[Ontwikkelingshulp is niet genoeg
,,'t Is moeilijk 0111 uit te leggen"
«We hopen morgen op goed weer
Wereldmissiedag
OLYMPISCH VUUR
BROEDER BEN KURSTEN:
rheid
ZUSTER CLEMENTIA STOKKEL:
SECTOR KIMMEL:
DR. CORN. VERHOEVEN:
peilingen .peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingenpeilingen .peilingen peiungen
en peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pei^lingen peilingen
peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peiilingen peilingen peilingen peilingen peilingen
de spaarders
laarders een
een. Want de
e Raiffeisen-
Iwe spaarder
bezoeker een
ïangeboden.
CSV is prachti§'
ITl ptreft,..,het het pro
de stem van zaterdao 19 october 1968
31
y-t! - -••••• - - r.
r
I MGR. F' VERSCHUREN uit
l'ela is bisschop van Helsinki in
taland. In zijn bisdom werken 39
[Nederlandse missionarissen.
1 Voor het levensonderhoud van
,nn oriesters en andere krachten is
ia bedrag nodig van f 60.000,-.
[Voor de bouw van een kerk in
lampere kreeg de bisschop het vo
lar jaar een subsidie van ruim
ciii ruiden. Voor andere bouw-
Iprojecten hoopt hij in 1969 hulp
i ti krijgen.
MGR. CH. V. D. OUWELANT
uit Zundert Is bisschop van Suri-
gao op de Philippijnen. In zijn bis
dom werken 82 Nederlandse mis
sionarissen.
Hij verwacht minstens f 100.000,-
om al het werk te kunnen finan
cieren. Voor lager onderwijs, pre
natale zorg, kraamklinieken enz- is
er nodig f 17.510,Voor het ver
volgonderwijs rekent de bisschop
op een toelage van bijna 30.000
gulden.
MGR. J. HERRIJGERS is bis
schop van de missie van ed laza
risten in Taiwan (het eiland For
mosa) bij China. Hij is afkomstig
uit Sprundel. In zijn bisdom wer
ken 13 Nederlandse missionarissen.
Voor levensonderhoud van de Chi
nese en buitenlandse krachten is
nodig: f 21-600,Voor lager on
derwijs kinderverzorging, kraam
klinieken e.d. heeft de bisschop
f 8775,gevraagd.
MGR. N. V. D. WESTEN uit Made
is bisschop van Pangkalpinang in
Indonesia. In zijn bisdom werken 53
Nederlandse missionarissen. Hij
zou f 63-000,- nodig hebben voor
het levensonderhoud van de Indo
nesische en buitenlandse krachten.
Voor bouwprojecten is er f 43.200,-
nodig. Voor lager onderwijs, prena
tale zorg, kraamklinieken e.d.
f 17.510,-.
MGR. J. F. JANSSEN is bisschop
van Gimma in Ethiopië. Hij is af
komstig uit Boschkapelle. In zijn
bisdom werken 24 Nederlandse
missionarissen.
Hij heeft Pks een nieuw centrum
gebouwd in Lechemti. Hij is volop
bezig aan de bouw van een col
lege waar hij nog f 150.000.- voor
nodig heeft. En voor het levens
onderhoud van de Ethiopische en
buitenlandse krachten is er f 43.200
nodig.
MGR. G. CLOIN is bisschop van
Barra in Brazilië. Hij is afkomstig
uit Dongen- In zijn bisdom werken
9 Nederlandse missionarissen. Deze
bisschop is pas enkele jaren gele
den begonnen aan de opbouw van
een nieuw bisdom. Voor hem is een
bijzondere financieringsregeling ge
troffen, welke via de PMW van an
dere landen loopt.
MGR. H. DE COCQ is bisschop
van Rarotonga op de Cook-eilan-
den. Hij is afkomstig uit Tilburg.
In zijn bisdom werken 16 Neder
landse missionarissen. Deze bis
schop heeft voor het levensonder
houd van inheemse en buitenland
se krachten f 68.400,- nodig. Voor
het lager onderwijs en andere pro
jecten f 17.510,-
lnkzaken
jw - Heikant -
swaarde - Osse-
Pddorpe.
