^et vandaag nog leeinhet |iÜ\digebemine .HET ONTSTAAN VAN DE ARBEIDERSKLASSE Deschamend relaas van een zieke tijd y'iSggSiwS Langzame economische ontwikkeling oorzaak van ontevredenheid Aarzeling Uitzichtloos DE HAVENBEDRIJVEN De stemming in West-Irian Economie \M - ITENLUCHT ERK IET EEN MAAT IK Q[). (Tan een onzer redacteuren) De moderne arbeidersklasse is het produkt van de machine. Zij is geen vereniging van mensen, gevormd door persoonlijke toetreding van gelijkgezinden op grond van persoonlijke gevoelens op politiek of ander gebied. Z(j is het resultaat van de ontwikkeling van de krach ten in de produktie. Zij is een schepping van de machine, om precies te zijn: van het machinale werktuig. Zonder machines geen arbeiders klasse." Aan het woord is prof. Jürgen Kuczynski, hoofd van het Instituut voor Economische Geschiedenis in Oost-Berlijn in zijn boek „Het ontstaan van de arbeidersklasse", dat onlangs in een Nederlandse vertaling is uitgekomen in de Wereldakademiereeks van uitgeverij W. de Haan/J. M. Meulenhof. Het is een boek, dat drie dingen tegelijk is: een diepgaande studie, een logboek van honderd jaar schokkende gebeurtenissen en (door het overrijke Illustra tiemateriaal) een beeldroman van de geboorte van een klasse, die de wereld tot de industriële revolutie nooit gekend had. Prof. J. Kuczynski geeft in zijn boek een bijna fotografisch beeld van de ontwikkeling der arbeiders klasse tot het manifest der commu nistische partij in 1848. Daarna geeft hfj gedetailleerd een overzicht van de ontwikkeling in de belangrijkste industriestaten en hij voegt daar een overzicht van de geschiedschrijving der arbeidersklasse aan toe. Naar zijn eigen politieke kleur weliswaar maar dat moge men hem vergeven. Voor de industriële revolutie in de tijd van het feodalisme, moet er een goede, oude tijd" zijn geweest voor de eenvoudige handwerker, de we ver en de spinner, ook in de tijd, dat de „manufacturen" ontstonden, de vreedzame voorlopers van de mensenlevens etende industrieën van de negentiende eeuw. De wevers en spinners waren veelal thuiswerkers ten plattelande- Hun werk werd door de afnemer redelijk betaald. Ze had den een stukje grond in eigendom, waar ze iets op verbouwen konden en ze waren „vrij": naast hun werk bielden zij tijd over om zich te ont spannen en menige wever had een bescheiden spaarduit. Zo stonden zij gelijk met de geschoolde ambachts lieden, die gewaardeerd werden om hun vakkennis en die de achting, welke men hen toedroeg, gestalte zagen krijgen in het eigen huis, de eigen werkplaats, het eigen gereed schap. Maar een- arbeidersklasse vormden zij niet. Het. gezin was de produktie-eenheid en zichzelve ge noeg. Een heel ander beeld evenwel vormden de gecentraliseerde manu facturen, die in de praktijk vaak niets anders waren dan gevangenis sen, waarin men het schuim van de natie het werken we) zou bijbren gen, waarin misdadigers en beroeps luiaards bijeengebracht werden met vrouwen van minder allooi. Maai ook deze groep mag men de titel van „klasse" niet geven: in feite stond zij buiten de geordende maat schappij. Ze was niets. Dat gold vooral voor het vasteland van West- Europa. In Engeland was de ge centraliseerde manufactuur vrijer, maar er kleefde desondanks een smet op: het boerenmeisje, dat tei manufactuur ging plaatste zich daar mee buiten de achting van haar me deburgers en het feit, dat zjj eer lijke arbeid verrichtte in een „pu bliek bedrijf" deed onmiddellijk bij de brave burgers de gedachte op komen, dat