commentaar
A
Demonstreren voor eigen
mening is juist,
moor er zijn spelregels
ONDER EN BOVEN
Opsp
J
DR. W. DREES
Allemaal werkzoekenden
NAVO probeert de middenweg
door
DR. CORN. VERHOEVEN:
1/
Mexico
oud-Minister-President
Minister van Staat
Ervaring
Studieduur
18
DE STEM VAN ZATERDAG 16 NOVEMBER 1968
r.
PILINGENNGPPII iwrci"S'GEü.. .*£EJt'.NGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN
'EN PEILINGÉNNGPFII PI'LINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILINGEN PEILINGEN PEIU
PEILINGFN^ PciiiM^Lv.NGly...K.^MNGfN ...PEJk'NGEN ,_PEJL!NGE_N .PfLLINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGENPEJUNGEN ^.PEJÜNGE^ ikiPEJLjUGj.N
lie tekenen wijzen er op, dat er als gevolg van toenemende econo
mische activiteit weer krapte op de arbeidsmarkt gaat ontstaan.
Desondanks is er verschillend naar regio toch nog een tamelijk
hoog werkloosheidpercentage.
Deze tegenstelling werkt het vermoeden in de hand dat niet alle werk
lozen tot de werkelijke werkzoekenden gerekend kunnen worden. Daarom
zijn, zoals minister Roolvinx (Soc. Zaken) deze week in de Tweede Kamer
meedeelde, verschillende arbeidsbureaus er toe overgegaan de geregi
streerde werklozen regelmatig „door te lichten". Wie duidelijk aanwijsbaar
misbruik maakt van de werkloosheidsuitkeringen, wordt daarvan uit
gesloten.
Minister Roolvink heeft zich bereid verklaard er bij alle arbeidsbureaus
op aan te dringen dezelfde procedure te gaan volgen. Dit lijkt ons een
verstandig idee.
De huidige situatie geeft onvoldoende inzicht in de werkelijke ver
houdingen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dit is een handicap
voor het bedrijfsleven. Wat de werknemers betreft: het is voor hen een
onprettige gedachte, dat er geknoeid zou kunnen worden met de sociale
wetgeving. Wie premie betaalt voor de W.W. doet dat niet om anderen
van zijn geld mooi weer te laten spelen.
Een verscherpte controle op de rechtmatigheid van werkloosheidsuit
keringen maar dan overal is daarom gewenst. Tegelijkertijd zal echter
gezorgd moeten worden voor een betere uitrusting c.q. benaming van de
arbeidsbureaus en een maximaal samenspel tussen al degenen (ook vakbe
weging en industrie) die bij de arbeidsbemiddeling betrokken zijn. Blijft
dan nog de vraag-, Hoe staat het met de beroepsmogelijkheid van een
werkloze, die van arbeidsbemiddeling wordt uitgesloten?
Toen in augustus de legers van het Warschau-Pakt Tsjechoslowakije
binnenvielen was men in het westen vrijwel eenstemmig in zijn oor
deel: een „onmogelijke", brute en een in elk opzicht onaanvaardbare,
dus te veroordelen daad.
Na de schok echter splitste zich de reactie in twee hoofdstromingen:
de militante en de verzoenende. De eerste partij signaleerde een voor
het westen desastreuze verstoring van het machtsevenwicht, de andere
attendeerde er op dat er niets was dat er op wees dat de Sovjets met hun
optreden in Tsjechoslowakije iets méér in de zin hadden dan het tot de
orde roepen van opstandige communistische vazal-staten, in dit bijzondere
geval dus Tsjechoslowakije. Ontspanning en oost-west-samenwerking zou
den er wel onder lijden, maar het mocht eigenlijk niet, vond deze stro
ming en een NAVO-reacfie zou helemaal uit den boze zijn want dat
zou de spanning slechts verhogen.
