joffer-juffrouw-mevrouw METER SCHEEN WERKT AAN KUNSTENAARSLEXICON: 16.000 GROTEN EN KLEINEN JACOBA SURIE: „VERSCHRIKKELIJK AARDIGE TUD GEHAD' AKKE SINS: „TECHNISCH VEEL GEBEURD LAATSTE JAREN MADO SCHOOLMEESTERS: „|K HEB WEL EEN VLAAMS PALET h museum De Beyert5 te Breda exposeren drie vrouwen. Vanaf va is de ten ling te z Hoewel li alle drie een S be nmiddag oonstel- en. un namen net innen is er gee verwantschap in hun artistieke werken. Wat zii gemeen hebben is een vermogen om met kwast of burijn vormen weer te geven, die in staat zijn ons te boeien of te ontroeren. Interessant is ook de vergelijking die zich opdringt. Drie vrouwen, drie expressievormei: drie talen uit verschillende oeriodes. Tot 2 december dagelijks in De Beyesd. DE STEM VAN ZATERDAG 2 NOVEMBER 1968 ZE IS in haar negentigste levensjaar. Iedere middag om twee uur klimt ze nog tientallen treden op naar haar atelier. Tot zes uur werkt ze daar aan een traditie. Zij is de laatste der Amsterdamse joffers. „Ja, het is naar", zegt Jacoba Surie, „na het verlies van mevrouw Westendorp, ben je zo alleen over. Niemand meer om gedachten en oude herinneringen mee uit te wisselen". Maar wie de twinkelende ener gie in haar persoonlijkheid bemerkt, weet dat de groep van de acht joffers haar „jong" heeft gehouden; haar mentale instelling en haar werkdrift. „De modernen? Het is vaak razend knap, maar ik kan het met mijn her sens niet meer verwerken. Ik beperk me tot mijn eigen tijd". Die eigen tijd proef je nog in haar kamers: het oude Amsterdam met de welgestelde allure van een gezeten burgerij. Grote olieverfportretten van overgroot ouders aan de wand. Kabinet met familiegeschiedenis in zilveren lijstjes gevat. Precieuze kopjes dampende koffie op tafel; ernaast kristallen glaasjes likeur. Talloze schilderijen van eigen hand en haar artistieke vriendinnen; stillevens en portretten. Uitzicht op de Joh. Verhulststraat. "IK HEB het mooiste leven wat er bestaat. Maar „Lukas" en „Arti" zijn niet meer die verenigingen zoals vroeger. „Arti" is ordinair geworden. Ik ben sedert 1906 lid en heb nu vaak op het punt gestaan te bedanken. De vroegere vergaderingen waren allemachtig aardig onder het genot van een glas wijn en kienspelen. Onder de oude Luns de vader van de huidige minister hadden we zo'n pret. Het is nu een herrie-troep, die alles wil veranderen. Toen hadden we veel meer een homogeen gevoel. Met ons achten de joffers hebben we ook een verschrikkelijk aardige tijd gehad. Juffrouw Van den Berg en ik hadden onze ateliers naast elkaar aan de Keizersgracht. Woensdags was het altijd ontvangdag. Erg leuk. Eens lieten we een accordeonspeler komen, die in de Amsterdamse straten zo prachtig speelde. In plaats van een hondje had ik een konijntje met een lintje om. Hij wist waar hij zijn behoeften moest doen: in de paraplubak. Ik zie die dingen nog voor me. Vaak hadden we onder elkaar heftige ruzies, maar het liep altijd goed af. We waren hetzelfde genre mensen. Twee da mes trouwden; de rest waren vrijlopende dames. TVTIJN benen zijn slecht, maar mijn kop is nog goed". Het atelier is enkele L -*• verdiepingen hoger. Trouw werkt ze er iedere middag van 2 tot 6 uur. Nog steeds. Enkele stukken board dempen het invallende licht door de ramen. Overal tubes, kwasten en potten. Maar vooral veel schilderijen. Doeken, die verteilen van een voorbije periode in de schilderkunst. Maar ook duidelijk is het artistiek vermogen dat als een vertelling