Ü3
WIE ANDERS DAN ABEBE
BIKILA MOET WINNEN?
Kano-coach Karei Muijs: „De
loting is zeer belangrijk"
Theo Platjouw
ereklasse
in
dit jaar
PONTIAC
„In 1924 in Parijs
was het alleen
maar feest
ieuwe
in dat
busje...
FRANCOIS
KORTLEVE:
4SM4J
PKqffie op u
„WE HEBBEN
ONS 1
UITSTEKEND
VOORBEREID'
Successen
F kans zolang
't nog kan
Wie is
niet als de
'TRFETTR
gram
Sterkste biljarter
van Zeeland
Finaleplaats
V -N. X';<
V'
BUISMAN
I«mam
fuisman lekker vers m slroolbm.
DE STEM VAN DONDERDA© 16 OKTOBER 1968
17
Een beeld van de training van de Nederlandse kano-ploeg. Op de foto van links naar rechts: Anton Geurts,
J. Wittenberg, A. Muusse en Paul Bunschoten.
(Van onze speciale verslaggever)
MEXICO-CITY In de vroege och
tend, als de lucht zuiver is en het
verkeer nog geen walmdeken over
Mexico City heeft gelegd, draaft een
zuinig gebouwde atleet over de In-
surgentes, de boulevard die dwars
door de stad loopt. Hij kiest de an
dere richting, de stad uit en de om
ringende bergen in. Af en toe kijkt
de atleet om, want waar overdag een
onafgebroken colonne auto's voort-
dendert, ontwaart hij slechts een
taxi die op dit vroege uur al passa
giers heeft. Het zouden onverbete-
lijke boemelaars kunnen zijn in deze
stad waar dag en nacht natuurlijke
verlengstukken van elkaar zijn.
De atleet loopt elke dag hetzelf
de parcours en sluit zich bij terug
komst het liefst op in het gebouw
waar de Ethiopiërs zijn onderge
bracht. Daar zetelt ook Mousse Ro-
ba, de trainer van de atleet die In
Rome 1960 eenklaps uit de lucht
kwam vallen en de hele wereld ver
steld deed staan door op blote voe
ten de marathon te winnen. Hij gaf
er in Tokio 1964 een reprise van en
wil zijn hattrick voltooien in Mexico
1968. Abebe Bikila traint.
Trainer Roba heeft het al gezegd:
„Hij is een ziwijgzame man die zich
het liefst in de eenzaamheid voor
bereidt op de strijd die de zwaar
ste lijkt te worden van deze
spelen. Het parcours voor de mara
thon is duivels lastig en er zullen
er veel afvallen." Trainer Roba had
er dan wel bezwaar tegen om Abebe
Bikila te volgen bij zijn training,
maar hij betwijfelde sterk of zijn
pupil na terugkomst bereid zou zijn
enige woorden te wisselen.
„Het grote probleem voor hem is
dat hij na 1960 een wonderman is
geworden. Overal waar hij zich ver
toont, bespringen alle denkbare pu
bliciteitsmedia hem. Hij heeft geen
rust meer gekend sinds 1960 als
hij zich buiten zijn vaderland be
vond. En Abebe Bikila haat de op
hef die om zijn persoon wordt ge-
«IMiXPs
(Van onze speciale verslaggever)
MEXICO CITY Tegen het decor van donkere bergen met daarboven
een bijna Nederlandse wolkenlucht perste Paul Hoekstra alles eruit. Terwijl
kanoeoach Karei Muijs, op de fiets naast de magnifieke, speciaal aange
legde Cuemancobaan reed, klonk van de tribunes een fanatiek gejuich.
Naast de kanobaan roeide de Mexicaanse acht voorbij. Het goud was al
binnen voor de Mexicanen, die de trainingen gratis mogen volgen en
daarvan druk gebruik maken. Paul Hoekstra hoorde slechts de stem van
zijn coach: „Uitstekend Paul, prima" en hij keek op zijn stopwatch.
