redstrijd Joegoslavië steeds meer priesterroepingen NU ZEGGEN ZE AL GAUW: „Nee hoor, dat kan ik niet" KPLATEN mn :hnicus >p die met de 3e middelste dprijzen van, urymeto.a. inzendingen it. sen serie van strijden. Doe >t u kans op n. Maar lees arden. )GISCH EK- EN WASMI SI.V. ZAGREB - SERAJEWO - Joegoslavië lijkt wel haast 'n ideaal lared voor 't verdere uitbreiden van de dialoog christendom-marxisme. Vooral na het Russische ingrijpen in Tsjechoslowakije. Het Joegoslavische marxisme legt enerzijds voortdurend meer de nadruk op de liberali- seringskoers, die het al jaren volgt ten aanzien van het algemeen maatschappelijk leven. De samenleving schijnt steeds minder strak en gebonden fe worden. Anderzijds bespeurt men bij de kerken het duidelijk groeiende in zicht, dat het beter is in vriendschap te leven mèt hef marxisme dan een onverzoenlijke af weerhouding aan te nemen. ft DE STEM VAN ZATERDAG 19 OKTOBER 1968 35 i van offertes en het be rs en verhittere. taties worden SaaT"*_ TARDO N.V., Min. Kan In het communistische Langzamerhand gaan beide kampen inzien, dat de an der een realiteit is, die zal blijven voortbestaan. Men schijnt er in bredere kring meer dan ooit van doordron gen te worden, dat samen werking op den duur meer perspectieven biedt voor een gezonde ontwikkeling van de maatschappij dan tegen werking. Er is een toenemende overtui ging, dat een harde, ideologische strijd een remmende factor kan rijn in het streven naar nationale welvaart. En die welvaart gaat tenslotte vrijwel elke Joegoslaaf ter harte. Een aantal katholieke studenten, die ik sprak in Zagreb, waren het er over eens, dat Joegoslavië voor Euro pa straks de bakermat kan worden voor een algemene verzoening tus sen God-gelovigen en Marx-volgelin- gen. Die opvatting heb ik soms ook elders in het land aangetroffen, met name bij jonge priesters., Deze kijk op de zaken mag dan wat vermetel of naïef klinken, maar het kenschetst de gedachtensfeer, waarin vele gelo vigen leven. Zij beseffen, hoe dan ook, dat de verhoudingen in hun land een vruchtbare kweekbodem bunnen zijn, waarop een baanbre kende dialoog tot stand kan komen. Het belangrijkste struikelblok, dat daartoe vergruizeld dient te wor den, is het wederzijdse wantrouwen, dat op dit moment nog lang niet ge- nee! verdwenen is. Bulldozers zijn er op dit gebied niet, wel houwelen. Zo kan men het Katholieke blad Glas Koncila De Stem van het Concilie zien als een houweel, die doelgericht op dat struikelblok in hakt en het hier en daar al heeft la ten afbrokkelen. Het blad stuurt dui delijk aan op een open dialoog. De redactie heeft het op zich ge nomen, om „de stem" van het conci- ae zoveel mogelijk door te laten klin ken in het nog sterk aan tradities gehechte geloofsleven. In dit streven past volgens haar ook een eerlijk zoeken naar meer contacten met alles wat niet-katholiek of niet-religieus s. ar wordt, in deze belangrijke ver- ,j;gww°ordiger van de beperkte ka- oüeke Pers. niet alleen overstel pend veel nieuws uit de binnen- en uitenlandse katholieke wereld ge- P natst, maar pok wordt van tijd tot vrijwillig en met opzet ruim aandacht geschonken aan het marxistische denken. Men schrijft beschouwingen en drukt interviews af met overtuigde marxisten en met leden van de communistische partij. De officiële pers slaat het gezag van dit tweemaal per maand ver schijnende orgaan hoog genoeg aan om er bij tijd en wijle uit te citeren. Glas Koncila wordt in Joegoslavië beschouwd als het symbool van een nieuwe kerk, die zijn plaats zoekt in een marxistische maatschappij. De vijf priesters, die te zamen in Zagreb de redactie vormen zeggen trots: „Wij zijn eigenlijk met de dialoog in