zij wel een „publieke vrouw" zou zijn. Waarbij aangete kend dient te worden, dat zij, of schoon van de beste voornemens be zield, inderdaad het grote risico liep dat te worden want de mannen op een gecentraliseerde manufactuur waren ook in Engeland op de eerste plaats de ontwortelden, de „nergens bijhorende" typen zonder enig bezit behalve dan een vrij leeg hoofd en twee handen, waarmee ze een weef getouw konden bedienen- Weinig beter waren in maatschap pelijk opzicht de mijnwerkers er aan toe, waarvan velen in 1880 nog „verschopte wezens" zouden zijn buiten de maatschappij, getuige de brieven van Vincent van Gogh uit het Noordfranse mijngebied in die dagen. En het leger der onmaatschap pelijke nietsbezitters werd nog aan gevuld door de duizenden arme ge zellen, die het in de vervaltijd der gilden nooit tot het meesterschap zouden brengen en zich tevreden moesten stellen met de rol van „los se" werkman, wiens geschooldheid met het jaar terugliep. Zij allen vormden het leger der ellendigen aan de vooravond van de industriële revolutie, een prooi voor de machi nes, die hun intocht spoedig zouden gaan houden. De machine heeft met de intocht lang geaarzeld, of liever: zij mocht in de feodale maatschappij geen kans krijgen. Toen in de zestiende eeuw in Duitsland een bandwcefmachine werd uitgevonden, werd het duivels- tuig verboden, omdat het een ge vaar betekende voor de gevestigde orde en belangen. De uitvinder moet op een ongelukkige wijze aan zijn einde gekomen zijn. Kinderen werkten in de fabrieken letterlijk van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, na hun werk vielen ze uitgeput in slaap op de plaats waar ze zich bevonden. De volgende citaten uit hel hiernaast besproken boek spreken op zichzelf al boek delen. s „Mijnwerkers en wevers zün eer. apart slag mensen, anders dan dt andere arbeiders en handwerkers Ik voel een grote sympathie voor hen en zou mij bijna gelukkig prij zen indien ik op zekere dag deze nog onbekende of bijna onbekende ty pen zo zou kunnen tekenen dat zij be. kend zouden worden. De man uit de diepste diepte is de kolenmijn-wer ker. De andere, met het sombere, bijna dromerige gezicht van een nachtwandelaar, is de wever. Nu leef ik al bijna 2 jaar onder hen en heb hun merkwaardige karakter leren kennen, tenminste van de mijnwer kers. En meer en meer voel ik mijn hart bewogen ja zelfs verscheurd door deze arme, ongekende arbei ders, de laagsten van allen zogezegd, de meest verachten". (Vincent van Gogh in september 1880 over de mijnwerkers van Pas ie Calais). „In alle seizoenen is het daar tochtig. De vensters van de wo ningen en de deuren van de kelders komen uit op verpeste hofjes, waar in achteraan een ijzeren hek over een gat ligt, dat dag en nacht wordt ge bruikt als openbaar toilet. De wonin gen liggen rondom deze pesthaar den. Hoe dieper de bezoeker door dringt in het binnenste van deze com plexen, des te dichter dringt er een merkwaardige bevolking van bleek zuchtige, gebochelde en vergroeide kinderen met lijkbleke of vaalgrau- we gezichten om hem heen, die be delen om een aalmoes". (Aldolphe Blanqui over de arbeiders woningen van Rljssel). Onder de arbeidsters vindt men soms vrouwen, die gedurende vele weken, slechts met uitzondering van enkele dagen, van zes uur des mor gens tot middernacht aan het werk worden gehouden met minder dan twee uren schafttijd, zodat Zij .pp vijf dagen van de week van de vier entwintig uur er slechts zes over houden om van huis naar de fabriek en terug