Tussen beide uitersten vond men een rijk scala aan nuances en natuurlijk
moet de waarheid ergens in het midden liggen.
Enkele feiten waarmee de ministerraad die deze week in Brussel vergader
de had te rekenen zijn:
De Tsjechische crisis (en trouwens ook de concentratie van Sovjet
schepen in de oostelijke Middellandse Zee) betekent hoe dan ook
een verstoring van de status quo, zoals die voor augustus gold en
noodzaakt de NAVO tot een vorm van „aanpassing".
De crisis heeft voorts een sfeer van onzekerheid gebracht in de
Europese politiek en de „onberekenbaarheid" van de Russische poli
tiek aangetoond. In een dergelijke sfeer kunnen op zich kleine inciden
ten uitgroeien tot gevaarlijke conflicten.
De NAVO-regeringen willen echter van hun kant alles doen om de
dialoog met de communistische wereld gaande te houden en zeker
willen zij voorkomen dat zij opnieuw terecht zouden komen in eert
uitzichtloze wapenwedloop en in een herleefde koude oorlog.
De NAVO-ministers in Brussel hebben dus gezocht naar de „gulden
middenweg". Geen uitbreiding van de troepensterkte maar een opvoeren
van de mobiliteit van de bestaande strijdkrachten en een inhalen van een
deel van de achterstand die verreweg de meeste NAVO-landen hebben met
betrekking tot hun NAVO-verplichtingen. Zij hopen hiermee tegenover de
„havikken" in het Kremlin tegelijkertijd vastberadenheid en gematigd
heid te demonstreren. Vastberadenheid ten aanzien van eventuele verder
gaande Sovjet-avonturen; gematigdheid in die zin dat de NAVO zegt
geen behoefte te hebben aan het opvoeren van de spanning maar juist in
tegenstelling daartoe verder te willen praten over de Europese veiligheid.
Of deze opzet slaagt, is niet te zeggen. Een van de grootste moeilijk
heden bij het voorspellen van de Sovjet-reactie en -intenties voor de
nabije toekomst is de labiele situatie waarin de communisiische wereld
verkeert. De vraag dus wat Moskou allemaal zal willen riskeren om het
„socialistische gemenebest" onder de duim te houden.
Zeker is alleen dat de zaak van de toenadering zeer veel schade is ge
daan, dat de reactie tegen de ontspanningspolitiek van de laatste jaren,
die in het westen al vóór Tsjechoslowakije de kop had opgestoken, nu
sterkere stellingen bezet dan ooit en dat misschien wel voor jaren
wantrouwen de oost-west-verhouding zal beheersen in plaats van wel
willendheid. Het is een van de taken van de NAVO om de politieke
schade van deze door de Russen geforceerde ontwikkeling zo beperkt
mogelijk te houden.
In het belang van de vrede, waarvoor de NAVO zegt te staan. Daar
om zal de NAVO haar eigen generaals evenzeer in het oog moeten houden
als die van het Kremlin.
De vorige week heb ik in een vergadering van het Genoot
schap van burgemeesters enkele opmerkingen gemaakt
over acties van studenten, die nogal de aandacht hebben
getrokken. De redactie heeft daarin aanleiding gevonden
mij uit te nodigen in De Stem nader in te gaan op wat ik
heb gezegd en het te plaatsen in een algemeen kader. Daar
aan geef ik gaarne gevolg, zowel om eventueel gerezen
misverstand weg te nemen, als om de betekenis van het
probleem dat ik niet heb behandeld, maar waarmee mijn
woorden wel in verband konden worden gebracht.