Joegoslavië begonnen, nu twee jaar geleden. Wij geloven, dat wij sinds 1966 met onze publikaties iets hebben losgeslagen. Wat wij destijds hebben gedurfd, is een aanzet gewor den, een basis, waarop anderen vrij moedig verder konden gaan". Overigens geeft het te denken, dat de redactie louter uit priesters bestaat. Men schrok er destijds voor terug om leken aan te stellen, omdat men voor hen maatschappelijke re presailles vreesde. Slechts de admi nistratie wordt door drie leken gevoerd. In elk geval kunnen de vijf pries ter-redacteuren terugzien op een kort, maar op het gebied van dia loog en vernieuwing betrekkelijk vruchtbaar verleden. In 1962 ver scheen het blad voor het eerst als een gestencild blaadje met algemene informaties over het concilie. In en kele jaren tijds is het uit kunnen groeien tot een gedrukte en modern opgemaakte krant met een oplage, die van 12.000 snel steeg tot 170.000 en die waarschijnlijk binnen niet al te lange tijd de 200.000 zal passeren. Voor de zes miljoen katholieken, die het land telt, lijkt dit aantal gering, maar men vergete niet, dat er enke le jaren geleden van een katholieke pers nog geen sprake kon zijn. Bo vendien gaat het blad na aankoop achter in de kerk; de enige plaats waar het verkocht mag worden van hand tot hand. Het werk van de redacteuren is dus dankbaar, maar tevens zeer moeilijk. Hoewel minder dan voor heen moet nagenoeg elk stukje kopij uiterst kritisch bekeken en bespro ken worden om te zien of men het wel kan publiceren. Men blijft be ducht voor het alomtegenwoordige oog van de staat en de partij. Er be staat weliswaar geen echte censuur, geen censuur vooraf, maar dat wil geenszins zeggen, dat men onbekom merd zijn gang kan gaan. De geestelijke druk wordt trou wens niet alleen gevoeld uit de marxistische hoek. Ook de bezorgde kerkelijke overheid laat zich in met de inhoud. Opmerkelijk is dan ook deze ver zuchting van een der redacteuren: „Wij ondervinden vaak meer moei lijkheden van kerkelijke dan van andere zijde". De vraag in Joegoslavië is meestal niet óf men een dialoog moet voeren, maar veeleer op welke wijze. Vooral priesters ondervinden dat, omdat zij meer dan de leken rekening hebben te houden met twee overheden, die vooralsnog ver van elkaar staan op gesteld. Dan moet men schipperen in een toch al niet eenvoudige situatie. Toch heb ik bij leken zowel als bij priesters ten gehore gekregen, dat het juist de jonge progressief den kende priesters zijn, die een belang rijk aandeel in een zinvolle dialoog kunnen hebben. Zij zouden de leken doelmatig kunnen geleleiden. Te meer omdat het aantal jonge pries ters sterk stijgende is. In tegenstelling tot wat men elders in de kerk ziet, neemt het aantal priesterroepingen in Joe goslavië opvallend toe. De semi naries moeten geregeld studen ten afwijzen, omdat men eenvou dig niet weet, hoe men de grote toeloop moet verwerken. De ge bouwen zijn te klein, om ze alle maal te kunnen herbergen. Vol gens mgr. Kuharic, de aposto- lisch-vicaris van Zagreb, zijn er in zijn bisdom thans tweehon derd studenten in opleiding voor priester. Dat is veel. In andere bisdommen ziet men hetzelfde verschijnsel. Overal een stijgend aantal jonge mensen, dat priester wil worden.. In Serajewo hebben de francisca nen zelfs het besluit moeten nemen om hun oude, te klein geworden klooster, aanzienlijk uit te breiden. Het ruimtegebrek werd door de vele tientallen aspirant-franciscanen al te nijpend. Even buiten de stad wordt thans een groot modern, tweede klooster gebouwd. Een moedig be sluit, want het betekent, dat paters en studenten zelf de handen uit de mouwen moeten steken. Geld om het werk uit te besteden is er nauwelijks. Het