64 DEN 2e tand- technicus Wat moeten dansleraren de jeugd leren? Is onze hitparade wel betrouwbaar? gr-sHsaasffi „De leerlingen zien je niet meer ais een dansmeester, die je een ouderwetse dans wil aansmeren" „Dat veel leraren de beatdans wel op hun programma hebben genomen is betreurenswaardig" iUHRING- ten kijf dat een goede ken- e openingen een noodzake- rwaarde is om als schaker te kunnen oogsten. Daar t terrein van de openingen vele hoofdvertakkingen en nog voortdurend in bewe- loet de schaker die geen stersaspiraties heeft er g aan zich te beperken tot openingen. „In der Be ng zeigt sich der Meister" [it opzicht ook voor de scha- bovendien een combinatie- in kan hij met succes gam- aten spelen, die zo in zijn pas komen omdat deze een ictekenen voor taktisch spel. iker is de witspeler in de inde partij, die met het Blackman-gambiet zijn te er praktisch binnen 12 zet- het bord speelt en dan nog nodig heeft om de vijan- oning mat te zetten. )lai Zwart: Niessen te Solingen 1968. i-gambiet d7-dS, 2. d2-d4 e zet wordt het Blackman- ingeleid, dat vooral grote :id verwierf door de vin analyses van de bekende ester Diemer. Bij de uitge- Have is zelfs een boek van verschenen „Vom ersten auf Matt", dat de boeiende ardigheden van deze ope- de hand van partjj en be- :e4 3. Pbl-c3, Lc8-f5 4. 12-13. Ï)dlxf3 r en ook beter dan 5. Pf3:) 18-c8 6. Lfl-c4, Lf5-g6 as wellicht 6. e6) e7-e6 8. Pgl-e2, Lf8-b4 9. 10. Pe2-f4, h5xg4 11. Df3- d5 voor te bereiden) 6-f5 12. f4-f5! ivoudige middelen heeft wit gewonnen positie bereikt) )4-c5+ 13. Lcl-e3, Lc5-d6 14. 7xe6 15. Le3-d4, Pb8-c6 16. Th8-h7 17. Pf4xe6, Ld6xh2+ g2, Lh2-e5 lf4en) e5, Lf5xe6 20. Le5-f6, Pg8xf6 '6, Pc6-d4 22. De2-e4, Dc8-d7 xe6, Th7-h2+ 24. Kg2xhl n is altijd moeilijk) g2, Ke8-d8 26. Tal-dl, c7-c5 b7, Ta8-b8 28. Tf6-f8+, Dd6x b7-d7 mat. Schaakraadsel de ver opgerukte witte plus- ijnt de stelling voor wit niet Immers 1. Lh6, Lb2: 2. 3. Kg7:, b2 4. h8D, blD gelijkstaand eindspel op. een fijne manoeuvre, waar- vijandelijke koning op een ge diagonaal gedreven wordt toch nog op fijne wijze win- zet en wint g schaakraadsel als volgt: 1. Kg6-f7, Kd5-c4 1, Kc4-d3 (Na 3. h8D, M™' volgt 4. Kc2 met refflWW Ld4xb2 4. Lh6-g7, LbWg' '7, b3-b2 6. h7-h8D, b2-blh h7+ met damewinst. ranzelf, dat ook na 6. spel voor zwart verloren iff). (ADVERTENTIE) \AGD onder no. 24344-21/8 blad DE STEM VAN ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1968 (Van een onzer verslaggevers) „Het woord „modern" wordt al te vaak gedekt door de eerste vier letters". In deze uitspraak van de dichter Adriaan Roland Holst schuilt het grote probleem waar mee de Nederlandse dansleraren al enkele |aren te kampen hebben. Moeten zij toegeven aan de uit gesproken voorkeur van de jeugd voor de eigentijdse, moder ne dansen? Of moeten zij blijven vasthouden aan de dansen die generaties lang tot de „bon ton" hebben behoort, maar nu door de jongeren als „ouderwets" worden bestempeld? Een statig herenhuis in een deftige buitenwijk. Op de gevel staat in sierlijk letters het woord „dans school". Geen neon. We worden opengedaan door een vriendelijke zestiger in stomerij-vers blauw maatpak. Eerst moeten we de dans zaal bezichtigen, een lange, donkere en hoge zaal, langs de muur lage stoeltjes in rococostijl, geen tafels. De geluidsinstallatie is gloednieuw. De platenrekkem zijn gevuld met langspeelplaten van Victor Sylvester, Zuidamerikaanse dansmuziek en allerlei soorten jazz. „Ik zit nu al 34 jaar in dit gebouw", zegt hij, „maar in al die tijd is er niet veel veranderd. Dat hoeft ook niet. Mijn leerlingen komen hier om te leren dansen. Niet om zich te amuseren. Dat kunnen ze doen op feestjes, of op het jaarlijkse dans lesbal. Naast de „danse" doceer ik ook „maintien". Dat is een van de be langrijkste aspecten van het dans- onderwijs. Een jongen behoort te weten hoe hij een dame ten