uit het ver leden blijft boeien. Tussendoor prenten en vergeelde foto's die voor haar dierbare herinneringen zijn en haar energiek houden. „Dat is Van Westen dorp; die deed alles. En dat is Ritsema; een beetje academisch hu daar houd ik wel van, want daar ben ik grootgebracht Dat is een zelfportret. Wanneer? Ik denk een veertig jaar geleden. Ik kreeg er de Arti-medaille voor. Koningin Wilhelmina kwam er naar kijken (ik had voor die gelegenheid een bont geleend, want mijn vriendinnen vonden, dat ik er niet deftig genoeg bijliep) en stelde veel vragen. En die aquarel heb ik gemaakt op een boerderij in Meerssen. Wij waren daar met alle dames bijeen en werden geboeid door het interieur. En iedereen aan de slag, behalve Brouwers, want die kon dat niet zo snel Dat vind ik nu lelijk. Het is te zwart". JUFFROUW Surie wendt haar hoofd, boven het zwarte vlinderstrikje af en kijkt liever naar de lichte toets van haar latere schilderijen. „En", zegt ze, „vind je dat niet leuk.?" Het is een prent gemaakt door een achtjarige: De Beatles. „Ja, vissen schilderen was ik gek op". Je proeft de „Amsterdamse bokkum"; hij hangt er. „Nee, dat fruit mag nog niet naar Breda. Daar wil ik nog wat aan prutsen Toch zijn verschillende doe ken in De Beyerd nog nat; werk van de laatste vijf jaar. Werk uit een voorbije periode, maar om verschillende redenen nog springlevend. ONZE tijd kent geen joffers meer. Dat denk je, wanneer je op de werk kamer van Akke Sins zit. Een kamer van deze tijd, met uitzicht op een fantasieloze Tilburgseweg in Breda. Weinig poëzie, maar „clean"; een telefoon; effen muren. Tegen de muur staan twee pren ten; poëzie van lijn en kleur. Vooral haar werk uit de laatste tijd ademt een „romantischer" sfeer. „Ja, er is technisch veel gebeurd, de laat ste jaren", zegt zij. „f1RAFICA" noemt ze zich. „Het is vooral grafisch werk, dat ik laat zien in De Beijerd. Er is ook tekenwerk bij; vooral reisschetsen als neer slag van een reisbeurs in 1965. Ben toen naar Italië geweest. Had ook wel naar Israël kunnen gaan, maar in Italië is nog zoveel te zien". Dat is ook voor een belangrijk deel te zien op haar tentoongestelde werk: veel zuidelijke impressies. Eerst getekend en later thuis uitgewerkt in houtsne den of lino's. „Ja, de lino is voor mij een ontdekking van de laatste tijd. Ik wist aanvankelijk niet dat je er zoveel mee kon doen". Ze werkt er even nauwkeurig mee als dat gebeurt in het hout. „Het is millimeterwerk, want het moet precies in elkaar passen". Dat in elkaar passen slaat op de ver schillende drukken over elkaar heen. In drie kleuren. Prachtige kleuren. „Die heb ik in België ontdekt. Je kunt ze zo prachtig mengen. En zo zijn er prenten ontstaan, die verenigen een lino-techniek, de hout-gravure, fees telijk gedempte kleuren en zuidelijke impressie. Het statische van haar vo rige werk nauw verwant aan de hout-gravure is wat doorbroken naar vrijere vormen, waarin zich toch niet het bste van een grafica verloochent. Zó ontstonden er ook „bloesemtakken". "IVTAAR ook de echte houtgravure is er nog. „Nee, gelegenheidsgrafiek J-'-*- wordt niet zoveel meer gemaakt". Toch heeft ze juist met deze tech niek een opdracht voltooid voor de Bredase postzegelvereniging, die 75 jaar bestaat. Minutieus uitgewerkt de Grote Kerk. gevat in een gelegen heidstekst. Een parochiestempel voor Rucphen. Ex-Libri voor schoolbiblio theken. Een zeer kundig en fraai gesneden bidprentje voor een overleden moeder