moet komen van het weinig be middelde provincialaat en van bui tenlandse kloosters. Met opzet heeft men toen tevens enkele communistische arbeiders aangenomen. De paters zagen er een mogelijkheid tot dialoog in: samen een „katholiek gebouw" oprichten Vooral in het door toeristen veel bezochte Dalmatië, waar het ka tholicisme van oudsher een tra ditie is, zijn veel jongeren bereid om tot het priesterambt toe te treden. Dit is het derde artikel van onze redacteur Hein Sluijter over de kansen die de dialoog christen- dom-marxisme maakt in Joegoslavië. De hoop op verzoening leeft in brede kring. Dit is ook een van de vormen van dialoog waar mgr. Franic, de bis schop van Split, over sprak. Hij be nadrukte de gewone menselijke con tacten in het dagelijkse leven. Twee jaar geleden is men met de bouw van het nieuwe klooster begon nen. De staat legt de paters niets in de weg. De architect en enkele tech nici, waar men tenslotte niet buiten kon, hebben, toen zij zagen, dat de bewoners van het franciscanenkloos ter van aanpakken wisten, afgezien van geld. Zij wilden het niet hebben. Volgens de franciscanen wordt door zelf het werk ter hand te ne men voor de helft goedkoper ge werkt. Hout wordt verkregen door bomen om te hakken in de bossen. Planken en balken worden op het bouwterrein gemaakt met behulp van een oude, opgelapte machine. Op een schroothoop ontdekte een der paters destijds een verroeste cement- molen. Die is thans weer in gebruik. Broederlijk werkt men hier samen onder weinig gemakkelijke omstan digheden. „Als u een vorm van praktische dialoog zoekt, kijk dan hier", zei de pater-opzichter, met zijn laarzen in de modder staande. Voor zijn naam hoort professor-doctor te staan en hij doceert exegese in de stad. Op het eerste gezicht leek hij meer op een cement-draaier dan op een exe geet. „Kijk dan hier. We praten vaak samen, de communisten en wij. Dat wil zeggen, vooral na het werk. Moet u zien. hoe er gewerkt wordt". Op het bouwterrein, waar som mige vleugels van het complex reeds onder dak waren, zag ik enkele verweerde, zwetende mensen in korte broek zich toe' leggen op het storten van beton, het zagen van planken en het sjouwen van stenen. Paters, se minaristen en communisten. Het borduren een bijzonder secuur handwerk. Een uniek Bredaas bedrijf, waar uniformequipementen, vlaggen, borduur werk, uniformpetten en vaandels worden vervaardigd en waar al heel wat gouddraad is verwerkt, is 31 oktober zelf aan goud toe. Maar of er nog eens vijftig jaar bij komen betwijfelt eigenaar P. F. de Bruyn. Een opvolger zal moei lijk te vinden zijn, zegt hij, en bovendien is er haast niet aan personeel te ko men. Vroeger was het voor de meisjes een erezaak om helemaal zelf een vaan del af te mogen maken. Maar vandaag de dag Breda „Als ik op de t.v. tijdens het défilé op Soestdijk of bij de taptoe Delft vaandels, petten of borduurwerk zie, die we zelf hebben gemaakt dan doet me dat toch wel wat. Het geeft je een zekere bevrediging als je die uniformen ziet schitteren en je weet: dat hebben wij ge maakt. Over vaandels en gala-uniformen worden tegen woordig veel grapjes gemaakt. Denk maar aan Toon Her mans... Het is begrijpelijk, want pracht en praal is uit de tijd. Maar ik geloof toch, dat het er nooit helemaal uit zal gaan. Aan bepaalde gebeurtenissen geeft het nu eenmaal cachet en sfeer, die uniformen met goudborduursel en epauletten, steken met pluimen en sabels met kwasten..." (ADVERTENTIE) 19okt Schoonmama krijgt pastel zakdoekjes van Luuk. Beste beurt, Luuk. l J schoon g schoon geschenk. De heer P. F. de Bruyn, eige naar van G. R. de Bruyn, fabriek van uniformequipementen, vlag gen, borduurwerk, uniformpet