Ü3 WIE ANDERS DAN ABEBE BIKILA MOET WINNEN? Kano-coach Karei Muijs: „De loting is zeer belangrijk" Theo Platjouw ereklasse in dit jaar PONTIAC „In 1924 in Parijs was het alleen maar feest ieuwe in dat busje... FRANCOIS KORTLEVE: 4SM4J PKqffie op u „WE HEBBEN ONS 1 UITSTEKEND VOORBEREID' Successen F kans zolang 't nog kan Wie is niet als de 'TRFETTR gram Sterkste biljarter van Zeeland Finaleplaats V -N. X';< V' BUISMAN I«mam fuisman lekker vers m slroolbm. DE STEM VAN DONDERDA© 16 OKTOBER 1968 17 Een beeld van de training van de Nederlandse kano-ploeg. Op de foto van links naar rechts: Anton Geurts, J. Wittenberg, A. Muusse en Paul Bunschoten. (Van onze speciale verslaggever) MEXICO-CITY In de vroege och tend, als de lucht zuiver is en het verkeer nog geen walmdeken over Mexico City heeft gelegd, draaft een zuinig gebouwde atleet over de In- surgentes, de boulevard die dwars door de stad loopt. Hij kiest de an dere richting, de stad uit en de om ringende bergen in. Af en toe kijkt de atleet om, want waar overdag een onafgebroken colonne auto's voort- dendert, ontwaart hij slechts een taxi die op dit vroege uur al passa giers heeft. Het zouden onverbete- lijke boemelaars kunnen zijn in deze stad waar dag en nacht natuurlijke verlengstukken van elkaar zijn. De atleet loopt elke dag hetzelf de parcours en sluit zich bij terug komst het liefst op in het gebouw waar de Ethiopiërs zijn onderge bracht. Daar zetelt ook Mousse Ro- ba, de trainer van de atleet die In Rome 1960 eenklaps uit de lucht kwam vallen en de hele wereld ver steld deed staan door op blote voe ten de marathon te winnen. Hij gaf er in Tokio 1964 een reprise van en wil zijn hattrick voltooien in Mexico 1968. Abebe Bikila traint. Trainer Roba heeft het al gezegd: „Hij is een ziwijgzame man die zich het liefst in de eenzaamheid voor bereidt op de strijd die de zwaar ste lijkt te worden van deze spelen. Het parcours voor de mara thon is duivels lastig en er zullen er veel afvallen." Trainer Roba had er dan wel bezwaar tegen om Abebe Bikila te volgen bij zijn training, maar hij betwijfelde sterk of zijn pupil na terugkomst bereid zou zijn enige woorden te wisselen. „Het grote probleem voor hem is dat hij na 1960 een wonderman is geworden. Overal waar hij zich ver toont, bespringen alle denkbare pu bliciteitsmedia hem. Hij heeft geen rust meer gekend sinds 1960 als hij zich buiten zijn vaderland be vond. En Abebe Bikila haat de op hef die om zijn persoon wordt ge- «IMiXPs (Van onze speciale verslaggever) MEXICO CITY Tegen het decor van donkere bergen met daarboven een bijna Nederlandse wolkenlucht perste Paul Hoekstra alles eruit. Terwijl kanoeoach Karei Muijs, op de fiets naast de magnifieke, speciaal aange legde Cuemancobaan reed, klonk van de tribunes een fanatiek gejuich. Naast de kanobaan roeide de Mexicaanse acht voorbij. Het goud was al binnen voor de Mexicanen, die de trainingen gratis mogen volgen en daarvan druk gebruik maken. Paul Hoekstra hoorde slechts de stem van zijn coach: „Uitstekend Paul, prima" en hij keek op zijn stopwatch. Paul Hoekstra liet de peddels zak ken en boog diep voorover. Het was ie dag de eerste keer dat hij, na een zware oehtendtraining, in de middag uren alles had mogen geven. Karei Muijs was tevreden. Omzichtig leidt hij zijn mannen en de twee dames naar een top. Hij heeft alles zorg vuldig berekend, zijn ploeg als laatste naar Sankt Moritz laten gaan en er niet meer dan een week „genoeg om afscheid te nemen" tussen ge laten om naar de Spelen te vertrek ken. Toch grijpt hij in een vacu um als hjj, weer voorzichtig, zijn blik richt op de strijd cm de medailles en de betere