^et vandaag nog
leeinhet
|iÜ\digebemine
.HET ONTSTAAN VAN DE
ARBEIDERSKLASSE
Deschamend relaas
van een zieke tijd
y'iSggSiwS
Langzame economische
ontwikkeling oorzaak
van ontevredenheid
Aarzeling
Uitzichtloos
DE HAVENBEDRIJVEN
De stemming in West-Irian
Economie
\M -
ITENLUCHT
ERK
IET EEN MAAT
IK
Q[).
(Tan een onzer redacteuren)
De moderne arbeidersklasse is het produkt van de machine. Zij is
geen vereniging van mensen, gevormd door persoonlijke toetreding
van gelijkgezinden op grond van persoonlijke gevoelens op politiek of
ander gebied. Z(j is het resultaat van de ontwikkeling van de krach
ten in de produktie. Zij is een schepping van de machine, om precies
te zijn: van het machinale werktuig. Zonder machines geen arbeiders
klasse."
Aan het woord is prof. Jürgen Kuczynski, hoofd van het Instituut voor
Economische Geschiedenis in Oost-Berlijn in zijn boek „Het ontstaan van
de arbeidersklasse", dat onlangs in een Nederlandse vertaling is uitgekomen
in de Wereldakademiereeks van uitgeverij W. de Haan/J. M. Meulenhof. Het
is een boek, dat drie dingen tegelijk is: een diepgaande studie, een logboek
van honderd jaar schokkende gebeurtenissen en (door het overrijke Illustra
tiemateriaal) een beeldroman van de geboorte van een klasse, die de wereld
tot de industriële revolutie nooit gekend had.
Prof. J. Kuczynski geeft in zijn
boek een bijna fotografisch beeld
van de ontwikkeling der arbeiders
klasse tot het manifest der commu
nistische partij in 1848. Daarna geeft
hfj gedetailleerd een overzicht van
de ontwikkeling in de belangrijkste
industriestaten en hij voegt daar een
overzicht van de geschiedschrijving
der arbeidersklasse aan toe. Naar
zijn eigen politieke kleur weliswaar
maar dat moge men hem vergeven.
Voor de industriële revolutie in de
tijd van het feodalisme, moet er een
goede, oude tijd" zijn geweest voor
de eenvoudige handwerker, de we
ver en de spinner, ook in de tijd,
dat de „manufacturen" ontstonden,
de vreedzame voorlopers van de
mensenlevens etende industrieën van
de negentiende eeuw. De wevers en
spinners waren veelal thuiswerkers
ten plattelande- Hun werk werd door
de afnemer redelijk betaald. Ze had
den een stukje grond in eigendom,
waar ze iets op verbouwen konden
en ze waren „vrij": naast hun werk
bielden zij tijd over om zich te ont
spannen en menige wever had een
bescheiden spaarduit. Zo stonden zij
gelijk met de geschoolde ambachts
lieden, die gewaardeerd werden om
hun vakkennis en die de achting,
welke men hen toedroeg, gestalte
zagen krijgen in het eigen huis, de
eigen werkplaats, het eigen gereed
schap. Maar een- arbeidersklasse
vormden zij niet. Het. gezin was de
produktie-eenheid en zichzelve ge
noeg. Een heel ander beeld evenwel
vormden de gecentraliseerde manu
facturen, die in de praktijk vaak
niets anders waren dan gevangenis
sen, waarin men het schuim van
de natie het werken we) zou bijbren
gen, waarin misdadigers en beroeps
luiaards bijeengebracht werden met
vrouwen van minder allooi. Maai
ook deze groep mag men de titel
van „klasse" niet geven: in feite
stond zij buiten de geordende maat
schappij. Ze was niets. Dat gold
vooral voor het vasteland van West-
Europa. In Engeland was de ge
centraliseerde manufactuur vrijer,
maar er kleefde desondanks een
smet op: het boerenmeisje, dat tei
manufactuur ging plaatste zich daar
mee buiten de achting van haar me
deburgers en het feit, dat zjj eer
lijke arbeid verrichtte in een „pu
bliek bedrijf" deed onmiddellijk bij
de brave burgers de gedachte op
komen, dat zij wel een „publieke
