VAN HET
DELIRIUM
EEN VADER
50 JAAR
BOND
RANDSTABCULTUUR EN
ZUIDWEST-NEDERLAND
Van Geyt brak
zijn troon af
voor een
expositiezaal,
en goed.
INTEGRAT1E-INTEGRATIE-INTEGR
1NTEGRAT1E-INTEGRATIE-INTEGR
INTEGRAT1E-INTECRATIE-1NTEGR
Faja Lobbi
Kermis in
de regen
Stem van
het water
ioszef Katüs
Ochtend van
zes weken
Rififi in
Amsterdam
Makkers staakt
uw wild geraas
Dans van
de reiger
DE STEM VAN ZATERDAG 16 NOVEMBER 1968
wm///W/iWfl
e jaren plezier van
ti nauwelijks wensen.
AANSCHAF
lloemgracht 171-173, X
020 - 24.97.36 4
eit wordt op korte
iriaatswerk, de ver-
het typen van we-
(bij voorkeur gymna-
loderne talen,
loofd van de afdeling
DE N.C.B. g.a.
en te HAZELDONK
a. bedrijfsgoederen.
jgelijk dagelijks tus-
Negen maanden vóór trompetsignalen op de slagvelden
van 1918 de wapenstilstand aankondigden, welke de
eerste wereldoorlog beëindigde nodigde een inwoner
van Utrecht, de heer D. Hamburger, zijn vakgenoten uit
om in de bovenzaal van café Schiller aan het Rembrandt-
plein te Amsterdam een andere strijd te beginnen. Een
gevecht tegen onbegrip. De heer Hamburger „deed in
film" en had een „bioscoop".
r^eze lyrische zinnen vormen, na
50 jaar Nederlandse Bioscoop
bond, in het jubileumnummer van
„Film" de inleiding op een stuk
filmgeschiedenis; althans de com
merciële kant ervan. Voor zo'n
broodwinning trok, aldus de kro
niekschrijver, in die tijd half Ne
derland zijn neus op. In 1907 eiste
een dagblad, „dat alle bioscopen
gesloten moesten worden" of ten
minste een controle moest komen
op de barbaren, die in dit bedrijl
hun lage lusten botvierdenPest-
holen en gruwelkamers" heetten de
theaters. En A. B. Kleerekoper
schreef in het sociaal-democratische
Het Volk: „Ronduit gezegd heb ik
een haat tegen de bioscopen. Wat
de aardappel en de margarine zijn
voor het ljjf van Jan Proleet, dat is
de bioscoop voor zijn geest". De
filmexploitanten waren ervan on
derste boven dat hun werk „me
disch" werd afgekraakt. En dat,
terwijl Max Nabarro een groep
dronkaards uitnodigde in de bio
scoop aan de Pieter Aertszstraat te
Amsterdam om hen „De Vloek van
de Alcohol" of „Het Delirium van
een Vader" te vertonen. De over
heden schakelden „kermisspul" en
film gelijk.
Jn 1896 werd in de theaterzaal van
het Scheveningse Kurhaus de
eerste doorlopende voorstelling
(met 12 filmpjes van de gebroeders
Lumiere) gegeven. De namen van
Willy Mullens en Van Slieker zijn
met de start van de film in Neder
land verbonden, zoals de naam D.
Hamburger met een kroontjespen
geschreven staat op de geboorteacte
van „De Bond van exploitanten van
Nederlandse Bioscopentheaters". De
eerste voorzitter was Loet C. Barn-
stein. Nederland is steeds uniek ge
weest in het verzinnen van bon
den. En zo is deze bond ook een
witte raaf in de wereld van de film.
In 1919 was de overgang van de
film van kermistent naar theater
al duidelijk zichtbaar. Het bedrijf
verdween van het kermisterrein en
werd „een meneer". Het aantal be
zoekers groeide gestaag. De tweede
wereldoorlog gooide roet in het
eten. Maar als we „Film" mogen
geloven kreeg de Nederlandse
bioscoopwereld nadien een schit
terend web van relaties en een sti
mulerende invloed op het Europese
produkt. Honderden miljoenen gul
dens zijn gemoeid met de economi
sche basis van het culturele film
bedrijf, die een waakzaam apparaat
vereisen om de onafhankelijkheid
van honderden families te bewaren
tegen internationale en nationale
ontwikkelingen in. Een apparaat,
dat traditionele en geen speculatie
ve geborgenheid geeft in een kader
dat de vrije ondernemersstand be
vordert, aldus een tekst die nog
aangehaald wordt in Film.