Paul Hoekstra liet de peddels zak
ken en boog diep voorover. Het was
ie dag de eerste keer dat hij, na een
zware oehtendtraining, in de middag
uren alles had mogen geven. Karei
Muijs was tevreden. Omzichtig leidt
hij zijn mannen en de twee dames
naar een top. Hij heeft alles zorg
vuldig berekend, zijn ploeg als laatste
naar Sankt Moritz laten gaan en er
niet meer dan een week „genoeg
om afscheid te nemen" tussen ge
laten om naar de Spelen te vertrek
ken. Toch grijpt hij in een vacu
um als hjj, weer voorzichtig, zijn blik
richt op de strijd cm de medailles en
de betere plaatsen. „De vorm van de
dag zal voor een groot deel doorslag
gevend zijn. Reken maar dat er veel
fotofinishes zullen zijn. De top zit
uiterst dicht bij elkaar. In Tokio kon
den we drie tot vier favorieten aan
wijzen. Het zijn er hier al zeven tot
tien. Een kleinigheid, de loting, de
vorm van het moment, dat alles is
mede bepalend voor de plaats in de
eindrangschikking".
Karei Muijs weert alle lof af. Maar
het feit blijft bestaan dat de kano
sport op technisch gebied een enor
me vlucht heeft genomen en sinds hij
in 1959, vlak voor de Spelen in Ro
me In „hobbydienst" van de Neder
landse Kano Bond kwam. Het was
een sober begin dat in 1962 uitgroei
de tot een job van drie dagen per
Week en vervolgens een full time
werkkring. Karei Muijs is een perfec
tionist en een idealist.
Hij is verslingerd aan het kano
varen en aan zijn pupillen, een fijn
stel dat vrije tijd opoffert, zelf de
traming zorgvuldig bijhoudt als de
mogelijkheden ontbreken en met een
ontembare wilskracht naar de top
voer. De kleine bond met niet meer
dan 200 wedstrijdvaarders zit met niet
minder dan acht vertegenwoordigers
ui Mexico: Paul Hoekstra die de K-l
an K-2 vaart, Anton Geurts in de
a-2 en K-4, Paul Bunschoten, Bram
Muusse en Jan Wittenberg die met
yeurts de vier completeren (reserve
Jan Verhaard), Mieke Jaapies in
(ADVERTENTIE)
aze week ontvangt u nog
is Mexi-Karta bij elke f. 5,-
:happen (voor zover uw
-winkelier ze nog beschik*
seft).
angstelling voor de Mexi-
is namelijk zó groot dat
gelijk is dat men hier en
oor de voorraad heen
'dubbelt' tportfoto't?
ood.
hteft dt ESTAFETTA-rulleentr»?».
unt u dt tportfoto't van dt MEXI
ruilen voor dt ontbrtktndtn.
ntra-Winktlitr vertelt u gfMfl hot
it
de K-l en met Thea Bergers-Duif in
de twee.
Karei Muijs legt de knoet er wel
bovenop. Ze slikken het omdat ze
weten dat het broodnodig is. „De
training is hier nog zwaarder dan in
Nederland. Vooral in een zo hoog
mogelijk opgevoerde conditie kan on
ze winst liggen. Sinds een jaar trai
nen we tijdens de weekeinden twee
maal per dag. Vrijwel alle andere
ploegen, en zeker de Oosteuropese,
weten niet anders. Ik onderken dan
ook bij hen een zekere onverschillig
heid en spiermoeheid. We hopen uit
hun training die niets bijzonders meer
voor hen is, een psychologisch voor
deel te trekken. Het is bij ons eigen
lijk net zo ais bij de schaatsers. De
Russen dachten dat ze geweldig had
den getraind. Toen bleek dat de Ne
derlanders het nog zwaarder hadden
gedaan. De spiervermoeidheid gaan
we te lijf met een loop- en fietstrai
ning en die is ook niet mak, na de
wajtertraining. Afwisseling is nood
zakelijk, hoewel kanovaarders tegen
woordig niet meer dat armen- en
schouderwerk doen als vroeger. Ik
ben er altijd een voorstander van ge
weest de grote rompspieren te ge
bruiken". Het klassieke voorbeeld
daarvan vaart voorbij, de Deen Erik
Hansen die de peddels als de benen
van een balletdanser luchtig door het
water haalt en alleen de romp be
weegt. Hij is Europees, wereld- en
Olympisch kampioen. Het lijkt of hij
het water nauwelijks raakt en ruist
voorbij, gelijkmatig en vloedend. Met
een verlekkerde blik volgt Karei
Muijs hem.