Zij waren op zichzelf' van beperkte
strekking. Ik sprak niet- over het
studentenprobleem in het algemeen,
laat staan over de hele hedendaag
se jeugd. In een rede van ongeveer
vijf kwartier, behandelde ik „Het
burgemeestersambt in de bran
ding". Daarbij besteedde ik enkele
minuten aan de taak van de burge
meester ten aanzien van handhaving
der orde, die moeilijker is gewor
den, nu zich de laatste jaren, al
thans in sommige steden, in toene
mende mate moeilijkheden voordoen
bij acties, in de eerste plaats van
bepaalde groepen studenten. Ik
wenste de burgemeester toe wijs
heid bij overleg om te trachten
moeilijkheden te voorkomen, en als
ze zich toch voordoen gematigdheid,
maar ook vastberadenheid.
Ik noemde twee voorbeelden van
ontoelaatbaar optreden van studen
ten in Amsterdam, namelijk het be
zetten van het consulaat van Mexi
co en het willen organiseren van
een demonstratie op de Dam, een
van de drukste punten der stad, aan
het begin van het spitsuur in het
verkeer.
In beide gevallen ging het om eep
protestactie tegen het regime in
Mexico, dat verantwoordelijk werd
gesteld voor het optreden der poli
tie bij een betoging, waarbij slacht
offers waren gevallen. De vraag of
de studenten gerechtvaardigde
klachten en wensen hebben ten aan
zien van hun positie in de universi
teit, viel hier geheel buiten. Het
ging om de vraag wat ten aanzien
van de openbare orde, enerzijds
studenten (en andere burgers) zich
mogen veroorloven, anderzijds hoe
een burgemeester tegen verstoring
der orde heeft op te treden.
Over het begrip „orde" heerst
nogal eens spraakverwarring. Men
stelt het wel eens voor alsof het wa
ken tegen het verstoren daarvan be
tekent het beschermen van de heer
sende maatschappelijke orde in die
zin dat men tracht veranderingen
daarin die acht ook ik dringend
noodzakelijk te verhinderen. Dat
is echter niet de taak van een bur
gemeester. Iedereen heeft in een
demooratie ook het recht voor in
grijpende veranderingen op te ko
men, niet alleen door zijn stem bij
verkiezingen, maar ook door buiten
parlementaire, desnoods felle agita
tie. Ook door de actie van de socia
le organisaties, die indirect grote
invloed op de wetgeving kunnen uit
oefenen, maar veel ook rechtstreeks
kunnen bereiken. Ook studentenor
ganisaties hebben daartoe volle vrij
heid. Voor dergelijke vrijheden ben
ik mijn leven lang opgekomen.
Er zijn echter grenzen, die men
niet behoort te overschrijden en ik
heb mij de opmerking veroorloofd
dat, terwijl vroeger studenten uit de
bevoorrechte klasse wel eens vrij
wel ongestraft dingen uithaalden,
die men van jonge arbeiders niet
zou hebben getolereerd, nu studen
ten van andere herkomst ook wel
Demonstreren, akkoord maar
dan volgens de spelregels.
eens schijnen te menen dat zij zich
meer mogen veroorloven dan ande
ren.
Ik keer terug naar de twee voor
beelden, die ik op de vergadering
heb genoemd.
Het ergste acht ik principieel
gesproken de bezetting van het
consulaat van Mexico, al heeft die
geen ernstige gevolgen gehad. Di
plomatieke en consulaire vertegen
woordigingen moeten veilige onaan
tastbare oorden zfjn. Zij zijn con
tactpunten met andere landen, die
blijven bestaan en gerespecteerd
moeten worden, hoe men ook denkt
over het regime van het land, dat
zij vertegenwoordigen.
Tegen allerlei staatsvormen en re
geringshandelingen bestaan bij zeer
velen in ons land, ook bij mij, ge
voelens niet enkel van afkeuring,
maar zelfs van afkeer. Waar echter
zou de wereld heengaan als in al
dergelijke gevallen de verbindingen
verbroken werden of als men zich
gerechtigd acht ambassades en con
sulaten het moeilijk te maken? Dat
gebeurt in allerlei landen. De com
munisten zijn er indertijd mee be
gonnen, maar ondervinden nu zelf
ook de gevolgen.