plaatsen. „De vorm van de dag zal voor een groot deel doorslag gevend zijn. Reken maar dat er veel fotofinishes zullen zijn. De top zit uiterst dicht bij elkaar. In Tokio kon den we drie tot vier favorieten aan wijzen. Het zijn er hier al zeven tot tien. Een kleinigheid, de loting, de vorm van het moment, dat alles is mede bepalend voor de plaats in de eindrangschikking". Karei Muijs weert alle lof af. Maar het feit blijft bestaan dat de kano sport op technisch gebied een enor me vlucht heeft genomen en sinds hij in 1959, vlak voor de Spelen in Ro me In „hobbydienst" van de Neder landse Kano Bond kwam. Het was een sober begin dat in 1962 uitgroei de tot een job van drie dagen per Week en vervolgens een full time werkkring. Karei Muijs is een perfec tionist en een idealist. Hij is verslingerd aan het kano varen en aan zijn pupillen, een fijn stel dat vrije tijd opoffert, zelf de traming zorgvuldig bijhoudt als de mogelijkheden ontbreken en met een ontembare wilskracht naar de top voer. De kleine bond met niet meer dan 200 wedstrijdvaarders zit met niet minder dan acht vertegenwoordigers ui Mexico: Paul Hoekstra die de K-l an K-2 vaart, Anton Geurts in de a-2 en K-4, Paul Bunschoten, Bram Muusse en Jan Wittenberg die met yeurts de vier completeren (reserve Jan Verhaard), Mieke Jaapies in (ADVERTENTIE) aze week ontvangt u nog is Mexi-Karta bij elke f. 5,- :happen (voor zover uw -winkelier ze nog beschik* seft). angstelling voor de Mexi- is namelijk zó groot dat gelijk is dat men hier en oor de voorraad heen 'dubbelt' tportfoto't? ood. hteft dt ESTAFETTA-rulleentr»?». unt u dt tportfoto't van dt MEXI ruilen voor dt ontbrtktndtn. ntra-Winktlitr vertelt u gfMfl hot it de K-l en met Thea Bergers-Duif in de twee. Karei Muijs legt de knoet er wel bovenop. Ze slikken het omdat ze weten dat het broodnodig is. „De training is hier nog zwaarder dan in Nederland. Vooral in een zo hoog mogelijk opgevoerde conditie kan on ze winst liggen. Sinds een jaar trai nen we tijdens de weekeinden twee maal per dag. Vrijwel alle andere ploegen, en zeker de Oosteuropese, weten niet anders. Ik onderken dan ook bij hen een zekere onverschillig heid en spiermoeheid. We hopen uit hun training die niets bijzonders meer voor hen is, een psychologisch voor deel te trekken. Het is bij ons eigen lijk net zo ais bij de schaatsers. De Russen dachten dat ze geweldig had den getraind. Toen bleek dat de Ne derlanders het nog zwaarder hadden gedaan. De spiervermoeidheid gaan we te lijf met een loop- en fietstrai ning en die is ook niet mak, na de wajtertraining. Afwisseling is nood zakelijk, hoewel kanovaarders tegen woordig niet meer dat armen- en schouderwerk doen als vroeger. Ik ben er altijd een voorstander van ge weest de grote rompspieren te ge bruiken". Het klassieke voorbeeld daarvan vaart voorbij, de Deen Erik Hansen die de peddels als de benen van een balletdanser luchtig door het water haalt en alleen de romp be weegt. Hij is Europees, wereld- en Olympisch kampioen. Het lijkt of hij het water nauwelijks raakt en ruist voorbij, gelijkmatig en vloedend. Met een verlekkerde blik volgt Karei Muijs hem. „Bij ons had alleen Anton Geurts die romptechniek van nature, de rest heeft het moeten aanleren. Verder hebben we twee jaar getraind op de ademhalingstechniek. Men beweert wel dat adem halen iets natuurlijks is, dat niet gewijzigd kan worden, al thans zeer moeilijk, maar wij hebben het tegendeel bewezen. Hoe het straks uitpakt is een tweede, maar het kan. En we zijn in ademhalings economie vijftien procent vooruit ge gaan". Karei Muijs hoeft geen sche ma's te raadplegen. Hij heeft alles in zijn hoofd, bezeten