vrouw" zou zijn. Waarbij aangete
kend dient te worden, dat zij, of
schoon van de beste voornemens be
zield, inderdaad het grote risico liep
dat te worden want de mannen op
een gecentraliseerde manufactuur
waren ook in Engeland op de eerste
plaats de ontwortelden, de „nergens
bijhorende" typen zonder enig bezit
behalve dan een vrij leeg hoofd en
twee handen, waarmee ze een weef
getouw konden bedienen-
Weinig beter waren in maatschap
pelijk opzicht de mijnwerkers er
aan toe, waarvan velen in 1880 nog
„verschopte wezens" zouden zijn
buiten de maatschappij, getuige de
brieven van Vincent van Gogh uit
het Noordfranse mijngebied in die
dagen. En het leger der onmaatschap
pelijke nietsbezitters werd nog aan
gevuld door de duizenden arme ge
zellen, die het in de vervaltijd der
gilden nooit tot het meesterschap
zouden brengen en zich tevreden
moesten stellen met de rol van „los
se" werkman, wiens geschooldheid
met het jaar terugliep. Zij allen
vormden het leger der ellendigen
aan de vooravond van de industriële
revolutie, een prooi voor de machi
nes, die hun intocht spoedig zouden
gaan houden.
De machine heeft met de intocht
lang geaarzeld, of liever: zij mocht
in de feodale maatschappij geen kans
krijgen. Toen in de zestiende eeuw
in Duitsland een bandwcefmachine
werd uitgevonden, werd het duivels-
tuig verboden, omdat het een ge
vaar betekende voor de gevestigde
orde en belangen. De uitvinder moet
op een ongelukkige wijze aan zijn
einde gekomen zijn.
Kinderen werkten in de fabrieken
letterlijk van 's morgens vroeg
tot 's avonds laat, na hun werk
vielen ze uitgeput in slaap op de
plaats waar ze zich bevonden.
De volgende citaten uit hel
hiernaast besproken boek
spreken op zichzelf al boek
delen.
s
„Mijnwerkers en wevers zün eer.
apart slag mensen, anders dan dt
andere arbeiders en handwerkers
Ik voel een grote sympathie voor
hen en zou mij bijna gelukkig prij
zen indien ik op zekere dag deze nog
onbekende of bijna onbekende ty
pen zo zou kunnen tekenen dat zij be.
kend zouden worden. De man uit de
diepste diepte is de kolenmijn-wer
ker. De andere, met het sombere,
bijna dromerige gezicht van een
nachtwandelaar, is de wever. Nu leef
ik al bijna 2 jaar onder hen en heb
hun merkwaardige karakter leren
kennen, tenminste van de mijnwer
kers. En meer en meer voel ik mijn
hart bewogen ja zelfs verscheurd
door deze arme, ongekende arbei
ders, de laagsten van allen zogezegd,
de meest verachten".
(Vincent van Gogh in september
1880 over de mijnwerkers van Pas
ie Calais).
„In alle seizoenen is het daar
tochtig. De vensters van de wo
ningen en de deuren van de kelders
komen uit op verpeste hofjes, waar
in achteraan een ijzeren hek over een
gat ligt, dat dag en nacht wordt ge
bruikt als openbaar toilet. De wonin
gen liggen rondom deze pesthaar
den. Hoe dieper de bezoeker door
dringt in het binnenste van deze com
plexen, des te dichter dringt er een
merkwaardige bevolking van bleek
zuchtige, gebochelde en vergroeide
kinderen met lijkbleke of vaalgrau-
we gezichten om hem heen, die be
delen om een aalmoes".
(Aldolphe Blanqui over de arbeiders
woningen van Rljssel).
Onder de arbeidsters vindt men
soms vrouwen, die gedurende vele
weken, slechts met uitzondering van
enkele dagen, van zes uur des mor
gens tot middernacht aan het werk
worden gehouden met minder dan
twee uren schafttijd, zodat Zij .pp
vijf dagen van de week van de vier
entwintig uur er slechts zes over
houden om van huis naar de fabriek
en terug te gaan en in bed uit te
rusten". (Uit een Engels arbeiders-
inspectierapport va-n 1884).