ten en vaandels op de Bredase Tramsingel, vertelt met een ouderwetse, witbepluimde sjako in de hand en voor een rijkge- borduurd harmonievaandel ge zeten uitgebreid en met lief de over zijn exclusieve vak. Op 31 oktober bestaat zijn bedrijf, dat in twee grote herenhuizen is gevestigd, vijftig jaar. Een feit, dat niet uitbundig gevierd, maar wel op bescheiden wijze herdacht zal worden. „Je kunt het eigenlijk zo gek niet denken of je komt wel ergens werk van ons tegen. Scheepvaartmaat schappijen als de Holland Amerika- lijn en de Rotterdamse Lloyd hebben petten en epauletten van ons. Schut terijen in Limburg, drumbands tu Breda, tram- en busmaatschappijen over het hele land, de KMA, fabrie ken en allerlei andere instanties be trekken equipementen van ons. Het is grappig toen de gala uniformen en buitengewoonmodellen van het leger eruit raakten, begon nen de drumbands op te komen. Zo chic als vroegere ministers, ka merleden of cavalerieofficieren erbij liepen, lopen nu de drumbands over straat. Dat is voor ons natuurlijk erg plezierig. Voor drumbands maken we heel veel: borduurwerk op uniformen en op vaandels, petten en andere equipementen. Overigens moet u niet denken, dat we rechtstreeks aan onze afnemers leveren. Daarover bestaat nogal eens een misverstand. De mees te opdrachten lopen via kledingbe drijven en kleermakers. Uniformen maken we niet. Contact met toneel spelers, kamerleden of andere autori teiten, die wel eens wat van ons dra gen, hebben we zelden of nooit." De grootvader van de heer De Bruyn is destijds in de Nieuwe Diest- straat heel „klein" begonnen. Zijn zoon volgde hem op en diens zoon, die eigenlijk alleen de zaak econo misch op zou bouwen, rolde er van zelf in, omdat er geen andere opvol ger was. „Mijn broer," zegt de heer De Bruyn, „wilde kunstschilder wor den (Feitze de Bruyn) en zodoende kwam ik er alleen voor te staan. Het creatieve zit ons allemaal wel een beetje in het bloed. Meestal ontwerp ik zelf borduurwerk voor vaandels en emblemen, omdat de verenigingen er doorgaans geen idee van hebben hoe ze eruit moeten komen te zien." Terwijl zijn echtgenote, die de fa briek ook zeer is toegedaan, ons kie ne petten van Limburgse schutterijen toont, welke veel van Franse leger- petten weg hebben, vertelt hij ver der: „Met zo'n vaandel zijn oonze meisjes ongeveer 90 uur bezig. Meest al laat ik vaandels door thuiswerk sters maken, die vroeger bij ons heb ben gewerkt. De tegenwoordige jeugd mist of de capaciteit of het doorzet tingsvermogen. Tegenwoordig zeggen ze al meteen; Nee hoor, dat kan ik niet. Vroeger vochten de handwerksters er ge woon om zelfstandig een vaandel te mogen afmaken. Het was een ere kwestie en men was trots op het resultaat. Tegenwoordig willen de meisjes graag veel verdienen, maar de drang om iets moois af te leveren, ontbreekt. Daar kan de jeugd ook niets aan doen. Het is een maatschap pelijk verschijnsel." De grootste moeilijkheid van dit arbeidsintensieve bedrijf is om aan personeel te komen. „Ze denken zelfs op het Arbeidsbureau, dat de jeugd niet bij ons wil komen," aldus de heer De Bruyn, „omdat het te een voudig werk is. Dat is onzin. Je moet beslist een intelligent meisje zijn om bijvoorbeeld zelfstandig een vig net te borduren. Sommigen leren het nooit. Het is tempowerk. Je kan niet onder het borduren eens even rustig koffie gaan zitten drinken of een babbeltje maken, want dat kan je aan het werk zien. Dat zit geen strak ritme in het patroon. Stel je voor, dat zo'n vaandel met horten en stoten gemaakt zou worden, je zou het met een kunnen zien. Of een pet dat is ook exclusief handwerk, waaraan aandacht besteed moet worden. Ik kan begrijpen, dat