„Bij ons had alleen Anton Geurts
die romptechniek van nature, de rest
heeft het moeten aanleren. Verder
hebben we twee jaar getraind op de
ademhalingstechniek. Men beweert
wel dat adem halen iets natuurlijks
is, dat niet gewijzigd kan worden, al
thans zeer moeilijk, maar wij hebben
het tegendeel bewezen. Hoe het
straks uitpakt is een tweede, maar
het kan. En we zijn in ademhalings
economie vijftien procent vooruit ge
gaan". Karei Muijs hoeft geen sche
ma's te raadplegen. Hij heeft alles in
zijn hoofd, bezeten als hij is van zijn
ploeg en de sport.
Hij offerde een maand vakantie op
om met het medisch team, dat des
tijds naar Mexico ging, mee te kun
nen. Hij wilde er met zijn neus bo
venop zitten en het nieuwste van het
nieuwste ten gunste van zijn pupillen
ontdekken. Drie jaar geleden, toen
de selectie voor het eerst „naar hoog
te" ging, in Oostenrijk, legde hij al
les al vast. Het jaar daarop, in Arosa,
breidde hij zijn eigen „rapport" uit
Met gebruik te maken van de onder
zoekingen die dr. Van Leeuwen en
prof. Biersteker deden, heeft hij zijn
„eigen stijl" ontwikkeld. Met hart en
ziel werkt hij aan zijn soprt, die als
een fontein onder hoge druk omhoog
is gespoten.
„We zijn ook de enige bond die
zesmaal op hoogte is geweest. We
begonnen in 1965 in Oostenrijk, in
het voorjaar 1966 gingen we naax
Arosa en in het najaar met Geurts,
Hoekstra en Mieke Jaapies naar
Mexico, voorjaar 1967 zaten we weer
in Arosa met een trainingskamp en
in april 1968 nogmaals. Daar kwam
dan nog Sankt Moritz bij. En dan
moet ik toch wel stipuleren dat we
enorme medewerking hebben gekre
gen van het NOC en de werkgevers
van de dames en heren. Toen ik na
Oostenrijk en Arosa over vergelij-
(Van onze sportredactie)
AXEL „Ik hoop dit seizoen de
ereklasse te bereiken in de spelsoort
kader 47/2, groot biljart, of libre
groot biljart", zegt de beste biljarter
die Zeeland ooit gekend heeft: Theo
Platjouw, nu al vier jaar lang bezig
om uit de eerste klas kader 47/2
(groot biljart) of eerste klas libre
(groot biljart) naar de ereklasse (de
hoogste nationale afdeling) te pro
moveren. Tot nu toe is het de Axelse
vertegenwoordiger in automobielen
niet gelukt zich bij de elite van de
Nederlandse biljartsport te plaatsen.
In zijn beide favoriete spelsoorten
haalde hij vorig jaar wel de finales,
maar daarin moest hij zich twee maal
met een vijfde plaats tevreden stel
len, Promotie was er dus nog niet
bij.
Maar dat weerhoudt Theo Platjouw
er niet van om nu opnieuw vol ener
gie aan het nieuwe seizoen te begin
nen. „Vorig jaar heb ik om onver
klaarbare redenen slecht gespeeld.