als hij is van zijn ploeg en de sport. Hij offerde een maand vakantie op om met het medisch team, dat des tijds naar Mexico ging, mee te kun nen. Hij wilde er met zijn neus bo venop zitten en het nieuwste van het nieuwste ten gunste van zijn pupillen ontdekken. Drie jaar geleden, toen de selectie voor het eerst „naar hoog te" ging, in Oostenrijk, legde hij al les al vast. Het jaar daarop, in Arosa, breidde hij zijn eigen „rapport" uit Met gebruik te maken van de onder zoekingen die dr. Van Leeuwen en prof. Biersteker deden, heeft hij zijn „eigen stijl" ontwikkeld. Met hart en ziel werkt hij aan zijn soprt, die als een fontein onder hoge druk omhoog is gespoten. „We zijn ook de enige bond die zesmaal op hoogte is geweest. We begonnen in 1965 in Oostenrijk, in het voorjaar 1966 gingen we naax Arosa en in het najaar met Geurts, Hoekstra en Mieke Jaapies naar Mexico, voorjaar 1967 zaten we weer in Arosa met een trainingskamp en in april 1968 nogmaals. Daar kwam dan nog Sankt Moritz bij. En dan moet ik toch wel stipuleren dat we enorme medewerking hebben gekre gen van het NOC en de werkgevers van de dames en heren. Toen ik na Oostenrijk en Arosa over vergelij- (Van onze sportredactie) AXEL „Ik hoop dit seizoen de ereklasse te bereiken in de spelsoort kader 47/2, groot biljart, of libre groot biljart", zegt de beste biljarter die Zeeland ooit gekend heeft: Theo Platjouw, nu al vier jaar lang bezig om uit de eerste klas kader 47/2 (groot biljart) of eerste klas libre (groot biljart) naar de ereklasse (de hoogste nationale afdeling) te pro moveren. Tot nu toe is het de Axelse vertegenwoordiger in automobielen niet gelukt zich bij de elite van de Nederlandse biljartsport te plaatsen. In zijn beide favoriete spelsoorten haalde hij vorig jaar wel de finales, maar daarin moest hij zich twee maal met een vijfde plaats tevreden stel len, Promotie was er dus nog niet bij. Maar dat weerhoudt Theo Platjouw er niet van om nu opnieuw vol ener gie aan het nieuwe seizoen te begin nen. „Vorig jaar heb ik om onver klaarbare redenen slecht gespeeld. Wat het dit keer gaat worden kan ik niet zeggen. Ik hoop er het beste van maar als biljarter kan je nooit van tevoren bij benadering zeggen wat er gaat gebeuren. Soms speel je in een toernooi drie dagen bijzonder goed en dan verknoei je op de laat ste dag ineens alles", aldus de Axelse topbiljarter, die nog steeds regelma tig op het enige grote wedstrijdbil jart van Zeeuwsch-Vlaanderen (in Sluiskil) oefent. Vlak voor de belangrijke wedstrij den voert Theo Platjouw zijn tarinin- gen tot enkele uren per dag op. Dat is volgens hem echter nog lang niet voldoende om in de wedstrijden op gewassen te kunnen zijn tegen man nen als Scholte, Vultink en Plat jouw: „Al die topbiljarters hebben 'n baan - meestal kastelein - waarin zij zich dagelijks urenlang aan het biljart kunnen oefenen. En tenslotte is veel training vooral in de biljart- sport de basis voor het succes. Vin gerhoed heeft eens gezegd dat je, om als biljarter iets te bereiken, moet oefenen tot je van vermoeidheid op de tafel valt. Mensen die zuiver voor hun plezier biljarten komen echter niet aan de noodzakelijke trainingen toe. Daarom zal het voor mij altijd moeilijk blijven om mij tussen de sterkste biljarters van ons land te spelen". Desondanks heeft Theo Platjouw weer ingeschreven voor de voorwed strijden kader 47/2 (groot biljart), die over drie weken in Helmond of Breda worden gehouden. Wanneer hij zich in dit toernooi bij de beste acht plaatst betekent dat opnieuw 'n finaleplaats in de strijd om de natio nale titel. Mocht zijn gemiddelde in dit toer nooi echter niet hoog genoeg zijn (het minimum voor promotie naar de ereklasse in deze spelsoort is 24) dan heeft Theo Platjouw enige tijd later nog een tweede kans om als eerste Zeeuw door te dringen tot het Ne derlandse biljartwalhalla. De Axeler schrijft namelijk ook weer in voor de voorwedstrijden voor de finale eerste klas libre groot biljart (mini mum 40). Omdat de twee belangrijke toer nooien dit seizoen met een lange tus sentijd worden gespeeld, komt het succesvolle lid van de biljartvereni ging ABC-Axel voor de eerste maal in een driebandentoernooi aan de ta fel. „Op aanraden van mijn leraar Ton Schrauwen (Europees kampioen 47/2) heb ik voor het driebanden- toernooi ingeschreven. Van de K.N. B.B. heb ik dispensatie gekregen, zo dat ik nu direct in de eerste klas (groot biljart) kan spelen. Deze in schrijving is eigenlijk alleen bedoeld om eens uit te proberen wat het in deze klasse wordt. Ik denk overigens wel dat ik succes zal hebben", zegt (ADVERTENTIE) Theo Platjouw, al sinds 1956 regel matig aan de Zeeuwsch-Vlaamse bil jarts te vinden. Door regelmatige promoties op de kleine tafels kwam Theo Platjouw al spoedig aan het moeilijker werk op de grote matchtafel toe. Theo Plat jouw: „Het verschil tussen het spel op het grote en het kleine biljart is intussen zo groot geworden dat het kleine biljart naar verhouding niet meer mee telt. In de wedstrijden op het grote biljart speel ik ook meer voor het moyenne dan voor de pun ten. Ik ben van mening dat je het anders niet haalt. Ik speel op alles of niets". kingsmateriaal beschikte, ben ik naar het NOC gestapt. Ik heb gevraagd de voorbereiding op de Spelen in Mexi co zo goed mogelijk te mogen doen. In feite stelde onize bond een vreem de eis: e engrote wedstrijd laten val len en daarvoor in de plaats een win terkamp. Maar dat pakte zo goed uit dat het NOC zei: gaan jullie maar door". Het resultaat ligt in de grote tn- schrijving van een kleine bond be sloten. De successen van de afgelo pen jaren hebben als een sterke maatstaf kunnen gelden. In 1959 be gonnen, in 1961 tijdens de Europese kampioenschappen in Poznan in alle finales vertegenwoordigd. De grafiek bleef een stijgende lijn vertonen. De laatste hand wordt gelegd In Xochi- milco, op het CuemancokanaaJ. „De tijden lagen hier", aldus Karei Muijs, „aanvankelijk stukken ongunstiger. Nu zes seconden gunstiger. In de tweede week voor de Spelen hebben ze door de zure appel heen moeten bijten met veel snelheidstraining en afstand varen". Vijfentwintig tot dertig kilometer per dag leggen de dames en heren over het water af. Langs het kanaal peddelt Karei Muijs op de fiets, op het kantaal peddelen zijn pupillen. Tweemaal per dag. „Natuurlijk lig gen we achter bij de landen die dat altijd kunnen doen. Toch gok ik op dat psychologische effect. Hoekstra en Geurts hoeven zich geen zorgen te maken omdat hun races niet meer dan anderhalf uur van elkaar liggen. Dat kunnen ze nu aan. Het is voor onze kleine bond ook geen schande dat we hen dubbel moeten laten va ren, Hoekstra in de een en de twee, Geurts in de twee en de vier. Zelfs Rusland maakt een dubbele bezetting. En daar hadden ze drie jaar geleden al zeshonderdduizend leden. Boven het kanaal trekt de lucht dicht. Het is namiddag. De bus naar het Olympisch dorp staat gereed: eten en een stnkje wandelen of naar het ontmoetingscentrum. Vroeg naar bed. Spreekkoor van de ploeg: „Na tuurlijk, dat hebben we nodig om bij te komen maar eerst en vooral om straks tot op de bodem te kunnen gaan". Theo Platjouw: dit jaar? SWISS MADE het meest verkochte merkhorloge in nederland 1 een zg "carré conibrè model sjiek horloge dat echt nooit verveelt double f 99- 2 een