BIJKANTOOR aan de
t-eld.
de raiffeisenweek, zodat
«profiteren van de spaar-
ir a.s.
inleg op hun spaarboekje
terwijl de nieuwe sPaa^*
vangen. Bovendien wordt
gereikt.
volgt voor het publiek
OIARKT:
liddag van half twee tot
LAAN:
iddeg van half twee tot
aan:
rmiddag van 9 tot 12 uur.
zondzitting en wel
:n tot half acht.
(Van een onzer verslaggevers)
ROTTERDAM ,,Je zou het
een medisch-hygiënische cursus
voor missionarissen kunnen noe
men. Het is een algehele oriën
tering over tropische ziekten en
verwondingen, en wat je er tegen
kunt doen. Ook de preventieve
geneeskunde is een belangrijk
onderdeel van deze cursus."
Aan het woord is de 23-jarige broe
der Ben Kursten uit Sterksel, die
lick in Rotterdam met bijna 70 an
deren op een Memisa-cursus voor-
lereidt op zijn werk in de missie
Op 25 november hoopt hij naar
Timor te vertrekken, waar hij gaat
perken aan een technische school.
„Van beroep ben ik automonteur,"
Hij heeft een gezond ge
bruind gezicht. Kort, donker haar.
Alleen aan een kruisje op zijn revers
ta je zien dat hij kloosterling is.
Ja mijn LTS ben ik een tijd op
ii bedrijfsschoo! van de DAF ge
weest. Daarna heb ik twee jaar in
een garage gewerkt. En in dienst heb
ik nog een technisch specialistische
opleiding gehad." In maart 1965 be
sloot hij broeder te worden en trad
hij in bij de Congregatie van het
Goddelijk Woord (SVD). In septem
ber 1967 deed hij zijn eerste tijdelijke
geloften, die hij dit jaar hernieuwde.
Ben Kursten vertelt rustig, zeker
van zichzelf, wat hij op Timor denkt
te gaan doen. Hij gaat werken in
het bisdom Atambua, waar het ge
bouw van een technische school bijna
klaar is. Hij gaat er les geven in
metaalconstructie, auto-onderhoud
en elektrotechniek.
„Ik geef vooral praktijklessen en
voorzover mogelijk zal ik proberen
de jongens ook wat theoretische
achtergrond bij te brengen. De be
doeling is, dat ik vaklui aflever,
die ze op Timor nodig hebben." Aan
de school zijn 3 Europese broeders
verbonden en zeven inlandse. „Maar",
aldus Ben Kursten, „de Europese
broeders zijn al wat ouder en heb
ben niet meer zoveel aansluiting bij
de jongens en de inlandse hebben
geen behoorlijke vakopleiding ge
had." Ook daar moet hij wat aan
doen. „Ik ga het rustig bekijken,"
zegt hjj. „Ik wil me baseren op de
ontwikkeling van de jongens en dan
maar zien hoe ik tot iets kan komen."
De officiële uitzendtermijn van de
congregatie is zeven jaar, maar Ben
Kursten wil over 4 jaar terugkomen.
„Voordat ik de eeuwige gelofte af
leg wil ik een half jaar in Nederland
zijn. Ik wil van een afstand bekijken
of dat werk iets voor me is en of ik
het kan blijven doen."
We vragen hem of hij zichzelf ziet
als missionaris of als ontwikkelings
helper. „Die twee dingen zijn voor
mij niet los te maken," zegt hij.
„Mijn werk is ontwikkelingshulp,
maar ik ga als missionaris. Je hebt
die twee dingen allebei nodig. Ont
wikkelingshulp alleen vind ik niet
genoeg. Ik vind dat ik ook een gees
telijke inhoud aan het leven van die
mensen moet geven."