Wat het dit keer gaat worden kan ik
niet zeggen. Ik hoop er het beste van
maar als biljarter kan je nooit van
tevoren bij benadering zeggen wat
er gaat gebeuren. Soms speel je in
een toernooi drie dagen bijzonder
goed en dan verknoei je op de laat
ste dag ineens alles", aldus de Axelse
topbiljarter, die nog steeds regelma
tig op het enige grote wedstrijdbil
jart van Zeeuwsch-Vlaanderen (in
Sluiskil) oefent.
Vlak voor de belangrijke wedstrij
den voert Theo Platjouw zijn tarinin-
gen tot enkele uren per dag op. Dat
is volgens hem echter nog lang niet
voldoende om in de wedstrijden op
gewassen te kunnen zijn tegen man
nen als Scholte, Vultink en Plat
jouw: „Al die topbiljarters hebben
'n baan - meestal kastelein - waarin
zij zich dagelijks urenlang aan het
biljart kunnen oefenen. En tenslotte
is veel training vooral in de biljart-
sport de basis voor het succes. Vin
gerhoed heeft eens gezegd dat je, om
als biljarter iets te bereiken, moet
oefenen tot je van vermoeidheid op
de tafel valt. Mensen die zuiver voor
hun plezier biljarten komen echter
niet aan de noodzakelijke trainingen
toe. Daarom zal het voor mij altijd
moeilijk blijven om mij tussen de
sterkste biljarters van ons land te
spelen".
Desondanks heeft Theo Platjouw
weer ingeschreven voor de voorwed
strijden kader 47/2 (groot biljart),
die over drie weken in Helmond of
Breda worden gehouden. Wanneer
hij zich in dit toernooi bij de beste
acht plaatst betekent dat opnieuw 'n
finaleplaats in de strijd om de natio
nale titel.
Mocht zijn gemiddelde in dit toer
nooi echter niet hoog genoeg zijn
(het minimum voor promotie naar de
ereklasse in deze spelsoort is 24) dan
heeft Theo Platjouw enige tijd later
nog een tweede kans om als eerste
Zeeuw door te dringen tot het Ne
derlandse biljartwalhalla. De Axeler
schrijft namelijk ook weer in voor
de voorwedstrijden voor de finale
eerste klas libre groot biljart (mini
mum 40).
Omdat de twee belangrijke toer
nooien dit seizoen met een lange tus
sentijd worden gespeeld, komt het
succesvolle lid van de biljartvereni
ging ABC-Axel voor de eerste maal
in een driebandentoernooi aan de ta
fel. „Op aanraden van mijn leraar
Ton Schrauwen (Europees kampioen
47/2) heb ik voor het driebanden-
toernooi ingeschreven. Van de K.N.
B.B. heb ik dispensatie gekregen, zo
dat ik nu direct in de eerste klas
(groot biljart) kan spelen. Deze in
schrijving is eigenlijk alleen bedoeld
om eens uit te proberen wat het in
deze klasse wordt. Ik denk overigens
wel dat ik succes zal hebben", zegt
(ADVERTENTIE)
Theo Platjouw, al sinds 1956 regel
matig aan de Zeeuwsch-Vlaamse bil
jarts te vinden.
Door regelmatige promoties op de
kleine tafels kwam Theo Platjouw al
spoedig aan het moeilijker werk op
de grote matchtafel toe. Theo Plat
jouw: „Het verschil tussen het spel
op het grote en het kleine biljart is
intussen zo groot geworden dat het
kleine biljart naar verhouding niet
meer mee telt. In de wedstrijden op
het grote biljart speel ik ook meer
voor het moyenne dan voor de pun
ten. Ik ben van mening dat je het
anders niet haalt. Ik speel op alles
of niets".
kingsmateriaal beschikte, ben ik naar
het NOC gestapt. Ik heb gevraagd de
voorbereiding op de Spelen in Mexi
co zo goed mogelijk te mogen doen.