te gaan en in bed uit te rusten". (Uit een Engels arbeiders- inspectierapport va-n 1884). De uitvinding van de stoomma chine leverde een „apparaat" op, waar men geen raad mee wist. Wel iswaar wist men in Engeland de eerste stoommachines te gebruiken om pompen aan te drijven in de mijn schachten, maar in het feodale Duitsland werd een der eerste stoom machines alleen gebruikt voor het genoegen van een kleine vorst: hq liet zo'n wonderlijke machine opstel len, om de fonteinen in zijn park te laten spuiten. Maar in de tach tiger jaren van de achttiende eeuw kreeg de stoommachine haar grote kans in de textielindustrie van Lan cashire in het vroeg-kapitalistische Engeland. Al in 1773 had de Engels man Kay de schietspoel uitgevon den, die de capaciteit der eenvou dige weefapparaten verdubbelde. Twee jaar later vond Wyatt een spin machine uit- Dat was hard nodig, want door de verdubbeling van de weefcapaciteit was er een nijpend tekort aan gesponnen garens ont staan. Maar algemeen bruikbaar was Wyatts machine nog niet Het zou nog duren tot 1784 alvorens de eerste bruikbare spinmachine werd geconstrueerd: de beroemde (en ook beruchte) „spinning Jenny" van Hargreaves. Daarmee was de wed loop tussen spin- en weefproduktie voorgoed begonnen, de ene uitvinding joeg de andere na. Waterkracht en stoom werden de aandrijfbronnen. De Fransman Jacquard construeer de zijn weefmachine, die automati sche patronen in het goed kon ma ken, zodat een kind haar kon bedie nen als het moest. En dat ook heel spoedig moeten. De omstandigheden waren nu ge schapen voor het ontstaan van het industrie-proletariaat en niets kon de ontwikkeling meer tegenhouden, ofschoon in verschillende landen, onafhankelijk van elkaar, groepen mensen ontstonden wier enige doel was: de vernietiging van deze ma chines. In deze groepen vonden hand werkers en beter gesitueerden el kaar, direct en indirect bedreigden door de monsters, die geschoold heid onnodig maakten. Maar de stroom van de industriële revolutie spoelde hen weg. Op weg naar de fabriek: vrouwen en kinderen vormden het groot ste deel van de arbeidskrachten tn de textielfabrieken in Lancashire, Engelse katoenindustrie amper een kwart van de arbeiders door volwas sen mannen werd gevormd. Hoe de directeuren meenden met het te werk stellen van kinderen een goed werk te doen mogen blijken uit een voorbeeld uit de V.S., waar ge steld werd, dat hei „veel beter zou zijn voor deze tengere kinderen om op de fabriek te werken, dan onder de verzengende zon op het land". Bovendien zouden de kinderen er mo reel beschut zijn: meisjes tussen tien en zestien jaar zouden, wanneer ze niet werkten, immers veel eerder tot kwaad vervallen. Eenzelfde hou ding werd ingenomen t.o.v. vrou wenarbeid Maar terug naar Lancashire, waar veel mannen thuis werkloos waren en zich bedronken, terwijl vrouw en kinderen in de fabriek stonden van 's morgens zes tot 's avonds twaalf, met twee uur pauze, dit onmenselijke werk nog afwisselend met nacht diensten. Van Lancashire werd met huivering gezegd, dat de bedden er geen tijd hadden om koud te wor den. In de ellende van hun toestand lag tegelijk de mogelijkheid, om zich tegen die ellende te verzetten. Sa menhokkend in veel te kleine kamers waren de gezinnen niet alleen in de fabriek op eikaars gezelschap aan gewezen, maar ook in de schaarse vrije tijd. En in de kroegen verdron ken ze niet alleen hun leed: de nuch- teren onder hen maakten van die ontmoetingsplaatsen de broeikassen waar het klassegevoel