Hij legt dit uit: „Kijk, met het toe
nemen van de ontwikkelingshulp
ontstaan er in zo'n gebied nieuwe
structuren. De mensen moeten bij
het ingroeien in die nieuwe struc
turen begeleid worden, anders ko
men ze „los" te hangen, dan komen
ze terecht in een geestelijk vacuüm,
en houden ze krampachtig vast aan
hun oude levensritme. Laat ik een
voorbeeld geven. Op Timor is de
landbouw, en vooral essentiële on
derdelen als planten en oogsten, nog
omkleed met religie. Kom je nu met
moderne nieuwe methoden alléén
dan ondervang je niet de moeilijk
heden, waar die mensen in terecht
komen."
Op de vraag hoe hij dat ln de
praktijk ziet kan hij geen concreet
antwoord geven. „Ik heb niet pre
cies uitgewerkt hoe ik dat moet
doen: een christelijke inhoud aan
dat proces geven. Ik ben technicus,
geen godsdienstige. Dat is voorna
melijk werk van priesters. En het
is natuurlijk vooral een kwestie van
teamwerk." Hij vertelt dat hij een
cursus van een jaar in Soesterberg
gevolgd heeft, die speciaal op het
werken in teamverband gericht was.
„Dat heeft me wel wat moeite ge
kost. Ik vond het allemaal iets te
beredeneerd. Er werd wat te veel
gepraat, het ging niet spontaan ge
noeg, vond ik. Maar toch lukte het
uiteindelijk. Juist daarom was dat
jaar zo waardevol, omdat ik heb
leren werken met jongens, die niet
in mijn richting liggen."
Als Ben Kursten in Nederland zou
blijven zou hij, met zijn opleiding
en technisch vakmanschap, een voor
treffelijke baan kunnen krijgen. Toch
gaat hij voor minstens vier jaar kei
hard werken op Timor. Onder de
gelofte van armoede. (En de twee
andere geloften van gehoorzaamheid
en celibaat.) Waarom?
„Dat heb ik al meer uitgelegd.
Vaak kreeg ik dan als antwoord: wat
denk jij daar nuchter over. Maar het
is vrij eenvoudig: ik heb hier een
weg gevonden, waar ik geloof ik
voldoening in mijn leven kan vin
den. Ik kan mensen, die dat hard
nodig hebben, helpen een menswaar
dig bestaan op te bouwen. En door
dat ik niet getrouwd ben kan ik
dat beter, want dan kan ik me meer
inzetten voor die mensen. Mijn vrien
den thuis? Die denken er niet zoveel
over na. Ze vinden 't wel een beetje
gek, dat ik dit doe. Als ik ze vertel
wat voor werk ik ga doen vinden
ze 't wel mooi, maar echt begrijpen..,
nee, ik geloof niet dat ze het echt
begrijpen."
(Van een onzer verslaggevers)
ROTTERDAM Voor zuster
Clementia Stokkel uit Aalsmeer
b de medische cursus van de Me-
""sa meer een kennismaking met
andere mensen, die naar de mis-
!le tending gaan dan een cur
sus. „Ik ben zelf verpleegster. En
hoewel ik hier wel nieuwe din-
Sen hoor is voor mjj het meeste
'och herhaling".
Zuster dementia, 39 jaar, lid van
Aggregatie van de kleine zus-
A/an de H. Jozef in Heerlen,
lipht nen.vriendelii,t' zeer i°nS se-
Ulne °ëen. Donker haar dat
W e?n- dee' °nder haar kap met
e slmer uitsteekt. Ze bereidt zich
5. ,on} te vertrekken naar Irian
v",,;, „het voormalige Nederlands
dn ulnea- "We vertrekken zo-
Dat i. 0ns v'sum binnen hebben.
lehiJ nU ?en beet3e vertraagd. Mis-
di„ j we' door de volksstemming
«Wdt"a7„ yol®fnd iaar gehouden
«n. Ze heeft geruime tijd in Ne
derland als verpleegster gewerkt. In
1959 ging ze in het klooster en bleef
ook toen in de verpleging werken.
Vorig jaar heeft ze de eeuwige ge
loften afgelegd.
Ze weet nog niet precies waar ze
heengaat. Er zijn op Iran Barat
enkele posten, waar misschien een
plaats vrijkomt. Waarschijnlijk gaat
ze naar Kokonau.