klem fijn uurwerkje in een prachtig gouden kastje met solide gouden band f 530 3 een klassiek du-dekjk ofieesbare wij/et plaat gouden kast Een .Vl'jd r.jieke Pönhoc f 174 maakt. Hij vindt het niet meer dan vanzelfsprekend dait hij wint want hij is de sterkste". Deze onthullende woorden, in volle ernst uitgesproken en geen zweem van hoogmoed ver radend, worden later beaamd door Demsse Wohle en Merawi Gebrn, die ook voor Ethiopië op de mara thon zullen starten. Na tien kilometer wendt Bikila de steven en zonder een moment te ver slappen legt hij de terugweg af. Trai ner Mousse Roba zit te midden van de elf man tellende Ethiopische equi pe, die onverstaanbare klanken voortbrengt. Rap sprekende Roba is ten volle bereid als tolk te fungeren. In alle toonaarden wordt de lof bezongen van de man die in de badkamer ver frissing zoekt en zich dan op een bed neervlijt dat eerbiedig is afgestaan door twee atleten die er beslag op hadden gelegd. Hij legt zijn handen als van een pianist uitge spreid naast zich op het bed en ver breekt zijn zwijgzaamheid. Hij is 36 jaar, gehuwd en heeft vijf kinderen. Abebe Bikila is een laatbloeier, want hij begon pas aan de langere af stand toen hjj 25 jaar was. En dan wil hij meteen even een hardnekkig misverstand uit de weg ruimen. „Het is niet waar dat ik als lijfwacht van mijn keizer en de anderen slaan even de ogen neer wordt bevor derd omdat ik gouden medailles win. Dat is een natuurlijk verloop. Ik was 19 jaar toen ik in miliatire dienst ging en ik was al een jaar ser geant toen ik ging lopen". Een snelle berekening leert dat hij toen 24 was. „Onze promotie ge schiedt om de vier jaar. In Rome was ik 28 en dus de volgde promotie. Maar niet omdat ik daar een gou den medaille veroverde. In Tokio was ik 32 en werd ik dus bevorderd maar niet omdat ik eerste werd. En of ik in Mexico wel of niet goud verover, doet niets terzake, ik word weer bevorderd". Wint Abebe Bikila weer een ma rathon? Trainer Roba zal het ant woord geven. „Er is er een die hem misschien kan volgen, Mohamed Ga- moudi uit Tunesië". Dan haalt hij Engels boekje te voorschijn dat over Mexico gaat. Hij wijst aan: „In het noorden van Mexico, in de staat Chi huahua, leeft een Indianenstam, de Tarahumaras. De leden van die stam zijn uitzonderlijke atleten. Zij ja gen zonder wapen op een hert en lo pen er net zo lang achteraan tot het beest zich van uitputting overgeeft". Een hele stam wonderlopers die alle atleten ter wereld eruit zouden lo pen als zij beseffen over welke fa buleuze krachten zij beschikken. Mousse Roba klapt het boekje dicht en met een mysterieuze glim lach zegt hij: „Zij zijn er niet bij". Met andere woorden: „Wie anders dan Abebe Bikila moet de mara thon winnen? (ADVERTENTIE) lOokt. Erik geeft jarige juf drie hemelsblauwe zakdoeken. Erik krijgt zoen. met'ngriffeL Francois Kortleve met zijn Olympische plak. (Van onze correspondent) BERGEN OP ZOOM Na veel zoeken een lang niet meer ge poetste bronzen Olympische plak uit een verdwaald sigarenkistje opdiepend zefft de 84-jarige maar krasse Francois Kortleve uit Ber gen op Zoom: „Ik heb één keer mogen deelnemen aan een Olym piade. En ik kwam met een bron zen medaille naar huis ook. Dat was geweldig. Maar om nou te zeggen, dat ik er nog dikwijls aan terugdenk; nee. Ik moet bekennen: De laatste weken denk ik er veel meer aan. Dat komt van al die narigheid in Mexico. Dan was het toen in Parijs, 44 Jaar geleden, heel anders. Daar was het alleen maar feest". Maar de heer Kortleve ge pensioneerd beroepsmilitair, zijn laatste rang was adjudant-vaan deldrager is toch, en maar wat graag, bereid te vertellen, hoe hij zijn bronzen