De uitvinding van de stoomma
chine leverde een „apparaat" op,
waar men geen raad mee wist. Wel
iswaar wist men in Engeland de
eerste stoommachines te gebruiken
om pompen aan te drijven in de mijn
schachten, maar in het feodale
Duitsland werd een der eerste stoom
machines alleen gebruikt voor het
genoegen van een kleine vorst: hq
liet zo'n wonderlijke machine opstel
len, om de fonteinen in zijn park
te laten spuiten. Maar in de tach
tiger jaren van de achttiende eeuw
kreeg de stoommachine haar grote
kans in de textielindustrie van Lan
cashire in het vroeg-kapitalistische
Engeland. Al in 1773 had de Engels
man Kay de schietspoel uitgevon
den, die de capaciteit der eenvou
dige weefapparaten verdubbelde.
Twee jaar later vond Wyatt een spin
machine uit- Dat was hard nodig,
want door de verdubbeling van de
weefcapaciteit was er een nijpend
tekort aan gesponnen garens ont
staan. Maar algemeen bruikbaar
was Wyatts machine nog niet Het
zou nog duren tot 1784 alvorens de
eerste bruikbare spinmachine werd
geconstrueerd: de beroemde (en ook
beruchte) „spinning Jenny" van
Hargreaves. Daarmee was de wed
loop tussen spin- en weefproduktie
voorgoed begonnen, de ene uitvinding
joeg de andere na. Waterkracht en
stoom werden de aandrijfbronnen.
De Fransman Jacquard construeer
de zijn weefmachine, die automati
sche patronen in het goed kon ma
ken, zodat een kind haar kon bedie
nen als het moest. En dat ook
heel spoedig moeten.
De omstandigheden waren nu ge
schapen voor het ontstaan van het
industrie-proletariaat en niets kon
de ontwikkeling meer tegenhouden,
ofschoon in verschillende landen,
onafhankelijk van elkaar, groepen
mensen ontstonden wier enige doel
was: de vernietiging van deze ma
chines. In deze groepen vonden hand
werkers en beter gesitueerden el
kaar, direct en indirect bedreigden
door de monsters, die geschoold
heid onnodig maakten. Maar de
stroom van de industriële revolutie
spoelde hen weg.
Op weg naar de fabriek: vrouwen
en kinderen vormden het groot
ste deel van de arbeidskrachten
tn de textielfabrieken in Lancashire,
Engelse katoenindustrie amper een
kwart van de arbeiders door volwas
sen mannen werd gevormd. Hoe de
directeuren meenden met het te
werk stellen van kinderen een goed
werk te doen mogen blijken uit
een voorbeeld uit de V.S., waar ge
steld werd, dat hei „veel beter zou
zijn voor deze tengere kinderen om
op de fabriek te werken, dan onder
de verzengende zon op het land".
Bovendien zouden de kinderen er mo
reel beschut zijn: meisjes tussen tien
en zestien jaar zouden, wanneer ze
niet werkten, immers veel eerder
tot kwaad vervallen. Eenzelfde hou
ding werd ingenomen t.o.v. vrou
wenarbeid
Maar terug naar Lancashire, waar
veel mannen thuis werkloos waren
en zich bedronken, terwijl vrouw en
kinderen in de fabriek stonden van
's morgens zes tot 's avonds twaalf,
met twee uur pauze, dit onmenselijke
werk nog afwisselend met nacht
diensten. Van Lancashire werd met
huivering gezegd, dat de bedden er
geen tijd hadden om koud te wor
den.
In de ellende van hun toestand
lag tegelijk de mogelijkheid, om zich
tegen die ellende te verzetten. Sa
menhokkend in veel te kleine kamers
waren de gezinnen niet alleen in de
fabriek op eikaars gezelschap aan
gewezen, maar ook in de schaarse
vrije tijd. En in de kroegen verdron
ken ze niet alleen hun leed: de nuch-
teren onder hen maakten van die
ontmoetingsplaatsen de broeikassen
waar het klassegevoel kon ontlui
ken. En daaruit kwam na enige ja
ren het klassebewustzijn voort.