van drie kinderen. Vaak houdt ze de natuurlijke vorm van het houtblok aan. „Meestal gebruik ik kops-palm. Die stukken palmhout kun je zo meebrengen als je eens in zuidelijke streken komt. Ja, kops-peren gebruik ik ook wel eens". Op zolder heeft ze zelf een pers staan, waarmee ze de afdrukken maakt. Dat is een nauwkeurig werk, waarbij veel factoren meespelen. Eén ervan is duidelijk te zien. Een afdruk, door haarzelf ver vaardigd, op Japans papier. De rulheid van deze papiersoort verlevendigt lijn en kleur. Daarnaast een afdruk op gladder papier. Voor grotere opla gen vervaardigd door een bedrijf. Het is duidelijk te zien, hoezeer de ex pressie aan waarde heeft ingeboet. KICE SINS geboren in Friesland, is leerlinge geweest van Levigne aan de Jan van Eijck-academie in Maastricht. Een graficus, die zijn leerlingen een „stempel" meegaf. Zij heeft er zich steeds meer aan ontworsteld en is gegroeid naar een eigen, vrouwelijke stijl. Ze geeft les sen aan de Beeldenaar, het instituut voor amateuristische expressie, in Breda. „Het is heerlijk; vooral dat bezig zijn met kinderen. Ja, die zijn nog ongecompliceerd en niet bepaald. Er ontstaat ongetwijfeld een wis selwerking, wat een weerslag heeft op je eigen werk". De deur van haar kamer gaat open. St-Franciscus staat voor je. Het licht straalt ruim door het „grafische" glas in lood-raam. „Ja, ook van mij. Ik heb vroeger nogal wat ramen gemaakt. Onder andere in de kerk aan de Driesprong in Breda en in een meisjeslyceum hier. Maar met de kerkelijke opdrachten is het momenteel afgelopen". Als voor zovele an deren. „De kerk" was vroeger een van de grote opdrachtgevers voor de kunstenaars. Dat was Dat er in De Beyerd drie vrouwen tegelijk exposeren vindt ze wel „een grappig idee". „Maar het werk heeft onderling niet veel met elkaar te maken. Bovendien stammen het werk van Mado en mij uit een geheel andere periode. Maar het is misschien wel grappig om het naast elkaar te zien. BIJ HET schilderen ben ik geen mevrouw, maar een vrouw. Daarom signeer ik mijn doeken ook altijd met mijn meisjesnaam: Mado Schoolmeesters. Mijn vijf kinderen vergroeien ermee, dat ze een artieste-moeder hebben. Ik was er zelf ook mee vergroeid, want mijn vader was beeldhouwer in Brussel. En dan ontstaat er een situatie in huis, dat je nog tijd vindt om te schilderen, vertelt ze, te midden van een groot aantal doeken. Een feest van kleuren, vlakken en lijnen. „Vlaams praat ik niet graag", zegt ze in perfect Nederlands met een licht Frans accent. „Maar ik heb wel een Vlaams palet, vindt u niet?" PEN OUD herenhuis aan de Bredase Baronielaan. Het was uitgewoond door drie gezinnen. Maar nu is het de heerlijke ruimte, die een ar tiest nodig heeft. Zij en haar man de schilder Janus Nuiten, maken er wat van. Er zijn plannen voor een galerie. Het zal de eerste van Breda zijn. Waarmee een zotte situatie doorbroken wordt. Dochtertje Frangoise kijkt om het hoekje van de deur en is vlot met haar Frans. Haar eigen kinderen inspireren haar. Er was een beer kapot. De kapotte beer met „de vormen van het vierjarige kind" is vastgelegd in olieverf. Die beer blijft meespelen. „Ik speel een beetje piano", zegt Mado, zonder pre tenties er was een meneer, die mij vertelde over zijn koor; de beer van mijn kind Kijk; „Zingende beren" noem ik dit doek. „Een beren koor boven een „balustrade" van toetsen. En zo inspireren haar de din gen, die ze iedere dag meemaakt. „Ik heb pas leren fietsen en