In Indonesië wer,j de Chinese am
bassade aangevallen, in China werd
de Russische vrijwel belegerd. In
ons land maakten Zuid-Molukkers de
Indonesische ambassade onveilig. De
ambassades van de vijf landen van 't
Warschaupact, die Tsjechoslowakije
overvielen, moesten extra worden
bewaakt. In deze geldt: weersta het
begin; zorg dat op dit gebied de be
ginselen van het volkenrecht worden
geëerbiedigd.
Veel minder principieel, al heeft
het meer opschudding veroorzaakt,
is geweest het betogen op een druk
punt, of zelfs op drukke punten
meer in het algemeen, op de spits
uren. De burgemeester en de po
litie onder zijn verantwoordelijkheid
beschermen in dit geval de ge
rechtvaardigde belangen van de be
volking in het verkeer. Nog eens van
begrijpen gesproken, degenen die zulk
een actie organiseren, zouden moe
ten begrijpen, dat zjj dan niet zo
zeer de belangstelling wekken voor
de slachtoffers in Mexico als wel voor
de vraag hoe het zal lopen met hun
betogingen en met de politie. En als
zij dan ook nog een demonstratie
organiseren, waarbij zij tegelijk pro
testeren tegen het regime in Mexico
en tegen het kabinet De Jong, dan
maken zij er, zoals Laurens ten Cate
schreef in „Opinie" van de P.v.d.A.
er een hutspot van, terwijl zij, door
b.v. op straat te gaan zitten mensen
beletten hun weg te vervolgen.
Laurens ten Cate stelt nog een tref
fende vraag, waarin ik ook mijn
gedachten terugvindt:
„De heersende orde is niet goed.
Kan zij door wanorde worden ver
beterd?"
De ervaring maar daarvan wil
len jongeren nu eenmaal niet altijd
weten leert dat dit in de regel
niet het geval is, omdat een ver
doorgevoerde en lang volgehouden,
wanorde stichtende actie, dreigt uit
te lopen op het tegendeel van wat
men beoogt. De Parijse studenten
die, nadat toezegging tot overleg
omtrent herziening van het hoger
onderwijs waren gedaan, doorgingen
met buitensporige acties onder de
leuze „weg met De Gaulle", hebben
de gaullisten aan een daverende
overwinning geholpen.
In Frankrijk hebben, tegelijk met de
studenten, arbeiders in groten getale
acties gevoerd, die een sfeer van
wanorde opriepen.
In het algemeen echter zijn stu
denten al is het ook bij hen veelal
een minderheid vaker en feller in
actie dan arbeiders, ook dan jónge
arbeiders. Dat heelt natuurlijk die
pere gronden dan het feit, dat in de
studentenwereld enkele agitatoren
zich sterk doen gelden. Wat intellec
tuele verhoudingen betreft, dus ten
aanzien van heel het wereldgebeu
ren, zijn jonge intellectuelen in den
regel wijder geïnformeerd en sterker
geïnteresseerd dan jonge arbeiders.
Wat de eigen positie in de maat
schappij betreft, is er om een in
zwang zijnde uitdrukking te gebrui
ken stellig meer onbehagen on
der de studenten dan onder de jonge
arbeiders.
Voor de laatsten kan liet in de
grote steden een ergerlijke zaak zijn
als zij willen trouwen en geen eigen
woning kunnen krijgen. Zij ergeren
zich ook aan hoge sociale premies,
aan de loonbelasting, aan hogere
belasting op hun sigaretten en op
benzine voor hun bromfiets, maar
op jonge leeftijd is toch hun sociale
positie veel beter dan vroeger en
kunnen zij tamelijk zelfstandig zijn
en een betrekkelijk onbezorgd leven
leiden.
