[Ontwikkelingshulp is niet genoeg ,,'t Is moeilijk 0111 uit te leggen" «We hopen morgen op goed weer Wereldmissiedag OLYMPISCH VUUR BROEDER BEN KURSTEN: rheid ZUSTER CLEMENTIA STOKKEL: SECTOR KIMMEL: DR. CORN. VERHOEVEN: peilingen .peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingenpeilingen .peilingen peiungen en peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pei^lingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peiilingen peilingen peilingen peilingen peilingen de spaarders laarders een een. Want de e Raiffeisen- Iwe spaarder bezoeker een ïangeboden. CSV is prachti§' ITl ptreft,..,het het pro de stem van zaterdao 19 october 1968 31 y-t! - -••••• - - r. r I MGR. F' VERSCHUREN uit l'ela is bisschop van Helsinki in taland. In zijn bisdom werken 39 [Nederlandse missionarissen. 1 Voor het levensonderhoud van ,nn oriesters en andere krachten is ia bedrag nodig van f 60.000,-. [Voor de bouw van een kerk in lampere kreeg de bisschop het vo lar jaar een subsidie van ruim ciii ruiden. Voor andere bouw- Iprojecten hoopt hij in 1969 hulp i ti krijgen. MGR. CH. V. D. OUWELANT uit Zundert Is bisschop van Suri- gao op de Philippijnen. In zijn bis dom werken 82 Nederlandse mis sionarissen. Hij verwacht minstens f 100.000,- om al het werk te kunnen finan cieren. Voor lager onderwijs, pre natale zorg, kraamklinieken enz- is er nodig f 17.510,Voor het ver volgonderwijs rekent de bisschop op een toelage van bijna 30.000 gulden. MGR. J. HERRIJGERS is bis schop van de missie van ed laza risten in Taiwan (het eiland For mosa) bij China. Hij is afkomstig uit Sprundel. In zijn bisdom wer ken 13 Nederlandse missionarissen. Voor levensonderhoud van de Chi nese en buitenlandse krachten is nodig: f 21-600,Voor lager on derwijs kinderverzorging, kraam klinieken e.d. heeft de bisschop f 8775,gevraagd. MGR. N. V. D. WESTEN uit Made is bisschop van Pangkalpinang in Indonesia. In zijn bisdom werken 53 Nederlandse missionarissen. Hij zou f 63-000,- nodig hebben voor het levensonderhoud van de Indo nesische en buitenlandse krachten. Voor bouwprojecten is er f 43.200,- nodig. Voor lager onderwijs, prena tale zorg, kraamklinieken e.d. f 17.510,-. MGR. J. F. JANSSEN is bisschop van Gimma in Ethiopië. Hij is af komstig uit Boschkapelle. In zijn bisdom werken 24 Nederlandse missionarissen. Hij heeft Pks een nieuw centrum gebouwd in Lechemti. Hij is volop bezig aan de bouw van een col lege waar hij nog f 150.000.- voor nodig heeft. En voor het levens onderhoud van de Ethiopische en buitenlandse krachten is er f 43.200 nodig. MGR. G. CLOIN is bisschop van Barra in Brazilië. Hij is afkomstig uit Dongen- In zijn bisdom werken 9 Nederlandse missionarissen. Deze bisschop is pas enkele jaren gele den begonnen aan de opbouw van een nieuw bisdom. Voor hem is een bijzondere financieringsregeling ge troffen, welke via de PMW van an dere landen loopt. MGR. H. DE COCQ is bisschop van Rarotonga op de Cook-eilan- den. Hij is afkomstig uit Tilburg. In zijn bisdom werken 16 Neder landse missionarissen. Deze bis schop heeft voor het levensonder houd van inheemse en buitenland se krachten f 68.400,- nodig. Voor het lager onderwijs en andere pro jecten f 17.510,- lnkzaken jw - Heikant - swaarde - Osse- Pddorpe. BIJKANTOOR aan de t-eld. de raiffeisenweek, zodat «profiteren van de spaar- ir a.s. inleg op hun spaarboekje terwijl de nieuwe sPaa^* vangen. Bovendien wordt gereikt. volgt voor het publiek OIARKT: liddag van half twee tot LAAN: iddeg van half twee tot aan: rmiddag van 9 tot 12 uur. zondzitting en wel :n tot half acht. (Van een onzer verslaggevers) ROTTERDAM ,,Je zou het een medisch-hygiënische cursus voor missionarissen kunnen noe men. Het is een algehele oriën tering over tropische ziekten en verwondingen, en wat je er tegen kunt doen. Ook de preventieve geneeskunde is een belangrijk onderdeel van deze cursus." Aan het woord