dans moet vragen en dat hij niet na een dame de trap op mag gaan. De meisjes leer ik bij welke gelegen heden ze in een cocktailjurk moeten verschijnen. Jammer genoeg moet ik vaak constateren, dat velen van mijn collega's daar nagenoeg geen tijd aan besteden. Dansles is de basis voor verder dansen. Je leert de muziek inter preteren en naarmate je vorderingen maakt, ga je behoefte voelen aan uitbreiding van de mogelijkheden. Daarnaast heeft de dansles een groot educatief effect. De leerlingen krij gen langzamerhand een zelfvertrou wen, een zelfbewustzijn ten opzichte van de andere sekse. Ze voeler, dat ze op dansles iets van zichzelf moeten gaan bewijzen. De houding van de jeugd is vaak maar een pose, die bij de dansles vervalt. Dat zelfvertrouwen kunnen ze niet krijgen door het dansen van beat. Allereerst moet ik vooropstellen dat de beat geen dans is. Muzikaal is het populair gezegd een er zullen natuurlijk wel wat dansen verdwijnen van het programma dat op dansscholen wordt onderwezen. De tango bijvoorbeeld. Maar in de loop der eeuwen zijn zovele dansen verdwenen. Neem bijvoorbeeld de gavotte, de quadrille des lanciers. Ik heb ze nog moeten leren. Wor- die nu nog ooit gedanst? Dansacademie staat er op de deur. Een jongeman gaat voor met lenige sprongen de trap op. „Ik ben juist aan het lessen", zegt hij. De wanden van de danszaal zijn bedekt met spiegels. Een twaalftal jongens en meisjes voeren een beatdans uit. Er wordt met sierlijke overgave ge danst. Een ballet bijna. Elk van de dansers improviseert voor zich figu ren en geeft zich geheel over aan de dans. Niettemin past de schijn bare individualiteit van de dans toch in het geheel. „Hier ziet u het verschil tussen beat en beat. Deze jongelui heb ik uit de gewone dansclubjes gepikt omdat ze een bijzondere aanleg hebben. Dit is natuurlijk niet de dans die je in de beatkelders en sozen te zien krijgt. Hier wordt gestreefd naar perfectie, naar har monie met de muziek. Op de normale cursussen leer ik de leerlingen naast de gebruikelijke stijldansen ook een snufje beat. Ik praat eigenlijk nooit over stijldansen met mijn leerlingen. Wat ik met mijn vrouw op wedstrijden doe, is stijldansen. Neem nu bijvoorbeeld eens de Engelse wals. Eigenlijk is het een vreselijk saaie dans. Ik ben er zelf gek op, maar ik praat voor de mensen die blijven zitten als zo'n dans gespeeld wordt. Ik probeer mijn leerlingen duidelijk te maken dat er nog meer dansen zijn dan de beat. Als ze er iets van opsteken is dat meegenomen. Ik heb zelf helemaal niets tegen beat. In tegendeel. Ik laat tijdens de danslessen geregeld een beatbandje optreden. En op die muziek leer ik ze beat dansen, maar dan op de goede manier. Ik weet dat er onder de Neder landse dansleraren grote verdeeld heid heerst. Moet beat nu ook op de dansscholen onderwezen worden? De ouderen hebben er vreselijk moeite mee. Sommigen zijr, zelfs bang, dat de zedelijke grondslagen van de samenleving door de beat dreigen te verzakken. Die denken nog altijd aan hun eigen jeugdige danserijen. Hoe je een dame ten dans moest noden. Recht op haar toe en vooral glimlachen. Na afloop aan de chevalereske arm naar haar plaats geleiden. Dat was de tijd toen de tango nog onzedelijk werd genoemd, een soort schuivende aan loop naar de hel. En ze vergeten dat bij de twist, beat en go-go ver geleken de polka, de boston en de two-step helse excessen waren, PIERRE PETIT (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG - AMSTERDAM - HILVERSUM Steeds luider wordt in den lande gefluisterd, dat de Nationale Hitparade niet of nauwelijks betrouwbaar zou zijn. Er zouden, zo wordt gezegd, bij het samenstellen te veel commerciële factoren een beslissende rol spelen. Zo zouden de platenmaatschappijen tegen geld een vinger in de pap hebben, omdat de handelaar zijn inkoopbeleid veelal baseert op die toplijst. Verder zou ook