Er was nog iets anders, dat de
snelle lotsbewustworddng van de
nieuwe klasse der bezitlozen bevor
derde: het inzicht, dat onderlinge
concurrentie slechts schade kon toe
brengen aan hun hele nieuwe „klas
se". Immers: voor de tijd van de
industriële revolutie zou hun onder
linge concurrentie slechts geleid
hebben naar de ondergang van de
enkeling. Wie echter nu zou gaan
werken „onder de prijs" of tegen
nog slechtere arbeidsvoorwaarden
dan de lotsbroeders in een andere
fabriek, wist, dat door zijn houding
honderden anderen getroffen zouden
worden, omdat de werkgevers snel
de arbeidsvoorwaarden gezamenlijk
zouden richten naar dat nieuwge-
schapen minimum.
Wetten tegen de verenigingen
vam arbeiders, zoals ze in het begin
van de vorige eeuw in Engeland wer
den uitgevaardigd, konden de ont
wikkeling niet tegenhouden. En ze
ker kon dat niet de verbazing van
de werkgevers in Boston (Massa-
chussetts), die bij een drieste sta
king van gezellen leidde tot de uit
spraak, dat dit iets onbegrijpelijks
was, „omdat de gezellen in dp fa
brieken toch goed tegen het kwaad
werden beschermd". Een verbazing
die vergezeld werd door het onge
loof, dat een dergelijke onnette hou
ding van de gezellen „ontsproten
kon zijn aan de vrije bodem van
Massachusetts"-
„Spinning Jenny" de beroemde
(en in de ogen van veel armelie-
den beruchte) spinmachine, die de
industriële revolutie op weg hielp.
to).
1968.
loor onze 2287 werknemers
I verdiend f. 226,35 (bruto).
kdoor:
in de 3 weken verplicht),
id (niet verplicht)
(erst - totaal 12%.
het gemiddeld verdiend loon.
0eheerR.H°'
VanEwllcksin.ael
Mepp®1
Winnaar van ƒ500,-
«n oeheel vri\bViiven<J
at,S „t met 186.244 pm-
ïeWÜS?B?ieder Caltex
jnemen. d I mee.
•d.^aneenOEELNAME-
m9* naM hem open
aêt"fn van f V t/m
1000.-toe. en f5r
in t ii een verkeersvraag
woord coffj Voor de
tant uitbetaal^ u
overgemaakt.
in Café-Restaurant de
op Zoom om 14.00
vrouw of verloofde om i"
GEORGES VAN ACKER: PA-
.LLS EN S'iENSN (Uitg.: De Uitg.
iss. Op wenteling, Eindhoven en Uit.
.ïarnix, Gent). Het feit, dat de an-
rur (e;n Belg) van deze verzame-
.ng afor./mui en kOTte gedachten
ang aan het front heeft gestaan in
e strijd vcor sociale rechtvaardig
heid en actief lid was van de Kom-
munistische Partij België, verklaart
veel van wat hij aan parels en ste
nen heeft opgeschreven. De aforis
men zijn niet sprankelend als van
een hyper-taalgevoelig dichter, niet
spits en grondeloos ais van een ge
boren filosoof. Het zijn gedachten van
een vergeef ons het cliché so-
ciaa1 bewogen man, van een oud
strijder, bij wie de eerlijke ver-
bilujr-ng met het te.ien c.er jaren ge
kleurd is door het meer begrijpen
de grijs van de oudere dag. Jam
mer genoeg staan er te veel afge
zaagde en weinigzeggende „stoplap
pen" tussen, die afbreuk doen aan
de „boodschap", zo men wil, die een
aantal aforismen in de bundel tot
waarheden makem, ook voor onze
tijd, waarin zoals Van Acker be
dekt, maar raak te kennen geeft
nog vëel te veel hypocrieten niet
zien wat waar en wat niet waar is.