is de 23-jarige broe der Ben Kursten uit Sterksel, die lick in Rotterdam met bijna 70 an deren op een Memisa-cursus voor- lereidt op zijn werk in de missie Op 25 november hoopt hij naar Timor te vertrekken, waar hij gaat perken aan een technische school. „Van beroep ben ik automonteur," Hij heeft een gezond ge bruind gezicht. Kort, donker haar. Alleen aan een kruisje op zijn revers ta je zien dat hij kloosterling is. Ja mijn LTS ben ik een tijd op ii bedrijfsschoo! van de DAF ge weest. Daarna heb ik twee jaar in een garage gewerkt. En in dienst heb ik nog een technisch specialistische opleiding gehad." In maart 1965 be sloot hij broeder te worden en trad hij in bij de Congregatie van het Goddelijk Woord (SVD). In septem ber 1967 deed hij zijn eerste tijdelijke geloften, die hij dit jaar hernieuwde. Ben Kursten vertelt rustig, zeker van zichzelf, wat hij op Timor denkt te gaan doen. Hij gaat werken in het bisdom Atambua, waar het ge bouw van een technische school bijna klaar is. Hij gaat er les geven in metaalconstructie, auto-onderhoud en elektrotechniek. „Ik geef vooral praktijklessen en voorzover mogelijk zal ik proberen de jongens ook wat theoretische achtergrond bij te brengen. De be doeling is, dat ik vaklui aflever, die ze op Timor nodig hebben." Aan de school zijn 3 Europese broeders verbonden en zeven inlandse. „Maar", aldus Ben Kursten, „de Europese broeders zijn al wat ouder en heb ben niet meer zoveel aansluiting bij de jongens en de inlandse hebben geen behoorlijke vakopleiding ge had." Ook daar moet hij wat aan doen. „Ik ga het rustig bekijken," zegt hjj. „Ik wil me baseren op de ontwikkeling van de jongens en dan maar zien hoe ik tot iets kan komen." De officiële uitzendtermijn van de congregatie is zeven jaar, maar Ben Kursten wil over 4 jaar terugkomen. „Voordat ik de eeuwige gelofte af leg wil ik een half jaar in Nederland zijn. Ik wil van een afstand bekijken of dat werk iets voor me is en of ik het kan blijven doen." We vragen hem of hij zichzelf ziet als missionaris of als ontwikkelings helper. „Die twee dingen zijn voor mij niet los te maken," zegt hij. „Mijn werk is ontwikkelingshulp, maar ik ga als missionaris. Je hebt die twee dingen allebei nodig. Ont wikkelingshulp alleen vind ik niet genoeg. Ik vind dat ik ook een gees telijke inhoud aan het leven van die mensen moet geven." Hij legt dit uit: „Kijk, met het toe nemen van de ontwikkelingshulp ontstaan er in zo'n gebied nieuwe structuren. De mensen moeten bij het ingroeien in die nieuwe struc turen begeleid worden, anders ko men ze „los" te hangen, dan komen ze terecht in een geestelijk vacuüm, en houden ze krampachtig vast aan hun oude levensritme. Laat ik een voorbeeld geven. Op Timor is de landbouw, en vooral essentiële on derdelen als planten en oogsten, nog omkleed met religie. Kom je nu met moderne nieuwe methoden alléén dan ondervang je niet de moeilijk heden, waar die mensen in terecht komen." Op de vraag hoe hij dat ln de praktijk ziet kan hij geen concreet antwoord geven. „Ik heb niet pre cies uitgewerkt hoe ik dat moet doen: een christelijke inhoud aan dat proces geven. Ik ben technicus, geen godsdienstige. Dat is voorna melijk werk van priesters. En het is natuurlijk vooral een kwestie van teamwerk." Hij vertelt dat hij een cursus van een jaar in Soesterberg gevolgd heeft, die speciaal op het werken in teamverband gericht was. „Dat heeft me wel wat moeite ge kost. Ik vond het allemaal iets te beredeneerd. Er werd wat te veel gepraat, het ging niet spontaan ge noeg, vond ik. Maar toch lukte het uiteindelijk. Juist daarom was dat jaar zo waardevol, omdat ik heb leren werken met jongens, die niet in mijn richting liggen." Als Ben Kursten in Nederland zou blijven zou hij, met zijn opleiding en technisch vakmanschap, een voor treffelijke baan kunnen krijgen. Toch gaat hij voor minstens vier jaar kei hard werken op