Daarbij steekt de positie van de
studenten ongunstig af. Wel hebben
zij voor de toekomst betere vooruit
zichten, maar op een leeftijd, waar
op een sterke behoefte aan zelfstan
digheid pleegt te bestaan, waarin
anderen reeds een actieve maat-
schapelijke functie vervullen,
waarop men reeds een gezin kan
wensen te vormen, zitten zij nog op
de collegebanken. Zij moeten tenta
mens en examens afleggen, voelen
zich gekleineerd, wellicht onjuist be
oordeeld als zij worden afgewezen,
denken critisch over hoogleraren
die over hen beslissen.
Voor Nederland weegt daarbij
zwaar de studieduur, die veelei lan
ger is dan vroeger en ook langer
dan in de meeste andere landen.
In mijn boekje „De vorming van het
regeringsbeleid" critiseerde ik de
Nederlandse zucht naar perfectio
nisme ook op dit gebied.
Tk schreef o.a.:
Een minister van onderwijs heeft
eens gezegd, dat de opleiding van
leraren die een academische studie
volgen, hier enige jaren langer duurt
dan in België.
De Leidse faculteit voor wis- en
natuurkunde heeft indertijd geadres
seerd om er de aandacht op te ves
tigen, dat in Amerika en Rusland
verhoudingsgewijze veel meer stu
denten voor fysica studeerden.
Daarbij vermeldde de faculteit als
het ware terloops, dat de studie daar
2 a 3 jaar korter duurde.
Ik wees verder nog op de medede
lingen over de geringere kans van
Nederlandse geologen om in het bui
tenland werk te vinden, omdat zij,
wegens de lange studieduur en we
gens de lange militaire diensttijd re
latief te oud zijn voor beginners. De
Mammoetwet heeft aan de voorop
leiding nu nog een jaar toegevoegd
door de 5-jarige H.B.S. om te zetten
in een 6-jarige Atheneum.
Terwijl studenten over de gehele we
reld, naast de drang naar andere
maatschappelijke verhoudingen, ook
grieven doen kennen ten opzichte
van hun eigen positie, zijn daarvoor
bij de Nederlandse studenten nog
extra motieven.
De herzien,ing van het maatschap
pelijk onderwijs, niet- uitsluitend,
maar wel mede met het oog op de
werkelijkheid van kortere studieduur
is in volle gang.
Ik acht het vanzelfsprekend, dat de
studenten zich daarbij doen horen en
ook blijvend, inspraak willen hebben
bij het voor hen zo beslissende on
derwijs. Het is normaal dat er een
organisatie voor de behartiging van
hun belangen is gevormd, al is de
naam „Studenten Vakbeweging" m.i.
niet gelukkig. Dat studenten en
dan speciaal studenten, die al erva
ring met het hoger onderwijs heb
ben, doordat zij reeds een paar
jaar studeren vertegenwoordigd
zijn in colleges, die iets over de uni
versiteiten en hogescholen te zeggen
hebben, akkoord. Ik meen dat die
overtuiging reeds vrij algemeen is.
Ook de minister van onderwijs en
wetenschappen doet van zijn goede
wil blijken.
Dat de studenten intussen niet af
wachten, maar blijven ageren, is
weer hun volle recht. Maar ook hier
doet zich weer de kwestie voor waar
de grens ligt van wat toelaatbaar is.
Zij kunnen aandringen op zo groot
mogelijke openheid, maar niet in
een gebouw van de academische
raad trachten binnen te dringen om
zich daar van papieren meester te
maken.
Zij kunnen in vergaderingen zeggen
wat zij op hun hart hebben, ook in
gepeperde taal, maar zaken die voor
colleges bestemd zijn, kunnen zij
maar niet naar willekeur in beslag
nemen.
Als een oudere zoals ik, er op
wijst dat zulke methodes onaan
vaardbaar zijn en verhoudingen be
derven, die juist beter en opener
7,oüden kunnen worden, dan kan hij
er zeker van zijn, dat zulke opmer
kingen beantwoord worden, minder
met argumenten dan met een ver
wijzing naar zijn leeftijd. Ik zou het
echter een lafheid vinden als ik er
daarom maar het zwijgen toe deed.