Ze heeft zich nog niet tot in de
tails over haar nu nog onzekere
standplaats georiënteerd, maar het
voornaamste weet ze wel. „Ik ga in
Kokonau ook in de verpleging wer
ken. Er is daar een hospitaaltje,
maar het is ontzettend armoedig,
erg primitief, 't Valt bijna uit elkaar.
Sinds kort is er weer een dokter
aan verbonden. Een paar jaar heb
ben ze het zonder dokter moeten
doen."
Aan het hospitaal zijn al vijf Ne
derlandse zusters verbonden. Twee
werken in de verpleging, een in de
keuken en twee in het internaat, dat
bij het hospitaal hoort. „De verple
ging wordt mijn voornaamste werk"
zegt zuster Stokkel, „maar we moe
ten elkaar natuurlijk helpen. Ik zal
ook heus wel eens in het internaat
bijspringen. Verder gaan we op tour
nee, de dorpen langs."
Ze vertelt met grote interesse
verder over haar werk. „We houden
ons daar voornamelijk bezig met
zuigelingen en kinderen. Er komt
nog heel veel kindersterfte voor,
voornamelijk door ondervoeding. Ja,
er is een zeer eenzijdige voeding. De
mensen worden er niet oud. Ze eten
voornamelijk rijst. Af en toe vlees,
als ze een wild zwijn schieten. Ze
hebben heel weinig groenten. Als
wij straks groenten willen hebben
moeten ze die vanuit Nederland stu
ren. Het gebeurt ook wel dat ze
ruilen tussen twee posten: vlees te
gen groenten. Nee, 't lijkt me niet
dat de grond geschikt is om er groen
te te verbouwen. Anders had de
missie dat al wel gedaan."
Het is dus nog een primitief land?
„Erg primitief", zegt zuster demen
tia, „de voedingsmiddelen uit Neder
land zjjn bijvoorbeeld erg lang on
derweg. Ze kunnen niet over land
gebracht worden maar moeten met
een Cessna overgevlogen worden."
Zuster Stokkel was juist twee we
ken bezig met een cursus Indone
sisch op een talenpracticum in
Vught, toen deze cursus in Rotter
dam begon. Ze spreekt dus nog nau
welijks Indonesisch, maar gaat dat
voor haar vertrek nog aanpakken.
„Ik zie er niet tegen op. De echte
taal kun je toch pas daar leren."
Ook zuster Clementia ziet haar
werk op Irian Barat beslist breder
dan alleen ontwikkelingswerk. „Je
hebt andere plichten, dan de mensen
alleen lichamelijk helpen. Je moet
ook getuigenis geven van datgene
waarvoor je leeft, 't Gaat natuurlijk
niet om „zieltjes-winnen" zoals vroe
ger, om zo vlug mogelijk mensen te
dopen want dan krijg je alleen ge
doopte heidenen. Het gaat er vooral
om ze iets van het christendom bij
te brengen. De mensen leven daar
nog helemaal in de sfeer van de de
monen en de boze geesten. Ze le
ven daardoor niet vrij, maar ze le
ven in angst. Als wij ze kunnen bij
brengen dat die angst niet nodig is,
dat er een God is, die alleen maar
goedheid en liefde is, als we die
mensen een stukje geluk kunnen
brengenIk vind 't moeilijk uit
te leggen. Voor -mezelf weet ik 't
wel, maar om het te vertellen, dat
is erg moeilijk."