de meisjes liever makkelijker werk nemen, waarbij ze misschien zelfs meer verdienen. Maar voor ons is het een groot probleem. Wij zouden meer opdrachten aan kunnen nemen indien er maar meer personeel was. Mijn zoons voelen hierdoor niets voor de zaak. Een op volger zal moeilijk te vinden zijn De heer De Bruyn geeft er zich rekenschap van, dat het bedrijf waar schijnlijk is gedoemd te verdwijnen wanneer hij ermee stopt. Concurren tie van grote bedrijven hoeft hij ech ter niet te vrezen. Er zijn in ons land ongeveer zes van dit soort fabriekjes, die uitsluitend handwerk leveren, dat niet kan worden overgenomen door een geautomatiseerd bedrijf. „Mocht er sprake van concurrentie zijn dan komt die uit Pakistan en an- dere onderontwikkelde landen, waar ze tegen een spotprijs borduurwerk maken, ondermeer op van die Engel se blazers," aldus directeur De Bruyn „Toen mijn vader begon," vertelt hij, „bestond het belangrijkste werk uit leveringen aan militaire kleer makers. Die bestaan niet meer. Het borduurwerk is trouwens bijna hele maal van de uniformen verdwenen en vervangen door blikwerk, door metalen emblemen. Vaantjes, vignet- P. F. DE BRUYN trots tussen de petten.... ten, epauletten, borduursel op petten, dat blijft. Kijkt u maar." Hij laat uniformpetten zien van portiers van grote bedrijven, buschauffeurs, sup poosten. „Daar sta je niet bij stil als je dat borduurwerk ziet, maar het is allemaal met de hand gemaakt. Wa hebben pas een regimentsvaandel aan de KMA geleverd." „Ja, daar waren ze erg enthousiast over," merkt me vrouw De Bruyn op. „En nu zijn we bezig aan een vaandel voor de har monie van Rijsbergen en met em blemen voor een Haase ijshockeyver- eniging," vervolgt haar man. Wij mo gen even een blik werpen in de ate liers waar opnieuw tien nijvere meisjeshanden op een zwart fond met gouddraad decoratieve Haagse ooie vaartjes borduren en petten in veler lei vorm produceren. Een bezoek aan dit ongewone be drijf is een merkwaardige ervaring, omdat je er geconfronteerd wordt met een aloud handwerk, dat je in deza tijd van automatisering en ridiculi sering van het fanfarewezen niet meer zou verwachten. Dat er nog ai- tijd met goud en brokaat, met oranje sabelkwasten en met zwierige epau letten geparadeerd wordt, dringt eigenlijk pas tot je door als je deza „operette"-voorwerpen laconiek hier ziet uitgesteld. De heer De Bruyn; „Toen ik nog een jongen was, was het heel ge woon, dat er 's avonds doorgewerkt werd om een bestelling klaar te krij gen. Je werkte voor de oorlog dag en nacht en de handwerksters ook. Zo iets is natuurlijk tegenwoordig onbe staanbaar. Het neemt niet weg. dat we heel dikwijls op stel en sprong uniform-equipementen moeten fabri ceren. Pas nog hebben we snel zes sjako's moeten maken voor een harmonie in Nootdorp, die voor het eerst sinds twintig jaar gefotogra feerd werd. De burgemeester moest er ook op, ziet u. En toen de koningin op bezoek moest komen bij de nieuwe DAF- fabriek in Sittard kwamen ze daar tot de ontdekking, dat het personeel geen goede uniformen had. We heb ben toen op het laatste nippertje de equipementen moeten maken. Het leveren van 325 uniformpetten voor de suppoosten van het Feijenoord- stadion was ook zo'n spoedklus Dat het uniform en aanverwante zaken, vaandels, vaantjes en vlag gen ook in onze maatschappij hun betekenis niet verloren hebben, is na ons bzeoek aan deze fabriek meer dan duidelijk geworden. Voor de heer De Bruyn is het te hopen, dat de fanfares en schut terijen nog lang hun geünifor meerd leven mogen leiden en dat het vaandel tot in lengte van da gen „hoog wordt gehouden". MARJAN MES

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 25