Tn de jaren tussen 1945 en 1968
gingen 1.286.709.000 Nederlan
ders naar de bioscoop. In alle Ne
derlandse theaters samen werden
sedert 1945 ruim negenduizend
films vertoond. Al die bezoekers
betaalden samen 1.500.000.000 gul
den aan entreegelden, waarvan
300.000.000 gulden naar de belas
ting ging. De t.v. dreigde een wig te
slaan (en deed dit tijdelijk) in deze
getallen. Maar het „samen naar de
film, ja, gezellig" heeft invloed ge
had. Met enige trots laat „Film"
prins Bernhard zeggen: „Ik beleef
meer plezier aan film in een zaal
dan op de t.v.. Een film wordt daar
zo klein".
Tussen 1 januari 1958 en 13 no
vember 1968 gingen 33 Nederlandse
speelfilms in ons land in première.
Te zamen trokken deze films meer
dan elf miljoen bezoekers. De mees
te trokken: 1 Fanfare, 2 Alleman,
3 De overval, 4 De zaak MP, 5 Jen
ny, 6 Als twee druppels water, 7 De
stem van het water, 8 Mensen van
morgen, 9 Faja Lobbi, 10 Makkers
staakt uw wild geraasAls laat
ste 5 staan genoteerd: 29 How to
grab the ring, 30 De vijanden, 31
De minder gelukkige terugkeer van
Joszef Katüs naar het land van
Rembrandt. 32 Fietsen naar de
maan. 33 Ongewijde aarde.
Tj1 r is meer dan alleen de Bioscoop-
bond, die veel heeft gedaan
voor de ontwikkeling van het me
dium film in ons land, maar ook
bepaalde ontwikkelingen heeft af
geremd door een commerciële in
stelling. Over het Filminstituut, de
Filmacademie en het Filmmuseum
worden in het jubileumnummer
van „Film" interessante en oriën
terende dingen verteld. Verder is
er te lezen over nieuwe theaters,
de techniek van het filmbedrijf,
filmweken, de bioscoopwet, verma
kelijkheidsbelasting en dergelijke.
Vermeld dient nog de Stichting Bio
Vakantieoord, waar vele hulpbe
hoevende kinderen plezier aan be
leefden en nog beleven. Ter gele
genheid van het jubileum is er een
verrukkelijke langspeelplaat voor
Bio uitgekomen Drie x drie 9,
waarop talloze liedjes van beken
de Nederlandse artiesten.
„De film heeft met de Griekse
god Hermes gemeen altijd in de
eerste plaats in verband te worden
gebracht met koophandel, terwijl
zij evengoed andere eigenschappen
gemeen hebben, namelijk wegbe
reider te zijn van nieuwe dingen,
bevruchter te zijn van geest en den
ken, opvoeder te zijn en boodschap
per", aldus bondsvoorzitter J, Bos
man. En hij vervolgt: „Wie zal in
dit licht nog twijfelen aan de toe
komst?" In dit licht niemand.
mu
WAT zouden Jan en Mien, Jefke en Rosalie ervan denken? Waar
schijnlijk denken zij er helemaal niet over. Zij doen gewoon.
Anderen die nog niet bezig zijn, of menen te weinig te doen,
breken zich het hoofd over „culturele integratie". Dat „integreren"
heeft dan in dit geval iets te maken met de Benelux; dat „culturele" heeft
dan te maken met.... ja wat? Dat zaten we te bedenken tijdens de zoveelste
Vlaams-Nederlandse dag; voor journalisten ditmaal in Knokke. Dat ligt
halverwege tussen Brussel en Den Haag, waar de minister van Nederlandse
cultuur in België F. van Mechelen en mej. dr. M. Klompé, minister van
C.R.M. „de" cultuur maken (en breken). Zij zaten allebei méé te „leuteren"
(aldus forumlid Karei Jonckheere). Maar Brussel is geen Vlaanderen en
Brabant, Zeeland en Limburg geen Den Haag. De aanwezige journalisten
kwamen hoofdzakelijk uit deze streken. De streken waar deze integratie, dit
samen cultureel zijn en doen de meeste mogelijkheden biedt.
Vn tochwanneer op de zoveelste culturele studie, verdiepings, ontmoe-
tingsdag over cultuur gesproken (vooral gesproken) wordt, dan kun-
len we ons niet aan de indruk onttrekken, dat bij de meeste aanwezigen
het begrip „cultuur" te begrensd is. Er wordt gedacht in termen en insti-
uten van om het samenvattend te zeggen een Randstadcultuur. Het
is nu eenmaal zo dat daar hoofdzakelijk „de" cultuur gemaakt wordt.