Waarom prefereert zuster Stokkel
het werk in armoedige, primitieve
omstandigheden boven het werk in
een goed geoutilleerd Nederlands
ziekenhuis
Ze zegt: „Dat hangt natuurlijk sa
men met het feit, dat ik religieus
ben. 't Klooster heeft me altijd be
ziggehouden. Ook toen ik gewoon
verpleegster was. Ik kon er niet te
gen op. Ik moest toegeven. Ik voelde
dat ik moest gaan. En wat de missie
betreft: toen ik in het klooster ging
wilde ik al naar de missie. Ik wil
gewoon in zo primitief mogelijke
omstandigheden hard werken en
mensen helpen. Ik geloof dat dat
mijn leven meer zal vullen. Mijn
werk hier kan gemakkelijk door
een ander overgenomen worden."
fc* onzer redacteuren)
een k i U1* ^et vaderland
vooraf1* SUbsidie
Maar k .ouw van een sch°ol
a's ie w 'S ontzettend jammer.
nek breekt3331 0Penin§ le
costs" JA over de ..running-
°Wsla'an]e mensen moet
S® Re^PamprV"!1, "Miss«e Aktie"
®elïiè en N-ii "lssiewerken in
Bel bei ErnnKi' '1?1 misschien
®issionark Probleem van de
S T besloten-
hl morgen J e Missiewer
ren Oeêl werei6missiedag,
helpen ans' Ulf ''e wereld
ReCt"'' V J M. Kimmel, secreta
ris van de diocesane raad voor mis
sie, oecumene en ontwikkelingshulp
in het Bisdom Breda, zegt het zo:
„Het gaat om de „living" van het
personeel, om de verdere sociale
verbetering van levens- en werkom
standigheden der missionarissen."
Het gebruik van de twee modern
aandoende uitdrukkingen „running-
costs" en „living" duiden er, zij het
misschien onbewust, op dat het hier
gaat om een typisch modern pro
bleem, dat van de exploitatiekosten.
Het blijkt een algemeen verschijnsel
te zijn dat een groot aantal bisdom
men, met name in de ontwikke
lingslanden, projecten die in de loop
der jaren mét hulp van het „moe
derland" zijn opgebouwd, zeer
moeilijk of zelfs amper in stand kan
houden, eenvoudig uit geldgebrek.
In de meeste gevallen stopt name
lijk het achterland met het sturen
van milde gaven, wanneer de
school, het ziekenhuis, het sociaal of
pastoraal centrum er eenmaal staan.
In de laatste jaren zijn er in de
ontwikkelingslanden talloze van
deze projecten van de grond geko
men als gevolg van b.v- de bis
schoppelijke vastenacties en de ge
stegen overheidsbijdragen voor ont
wikkelingshulp. De bijdragen van
deze kant zijn echter doorgaans
slechts investeringssubsidies."
Daarnaast zijn eveneens in de
laatste jaren de kosten van levens
onderhoud in de meeste ontwikke
lingslanden gestegen, wat weer zijn
consequenties meebrengt voor de
salarissen van onderwijzers, artsen,
verpleegsters e.d.
Een zo onstoffelijke zaak als het
tweede Vaticaans concilie heeft met
name de bisdommen in de ontwik
kelingslanden op kosten gejaagd. Er
moest vooral meer aan catechese
gedaan wo-rden. Dat vergt meer le
ken, beter onderlegde leken, ergo:
beter betaalde leken. Het concilie
pleitte voot bisschoppenconferenties
De bisschop van Breda kan echter
een reis naar Utrecht nog wel be
kostigen, maar een retourtje Dar-
Es-Salaam - Nairobi komt voor de
betrokken bisschop wel wat duur
der uit.
Een even groot financieel pro
bleem vormt het stijgend aantal
eigenlandse priesters: gemiddeld ko
men er in Afrika en Azië elk jaar 600
nieuwe bij. Kosten levensonderhoud
per priester per jaar: circa 3600
gulden. Deze priesters hebben geen
familie in een land-in-goeden-doen
als Nederland.
Het antwoord hierop van de zus
terkerken in de rijke landen kan
slechts zjjn: hulp op zo groot moge
lijke schaal. Rector Kimmel geeft
toe dat er op dit terrein ook in ons
land nog meer samengewerkt moet
worden. Er is b.v. al een gesprek op
gang tussen de Pauselijke Missie
werken en de Memisa.
Hij betreurt het dat er nog altijd
éénmansacties van missionarissen
worden gehouden. „Een pater die
een hele campagne op touw zet om
50 of 60 000 gulden bij elkaar te
krijgen.... dat heeft geen zin," zegt
hij, „dat doodt iedere andere activi
teit. Deze missionarissen hebben zelf
nog niet geleerd wereldwijd te den
ken, hoe willen ze hun vrienden en
kennissen ertoe inspireren?"