plak verdiend heeft: met seherpschieten met geweer. Waarbij hij wel nadrukkelijk wil aantekenen, dat hij eigenlijk nog veel meer plezier aan de Neder landse selectiewedstrijden dan aan de Olympische prijskamp heeft be leefd. „Dat zat zo. We moesten, in Nij megen geloof ik, met zijn negen endertigen uitmaken, welke 5 de Nederlandse schietploeg zouden gaan vormen. Daar waren ook een stel militairen bij. Waaronder een kapitein en ik. Die kapitein was er bij voorbaat van overtuigd, dat hij zou winnen. Ik hou niet van dat opschepperig gedoe. Boven dien ben ik nogal driftig. Dus ik dacht: jou zal ik hebben, manne tje. Dat lukte. Ik schoot hem er met één punt verschil uit. Van de Spelen herinner ik me niet zo erg veel meer. We waren van Nederland met zijn veertie nen in totaal. Ik weet niet eens de namen van de andere mensen (allemaal heren, dat is ook an ders tegenwoordig) meer. Alleen: die schietwedstrijden werden ge houden in Chalons of zo bij Reims. De Nederlandse schietploeg won de bronzen plak. We schoten op schijven op afstanden van 400, 600 en 800 meter. Ik met een nieuw geweer. Gekregen van het minis terie. Het had een grote aanvangs- snelheid. Dat wil zeggen, dat de kogel niet zo'n boog maakte. Ik heb het er goed meegedaan. Wat ik me ook kan herinneren is, dat we dikwijls een diner hadden. Dan werden ontzaglijk veel redevoerin gen gehouden. Daar hou ik ook niet van, dus piepte ik er dan maar tussenuit. Het ging er nogal gemoedelijk aan toe. Heel anders dan nu, als ik de kranten moet geloven. O ja ik heb in Chalons goed geschoten. Hoe veel punten ik had weet ik echt niet meer, maar het was een aar dig totaaltje". „We zijn bij terugkeer in Ne derland één keer gehuldigd. Met de hele ploeg. Maar daarmee was de kous af. Bij de selectiewedstrij den voor de volgende Olympiade kwam ik er niet meer aan te pas. Maar toen was ik ook al 44 jaar. Ik weet nog, dat ik me op de Olympiade in Parijs twee jaar lang heel serieus heb voorbereid, zonder er overigens rekening mee te durven houden, dat ik in de Olympische ploeg zou komen". Francois Kortleve werd in Ois- terwijk geboren. In 1899 kwam hij naar Bergen op Zoom. Hij werd soldaat bij het derde Regiment In fanterie en fungeerde eerst als tamboer. Een jaar later werd hij korporaal. In 1924 het jaar van de Olympiade in Parijs be kleedde hij de rang van sergeant majoor. „Dat schieten heb ik ook in dienst geleerd. Ik werd van lie verlee beter. Het kwam zover, dat ik de schietploeg van het vijfde bataljon van het derde regiment aanvoerde. Met die ploeg heb ik heel wat prijsjes in de wacht ge sleept. De mariniers waren altijd onze kwaaiste concurrenten. Als lid van de schietvereniging „Jan van Glymes" heb ik me ook ter dege geweerd". En hij toont trots een medaille, verdiend met een tweede prijs bij een verenigings wedstrijd, terwijl de Olympische medaille wat vergeten op tafel ligt. Bij zijn pensionering vlak voor de tweede wereldoorlog kreeg hij de zilveren eremedaille (met de zwaarden) verbonden aan de Or de van Oranje-Nassau. De oorlog is de naarste episode van zijn le ven geweest. „Ze hebben mij uit gemaakt voor NSB'er. Ik had no- tabene 't vaandel van 't derde re giment uit de ha-den v. d. Duit sers gered. Gei dg ben ik na de oorlog vrijget. oken. De men sen die me aangeklaagd hebben, zijn dood. Maar als ik ze in het hiernamaals nog eens tegenkom, ga ik met ze op de vuist. Gega randeerd". „Kijk", zegt hij, kijkend naar het plafond van zijn kamer in het bejaardentehuis Avondvrede, „aan die vuile beschuldigingen denk ik meer terug dan aan het behalen van die medaille daar".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 13