Ook de uitlopers ervan in de provincies hebben deze signatuur. Dat is geen
ramp. Deze invloed dient niet gestopt. Maar wel blijkt, dat deze nogal
dure cultuur maar twee of drie procent van de bevolking in ons gewest
bereikt. Die horen er ook bij; maar de rest dan? Wanneer na veel pijn
en moeite het Holland Festival in Middelburg ook eens een concert heeft
georganiseerd, moet het worden afgelast wegens gebrek aan belangstelling.
Met hoeveel kunst- en vliegwerk krijgen de schouwburgdirecteuren hun
zalen hier (niet) vol? Blijkbaar heeft deze Randstadcultuur nog geen (of
onvoldoende) klankbodems in deze streek.
pn dan de integratie tussen Jefke en Mien, tussen Jan en Rosalie. Die is
er wel. Plaatsen als Sluis, Hulst, Roosendaal en Breda bijvoorbeeld
zijn daar illustraties van. Maar dat is een integratie op boodschappen- en
marktniveau (om de huwelijksmarkt dan nog maar buiten beschouwing
te laten). „Wij zijn er in theorie van overtuigd dat een steeds verdere
integratie tussen de volkeren noodzakelijk is, dat de cultuur daarin een
belangrijke rol kan spelen en zelfs voorop kan gaan en dat we daarbij in
de eerste plaats denken aan verwante, naast elkaar gelegen landen. Als
het echter op de praktijk aankomt, blijkt het niet zo eenvoudig", aldus
Marga Klompé, tijdens deze samenkomst. Dat de cultuur voorop loopt
in West-Brabant en Zeeland bij deze integratie kan moeilijk gezegd
worden. We maken ons wel dik om goede verbindingswegen met onze
beste buren of maken ruzie om de beste brokken. Wij drinken daar 'n
Trappist of zfj komen hier winkelen; er zijn wat los-vaste uitwisselingen.
Er blijkt een familieband te bestaan. Maar van een echte culturele uit
wisseling, van een samenwerking op cultureel terrein (lees: van het
scheppen van een prettiger leefklimaat in Zuidwest-Nederland en een
aanverwant gedeelte van België) is praktisch nog geen sprake. Nu kunnen
degenen, die hier zorgdragen voor goede Randstadcultuur wel denken
en vanuit dit begrip terecht dat het niveau van culturele manifestaties
in Antwerpen, Gent en Brugge wat lager ligt, toch zou het wel eens
kunnen zijn, dat juist deze vormen beter aansluiten bij het denk- en leef
klimaat van Zuidwest Nederland. „Gezamenlijk overleg en initiatieven
op dit terrein zuilen nodig zijn. Maar dat volstaat niet. Er zijn veel privé-
initiatieven nodig. Wij blijven ambtenaren en kunnen minder dan u. In
de wereld van schaalvergroting en grotere consumptie is cultuur een uit
daging", zei de Belgische minister Van Mechelen.
Qpvallend is, dat het initiatief en de programmering van Zuid Neder
landse Ontmoetingen (met een zeer uitgebreid en aantrekkelijk pro
gramma) in Eindhoven ligt. Er kan kritiek geplaatst worden bij de wijze
van programmering, maar het initiatief en het enthousiasme daarbij is
lofwaardig. Het zou zaak zijn een dergelijke onderneming ook eens voor
Zuidwest-Nederland op poten te zetten. Allerlei officiële ontvangsten en
studiedagen en dergelijken kunnen tot het kleinste programmapunt gere
duceerd worden. Het zou een doorlopend volksfeest in de beste zin van
het woord kunnen worden. Voorlopig (zeker tot 1970) zullen wettelijke
en juridische voetangels en klemmen het grensverkeer nog bemoeilijken.
We denken maar aan het in- en uitklaren van de muziekinstrumenten
van een harmonie of van de decors van een toneelgezelschap. Politieke
beslissingen zijn hard nodig om de gewenste integratie wat soepeier te
laten verlopen.
Qver enkele jaren zal het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord vijfen
twintig jaar oud zijn. Inhoudelijk is het aan vernieuwing toe. Het
is niet ondenkbaar, dat een theoretische vernieuwing van dit akkoord
wordt aangedragen door een daadwerkelijke culturele integratie van
Zuidwest-Nederland en een groot deel van Vlaanderen. Maar dan zal er
nog wel iets moeten gebeuren. De mogelijkheden liggen er. Wie neemt
het initiatief?
HENK EGBERS
Al vijf jaar lang streeft de heer
P. A. van Geyt te Hulst in
Zeeuwsch-Vlaanderen naar
een synthese van zijn boekhandel
met een expositiezaal voor wer
ken van beeldende kunst. En ge
zegd moet worden: met succes.