de pas opgerichte produktie/promotie- maatschappij „Red Bullet" een belangrijke rol spelen, omdat Veronica's Joost de Draayer daar als directeur zetelt. Tenslotte zouden er ook persoon lijke voorkeuren van de discjockey's bij het samenstellen komen kijken. Steevast worden dan als bewijs platen genoemd, die in het zuiden ontzaglijk goed verkocht zijn, maar niettemin op de Veronica-top 40 nauwelijks aan bod kwamen. Bij Veronica houden ze niet van smartlappen, is de stelregel. Wat er van dit alles ook waar moge zijn, vaststaat, dat er bij het samenstellen van de hitparade inderdaad enkele gekke dingen uit de bus kunnen komen. Teneinde te achterhalen, waar deze fouten gemaakt worden, hebben wij het samenstellen van de top-40 zelf meegemaakt op uitnodiging van „Radio Veronica". Men gaat bij de top-40 te werk met hetzelfde systeem, dat in Engeland Da „Flirtations" Als er geknoeid werd stonden die allang in de Top-10. gehanteerd wordt. Iedere maandag bellen twee meisjes zestig platen zaken in Nederland. Die geven dan een door hen zelf gemaakte top-15 of ■top-20 op (naar gelang de grootte van de zaak). De plaat, die bij hen als eerste geklasseerd staat, ontvangt vijftien of twintig punten, terwijl de laatste één punt krijgt. Nadat alle zaken gebeld zijn, worden de behaalde puqten opgeteld en van hoog tot laag gerangschikt. Om té gekke verschil len te vermijden, wordt ter laatste controle de door de platenmaat schappijen doorgebelde verkooptop- 10 (zonder verkoopcijfers) geraad pleegd. Maar van beslissende invloed is deze niet. Mocht het voorkomen, dat twee platen met eenzelfde pun- tenaantal eindigen, dan zal de plaat, die al wekenlang genoteerd staat, moeten wijken voor de „nieuw komer". „Je ziet het nu zelf", zegt pro grammaleider Jan van Veen, „hier worden de fouten niet gemaakt. Wij werken uitsluitend met cijfertjes. Het is eigenlijk het doodgewone re kenwerk van de lagere school. Een kind kan de was doen". „Inderdaad", vult „Koffietijd"-Tineke aan, „de fout moet gezocht worden bij de winkeliers. Als die een beetje seri euzer te werk gingen, dan was er niets aan het handje. Maar je hebt nu zelf kunnen constateren, een ge deelte gooit er met de pet naar. Ze zetten bijvoorbeeld platen in hun top-10, die niet eens leverbaar zijn. Daarnet nog: een van de meisjes belt een handelaar en die geeft „Rain and tears" van Aphrodite's Child als nummer drie. Toevallig weet ik, dat de plaat al drie weken niet lever baar is. Toen we het hem vroegen, antwoordde hij: „Hij wordt ook niet gekocht, maar de vraag is zo groot". Nou jij weer. Soms ook zetten ze er platen op, waarvan ze er nog een stelletje in huis hebben, die niet meer verkocht dreigen te raken. Vandaag gebeurde dat bijvoorbeeld met „Yummy, yummy, yummy" van de Ohio Expres. Die kreeg van een paar winkeliers een hoge notering, maar de plaat verdween weken terug al van de hitparade. Om die er dus ten behoeve van die mensen op 37 te zetten, is natuurlijk kolder". „Zou een hitparade van louter verkoopcijfers niet juister zijn?" „Nee", stelt Jan van Veen uitdrukke lijk, „want die is nooit te verwe zenlijken. De maatschappijen geven hun verkoopcijfers immers niet prijs. Zelfs al zouden ze dat onder pressie van-de CCGC wèl doen, dan nog is dat geen ideale oplossing, want wat de grammofoonplaten maatschappij aan de handelaar ver koopt, hoeft nog niet aan de consu ment verkocht te zijn". „Waarom werken jullie niet met 't Amerikaanse systeem? Dat wil dus zeggen een hit lijst, die samengesteld is aan de hand van het aantal verzoekjes, dat bij de radiostations binnen komt. het aantal keren dat een plaat in een jukebox gedraaid wordt en de opgave van de winkeliers?" Wat zou dat voor zin hebben, dat brengt alleen nog maar meer werk met zich mee. In Amerika is dat niet erg, want daar werken ze bij Billboard en Cashbox met computers. Bovendien blijft je ook