kon ontlui ken. En daaruit kwam na enige ja ren het klassebewustzijn voort. Er was nog iets anders, dat de snelle lotsbewustworddng van de nieuwe klasse der bezitlozen bevor derde: het inzicht, dat onderlinge concurrentie slechts schade kon toe brengen aan hun hele nieuwe „klas se". Immers: voor de tijd van de industriële revolutie zou hun onder linge concurrentie slechts geleid hebben naar de ondergang van de enkeling. Wie echter nu zou gaan werken „onder de prijs" of tegen nog slechtere arbeidsvoorwaarden dan de lotsbroeders in een andere fabriek, wist, dat door zijn houding honderden anderen getroffen zouden worden, omdat de werkgevers snel de arbeidsvoorwaarden gezamenlijk zouden richten naar dat nieuwge- schapen minimum. Wetten tegen de verenigingen vam arbeiders, zoals ze in het begin van de vorige eeuw in Engeland wer den uitgevaardigd, konden de ont wikkeling niet tegenhouden. En ze ker kon dat niet de verbazing van de werkgevers in Boston (Massa- chussetts), die bij een drieste sta king van gezellen leidde tot de uit spraak, dat dit iets onbegrijpelijks was, „omdat de gezellen in dp fa brieken toch goed tegen het kwaad werden beschermd". Een verbazing die vergezeld werd door het onge loof, dat een dergelijke onnette hou ding van de gezellen „ontsproten kon zijn aan de vrije bodem van Massachusetts"- „Spinning Jenny" de beroemde (en in de ogen van veel armelie- den beruchte) spinmachine, die de industriële revolutie op weg hielp. to). 1968. loor onze 2287 werknemers I verdiend f. 226,35 (bruto). kdoor: in de 3 weken verplicht), id (niet verplicht) (erst - totaal 12%. het gemiddeld verdiend loon. 0eheerR.H°' VanEwllcksin.ael Mepp®1 Winnaar van ƒ500,- «n oeheel vri\bViiven<J at,S „t met 186.244 pm- ïeWÜS?B?ieder Caltex jnemen. d I mee. •d.^aneenOEELNAME- m9* naM hem open aêt"fn van f V t/m 1000.-toe. en f5r in t ii een verkeersvraag woord coffj Voor de tant uitbetaal^ u overgemaakt. in Café-Restaurant de op Zoom om 14.00 vrouw of verloofde om i" GEORGES VAN ACKER: PA- .LLS EN S'iENSN (Uitg.: De Uitg. iss. Op wenteling, Eindhoven en Uit. .ïarnix, Gent). Het feit, dat de an- rur (e;n Belg) van deze verzame- .ng afor./mui en kOTte gedachten ang aan het front heeft gestaan in e strijd vcor sociale rechtvaardig heid en actief lid was van de Kom- munistische Partij België, verklaart veel van wat hij aan parels en ste nen heeft opgeschreven. De aforis men zijn niet sprankelend als van een hyper-taalgevoelig dichter, niet spits en grondeloos ais van een ge boren filosoof. Het zijn gedachten van een vergeef ons het cliché so- ciaa1 bewogen man, van een oud strijder, bij wie de eerlijke ver- bilujr-ng met het te.ien c.er jaren ge kleurd is door het meer begrijpen de grijs van de oudere dag. Jam mer genoeg staan er te veel afge zaagde en weinigzeggende „stoplap pen" tussen, die afbreuk doen aan de „boodschap", zo men wil, die een aantal aforismen in de bundel tot waarheden makem, ook voor onze tijd, waarin zoals Van Acker be dekt, maar raak te kennen geeft nog vëel te veel hypocrieten niet zien wat waar en wat niet waar is. Enkele lino's van Jan Verwest, waar van een paar zeer geslaagd, com pleteren het boekje. Een geschrift, dat echter vooral interessant is als portretje van een toch langzamer hand wel voorbije socialistische pe riode. J-I* A. C. S. VAN IIEEL EN C.H.F. VELZEL: WAT IS LICHT? (Uit de serie: Wereldakademie. Uitg. W. de Haan-J. M. Meulenhoff). Wat is licht? De titel van het boek is met een de eerste zin van