„Ik heb er zelfs mijn troon voor
afgebroken", zegt Van Geyt
lachend. Inderdaad, wie tot voor
kort de gezellige boekhandel „in
den seonen Boek" binnenkwam
zag aan het eind van de lang
werpige winkel een kerkorgelach
tige verhoog en wie zich met Von
del afvroeg: Wie is het die zo hoog
gezeten? zag meteen het ant
woord voor zich in de vorm van
de kalende schedel van de heer
Van Geyt, die er bovenuit stak.
"TTJe leven nu eenmaal in een tijd
waarin tronen worden afgebro
ken en vóór anderen het de mijne
deden, heb ik het zelf maar gedaan.
Nu heb ik er een stukje expositie
zaal bijl", zegt Van Geyt, gezeten
op zijn stoel in het zitje van de
nieuwgewonnen erkervormige
ruimte. Daar zijn wij neergestreken
voor een geurige thee en een trom
mel kingsize-speculaasjes, zoals die
alleen in Hulst en dan alleen nog
maar omstreeks Sinterklaas gebak
ken worden. Aan de wand een paar
grote aquarellen van Kees Verwey
uit Haarlem, een paar schilderijen
van de Vlaamse schilder Staf van
Elzen, blijde landschapimpressies,
grafisch werk van Octave Landuyt,
eveneens een Vlaming van interna
tionale rang en bekendheid. Het
werk in de erker maakt deel uit
van de expositie Werken van grote
Schilders, in het teken waarvan ook
de rest van de boekhandel en de
aparte expositiezaal staat. De be
kendste namen uit Nederland en
Vlaanderen zijn vertegenwoordigd
en wat meer is: elk hunner is met
goed en representatief werk aanwe
zig: Gerrit Benner, Herman Berse-
rik, Paul Delvaux, Dirk van Gel
der, Aad de Haas, Jan van Heel,
Kamerlingh Onnes, Harry v. Krui-
ningen, Wim Oepts, Rik Slabbinck,
Co Westerik, A. C. Willink.
L7oe bent u er toe gekomen deze
grote en belangrijke expositie
bij elkaar te brengen?
„Nou, de eerste opzet was: probe
ren die schilders waarvan je in
Hulst toch nooit een éénmansten-
toonstelling kunt organiseren, te
verenigen in een groepsexpositie
om toch eens één keer iets van hun
werk te laten zien".
En dat is dus gelukt? Met veel
moeite?
„Met veel moeite, ja, In de zin
dat ik er een halve auto aan ver
sleten heb het werk uit alle delen
van Nederland en België persoon
lijk af te halen, moeite met verze
kering en inrichting van de exposi
tie, maar de kunstenaars zelf heb
ben alle medewerking spontaan ge
geven".
Deze expositie is een bloemle
zing uit de hedendaagse Nederland
se en Vlaamse schilderkunst, laat
ons zeggen tot en met de midden
generatie de jongeren ontbre
ken en heeft dus meer dan re
gionale betekenis. Hebt u ook nog
plannen met de vele niet onbelang
rijke kunstenaars uit de Zeeuwse
gewesten?
„Ja, in die sector broei ik ook
op plannen, ik zal ze zeker niet ver
waarlozen zoals ik tot nu toe bij
mijn tentoonstellingen ook altijd
beurteling of tegelijkertijd Neder
landers en Vlamingen gebracht
heb".
lyjaar laten wij niet vooruitlopen
1 op de plannen van de heer Van
Geyt voor de toekomst. Voor het
ogenblik is er deze expositie „Wer
ken van grote Schilders", die een
doorsnede geeft door de eigentijdse
schilderkunst zoals die in klein be
stek en op kleinere plaatsen in
Zuidwest-Nederland zelden of nooit
te zien is geweest, en die tot 1 ja
nuari 1969 iedere dag geopend blijft,
een unieke en hoogst belangrijke
tentoonstelling. Waarom? Niet om
de grote namen, maar om het werk
dat die grote namen vertegen
woordigt. Ik voor mij denk aan een
kostelijk humorvol schilderijtje als
Het Luchtschip van Herman Bei-
serik, aan een paar doorgloeide
bloemenstillevens van Kees Vei-
wey, een prachtig naïef stukje met
kinderen van Kamerlingh Onnes
een sterk stilleven van Rik Slab
binck, aan alle hier aanwezige gra
fische bladen van Harry van Krui-
ningen qua techniek en vormge
ving een vreugde voor het oog, een
klein schilderijtje met mensen van
Paul Delvaux Maar u moet de
ze expositie zelf gaan zien, er is
voor elck wat wils op het hoogste
mveau.
WILLEM ENZINCK