In feite stelde onize bond een vreem
de eis: e engrote wedstrijd laten val
len en daarvoor in de plaats een win
terkamp. Maar dat pakte zo goed uit
dat het NOC zei: gaan jullie maar
door".
Het resultaat ligt in de grote tn-
schrijving van een kleine bond be
sloten. De successen van de afgelo
pen jaren hebben als een sterke
maatstaf kunnen gelden. In 1959 be
gonnen, in 1961 tijdens de Europese
kampioenschappen in Poznan in alle
finales vertegenwoordigd. De grafiek
bleef een stijgende lijn vertonen. De
laatste hand wordt gelegd In Xochi-
milco, op het CuemancokanaaJ. „De
tijden lagen hier", aldus Karei Muijs,
„aanvankelijk stukken ongunstiger.
Nu zes seconden gunstiger. In de
tweede week voor de Spelen hebben
ze door de zure appel heen moeten
bijten met veel snelheidstraining en
afstand varen".
Vijfentwintig tot dertig kilometer
per dag leggen de dames en heren
over het water af. Langs het kanaal
peddelt Karei Muijs op de fiets, op
het kantaal peddelen zijn pupillen.
Tweemaal per dag. „Natuurlijk lig
gen we achter bij de landen die dat
altijd kunnen doen. Toch gok ik op
dat psychologische effect. Hoekstra
en Geurts hoeven zich geen zorgen
te maken omdat hun races niet meer
dan anderhalf uur van elkaar liggen.
Dat kunnen ze nu aan. Het is voor
onze kleine bond ook geen schande
dat we hen dubbel moeten laten va
ren, Hoekstra in de een en de twee,
Geurts in de twee en de vier. Zelfs
Rusland maakt een dubbele bezetting.
En daar hadden ze drie jaar geleden
al zeshonderdduizend leden.
Boven het kanaal trekt de lucht
dicht. Het is namiddag. De bus naar
het Olympisch dorp staat gereed:
eten en een stnkje wandelen of naar
het ontmoetingscentrum. Vroeg naar
bed. Spreekkoor van de ploeg: „Na
tuurlijk, dat hebben we nodig om bij
te komen maar eerst en vooral om
straks tot op de bodem te kunnen
gaan".
Theo Platjouw: dit jaar?
SWISS MADE
het meest verkochte merkhorloge
in nederland
1 een zg "carré conibrè model sjiek horloge dat echt nooit verveelt
double f 99-
2 een klem fijn uurwerkje in een prachtig gouden kastje met solide
gouden band f 530
3 een klassiek du-dekjk ofieesbare wij/et plaat gouden kast
Een .Vl'jd r.jieke Pönhoc f 174
maakt. Hij vindt het niet meer dan
vanzelfsprekend dait hij wint want hij
is de sterkste". Deze onthullende
woorden, in volle ernst uitgesproken
en geen zweem van hoogmoed ver
radend, worden later beaamd door
Demsse Wohle en Merawi Gebrn,
die ook voor Ethiopië op de mara
thon zullen starten.
Na tien kilometer wendt Bikila de
steven en zonder een moment te ver
slappen legt hij de terugweg af. Trai
ner Mousse Roba zit te midden van
de elf man tellende Ethiopische equi
pe, die onverstaanbare klanken
voortbrengt.
Rap sprekende Roba is ten volle
bereid als tolk te fungeren. In alle
toonaarden wordt de lof bezongen
van de man die in de badkamer ver
frissing zoekt en zich dan op een bed
neervlijt dat eerbiedig is afgestaan
door twee atleten die er beslag op
hadden gelegd. Hij legt zijn
handen als van een pianist uitge
spreid naast zich op het bed en ver
breekt zijn zwijgzaamheid. Hij is 36
jaar, gehuwd en heeft vijf kinderen.
