NEDERLANDSE BRONZEN DEUREN VOOR KERK IN NAZARETH
LAATSTE BUNDEL GEDICHTEN VAN FRANS BABYLON
niel steenbergen:
m.
Mdenttmtt-
te laten winnen1-
DE STEM VAN ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1968
ilig- Grote ventilatorkachel ffi
snoer extra straalelementen
r. veiligheidsthermostaat.
[oude Schakelaar voor 10UU en
87,95 2000 W m
elknoi
nop Met temperatuurregelkn°P
„Deze opdracht is momenteel in ons land ondenkbaar
Het is wel een dikke deur, maar niet zo dik als die van het
nieuw Brabantse provinciehuis". Niel Steenbergen, bi]
uitstek religieus beeldend kunstenaar, raakt daarmee de
kern van een problematiek. Hij lacht wat verontschul
digend: „Ja, ik maak tegenwoordig meer profane beel
den". Daarom was hij zo blij met de opdracht om twee
grote deuren te maken voor het noorderportaal van de
grootse kerk, die momenteel gebouwd wordt in Nazareth.
Tussen het groen van de Oosterhoutse Warandelaan zijn
het laatste jaar de prachtige figuren gegroeid in was, die
nu in brons gegoten worden. Met zilver worden zij op
muntbronzen platen vastgelast: het front van de deuren.
De volgende maand gaan ze scheep naar Israël.
Deur der Heiden-christenen
Deur der Joden-christenen
DIK kerk in Nazareth is een in
ternationaal project: een in
terkerkelijke aangelegenheid.
De gespletenheid rond de
Christus van Nazareth wordt er
niet alleen tastbaar, maar krijgt er
ook een culminatiepunt. „Joden,
christenen, orthodoxen, alle moge
lijke richtingen werken eraan mee",
vertelt Niel Steenbergen. „Talrij
ke kunstenaars kregen opdrachten.
Ik ben de enige Nederlander, die er
iets voor mag maken. Verder tref
je namen aan als Schneidemann-
Zell, Manzu, Manfredi. De Italia
nen hebben de beste kluiven voor
zichzelf gehouden; bijvoorbeeld het
zuiderportaal. De ontwerpers zijn
de bekende Italiaanse architecten
Nervi en Mussio. Het is daarom
een echt Latijns project geworden.
En dat is jammer. Mijn vriend Ger-
rit de Vet, de overleden bisschop,
zei tegen me: De teksten op de deu
ren moet je in het Grieks erop zet
ten. Je doorbreekt dan een beetje
de eenzijdige Latijnse instelling van
de kerk. Het evangelie van Lucas
is bovendien ook in het Grieks ge
schreven. Ik heb dit voorgesteld,
maar het is niet aanvaard. En of ik
nu de ontmoeting van paus Paulus
met Athenagoras in 't heilige land.
aanhaalde als argument, het mocht
niet baten. Betreurenswaardig".
UAAB Steenbergen heeft daar zo
zijn eigen antwoord op. Dat is
te zien aan zijn deuren. Hij vertelt
over de Calvinistische wortels in
zijn familiestamboom. Zijn daar
om begrijpelijke bijbelse geori-
enteerdheid. Maar een milde men
selijkheid straalt van zijn gezicht.
En zo interpreteert hij ook de tek
sten, die hü voor zijn ontwerp ge
kozen heeft. De uitwerking is daar
om niet zonder ondeugende humor,
die toch het respect voor de op
dracht fijn bewaart.
Het zijn twee grote deuren, die
op vijf meter van elkaar geplaatst
worden. Iedere deur is vier meter
hoog en twee meter tachtig breed.