Enkele lino's van Jan Verwest, waar
van een paar zeer geslaagd, com
pleteren het boekje. Een geschrift,
dat echter vooral interessant is als
portretje van een toch langzamer
hand wel voorbije socialistische pe
riode. J-I*
A. C. S. VAN IIEEL EN C.H.F.
VELZEL: WAT IS LICHT? (Uit de
serie: Wereldakademie. Uitg. W. de
Haan-J. M. Meulenhoff). Wat is
licht? De titel van het boek is met
een de eerste zin van hoofdstuk 1,
Het is de vraag, die de auteurs aan
de hand van de modernste natuur
kundige gegevens, bijeengedragen
door een internationaal gezelschap
van gespecialiseerde geleerden, pro
beren te beantwoorden. De nieuwste
ontdekkingen en hypotheses over
lichtgolven, het menselijk cog, lasers
en fotonen tot en met de regen
boog woraen in het boek uitvoerig
en zo bevattelijk mogelijk bespro.
ken. Een keur van foto's en teke
ningen maakt van het geheel meer
dan een plezierig studieboek, waar
de lezer, die niet direct terugschrikt
als hem een algebraïsche vergelij
king oneer ogen komt, zich graag
doorheen zal worstelen.
Edoch, het definitieve antwoord
blijkt ook hieruit, wat iedereen die
ongeveer beseft wat er in deze
eeuw gaande is, helemaal niet zal
verbazen. Tekenend hiervoor is wel
de slotopmerking van het laatste
hoofdstuk op pagina 244: „We la
ten daarom de lezer vrij om, wan
neer gevraagd wordt: „Wat is licht"?
te zeggen: Wei dat is eenvoudig:
dat wat je ziet. J.L.
GEO STAAD: HUMOR UIT EN
GELAND EN AMERIKA (Uitg. A.
W. Bruna en Zoon, Utrecht-Antwer-
pen, Zwarte Beertje). Wie verwacht
in dit boekje waarbij het aan
deel van G. Staad (alias drs. P.)
slechts bestaat in de keuze van een
aantal verhalen typische Britse
hoogstandjes van spitse fijnproevers
humor en gezellige, meer ongecom
pliceerde, maar even heerlijk Ame
rikaanse grollen te vinden, komt be
drogen uit. Het boekje bevat en se
rie korte verhalen, die hier en daar
geestig zijn, ook wel een aardig tijd
passering vormen voor een regen
achtige dag, maar bepaald niet „het
allerbeste uit het beste" zijn, zoals
de uitgever ons wii doen geloven.
J.L.
ROLF BONGS: DAG EN DROOM
IN HELLAS (Uitgave Leopold, Den
Haag). De politieke omstandigheden
hebben voor veel Nederlanders de
weg naar Griekenland geblokkeerd.
Degenen, die er nooit geweest zijn,
zullen er waarschijnlijk niet om ma
len; zij kiezen een ander vakantie-
doel. Hen, die echter al eerder Grie
kenland bezocht hebben, zal het wel
spijten want die dit land heeft gegre
pen laat het niet meer los. Grieken
land heeft wellicht meer dan enig
ander land schrijvers geïnspireetj
tot enthousiaste ontboezemingen.
De historie, de literatuur, het land
schap, de zee, de Griekse mens, al
eeuwen levert dit alles stof voor vele
beschouwingen.
De Duitser Rolf Bongs is een van
de gegrepenen. Hij heeft een reis
verhaal geschreven, dat meer is dan
dat. Het is een poging om binnen te
dringen in alles wat Griekenland is.
Zijn boek is een boeiende roman
geworden, waarin het land als ge
heel de hoofdrol speelt en alle fa
cetten daarvan de bijrollen vervullen
De korte zinnen (het boek is uitste
kend vertaald door Jan F. de Zan
ger) weerspiegelen de drift, waar
mee Bongs achter het karakter van
het land tracht te komen. Zij ma
ken het met veel foto's verluchte
werk tot een levendig geheel, dat
alleszins het lezen waard is. Zowel
voor de vrienden van Griekenland
als voor degenen, die er nog mee
moeten kennis maken.
OLE JUUL: PARADIJS IN OP-
STAND. (Uitgeverij De Arbeiders
pers, Amsterdam). Een jaar of zo
geleden heeft in bepaalde bioscopen
van ons land een film gedraald
naar het boek „Paradijs in opstand"
van de Deense schrijver Ole JuuL
In die film had de censuur dui
delijk danig de schaar gezet, omdat
wat in Denemarken kan nog niet in
Nederland kan. Na de film is nu ook
het boek in ons land uitgekomen.