Abebe Bikila is een laatbloeier, want
hij begon pas aan de langere af
stand toen hjj 25 jaar was. En dan
wil hij meteen even een hardnekkig
misverstand uit de weg ruimen. „Het
is niet waar dat ik als lijfwacht van
mijn keizer en de anderen slaan
even de ogen neer wordt bevor
derd omdat ik gouden medailles win.
Dat is een natuurlijk verloop. Ik
was 19 jaar toen ik in miliatire
dienst ging en ik was al een jaar ser
geant toen ik ging lopen".
Een snelle berekening leert dat hij
toen 24 was. „Onze promotie ge
schiedt om de vier jaar. In Rome was
ik 28 en dus de volgde promotie.
Maar niet omdat ik daar een gou
den medaille veroverde. In Tokio
was ik 32 en werd ik dus bevorderd
maar niet omdat ik eerste werd. En
of ik in Mexico wel of niet goud
verover, doet niets terzake, ik
word weer bevorderd".
Wint Abebe Bikila weer een ma
rathon? Trainer Roba zal het ant
woord geven. „Er is er een die hem
misschien kan volgen, Mohamed Ga-
moudi uit Tunesië". Dan haalt hij
Engels boekje te voorschijn dat over
Mexico gaat. Hij wijst aan: „In het
noorden van Mexico, in de staat Chi
huahua, leeft een Indianenstam, de
Tarahumaras. De leden van die stam
zijn uitzonderlijke atleten. Zij ja
gen zonder wapen op een hert en lo
pen er net zo lang achteraan tot het
beest zich van uitputting overgeeft".
Een hele stam wonderlopers die alle
atleten ter wereld eruit zouden lo
pen als zij beseffen over welke fa
buleuze krachten zij beschikken.
Mousse Roba klapt het boekje
dicht en met een mysterieuze glim
lach zegt hij: „Zij zijn er niet bij".
Met andere woorden: „Wie anders
dan Abebe Bikila moet de mara
thon winnen?
(ADVERTENTIE)
lOokt.
Erik geeft jarige juf drie
hemelsblauwe zakdoeken.
Erik krijgt zoen.
met'ngriffeL
Francois Kortleve met zijn
Olympische plak.
(Van onze correspondent)
BERGEN OP ZOOM Na veel
zoeken een lang niet meer ge
poetste bronzen Olympische plak
uit een verdwaald sigarenkistje
opdiepend zefft de 84-jarige maar
krasse Francois Kortleve uit Ber
gen op Zoom: „Ik heb één keer
mogen deelnemen aan een Olym
piade. En ik kwam met een bron
zen medaille naar huis ook. Dat
was geweldig. Maar om nou te
zeggen, dat ik er nog dikwijls aan
terugdenk; nee. Ik moet bekennen:
De laatste weken denk ik er veel
meer aan. Dat komt van al die
narigheid in Mexico. Dan was het
toen in Parijs, 44 Jaar geleden,
heel anders. Daar was het alleen
maar feest".
Maar de heer Kortleve ge
pensioneerd beroepsmilitair, zijn
laatste rang was adjudant-vaan
deldrager is toch, en maar wat
graag, bereid te vertellen, hoe hij
zijn bronzen plak verdiend heeft:
met seherpschieten met geweer.
Waarbij hij wel nadrukkelijk wil
aantekenen, dat hij eigenlijk nog
veel meer plezier aan de Neder
landse selectiewedstrijden dan aan
de Olympische prijskamp heeft be
leefd.
„Dat zat zo. We moesten, in Nij
megen geloof ik, met zijn negen
endertigen uitmaken, welke 5 de
Nederlandse schietploeg zouden
gaan vormen. Daar waren ook een
stel militairen bij. Waaronder een
kapitein en ik. Die kapitein was
er bij voorbaat van overtuigd, dat
hij zou winnen. Ik hou niet van
dat opschepperig gedoe. Boven
dien ben ik nogal driftig. Dus ik
dacht: jou zal ik hebben, manne
tje. Dat lukte. Ik schoot hem er
met één punt verschil uit.