En morgen? „Wij hopen op goed
weer," zegt hij, „dat is altijd aan
de opbrengst te merken. Hier in het
zuiden grijpen ze niet gauw naar
het giroboekje."
J. L.
Morgen is het wereldmiésiedag. Op deze pagina besteden we daaraan
uitvoerig aandacht. Hierboven hebben we de portretten afgedrukt
van de zeven missiebisschoppen afkomstig uit het verspreidingsgebied van
onze krant. Hiernaast vindt u twee gesprekken met een vrouw en een mar»,
die binnenkort naar de missie vertrekken. En tenslotte vindt u onderaan
enkele gegevens over de financiële situatie waarin de missie verkeert.
Wij geven u deze informatie en meningen, omdat de missie dat nog
altijd waard is. Ook in 1968, het jaar waarin de crisis in de kerk meer dan
ooit naar voren is getreden. Ook nu nog zijn er mensen, voor wie deze
crisis geen bezwaar is om zich helemaal voor de medemens in te zetten.
Zij verdienen onze hulp. Vooral morgen.
Voorzover ik mij herinner heb
ik nog nooit iemand iets ver
velends over de sport horen
zeggen. Waarschijnlijk zou daar
uit ook onmiddellijk geconclu
deerd worden dat de betrok
ken persoon een onsportief indi
vidu is, en omdat sportiviteit
een van de frisse eigenschappen
is die allerlei klassieke deugden
vervangen, klinkt in de bekentenis
dat men zelf geen sport beoefent,
gewoonlijk iets van spijt en
schaamte door. Tegelijk wordt ge
suggereerd dat men de sport wel
degelijk bewondert en sportiviteit
als een hoge deugd beschouwt.
Sportiviteit is immers die zeer
bijzondere deugd die een mens
kan beoefenen zonder aan sport
te doen. Met andere deugden is
dat niet mogelijk. Niemand zal het
in zijn hoofd halen een mens be
scheiden te noemen, als hij hem
nooit de bescheidenheid ziet be
oefenen of vrijgevig als hij nooit
iets geeft. Voor sportiviteit is
blijkbaar de actieve betrokken
heid bij de sport niet vereist. Er
zijn dan ook zeer weinig mensen
die aan sport doen; de meesten
beperken zich tot kijken en ver
heerlijken.
Toevallig behoor ik niet tot die
groep. Ik heb sport, vooral de
wedstrijdsport, altijd een eng ver-
schijnsel gevonden, in sommige
opzichten soms zo eng dat ik er
door gefascineerd word. Sport is
voor mij een vreemde wereld. Met
een zekere bevreemding kijk ik
s maandags de kranten in; ze
zijn niet voor mij geschreven. Ik
begrijp ook niet wat dat allemaal
te maken heeft met diezelfde
sport die ons altijd weer aange-
heel andere gedachten over sport
en begrijp ik steeds minder waar
om de Mexicaanse studenten zo'n
prachtige gelegenheid om de
Olympische Spelen in het honderd
te laten lopen, voorbij hebben la
ten gaan. Die zogenaamde Griek
se priesteres die met een bespot
telijke nachtjapon aan het heilige
Olympische vuur overhandigt aan
een ventje in onderbroek die het
daarna onmiddellijk op een lopen
zet om het even naar de andere
kant van de wereld te brengen,
die hoge omes die daar stram in
de houding en zonder lachen by
staan te kijken, heel die geweldi
ge flauwe kul om de sport heen
wijst erop dat vuur en conditie
nog wel een andere dan louter
civiele betekenis hebben. Het is
niet zonder reden dat er zoveel
gemarcheerd en gesalueerd wordt
rond het Olympisch vuur. Dat zijn
ongeveer de akeligste rituelen
die mensenmenigten maar kun
nen uitvoeren. En ik vind ze ake
lig omdat ze juist geen civiele
maar een militaire betekenis heb
ben. Sport is een para-militair
verschijnsel. De conditie waar het
om gaat is een opgeslagen ener
gie en het verzwegen laatste
woord is dat die energie moet
worden opgeslagen om op elk ge
wenst moment in geweld te kun
nen worden omgezet. Mensen wil
len in conditie blijven om te kun
nen slaan, niet om heel ver t®
kunnen lopen of zwemmen. Con
ditie is beschikbaarheid van het
geweld.