En wat blijkt: de filmmakers zijn
met hun beelden heel wat verder
gegaan dan de schrijver met zijn
taal. „Paradijs in .opstand" is een
wat puberachtige roman over een
van enorme viriele krachten voor
ziene oude eilandbewoner en diens
zoon, die zich in zijn onschuld in de
politiek waagt en zelfs bewerkstel
ligt, dat het eiland zich afscheidt
van het moederland. In feite gaat
het meer om de dorpse politieke
verwikkelingen dan om de erotische
avonturen van de oude man. Een
boek voor regenachtige dagen, dat
als men niet in slaap valt Ir
een middagje kan worden uitgelezen.
DJAKARTA (ANP) De be
zoeker van West-Irian bespeurt
weinig van een verbroedering
tussen de bevolking van dit
eiland en de Indonesische mili
tairen en autoriteiten. Maar er
is aan de andere kant geen span
ning in de straten waarneembaar
al zijn sommige Westirianezen,
een jaar voor de volksstemming,
graag bereid aan bezoekende
journalisten verhalen te vertel
len over de onderdrukking van
het volk door de Indonesische
autoriteiten.
In de afgelopen week toen de
V.N.-controleur voor West-Irian, Fer
nando Ortiz Sanz, de Indonesische
minister van buitenlandse zaken,
Adam Malik, de minister van justitie,
Oemar Seno Adji, de minister van
arbeid, schout-bij-nacht Moensalin, en
ongeveer vijftig Indonesische en bui
tenlandse journalisten een bezoek aan
het eiland brachten patrouilleer
den er weinig troepen in de steden en
de soldaten die in de straten liepen
waren licht bewapend. Enige West
irianezen verklaarden echter tegen
over de journalisten dat er minder
militairen in de straten waren dan
gewoonlijk.
Verschillende bewoners van Soe-
karnapoera (het vroegere Hollandia)
keken omzichtig om zich heen toen
zij journalisten vertelden over massa
arrestaties en onderdrukking. Zij zei
den met nadruk dat zij onafhanke
lijkheid het doel van de beweging
Vrij Papoea wensten maar dat zij
hun mening niet openlijk konden
uiten zonder gevaar te lopen gear
resteerd te worden. Een lid van de
voorlopige vertegenwoordigende raad
zei op een bijeenkomst in Soekarna-
poera: „Wij zijn bang om te praten
omdat wij dan gearresteerd zouden
kunnen worden". Hij verklaarde te
genover minister Malik dat de leiders
van West-Irian de gelegenheid moe
ten hebben mee te zoeken naar een
oplossing voor de komende volks
stemming. (Zoals bekend heeft de
raad enige maanden geleden officieel
al zijn standpunt te kennen gegeven
dat West-Irian deel uitmaakt van
Indonesië en dat de eenheid van de
staat gehandhaafd dient te blijven).
Westirianezen, die zeiden anti-In
donesisch te zijn, verklaarden dat
waarschijnlijk 2000 mensen wegens
anti-Indonesische activiteit worden
vastgehouden. Volgens Indonesische
functionarissen bedraagt dit aantal
echter ongeveer 150 in West-Irian
zelf. Zij voegden er aan toe dat nog
eens 150 Westirianezen naar Midden-
Java zijn overgebracht. In betrouw
bare Indonesische kringen werd ge
zegd dat het aantal gevangenen waar
schijnlijk hoger is, maar men noemde
geen cijfers.
Zowel Indonesische functional issen
als hun Westirianese tegenstanders
verklaarden dat er in het bergachtige
oerwoud rond Soekarnapoera niet
veel opstandelingen zijn. De militaire
bevelhebber van West-Irian, brigade
generaal Sarwo Edhie, zei op een
persconferentie dat in geheel West-
Irian naar schatting 2000 opstande
lingen, met 200 vuurwapens uit de
reren, voornamelijk in de „Vogel
kop" (het westelijk deel). Drie jaar
geleden waren het er 14.000. De mees
ten van hen zijn uit het oerwoud te
ruggekeerd en hebben zich gevestigd
vijf tot tien man in het oerwoud ope-
in nieuwe dorpen die met hulp van
het leger zijn gebouwd. Een van deze
Westirianezen zei in een dorpje in
de buurt van Manokwari, dat hij zich
door de invloed van zijn stam bij de
opstandelingen had aangesloten. Hij
behoorde tot de Arfak-stam waarvan
veel leden enige jaren geleden de
bossen invluchten. Begin vorig jaar
is nabij Manokwari tussen leden van
deze stam en de Indonesische strijd
krachten hevig gevochten.