Van de Spelen herinner ik me
niet zo erg veel meer. We waren
van Nederland met zijn veertie
nen in totaal. Ik weet niet eens
de namen van de andere mensen
(allemaal heren, dat is ook an
ders tegenwoordig) meer. Alleen:
die schietwedstrijden werden ge
houden in Chalons of zo bij Reims.
De Nederlandse schietploeg won
de bronzen plak. We schoten op
schijven op afstanden van 400, 600
en 800 meter. Ik met een nieuw
geweer. Gekregen van het minis
terie. Het had een grote aanvangs-
snelheid. Dat wil zeggen, dat de
kogel niet zo'n boog maakte. Ik
heb het er goed meegedaan. Wat
ik me ook kan herinneren is, dat
we dikwijls een diner hadden. Dan
werden ontzaglijk veel redevoerin
gen gehouden. Daar hou ik ook
niet van, dus piepte ik er dan
maar tussenuit. Het ging er nogal
gemoedelijk aan toe.
Heel anders dan nu, als ik de
kranten moet geloven. O ja ik heb
in Chalons goed geschoten. Hoe
veel punten ik had weet ik echt
niet meer, maar het was een aar
dig totaaltje".
„We zijn bij terugkeer in Ne
derland één keer gehuldigd. Met
de hele ploeg. Maar daarmee was
de kous af. Bij de selectiewedstrij
den voor de volgende Olympiade
kwam ik er niet meer aan te pas.
Maar toen was ik ook al 44 jaar.
Ik weet nog, dat ik me op de
Olympiade in Parijs twee jaar
lang heel serieus heb voorbereid,
zonder er overigens rekening mee
te durven houden, dat ik in de
Olympische ploeg zou komen".
Francois Kortleve werd in Ois-
terwijk geboren. In 1899 kwam
hij naar Bergen op Zoom. Hij werd
soldaat bij het derde Regiment In
fanterie en fungeerde eerst als
tamboer. Een jaar later werd hij
korporaal. In 1924 het jaar van
de Olympiade in Parijs be
kleedde hij de rang van sergeant
majoor.
„Dat schieten heb ik ook in
dienst geleerd. Ik werd van lie
verlee beter. Het kwam zover, dat
ik de schietploeg van het vijfde
bataljon van het derde regiment
aanvoerde. Met die ploeg heb ik
heel wat prijsjes in de wacht ge
sleept. De mariniers waren altijd
onze kwaaiste concurrenten. Als
lid van de schietvereniging „Jan
van Glymes" heb ik me ook ter
dege geweerd". En hij toont trots
een medaille, verdiend met een
tweede prijs bij een verenigings
wedstrijd, terwijl de Olympische
medaille wat vergeten op tafel
ligt.
Bij zijn pensionering vlak voor de
tweede wereldoorlog kreeg hij de
zilveren eremedaille (met de
zwaarden) verbonden aan de Or
de van Oranje-Nassau. De oorlog
is de naarste episode van zijn le
ven geweest. „Ze hebben mij uit
gemaakt voor NSB'er. Ik had no-
tabene 't vaandel van 't derde re
giment uit de ha-den v. d. Duit
sers gered. Gei dg ben ik na
de oorlog vrijget. oken. De men
sen die me aangeklaagd hebben,
zijn dood. Maar als ik ze in het
hiernamaals nog eens tegenkom,
ga ik met ze op de vuist. Gega
randeerd".
„Kijk", zegt hij, kijkend naar
het plafond van zijn kamer in het
bejaardentehuis Avondvrede, „aan
die vuile beschuldigingen denk ik
meer terug dan aan het behalen
van die medaille daar".