hoofdstuk 1, Het is de vraag, die de auteurs aan de hand van de modernste natuur kundige gegevens, bijeengedragen door een internationaal gezelschap van gespecialiseerde geleerden, pro beren te beantwoorden. De nieuwste ontdekkingen en hypotheses over lichtgolven, het menselijk cog, lasers en fotonen tot en met de regen boog woraen in het boek uitvoerig en zo bevattelijk mogelijk bespro. ken. Een keur van foto's en teke ningen maakt van het geheel meer dan een plezierig studieboek, waar de lezer, die niet direct terugschrikt als hem een algebraïsche vergelij king oneer ogen komt, zich graag doorheen zal worstelen. Edoch, het definitieve antwoord blijkt ook hieruit, wat iedereen die ongeveer beseft wat er in deze eeuw gaande is, helemaal niet zal verbazen. Tekenend hiervoor is wel de slotopmerking van het laatste hoofdstuk op pagina 244: „We la ten daarom de lezer vrij om, wan neer gevraagd wordt: „Wat is licht"? te zeggen: Wei dat is eenvoudig: dat wat je ziet. J.L. GEO STAAD: HUMOR UIT EN GELAND EN AMERIKA (Uitg. A. W. Bruna en Zoon, Utrecht-Antwer- pen, Zwarte Beertje). Wie verwacht in dit boekje waarbij het aan deel van G. Staad (alias drs. P.) slechts bestaat in de keuze van een aantal verhalen typische Britse hoogstandjes van spitse fijnproevers humor en gezellige, meer ongecom pliceerde, maar even heerlijk Ame rikaanse grollen te vinden, komt be drogen uit. Het boekje bevat en se rie korte verhalen, die hier en daar geestig zijn, ook wel een aardig tijd passering vormen voor een regen achtige dag, maar bepaald niet „het allerbeste uit het beste" zijn, zoals de uitgever ons wii doen geloven. J.L. ROLF BONGS: DAG EN DROOM IN HELLAS (Uitgave Leopold, Den Haag). De politieke omstandigheden hebben voor veel Nederlanders de weg naar Griekenland geblokkeerd. Degenen, die er nooit geweest zijn, zullen er waarschijnlijk niet om ma len; zij kiezen een ander vakantie- doel. Hen, die echter al eerder Grie kenland bezocht hebben, zal het wel spijten want die dit land heeft gegre pen laat het niet meer los. Grieken land heeft wellicht meer dan enig ander land schrijvers geïnspireetj tot enthousiaste ontboezemingen. De historie, de literatuur, het land schap, de zee, de Griekse mens, al eeuwen levert dit alles stof voor vele beschouwingen. De Duitser Rolf Bongs is een van de gegrepenen. Hij heeft een reis verhaal geschreven, dat meer is dan dat. Het is een poging om binnen te dringen in alles wat Griekenland is. Zijn boek is een boeiende roman geworden, waarin het land als ge heel de hoofdrol speelt en alle fa cetten daarvan de bijrollen vervullen De korte zinnen (het boek is uitste kend vertaald door Jan F. de Zan ger) weerspiegelen de drift, waar mee Bongs achter het karakter van het land tracht te komen. Zij ma ken het met veel foto's verluchte werk tot een levendig geheel, dat alleszins het lezen waard is. Zowel voor de vrienden van Griekenland als voor degenen, die er nog mee moeten kennis maken. OLE JUUL: PARADIJS IN OP- STAND. (Uitgeverij De Arbeiders pers, Amsterdam). Een jaar of zo geleden heeft in bepaalde bioscopen van ons land een film gedraald naar het boek „Paradijs in opstand" van de Deense schrijver Ole JuuL In die film had de censuur dui delijk danig de schaar gezet, omdat wat in Denemarken kan nog niet in Nederland kan. Na de film is nu ook het boek in ons land uitgekomen. En wat blijkt: de filmmakers zijn met hun beelden heel wat verder gegaan dan de schrijver met zijn taal. „Paradijs in .opstand" is een wat puberachtige