Ikj geI°of dan ook helemaal niet
m de Olympische verbroedering
en al die frasen. Niet voor niets
worden de sporten beoefend in
de vorm van wedstrijden. Een
wcuawjjuen. üen
prezen wordt in verband met on
ze conditie. Want dat is het laat
ste woord in een debat over sport-
conditie. Sport is er om in con
ditie te blijven. Al die toeschou
wers kijken naar mensen die op
hoog niveau verwoede pogingen
doen om in conditie te blijven.
Het is al vreemd genoeg dat daar
aparte maatregelen voor nodig
zijn en dat we niet in conditie
Wijven door ons normale leven.
Hierdoor komt de sport naast het
gewone leven te staan. We rij
den in een auto om ons te ver
plaatsen en daarnaast wandelen
we zo maar ergens heen om in
conditie te blijven. We gebruiken
boten om het water over te ste
ken, maar daarnaast wordt de
meer omslachtige en primitieve
manier van oversteken, het zwem
men, als een sport gecultiveerd.
Sport is een manier van bewegen
uit het voor-technische tijdperk,
gecultiveerd met het oog op con
ditie. Maar conditie is voorwaar-
de, als laatste woord is het be
paald ongeschikt; het kan hoog
stens een voorlaatste woord zjjn.
Het laatste woord over de sport
wordt verzwegen. Ik vraag me
dan ook altijd af, wat er met a]
die conditie gedaan wordt. Heb
ben wij die soms nodig om in ge
val van nood gemakkelijker naar
een primitievere levenswijze te-
kunnen terugkeren en bijvoor
beeld zonder bezwaar tientallen
kilometers op en neer naar ons
werk te wandelen? Wordt daar
voor het Olympisch vuur bran
dend gehouden?
Ik geloof er niets van. Kijkend
naar het meest kitscherige ritueel
dat maar ergens ter wereld uitge
voerd wordt afgezien misschien
van de miss-kroningen krijg ik
wedstrijd het woord liegt er
n °P is een aan regels en
verhullende beperkingen gebon
den oefening in het oorlogvoeren.
Het is een beetje onnozel hiervan
precies het tegengestelde effect
te verwachten, alsof het schijn
gevecht de meest voor de hand
liggend weg naar de vrede zou
zyn. Dat dit toch telkens weer
beweerd wordt, wijst waarschijn
lijk op een restantje aan kwaad
geweten dat met plechtige frasen
gesust moet worden. Goed, zal
iemand zeggen, misschien is dat
wel zo, al lijkt het me sterk over
dreven en ver gezocht. Maar ver-
geet één ding niet: door sport en
wedstrijd, door het kijken daar
naar en het lezen daarover, krij
gen de mensen de gelegenheid
hun natuurlijke agressiviteit af te
reageren. Sport is een uitlaat
klep. Wie weet hoeveel echte oor
logen al voorkomen zijn door het
cultiveren van schijngevechten.
In die zin is er wel degelijk ver
broedering. Ik vind dit een heel
mooie gedachte. Maar ten eerste
klopt zij niet met die eeuwige
theorie over de conditie. Eerder
zou afmatting dan het doel van
de sport moeten zijn. En ten
tweede: ook al is dit waar, dan is
het toch altijd nog maar een twee
derangswaarheid.
Afreageren blijft een noodop-
lossing, een verspilling van ener
gie ook. Er zou dan een andere
oplossing gezocht moeten worden
die minder primitief is. Daarvan
blijkt niets, integendeel: de nood
oplossing wordt verheerlijkt en
versierd als een definitieve en
prachtige toestand. Parades ver
heerlijken de nood om die in
stand te kunnen houden.