Timor. Onder de gelofte van armoede. (En de twee andere geloften van gehoorzaamheid en celibaat.) Waarom? „Dat heb ik al meer uitgelegd. Vaak kreeg ik dan als antwoord: wat denk jij daar nuchter over. Maar het is vrij eenvoudig: ik heb hier een weg gevonden, waar ik geloof ik voldoening in mijn leven kan vin den. Ik kan mensen, die dat hard nodig hebben, helpen een menswaar dig bestaan op te bouwen. En door dat ik niet getrouwd ben kan ik dat beter, want dan kan ik me meer inzetten voor die mensen. Mijn vrien den thuis? Die denken er niet zoveel over na. Ze vinden 't wel een beetje gek, dat ik dit doe. Als ik ze vertel wat voor werk ik ga doen vinden ze 't wel mooi, maar echt begrijpen.., nee, ik geloof niet dat ze het echt begrijpen." (Van een onzer verslaggevers) ROTTERDAM Voor zuster Clementia Stokkel uit Aalsmeer b de medische cursus van de Me- ""sa meer een kennismaking met andere mensen, die naar de mis- !le tending gaan dan een cur sus. „Ik ben zelf verpleegster. En hoewel ik hier wel nieuwe din- Sen hoor is voor mjj het meeste 'och herhaling". Zuster dementia, 39 jaar, lid van Aggregatie van de kleine zus- A/an de H. Jozef in Heerlen, lipht nen.vriendelii,t' zeer i°nS se- Ulne °ëen. Donker haar dat W e?n- dee' °nder haar kap met e slmer uitsteekt. Ze bereidt zich 5. ,on} te vertrekken naar Irian v",,;, „het voormalige Nederlands dn ulnea- "We vertrekken zo- Dat i. 0ns v'sum binnen hebben. lehiJ nU ?en beet3e vertraagd. Mis- di„ j we' door de volksstemming «Wdt"a7„ yol®fnd iaar gehouden «n. Ze heeft geruime tijd in Ne derland als verpleegster gewerkt. In 1959 ging ze in het klooster en bleef ook toen in de verpleging werken. Vorig jaar heeft ze de eeuwige ge loften afgelegd. Ze weet nog niet precies waar ze heengaat. Er zijn op Iran Barat enkele posten, waar misschien een plaats vrijkomt. Waarschijnlijk gaat ze naar Kokonau. Ze heeft zich nog niet tot in de tails over haar nu nog onzekere standplaats georiënteerd, maar het voornaamste weet ze wel. „Ik ga in Kokonau ook in de verpleging wer ken. Er is daar een hospitaaltje, maar het is ontzettend armoedig, erg primitief, 't Valt bijna uit elkaar. Sinds kort is er weer een dokter aan verbonden. Een paar jaar heb ben ze het zonder dokter moeten doen." Aan het hospitaal zijn al vijf Ne derlandse zusters verbonden. Twee werken in de verpleging, een in de keuken en twee in het internaat, dat bij het hospitaal hoort. „De verple ging wordt mijn voornaamste werk" zegt zuster Stokkel, „maar we moe ten elkaar natuurlijk helpen. Ik zal ook heus wel eens in het internaat bijspringen. Verder gaan we op tour nee, de dorpen langs." Ze vertelt met grote interesse verder over haar werk. „We houden ons daar voornamelijk bezig met zuigelingen en kinderen. Er komt nog heel veel kindersterfte voor, voornamelijk door ondervoeding. Ja, er is een zeer eenzijdige voeding. De mensen worden er niet oud. Ze eten voornamelijk rijst. Af en toe vlees, als ze een wild zwijn schieten. Ze hebben heel weinig groenten. Als wij straks groenten willen hebben moeten ze die vanuit Nederland stu ren. Het gebeurt ook wel dat ze ruilen tussen twee posten: vlees te gen groenten. Nee, 't lijkt me niet dat de grond geschikt is om er groen te te verbouwen. Anders had de missie dat al wel gedaan." Het is dus nog een primitief land? „Erg primitief", zegt zuster demen tia, „de voedingsmiddelen uit Neder land zjjn bijvoorbeeld erg lang on derweg. Ze kunnen niet over land gebracht worden maar moeten met een Cessna overgevlogen worden." Zuster Stokkel was juist twee we ken bezig met een cursus Indone sisch op een talenpracticum in Vught, toen deze cursus in Rotter dam begon. Ze spreekt dus nog nau welijks Indonesisch, maar gaat dat voor haar vertrek nog aanpakken. „Ik zie er niet tegen op. De echte taal kun je toch pas daar leren." Ook zuster Clementia ziet haar werk op Irian Barat beslist breder