Er zijn ook gevallen waarin stu
denten een houding aannemen, waar
toe zij tenvolle het recht hebben,
maar waarbij men toch aan de re
delijkheid kan twijfelen.
Prins Claus bracht onlangs een be
zoek aan Tilburg om zich van de
gang van zaken, o.a. aan de Til-
burgse Hogeschool, op de hoogte te
stellen. Hij wenste ook contact' met
studenten. Zij waren tot een gesprek
echter alleen bereid als de pers er
bij was. Daarop sprong het af.
Waarom mag een dergelijk onder
houd niet plaats hebben zonder pu
bliciteit? Het kan dan juist open
hartiger zijn. juist met een lid van
het Koninklijk Huis, dat in het pu
bliek niet licht zelf een oordeel zal
uitspreken, dat mogelijk van dat
van de minister zou kunnen afwij
ken. Veel moet openbaar worden be
handelt,' maar daarom is nog niet
elk vertrouwelijk onderhoud uit den
boze.
Sta ik dus kritisch tegen sommige
gedragingen van kritische studenten
dan wil dat niet zeggen dat ik geen
sympathie zou hebben voor het ge
voel van onbehagen van studenten
en in het algemeen van jongeren
tegenover bestaande maatschappelij
ke verhoudingen, omdat ik agressief
optreden tegen misstanden hier en
in de wereld niet zou waarderen.
Ik ben zelf toen ik 18 werd, toegj.
treden tot de sociale beweging
heb heel wat felle agitatie meege.
maakt, om te beginnen zelfs al toa
ik nog maar 16 was, het „woeügi
kwartaal" in begin 1903. Toen werd
na geslaagde spontane stakingen,
gepoogd eon wet, die staking ei
van spoorwegpersoneel verbood,
keren door een algemene staking,
die echter een volkomen misluk!
king bleek. Vergelijkt men echter
nu meer speciaal wat de arbei-
ders betreft de toestand van toen
met die vam nu, dan moet men er
zich van bewust zijn, dat toen de
vakbeweging niet werd erkend er.
dat nu een vruchtbaar overleg is ii
de Personeelsraad bij de Spoorweget.
dat er toen slechts een zeer beperkt
kiesrecht bestond, nu
mannen en vrouwen kiesrecht. ÏB
bij al wat te wensen overblijft
het duidelijk dat ook de sociale
positie van de massa der bevolking
sterk verbeterd is. Dat heeft de ar.
beiders terecht nog niet tevreden
gesteld, maar hen wel ik
er reeds op wat betreft de jonge
arbeiders minder agressief ge.
maakt.
Bij de studenten wordt sterker
het woord van Henriëtte Roland
Holst bewaarheid, dat ik meermalen
heb geciteerd'. „De vlam der geesl-
drift brandt helst in jeugd".
Moge de vlam blijven
niet verwoestend maar warmte en
licht verspreidend.
Twee gegevens waarover de
laatste tijd veel gepubliceerd
wordt, vormen samen op raadsel
achtige manier een aanwijzing dat
het probleem van de macht in
de samenleving acuter en onop
losbaarder is dan ooit. Het eerste
gegeven is de uitspraak van de
zelf nogal machtige werknemers
leider Mertens, dat de werkelijke
macht in ons land in handen is
van ongeveer tweehonderd men
sen. En dat zijn dan niet minis
ters en volksvertegenwoordigers,
maar industriëlen, commissarissen
en vakbondsleiders die achter de
schermen de touwtjes in handen
houden. De onthulling was waar
schijnlijk zo schokkend, omdat die
macht, als zij bestaat, zich aan
de controle onttrekt en dus clan
destien is. Dat geeft ons dan het
gevoel op grote schaal gemanipu
leerd en bedrogen te worden. En
we staan daar machteloos tegen
over, want die werkelijke macht
valt niet samen met de officiële
macht, waarover we wel min of
meer een democratische controle
hebben. In dat onderscheid tussen
werkelijke en officiële macht ligt
het probleem; er zou geen niet-
officiële en oncontroleerbare
macht moeten zijn. Maar werke
lijke macht lijkt nu juist hierin
te bestaan zich aan controle te
kunnen onttrekken. De tweehon
derd. zo wordt het voorgesteld,
hebben de macht zonder daar of
ficieel rekenschap van af te leg
gen: zij hebben ook de macht
over de officiële macht en zijn
dan de listen van de machtheb-
bers te onthullen.