deed dat in het bos". Het Bos. „Carnaval vorig jaar was voor mij erg prettig". Car naval. „Mijn zoontje brak een arm". Jongen met mitella. Toch blijven ook schepen, havengezichten en het water als inspirerende onderwerpen bestaan. „TK HEB jaren in Antwerpen gewerkt; daarom die voorliefde voor sche lpen en water. Daar heb ik ook het huwelijksbootje ontdekt. Janus schilderde er op de academie zo goed. Ben nu negen jaar in Neder land. Hier ben ik pas tot mezelf gekomen. Zeker de laatste tijd, nu we hier aan de Baronielaan wonen (de sfeer herinnert me nog een beetje aan mijn geboortegrond in Brussel), gaat het beter. Er komt meer kleur in mijn schilderijen". Meer kleur m uw leven? Ze knikt. „Vroeger kon ik alleen maar schilderen als ik droevig was. Nu ook als ik blij ben". Oranje, geel, rood, groen de kleuren spetteren van de nieuwe doeken. In een groeiende stijl; met een vrouwelijke visie; abstraherend, maar voor iedereen een begrijpelijke en prettige taal. „Ja vroeger schilderde ik veel meer zwart-wit. Op de academie in Brussel tekenden we steeds in zwart-wit. Bovendien ben ik in het atelier van mijn vader vertrouwd geraakt met de verschillende steensoorten in kleuren, die varieerden van zwart tot wit. Hij kapte veel in marmer. Wit vind ik een prachtige kleur; fantastisch. Kijk hier: een sneeuwlandschap". Ze zet het doek naast een fel oranjekleurige ritmische figuur. „Ik dans graag; daarom deze figuur". Ook de kleuren van de jaargetijden, rondom ons, bepalen voor een deel het gamma van haar kleurenpalet. „Het jaargetijde en mijn stemming". „TA, ALS het goed gaat, werk ik snel". Wat nerveus. En als ik niet kan schilderen omdat ik bijvoorbeeld moet omspoelen dan ben ik er in mijn gedachten toch mee bezig. Even later komt er wel weer een uurtje vrij. Mijn gezin en artiesten-bestaan vormen een eenheid. Het vorig jaar heb ik echter niet geëxposeerd. Ben altijd bang. dat het niet goed is. Dit is de eerste grote expositie van mij in Breda. Dat er in De Beyerd drie verschillende persoonlijkheden naast elkaar worden ge steld, vind ik een leuk idee". H. E. W vijfentwintig gulden sturen, anders doe ik het niet". „Zeer geachte heer, wanneer u mijn vrouw, die absoluut niet voor haar broodwin ning hoeft te schilderen, nog één maal lastig valt met uw geschrijf, zal ik mij tot de justitie wenden" „Mijnheer, ik ben geen kunst schilder en verkoop nooit iets. De belasting zou denken dat ik reuze verdien". „Mijnheer, u hebt het mis, ik ben tekenleraar en dat is heel iets anders dan een beeldende kunstenaar „Nou goed", zegt Pieter, „die man komt dan niet bij de 16,000 te staan Meneer A is we) op de academie geweest, maar er afgetrapt, dus wil hij niet in mijn lexicon, terwijl hij een ge renommeerd schilder is. Je zult niet geloven wat je meemaakt als je zo'n boek samenstelt. En bene den staat mijn zaak dikwijls leeg omdat ik er op uit moet en da's ook niet zo best Maar mijn hart zit in die kastjes en straks kun je het tussen de bladzijden vinden, hoor En dat van mijn vrouw ook. En nu moet ik weer doorwerken aan de zoveelste". nog wat meuwe gegevens opge daan heb, maar van de mensen uit later tijd werd het een enorme corvee. Ten eerste; wie wél en wie niét erin? Hoe kom je aan hun adressen, aan hun levensbeschrij vingen, opleiding, tentoonstellin gen, successen, leerlingen, bijzon dere gebeurtenissen in verband met hun werk en ga zo maar door. Want ik geef naam, geboortedatum en wat ik je juist opnoemde