dan alleen ontwikkelingswerk. „Je hebt andere plichten, dan de mensen alleen lichamelijk helpen. Je moet ook getuigenis geven van datgene waarvoor je leeft, 't Gaat natuurlijk niet om „zieltjes-winnen" zoals vroe ger, om zo vlug mogelijk mensen te dopen want dan krijg je alleen ge doopte heidenen. Het gaat er vooral om ze iets van het christendom bij te brengen. De mensen leven daar nog helemaal in de sfeer van de de monen en de boze geesten. Ze le ven daardoor niet vrij, maar ze le ven in angst. Als wij ze kunnen bij brengen dat die angst niet nodig is, dat er een God is, die alleen maar goedheid en liefde is, als we die mensen een stukje geluk kunnen brengenIk vind 't moeilijk uit te leggen. Voor -mezelf weet ik 't wel, maar om het te vertellen, dat is erg moeilijk." Waarom prefereert zuster Stokkel het werk in armoedige, primitieve omstandigheden boven het werk in een goed geoutilleerd Nederlands ziekenhuis Ze zegt: „Dat hangt natuurlijk sa men met het feit, dat ik religieus ben. 't Klooster heeft me altijd be ziggehouden. Ook toen ik gewoon verpleegster was. Ik kon er niet te gen op. Ik moest toegeven. Ik voelde dat ik moest gaan. En wat de missie betreft: toen ik in het klooster ging wilde ik al naar de missie. Ik wil gewoon in zo primitief mogelijke omstandigheden hard werken en mensen helpen. Ik geloof dat dat mijn leven meer zal vullen. Mijn werk hier kan gemakkelijk door een ander overgenomen worden." fc* onzer redacteuren) een k i U1* ^et vaderland vooraf1* SUbsidie Maar k .ouw van een sch°ol a's ie w 'S ontzettend jammer. nek breekt3331 0Penin§ le costs" JA over de ..running- °Wsla'an]e mensen moet S® Re^PamprV"!1, "Miss«e Aktie" ®elïiè en N-ii "lssiewerken in Bel bei ErnnKi' '1?1 misschien ®issionark Probleem van de S T besloten- hl morgen J e Missiewer ren Oeêl werei6missiedag, helpen ans' Ulf ''e wereld ReCt"'' V J M. Kimmel, secreta ris van de diocesane raad voor mis sie, oecumene en ontwikkelingshulp in het Bisdom Breda, zegt het zo: „Het gaat om de „living" van het personeel, om de verdere sociale verbetering van levens- en werkom standigheden der missionarissen." Het gebruik van de twee modern aandoende uitdrukkingen „running- costs" en „living" duiden er, zij het misschien onbewust, op dat het hier gaat om een typisch modern pro bleem, dat van de exploitatiekosten. Het blijkt een algemeen verschijnsel te zijn dat een groot aantal bisdom men, met name in de ontwikke lingslanden, projecten die in de loop der jaren mét hulp van het „moe derland" zijn opgebouwd, zeer moeilijk of zelfs amper in stand kan houden, eenvoudig uit geldgebrek. In de meeste gevallen stopt name lijk het achterland met het sturen van milde gaven, wanneer de school, het ziekenhuis, het sociaal of pastoraal centrum er eenmaal staan. In de laatste jaren zijn er in de ontwikkelingslanden talloze van deze projecten van de grond geko men als gevolg van b.v- de bis schoppelijke vastenacties en de ge stegen overheidsbijdragen voor ont wikkelingshulp. De bijdragen van deze kant zijn echter doorgaans slechts investeringssubsidies." Daarnaast zijn eveneens in de laatste jaren de kosten van levens onderhoud in de meeste ontwikke lingslanden gestegen, wat weer zijn consequenties meebrengt voor de salarissen van onderwijzers, artsen, verpleegsters e.d. Een zo onstoffelijke zaak als het tweede Vaticaans concilie heeft met name de bisdommen in de ontwik kelingslanden op kosten gejaagd. Er moest vooral meer aan catechese gedaan wo-rden. Dat vergt meer le ken, beter onderlegde leken, ergo: beter betaalde leken. Het concilie pleitte voot bisschoppenconferenties De bisschop van Breda kan echter een reis naar Utrecht nog wel be kostigen, maar een retourtje Dar- Es-Salaam - Nairobi komt voor de betrokken bisschop wel wat duur der uit. Een even groot financieel pro bleem vormt het stijgend aantal eigenlandse priesters: gemiddeld ko