Ik vind het altijd een beetje
naïef dan van een linkse tirannie
te spreken. De vraag is namelijk,
wie op deze manier met de winst
gaat strijken, de macht of de op
positie. En mij dunkt dat
vraag belangrijker is dan die ran
de eerlijkheid van de methode,
Waarschijnlijk is het eerlijke;
openlijk een doel na te stieva
dan er achter de schermen aai Ie
werken, maar op de eerste pi® I
veronderstelt dit, dat het M
buitengewoon duidelijk voor ojtn
staat, zo duidelijk dat het niet
gaandeweg andere en meer vage
contouren gaat tonen. En dat laat
ste gebeurt praktisch altijd: de
beschikbaarheid van de middelen
beïnvloedt de doelstelling. Maar
op de tweede plaats: als publici
teit de tegenpartij de wind in de
zeilen bezorgt en op grond daar
van door die partij bevorderd en
gekocht wordt, dan moet ervan
afgezien worden. Eerlijkheid is
niet alleen geboden tegenover het
publiek, maar ook tegenover de
zaak waarvoor wij staan.
Ik geloof dus dat de rebellen
zich vergissen door de publiciteit
te zoeken. Zij vinden dan alleen
de publicitait, maar hun „gevaar
lijke" invloed wordt uitgeschakeld
of ten zeerste beperkt. In dit op
zicht kunnen revolutionairen veel
leren van de machthebbers. Als
het hun om invloed en werkelpe
macht te doen is, moeten zij van
publiciteit afzien. Als zij niet van
dus oppermachtig. Deze voorstel
ling van zaken sluit ook in dat
de tweehonderd het onderling he
lemaal eens zijn en op een in
tense manier samenwerken. Maar
dat klinkt bijna ongeloofwaardig.
Toch zal hij die gelooft dat ze
macht hebben, ook het geloof in
hun onderlinge eendrachtige sa
menwerking moeten opbrengen,
en wie het eerste bewijzen wil,
moet ook het tweede bewijzen,
dus de populaire overtuiging dat
grote honden elkaar niet bijten,
waar te maken. Dit wordt gewel
dig bemoeilijkt door de grote ge
heimzinnigheid waarmee deze
macht wordt uitgeoefend. De
tweehonderd lijken het al op zijn
minst hierin met elkaar eens te
zijn, dat zij een afkeer hebben van
publiciteit. Misschien vinden ze
die ordinair, maar waarschijnlijk
is, dat ze die gevaarlijk vinden
voor hun macht. Het goud zwijgt
vanouds. Evengoed zoekt het zil
ver vanouds achter dat zwijgen
ontzettend diepe bedoelingen ot
bijbedoelingen, en dat bepaalt de
zwakheid van de hier weergege
ven redenering. Waar gezwegen
wordt, hoeft om die reden nog
geen macht te zijn. Er kan ook
grote onbenulligheid zijn.