roman over een van enorme viriele krachten voor ziene oude eilandbewoner en diens zoon, die zich in zijn onschuld in de politiek waagt en zelfs bewerkstel ligt, dat het eiland zich afscheidt van het moederland. In feite gaat het meer om de dorpse politieke verwikkelingen dan om de erotische avonturen van de oude man. Een boek voor regenachtige dagen, dat als men niet in slaap valt Ir een middagje kan worden uitgelezen. DJAKARTA (ANP) De be zoeker van West-Irian bespeurt weinig van een verbroedering tussen de bevolking van dit eiland en de Indonesische mili tairen en autoriteiten. Maar er is aan de andere kant geen span ning in de straten waarneembaar al zijn sommige Westirianezen, een jaar voor de volksstemming, graag bereid aan bezoekende journalisten verhalen te vertel len over de onderdrukking van het volk door de Indonesische autoriteiten. In de afgelopen week toen de V.N.-controleur voor West-Irian, Fer nando Ortiz Sanz, de Indonesische minister van buitenlandse zaken, Adam Malik, de minister van justitie, Oemar Seno Adji, de minister van arbeid, schout-bij-nacht Moensalin, en ongeveer vijftig Indonesische en bui tenlandse journalisten een bezoek aan het eiland brachten patrouilleer den er weinig troepen in de steden en de soldaten die in de straten liepen waren licht bewapend. Enige West irianezen verklaarden echter tegen over de journalisten dat er minder militairen in de straten waren dan gewoonlijk. Verschillende bewoners van Soe- karnapoera (het vroegere Hollandia) keken omzichtig om zich heen toen zij journalisten vertelden over massa arrestaties en onderdrukking. Zij zei den met nadruk dat zij onafhanke lijkheid het doel van de beweging Vrij Papoea wensten maar dat zij hun mening niet openlijk konden uiten zonder gevaar te lopen gear resteerd te worden. Een lid van de voorlopige vertegenwoordigende raad zei op een bijeenkomst in Soekarna- poera: „Wij zijn bang om te praten omdat wij dan gearresteerd zouden kunnen worden". Hij verklaarde te genover minister Malik dat de leiders van West-Irian de gelegenheid moe ten hebben mee te zoeken naar een oplossing voor de komende volks stemming. (Zoals bekend heeft de raad enige maanden geleden officieel al zijn standpunt te kennen gegeven dat West-Irian deel uitmaakt van Indonesië en dat de eenheid van de staat gehandhaafd dient te blijven). Westirianezen, die zeiden anti-In donesisch te zijn, verklaarden dat waarschijnlijk 2000 mensen wegens anti-Indonesische activiteit worden vastgehouden. Volgens Indonesische functionarissen bedraagt dit aantal echter ongeveer 150 in West-Irian zelf. Zij voegden er aan toe dat nog eens 150 Westirianezen naar Midden- Java zijn overgebracht. In betrouw bare Indonesische kringen werd ge zegd dat het aantal gevangenen waar schijnlijk hoger is, maar men noemde geen cijfers. Zowel Indonesische functional issen als hun Westirianese tegenstanders verklaarden dat er in het bergachtige oerwoud rond Soekarnapoera niet veel opstandelingen zijn. De militaire bevelhebber van West-Irian, brigade generaal Sarwo Edhie, zei op een persconferentie dat in geheel West- Irian naar schatting 2000 opstande lingen, met 200 vuurwapens uit de reren, voornamelijk in de „Vogel kop" (het westelijk deel). Drie jaar geleden waren het er 14.000. De mees ten van hen zijn uit het oerwoud te ruggekeerd en hebben zich gevestigd vijf tot tien man in het oerwoud ope- in nieuwe dorpen die met hulp van het leger zijn gebouwd. Een van deze Westirianezen zei in een dorpje in