bij deze procedure zitten met een aantal bezwaren. Allereerst is daar nog steeds dezelfde invloed van de win kelier en vervolgens loop je de kans iedere keer opnieuw platen op de hitparade te krijgen die nog niet eens in de handel zijn. Een radio station draait namelijk voor een groot gedeelte platen, die nog uit moeten komen en daar krijgen ze natuurlijk de meeste verzoekjes voor. Nee, een ideale hitparade is niet te verwezenlijken". lend uitgevoerde foxtrot. „Dan moet u het maar eens proberen". De mu ziek wordt harder gezet en ik word door zijn vrouw, die enkele decime ters boven me uitsteekt, in een werveling door de zaal getild. „Ging best lekker voor de eerste keer", zegt hij grijnzend. „Die Zuidamerikaanse muziek pro beer ik er op het ogenblik bij mijn leerlingen door te drukken. Ik krijg veel van die beatzieke jongens en meisjes, voor wie alleen de beat zaligmakend is. Ze willen echter toch andere dansen leren omdat het zo hoort. Of omdat ze van thuis moeten. Dat valt moeilijk na te gaan. Vaak is het een kwestie van milieu. De Zuidamerikaanse dansen vinden ze heerlijk, omdat ze daarop zelf meer kunnen improviseren. Natuur lijk leer ik ze ook de foxtrot, de quick-step en de walsen, maar dan op muziek die ze een beetje aan spreekt. Het laatste half uur van elke dansles mogen de kinderen op hun eigen muziek dansen. Ze mogen ook hun eigen platen meebrengen. Ze zijn dan helemaal vrij. Je moet de danslessen aanpassen aan de tijd, aan de praktijk, aan de feestjes. An ders komen de jongelui niet meer. Alleen het woord „dansschool" al. frietje voor het eten. Het bederft de eetlust. Erg prettig om te zien is het ook niet. Eerder lachwekkend. Op een vrijwel constant wisselend ritme bewegen ze zich kronkelend en springend enkele handbreedten van elkaar. Ze raken elkaar zelfs niet met de vingertoppen aan. En dan die meisjes met ultra-korte rokjes. Dansduiveltjes op de gladde vloer. Ik zal er nooit toe overgaan deze dansen aan mijn leerlingen te on derwijzen. Het zou afbraak betekenen van wat ik hun aan ritmegevoel heb bijgebracht. Dat vele dansleraren de beatdans wel op hun programma hebben genomen is betreurenswaar dig. Het gevaar is daardoor groot geworden, dat de jeugd over enkele jaren geen enkele interesse meer heeft voor klassieke dansen zoals de tango, de Weense wals en de foxtrot. Die zullen natuurlijk niet helemaal verdwijnen, maar geheel op het tweede plan geschoven wor den. Ik zie de toekomst van de dans somber in." Hij begroet ons met muziek. Door de luidsprekers schetteren vurige Zuidamerikaanse klanken. „Een conga", zegt hij. Ik beken beschaamd, dat mijn danskunst niet verder reikt dan een eenvoudige schuife- Dat schrikt hen af. De jeugd staat terughoudend tegenover het woord school. Ze denken dan dat ze net als op school in het gareel gezet worden. Dat is de reden dat ik in grote neonletters „dansinstituut" op de gevel heb laten zetten. Wij, dansleraren, moeten er niet meer omheen draaien. De jongelui zoeken bij ons gezelligheid, ze willen vrienden maken, zich amuseren. En daar hebben wij ons maar bij aan te passen. Eerlijk gezegd heb ik het lesgeven nog nooit zo leuk gevonden als in de afgelopen jaren. Het is nu veel meer een ongedwongen toestand. De leerlingen zien je niet meer als die „dansmeester" die je kost wat kost een of andere ouder wetse dans wil aansmeren. En als je het een beetje aardig brengt dan krijg je ze zeker zo ver, dat ze zich voor stijldansen gaan interesseren. Het aantal leerlingen dat bij mij naar het tweede jaar gaat is op merkelijk groot. Je hebt ook leerlingen die je nu gaan beschouwen als een soort ver trouwensman. Ze komen met hun problemen bij me. Meestal zijn het problemen waarvoor ze eerder bij vader en moeder moeten zijn. Daar begin ik liever niet aan. DC toekomst van het dansen? Och,

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 17