men er in Afrika en Azië elk jaar 600 nieuwe bij. Kosten levensonderhoud per priester per jaar: circa 3600 gulden. Deze priesters hebben geen familie in een land-in-goeden-doen als Nederland. Het antwoord hierop van de zus terkerken in de rijke landen kan slechts zjjn: hulp op zo groot moge lijke schaal. Rector Kimmel geeft toe dat er op dit terrein ook in ons land nog meer samengewerkt moet worden. Er is b.v. al een gesprek op gang tussen de Pauselijke Missie werken en de Memisa. Hij betreurt het dat er nog altijd éénmansacties van missionarissen worden gehouden. „Een pater die een hele campagne op touw zet om 50 of 60 000 gulden bij elkaar te krijgen.... dat heeft geen zin," zegt hij, „dat doodt iedere andere activi teit. Deze missionarissen hebben zelf nog niet geleerd wereldwijd te den ken, hoe willen ze hun vrienden en kennissen ertoe inspireren?" En morgen? „Wij hopen op goed weer," zegt hij, „dat is altijd aan de opbrengst te merken. Hier in het zuiden grijpen ze niet gauw naar het giroboekje." J. L. Morgen is het wereldmiésiedag. Op deze pagina besteden we daaraan uitvoerig aandacht. Hierboven hebben we de portretten afgedrukt van de zeven missiebisschoppen afkomstig uit het verspreidingsgebied van onze krant. Hiernaast vindt u twee gesprekken met een vrouw en een mar», die binnenkort naar de missie vertrekken. En tenslotte vindt u onderaan enkele gegevens over de financiële situatie waarin de missie verkeert. Wij geven u deze informatie en meningen, omdat de missie dat nog altijd waard is. Ook in 1968, het jaar waarin de crisis in de kerk meer dan ooit naar voren is getreden. Ook nu nog zijn er mensen, voor wie deze crisis geen bezwaar is om zich helemaal voor de medemens in te zetten. Zij verdienen onze hulp. Vooral morgen. Voorzover ik mij herinner heb ik nog nooit iemand iets ver velends over de sport horen zeggen. Waarschijnlijk zou daar uit ook onmiddellijk geconclu deerd worden dat de betrok ken persoon een onsportief indi vidu is, en omdat sportiviteit een van de frisse eigenschappen is die allerlei klassieke deugden vervangen, klinkt in de bekentenis dat men zelf geen sport beoefent, gewoonlijk iets van spijt en schaamte door. Tegelijk wordt ge suggereerd dat men de sport wel degelijk bewondert en sportiviteit als een hoge deugd beschouwt. Sportiviteit is immers die zeer bijzondere deugd die een mens kan beoefenen zonder aan sport te doen. Met andere deugden is dat niet mogelijk. Niemand zal het in zijn hoofd halen een mens be scheiden te noemen, als hij hem nooit de bescheidenheid ziet be oefenen of vrijgevig als hij nooit iets geeft. Voor sportiviteit is blijkbaar de actieve betrokken heid bij de sport niet vereist. Er zijn dan ook zeer weinig mensen die aan sport doen; de meesten beperken zich tot kijken en ver heerlijken. Toevallig behoor ik niet tot die groep. Ik heb sport, vooral de wedstrijdsport, altijd een eng ver- schijnsel gevonden, in sommige opzichten soms zo eng dat ik er door gefascineerd word. Sport is voor mij een vreemde wereld. Met een zekere bevreemding kijk ik s maandags de kranten in; ze zijn niet voor mij geschreven. Ik begrijp ook niet wat dat allemaal te maken heeft met diezelfde sport die ons altijd weer aange- heel andere gedachten over sport en begrijp ik steeds minder waar om de Mexicaanse studenten zo'n prachtige gelegenheid om de Olympische Spelen in het honderd te laten lopen, voorbij hebben la ten gaan. Die zogenaamde Griek se priesteres die met een bespot telijke nachtjapon aan het heilige Olympische vuur overhandigt aan een ventje in onderbroek die het daarna onmiddellijk op een lopen zet om het even naar de andere kant van de wereld te brengen, die hoge omes die daar stram in de houding en zonder lachen by staan te kijken, heel die geweldi ge flauwe kul om de sport heen wijst erop dat vuur en conditie nog wel een andere dan louter civiele betekenis