de buurt van Manokwari, dat hij zich door de invloed van zijn stam bij de opstandelingen had aangesloten. Hij behoorde tot de Arfak-stam waarvan veel leden enige jaren geleden de bossen invluchten. Begin vorig jaar is nabij Manokwari tussen leden van deze stam en de Indonesische strijd krachten hevig gevochten. Generaal Edhie verklaarde dat zijn strijdkrachten in totaal 9000 man om vatten, zodat hij verwachtte de rebel lie in de nabije toekomst te kunnen onderdrukken. Volgens Westirianese burgers zijn er in werkelijkheid meer dan 20.000 militairen. In betrouwbare kringen is gezegd dat de operaties tegen de rebellen op het ogenblik voornamelijk worden gevoerd in het uiterste westen van het eiland, in het gebied van Sorong. Hoewel er in de bossen rond Soekarnapoera geen op standelingen opereren, zijn er wel te kenen van ondergrondse activiteit, zoals de verspreiding, kortgeleden, van een pamflet waarin vrijheid voor „West-Papoea" werd geëist. Uit ge sprekken met tegenstanders van In donesië bleek dat verschiedenen, van niet nader genoemde personen, in structie hadden gekregen hun stand punt tegenover de buitenlandse jour nalisten uiteen te zetten. Gouverneur Frans Kalsiepo verklaar - de afgelopen week tegenover minis ter Mallk dat de stagnerende econo misch ontwikkeling de voornaamste oorzaak is van de ontevredenheid die algemeen onder de bevolking heerst. Leden van de provinciale ver tegenwoordigende vergadering in Soekarnopoera en later ook vooraan staande Westirianezen op Biak toon den zich in gesprekken met minister Malik verontrust over verscheidene zaken. Zo werd de minister gevraagd de Westirianezen dezelfde rechten te ge ven als de Indonesiërs en ze niet als marionetten te beschouwen. De mi nister antwoordde dat de Westiriane zen volledige rechten hebben maar dat het aan henzelf ligt er gebruik van te maken. Op een vraag of er een mogelijkheid bestond dat het In donesische bestuur het voornamelijk christelijk gebied onder moslim-in vloed zou brengen, antwoordde Malik dat de staat zich niet in godsdienstige zaken mengt. Hij trachtte ook diegenen gerust te stellen die uiting gaven van hun trees, dat mensen die van hun anti- todonesische standpunt blijk hebben begeven, gedood zullen worden wan- ïeer er volgend jaar eventueel on- usten zouden ontstaan. De minister :ei dat er geen reden is bang te zijn /oor generaal Edhie, omdat deze al- een krachtig optreedt tegen de com- weede wereldoorlog, in groepjes van nunisten. De militairen waren naar Vest-Irian gezonden om de bevolking e beschermen, zei hij. Ook klaagde iemand er over dat de /ereenkomst van 1962 tussen Neder- and en Indonesië buiten de bevol- :ing van West-Irian om was gete- cend. De overeenkomst, zo luidde het intwoord, moet men zien als middel tot vernieuwing van de goede betrek kingen tussen Nederland en Indone sië. Indonesië had de Nederlanders militair gemakkelijk kunnen verslaan, aldus de minister. Daar stonaen dan de machines. De kwestie was nu slechts hen te bemannen en dat was eenvoudig ge noegd De bezitlozen trokken uitzicht loos naar de fabrieken en waar geen bezitlozen waren, daar importeerdt men hen eenvoudig. De nieuwe in dustriëlen zagen het liefst vrouwen en kinderen: hun arbeid was goed koop, zij eisten niets. Zij waren bo vendien gemakkelijker onder de knoet te houden dan mannen, die zich gemakkelijk bedronken en de orde met vechtpartijen verstoorden. Cij fers uit. 1835 tonen -aan, dat in de

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 7