Het tweede gegeven is dat in
hetzelfde land precies bekend is
wie de rebellen en revolutionai
ren zijn en wat die zoal in het
schild voeren. Zij treden dan ook
veel openlijker op dan de macht
hebbers. Zij schuwen de publici
teit niet, maar lijken die eerder
te zoeken. En de publiciteitsmedia
op hun beurt schijnen er meer op
uit te zijn het revolutionaire en
protesterende geluid te signaleren
publiciteit afzien, is het hun oro
de publiciteit te doen en werkt óe
publiciteit onherroepelijk als e®n
list van de macht die de rebel
gelegenheid geeft zijn onmachtig®
kreet te ventileren om hem daar
na nog steviger in te spinnen.
Revolutie is ondergronds tot op
het moment dat zij werkelijk
slaagt. Praten en schreeuwen over
de revolutie houdt de revolutie
tegen en versterkt de contra-reve-
lutionaire macht. Wie zijn plannen
luid aankondigt, lijkt nauwehj»s
te streven naar de realisatie daar
van. Het moet voor de machtheb
bers komisch zijn om te zien hc®
een ondergrondse beweging moei
te doet om publiciteit te krijgen
en zich om te zetten in een duide
lijk herkenbare ondergrondse-stri-
Gezien de structuur van de wer
kelijke macht even aangeno
men dat de opmerkingen over
tweehonderd juist waren is
geen meer efficiënte manier om
zijn onmacht tot in alle eenv"r'
heid te continueren. Rebellie
wordt zo, wat de padvinderij vroe
ger was: een snuifje ruigheid u1
een burgerlijk en consumptief be
staan.
Wanneer de verhoudingen
liggen, moet de volmaakte rebel
zich als een volmaakte conform»
gedragen en hoort de ideale op
positie in de regeringspartij thuis-
Dat is meer dan een list of een
cynische poging de macht m®
haar eigen wapens te verslaan.
Het is een geweldloze slimhei
die haar kansen zoekt waar ni
het meest reëel zijn, en r
methode die het meeste effect n -
looft, al is het misschien n*
minst spectaculair.
BREDA - Alle politiekorpsen
bedolven onder telexbericht
terugbrenging van minderjar
er jongens en meisjes wegge
waren er bij elkaar vele Hon
21 jaar. Het daggemiddelde b
Bij de appèls op de politieburea
wordl elke vermissing aan
straatagenten, rechercheurs, led
van de kinderpolitie en de
politiefunctionarissen die zich
bezighouden met de controle i:
alle mogelijke horecabedrijven
doorgegeven met een signalemi
„In de zomermaanden wordt hi
voor de politiemensen ondoenli
zo niet onmogelijk die honderde
signalementen te onthouden. D(
politieman za] voor zich zelf
een schifting maken. Hij zal hel
ernstiger vinden wanneer er
iemand van twaalf jaar is
weggelopen dan iemand van lt
of twintig jaar". 1
Dit zegt de Bredase commissaris
van politie, de heer H. W. E. M|
van Goethem. Zijn niet geringe
ervaring heeft hem aan het
denken gezet. De commissaris
vraagt zich af of het langzamer
hand geen tijd wordt dat de
1
The Golden Earrings
De oude Outsiders bestaan
ruet meer. Na een lange platen-
uite zijn de vier jongens, die
onder die naam speelden, met
«en nieuwe elpee uitgekomen,
oie sterk afwijkt van wat we van
nen gewend waren.
Onder de mysterieuze titel
brengt The Outsiders een
v, nieuw pop-repertoire.
Voor de echte fans zal de ver
rassing met zo groot zijn omdat
m de life-optredens op deze
omzwaai ypo-«"<eid zijn. Voor
ons kwalificeert The Outsiders
rm,, e nieuwe muzikale
opvattingen opnieuw bij de Ne
derlandse topgroepen. Hoe
We echter ook zijn
SmLk6 kwaliteit. we kunnen
er toch nog moeiiijk een eigen
geluid m ontdekken.
zieh°nS ïnziens heeft de groep
zich n°g te veel [aten leiden d<jor
Pop- en undergruund-voor-