hebben. Het is niet zonder reden dat er zoveel gemarcheerd en gesalueerd wordt rond het Olympisch vuur. Dat zijn ongeveer de akeligste rituelen die mensenmenigten maar kun nen uitvoeren. En ik vind ze ake lig omdat ze juist geen civiele maar een militaire betekenis heb ben. Sport is een para-militair verschijnsel. De conditie waar het om gaat is een opgeslagen ener gie en het verzwegen laatste woord is dat die energie moet worden opgeslagen om op elk ge wenst moment in geweld te kun nen worden omgezet. Mensen wil len in conditie blijven om te kun nen slaan, niet om heel ver t® kunnen lopen of zwemmen. Con ditie is beschikbaarheid van het geweld. Ikj geI°of dan ook helemaal niet m de Olympische verbroedering en al die frasen. Niet voor niets worden de sporten beoefend in de vorm van wedstrijden. Een wcuawjjuen. üen prezen wordt in verband met on ze conditie. Want dat is het laat ste woord in een debat over sport- conditie. Sport is er om in con ditie te blijven. Al die toeschou wers kijken naar mensen die op hoog niveau verwoede pogingen doen om in conditie te blijven. Het is al vreemd genoeg dat daar aparte maatregelen voor nodig zijn en dat we niet in conditie Wijven door ons normale leven. Hierdoor komt de sport naast het gewone leven te staan. We rij den in een auto om ons te ver plaatsen en daarnaast wandelen we zo maar ergens heen om in conditie te blijven. We gebruiken boten om het water over te ste ken, maar daarnaast wordt de meer omslachtige en primitieve manier van oversteken, het zwem men, als een sport gecultiveerd. Sport is een manier van bewegen uit het voor-technische tijdperk, gecultiveerd met het oog op con ditie. Maar conditie is voorwaar- de, als laatste woord is het be paald ongeschikt; het kan hoog stens een voorlaatste woord zjjn. Het laatste woord over de sport wordt verzwegen. Ik vraag me dan ook altijd af, wat er met a] die conditie gedaan wordt. Heb ben wij die soms nodig om in ge val van nood gemakkelijker naar een primitievere levenswijze te- kunnen terugkeren en bijvoor beeld zonder bezwaar tientallen kilometers op en neer naar ons werk te wandelen? Wordt daar voor het Olympisch vuur bran dend gehouden? Ik geloof er niets van. Kijkend naar het meest kitscherige ritueel dat maar ergens ter wereld uitge voerd wordt afgezien misschien van de miss-kroningen krijg ik wedstrijd het woord liegt er n °P is een aan regels en verhullende beperkingen gebon den oefening in het oorlogvoeren. Het is een beetje onnozel hiervan precies het tegengestelde effect te verwachten, alsof het schijn gevecht de meest voor de hand liggend weg naar de vrede zou zyn. Dat dit toch telkens weer beweerd wordt, wijst waarschijn lijk op een restantje aan kwaad geweten dat met plechtige frasen gesust moet worden. Goed, zal iemand zeggen, misschien is dat wel zo, al lijkt het me sterk over dreven en ver gezocht. Maar ver- geet één ding niet: door sport en wedstrijd, door het kijken daar naar en het lezen daarover, krij gen de mensen de gelegenheid hun natuurlijke agressiviteit af te reageren. Sport is een uitlaat klep. Wie weet hoeveel echte oor logen al voorkomen zijn door het cultiveren van schijngevechten. In die zin is er wel degelijk ver broedering. Ik vind dit een heel mooie gedachte. Maar ten eerste klopt zij niet met die eeuwige theorie over de conditie. Eerder zou afmatting dan het doel van de sport moeten zijn. En ten tweede: ook al is dit waar, dan is het toch altijd nog maar een twee derangswaarheid. Afreageren blijft een noodop- lossing, een verspilling van ener gie ook. Er zou dan een andere oplossing gezocht moeten worden die minder primitief is. Daarvan blijkt niets, integendeel: de nood oplossing wordt verheerlijkt en versierd als een definitieve en prachtige toestand. Parades ver heerlijken de nood om die in stand te kunnen houden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 21