en hun leerlingen. Dat heeft nog geen enkele lexicograaf systematisch ge daan en dat is toch héél belang rijk. JE ziet daar mijn werkarchief, vierentwintig ladenkastjes. Dit is alléén voor de nieuwe lexi con samengesteld. Wat heb je tot je beschikking? Kranteknipsels, uitnodigingen voor tentoonstellin gen, brieven, telegrammen, doods berichten en publikaties van kun stenaarsverenigingen en kringen, Maar er waren en zijn ontelbare mensen, die nergens iid van zijn, ook mensen die geen familie na lieten terwij] hun werk na hun dood verkocht is en overal ver spreid. Ik geef je een voorbeeld: in Tiei heeft een schilder Jansen gewoond, die waarschijnlijk in 1915 overleden is. Verder weet ik niets. Dus schrijven naar het bevolkings register van Tiel. Neen, niet te vinden. Hij heeft namelijk hele maal niet in Tiel gewoond, dat heeft iemand maar verzonnen, hij heeft in Heusden gewoond en is in Amsterdam overleden. In mijn kastjes zitten dertigduizend foto kopieën van bevolkingsregisters. Mijn oudste dochter Tineke doet de uitgaande post. Max van Waay geeft een schilder. Karei Alexan der Vroom, op, uit Haarlem, maar daar was hij niet te vinden. Geen wonder, de man heette Boon. We hebben achtduizend vragenlijstjes naar bekende kunstenaars gezon den in twee jaar en 30.000 a 40.000 gulden aan leges bevolkingsregis ters betaald Ik schat de totale onkosten aan het werk verbonden op een 150.000 gulden per deel en het ministerie van Cultuur en Re creatie is bereid om 12.500 gulden per deel bij te dragen. Er zullen 5.000 exemplaren gedrukt worden. De boekhandel heeft er grote be langstelling voor Als er 3.000 ver kocht zijn, ben ik nog niet uit de drukkosten. Maar dat weet je nu eenmaal als je aan zoiets begint. Het kost je geld. En zonder hulp kun je het niet af. Het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documenta tie is een echte steun voor me. TYTOEM jij nu eens een naam, zo maar een „Bernardine Schregel". „Da's op de esseeha Asjeblief: geboren in 1907 te Den Haag. Kunstacademie hier, gehuwd met de toneelspeler Henk Schaer. Tentoonstellingen in Den Haag, Amsterdam etc. etc. Noem er nog eens een?" „Piet de Both Zijn bericht blijkt tot voor enkele maanden bijge werkt te zijn. Pieter Scheen lacht ons, boven zijn wat afgezakte bril. met een fijn triomfantelijk lachje toe. Hij heeft ook een aantal fraaie brieven (altijd van nagenoeg onbe kende mensen): „Meneer, ik wil wel in uw boek. maar u moet me BINNEN afzienbare tijd ver schijnt er een nieuwe kun stenaarslexicon op de Ne derlandse boekenmarkt, waarin alle schilders, beeld houwers, grafici, pottenbakkers, kunstnaaldwerkers, etc. van Ne derland te vinden zullen zijn; een zeer omvangrijk werk in twee de len, zoals wij in ons taalgebied nog niet bezaten. Samensteller is de bekende Haagse kunsthandelaar Pieter Scheen, die reeds een werk over de romantische en Haagse school op zijn naam heeft staan. Samen met zijn vrouw heeft hij deze taak ondernomen. „Kun je je enigszins voorstellen, wat het zeggen wil: alle grote en kleine mensen van 1750 tot 1950 in die twee turven te stoppen". „Kijk, daar heb je de dummy, mooie band hè? Dat worden er on geveer 16.000 want mijn oude boek zit er ook in verwerkt, maar dan helemaal gecheckt. Kijk, tot 1850 was het eigenlijk een koud kunstje, maar dan begint het. Je weet, mijn archief van de romantici was na tuurlijk compleet hoewel ik toch

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 13