Generaal Edhie verklaarde dat zijn
strijdkrachten in totaal 9000 man om
vatten, zodat hij verwachtte de rebel
lie in de nabije toekomst te kunnen
onderdrukken. Volgens Westirianese
burgers zijn er in werkelijkheid meer
dan 20.000 militairen. In betrouwbare
kringen is gezegd dat de operaties
tegen de rebellen op het ogenblik
voornamelijk worden gevoerd in het
uiterste westen van het eiland, in het
gebied van Sorong. Hoewel er in de
bossen rond Soekarnapoera geen op
standelingen opereren, zijn er wel te
kenen van ondergrondse activiteit,
zoals de verspreiding, kortgeleden,
van een pamflet waarin vrijheid voor
„West-Papoea" werd geëist. Uit ge
sprekken met tegenstanders van In
donesië bleek dat verschiedenen, van
niet nader genoemde personen, in
structie hadden gekregen hun stand
punt tegenover de buitenlandse jour
nalisten uiteen te zetten.
Gouverneur Frans Kalsiepo verklaar -
de afgelopen week tegenover minis
ter Mallk dat de stagnerende econo
misch ontwikkeling de voornaamste
oorzaak is van de ontevredenheid
die algemeen onder de bevolking
heerst. Leden van de provinciale ver
tegenwoordigende vergadering in
Soekarnopoera en later ook vooraan
staande Westirianezen op Biak toon
den zich in gesprekken met minister
Malik verontrust over verscheidene
zaken.
Zo werd de minister gevraagd de
Westirianezen dezelfde rechten te ge
ven als de Indonesiërs en ze niet als
marionetten te beschouwen. De mi
nister antwoordde dat de Westiriane
zen volledige rechten hebben maar
dat het aan henzelf ligt er gebruik
van te maken. Op een vraag of er
een mogelijkheid bestond dat het In
donesische bestuur het voornamelijk
christelijk gebied onder moslim-in
vloed zou brengen, antwoordde Malik
dat de staat zich niet in godsdienstige
zaken mengt.
Hij trachtte ook diegenen gerust
te stellen die uiting gaven van hun
trees, dat mensen die van hun anti-
todonesische standpunt blijk hebben
begeven, gedood zullen worden wan-
ïeer er volgend jaar eventueel on-
usten zouden ontstaan. De minister
:ei dat er geen reden is bang te zijn
/oor generaal Edhie, omdat deze al-
een krachtig optreedt tegen de com-
weede wereldoorlog, in groepjes van
nunisten. De militairen waren naar
Vest-Irian gezonden om de bevolking
e beschermen, zei hij.
Ook klaagde iemand er over dat de
/ereenkomst van 1962 tussen Neder-
and en Indonesië buiten de bevol-
:ing van West-Irian om was gete-
cend. De overeenkomst, zo luidde het
intwoord, moet men zien als middel
tot vernieuwing van de goede betrek
kingen tussen Nederland en Indone
sië. Indonesië had de Nederlanders
militair gemakkelijk kunnen verslaan,
aldus de minister.
Daar stonaen dan de machines.
De kwestie was nu slechts hen te
bemannen en dat was eenvoudig ge
noegd De bezitlozen trokken uitzicht
loos naar de fabrieken en waar geen
bezitlozen waren, daar importeerdt
men hen eenvoudig. De nieuwe in
dustriëlen zagen het liefst vrouwen
en kinderen: hun arbeid was goed
koop, zij eisten niets. Zij waren bo
vendien gemakkelijker onder de
knoet te houden dan mannen, die zich
gemakkelijk bedronken en de orde
met vechtpartijen verstoorden. Cij
fers uit. 1835 tonen -aan, dat in de