zen. Daarom geloof ik ook niet dat er op dit terrein erg veel controle bestaat. Sommige bureaus, die wer ken zonder die vereiste vergunning treden op als „zaakwaarnemer". Ën dan is het vaak moeilijker er een speld tussen te krijgen", aldus de heer Goossens. „\Joot zover het u nog niet be kend mocht zijn, wil ik uw aandacht er op vestigen, dat mijn bureau ook een afdeling heeft voor de bemiddeling van artiesten en musici. Deze afdeling is tevens re gionaal punt voor West-Brabant. Zij werkt samen met het centrale punt te Amsterdam. Hierdoor heeft deze afdeling de beschikking over het totale aanbod van artiesten en musici uit geheel Nederland. Zij kan ook behulpzaam zijn bij het aantrekken van artiesten en musici uit het buitenland- Dit betreft niet alleen de kleinkunst, maar ook de kunst. Mocht u een ontspannings- of culturele uitvoering willen orga niseren, dan kan mijn afdeling ar tiesten en musici aangeven welke keus er is met de door u gekozen artiest of musicus een contract af sluiten." Zo begint een rondschrij- van de directeur van het GAB te Breda. Zo simpel als deze brief klinkt zo onmogelijk is deze taak eigenlijk voor de heer Goossens al leen. Hij klaagt er niet over, maar als je de opgave ziet wordt dit wel duidelijk. Hij moet volledig inge voerd zijn in de totale wereld van kunst, de grote en kleine K. Dos siers vol namen, foto's etc. heeft hy samengesteld. Kontakten onder houden en zich oriënteren. Hij doet het graag. Maar het is maar een deelfunctie, terwijl een dergelijke taak voor twee mensen eigenlijk al te veel zou zijn. Hij bemiddelt ook nog in arbeid voor hoger per soneel. „Er is eigenlijk meer aan dacht voor de sociale voorzienin gen van werklozen dan voor het bemiddelen in nieuwe arbeid", zegt hij. Ter illustratie; de man-bezet ting van de Bredase gemeentelijke sociale dienst is ruim drievoudig van die van het Gewestelijk Ar beidsbureau. Er is dus een onder bezetting. Dit jaar heeft hij voor f 45.00, aan gage voor artiesten bemid deld. „Van een concurrentiestrijd met andere impresariaten bemerkt ik niet veel.. De enige concurrentie positie vind ik, dat wij voor de contractanten niet de loonbelasting en a.o.w. berekenen; hetgeen ande re bureaus wél doen. „Daar staat dan tegenover dat het GAB gratis werkt en geen procenten opvangt zoals de anderen. Ik ben geen mi nister, maar anders zou ik de ar tiesten niet willen beschouwen als werknemers, maar ais zelfstandi gen. Dan is die ingewikkelde bere kening van belastingen ook niet meer nodig", lacht Goossens. Ze staan er praktisch allemaal in zijn stalen kast: de professionelen en de semi-profs in de artiestenwe reld. West-Brabant telt er niet zo veel. Maar de meest bekende na men van conferenciers, orkesten accordeonisten, goochelaars, kleine theatertjes e.a. staan er- Maar ook de grote gezelschappen en de kei. en in het vak zijn er te vinden „Ik volsta niet met louter adres sen doorgeven. Het is een stuk culturele WV", zegt de heer Goossens. „Ik wil nog steeds hei gehalte kennen, van hetgeen ik doorgeef. Daarom oriënteer ik m< regelmatig". Hij heeft zelfs het ini tiatief gehad bij het samensteller van programma's voor middelbar schooljeugd door Wim lbo. 't HENK EGBEh. iniïnitliliiiiSiSt!?; Weet u, wat „zwarte humor" is Roland Topor kan dat duidelijk maken. Zijn bundel „Verhalen en tekeningen" (Grote Beren, uitg. Bruna zn.) vertelt daar „alles" over. Het is een knotsgek boek. Maar toch ook weer niet zó gek, dat er geen waarheid in schuilt. Hij trekt de realiteit door tot in het absurde en dan ontstaan er schrijnende dingen. Je lacht, maar te gelijk voel je de prik. In het boek staan een vijftigtal korte verhalen, waarvan de rake typering vaak evenredig is met de beperktheid van het woord. Het vervreemdingseffect, dat hij oproept, opent de ogen voor een realiteit, die we soms niet willen zien. Een fragment nit „De klas in de afgrond" (Een bus met kinderen is in een ravijn gestort. Verscheidene kinderen zijn dood; anderen zwaar ge wond. De onderwijzer, begint, zolang er nog geen hulp komt opdagen, les te geven) „Goed. Laten we op onze vingers zuigen. Dat is prettig en zo kan het bloed niet verder stromen. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien. Ik heb tien vingers, jullie hebben tien vingers. Hoeveel vingers heeft Georges „Georges heeft helemaal geen vingers meer, mijnheer. Hij heeft trouwens ook geen armen meer." „Ik vraag je een getal, geef me antwoord met een getal." „Nul, meneer." „Heel goed, jonge vriend. Maar klikken is niet mooi. Laat Georges het zelf maar tegen ons zeggen. Toe maar Georges, geneer je niet. Aha, Georges wil niets meer zeggen. Behalve deze „doorgetrokken" onderwijzer komen er allerlei mensen aan de beurt. Iedere lezer zal ergens wel iets van zichzelf ontdekken. Het is geen verkwikende lectuur; maar wel boeiend. Bovendien staan er een dertigtal tekeningen afgedrukt, die dezelfde geest ademen. Geen groots tekenwerk, maar wel even absurd; even gek. De luchtkastelen van onze fantasie. Topor werd in JJI38. in „Parijs geboren aJs zoon „van. Poolse ouders .(.Waar om denken we ineens aan het Poolse boek „De geverfde vogel" Hij is il lustrator van tai van bladen onder andere „Hara Kiri". Ook in „God, Ne derland en Oranje" werden tekeningen van hem opgenomen. Hij is mede stichter van de Academie Panique. Het woordje „paniek" moet men maar in gedachten houden bij het zien van zijn werk. dat vaak origineel, maar nog meer navrant is. Voor „liefhebbers"; voor hen die ertegen kunnen en lezen (kijken) kunnen een opvallend boek. Dat wel.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 17