De deuren zelf zijn in tweeën ver
deeld. Een „pontificale" deur en
een smalle deur, die als luchtsluis
fungeert. De linkerdeur is de deur
voor de kerk der heidenen (Eccle
sia exgentibus) en de rechterdeur
symboliseert de kerk der joden
christenen (Ecclesia ex circumcisi-
one). De eerste deur heeft als deur
knop een wolf en de tweede een
haan. „Hé, Petrus, je moet het met
ons samendoen!", zegt Niel Steen
bergen ondeugend, wanneer hij zijn
bedoeling met die knoppen uitlegt,
„De liturgist prof. Jan v. d. Bosch,
heeft met me meegedacht", vertelt
hij. Dat is geen excuus, ,,'s Morgens
was ik een wolf en 's middags als
een lam", zegt Paulus
«ONAS wou ook niet naar de hei-
denen. Kijk maar naar het lin-
kerdeurpaneel". Daarop slingert
zich in een harmonische lijn de ge
schiedenis van de profeet en de
walvis naar boven. Daarnaast een
drietal roepingsgeschiedenissen
vanuit het heidendom: de drie ko
ningen (magiërs); pinksterfeest en
de roeping van Paulus.
De joden-deur toont op het lin
kerpaneel de stamboom van Jesse.
In de top troont de Mater Ecclesia,
Maria met Christus. De historische
gebeurtenissen, die Steenbergen
daarbij bedacht heeft zijn: de roe
ping der herders, de blijde bood
schap aan Maria („klein grapje met
die kat en hond erbij") en tenslotte
de roeping van Petrus („Het haan
tje zit - als knop in de buurt,
want.hij kon het nog wel eens
verraden!". En de beeldhouwer
denkt aan zijn pertinente Latijnse
opdracht!).
„ANDERHALF jaar geleden kreeg
ik die opdracht via het Ne
derlands Commissariaat. Ben toen
zeven dagen in Nazareth wezen kij
ken. Geweldig land. Dat je in zo'n
land, waar Christus geleefd heeft
iets mag doen vind ik fijn. Daarna
heb ik veel bronzen deuren gezien.
Veel moois. Maar ik moest toch iets
anders hebben. Prof. Frits van der
Meer zei tegen me: Je moet er een
echte beslag-deur van maken. Dat
heb ik nu gedaan. Dat betekent
eerst honderden schetsen maken.
Deze zeven; samenvatten en inde
len voor een opzet. Dan ga je boet
seren. Ik heb dat in was gedaan.
Dat hoef je niet nat te houden. En
dat is wel prettig bij zulke grote
vlakken. Daarna kwam er een kap
op van chamotte-klei (negatief),
En deze wordt nu door Koninklijk
Begeer in Voorschoten gegoten in
brons (cire perdue).
Ja, wist ik maar wat de deu
ren gaan wegen. Dat is belangrijk
voor het vervoer. Ze gaan per schip
van een Israëlische maatschappij.
Het zijn Arabieren, die de collies
met de deuren goed moeten ophan
gen in het ruim. Ik hoop, dat ze er
geen bom onder leggen!
mIEL Steenbergen„Wezelaar
vindt dit altijd nog een ju
weel". Hij wijst op de rand van de
schoorsteenmantel, die hij eens
hakte. „Maar over die stijl ben ik
zo langzamerhand heengesukkeld".
De deuren hebben duidelijk een
eigen handschrift meegekregen. Het
zijn inderdaad Steenbergen-deinen,
die in Nazareth toegang zullen ge
ven tot de kerk, die een drie-een
heid willen symboliseren.
„Och", zegt hij, „wat is religieus
en wat is profaan?" Hij pakt pen
ningen van de schouw om aan de
hand van voorbeelden dit te illu
streren. „In die penningen vind ik
een zekere rust tegenover het gro
tere werk. Ben nu bezig met pen
ningen voor een prinses (meer kan
ik er niet van zeggen) en voor de
Terneuzense veiling. Het grotere
werk? Eind dit jaar komen drie fi
guren van 2,50 meter hoog, klaar.
„Het Gesprek", een groep beelden,
die geplaatst wordt bij het Vredes
paleis in Den Haag. Nee, kerkelijke
opdrachten zijn er praktisch niet
meerIn Israël heeft men nog
gevoel voor het begrip „heiligdom",
als teken. Als ze daar bijvoorbeeld
een bibliotheek bouwen met ramen
van Chagal, dan voel je daarin dat
dit een heiligdom is. En dit is toch
iets in het menselijke leven, dat
niet weg te denken of te redeneren
is.
We zullen in ons land de nieuwe
vormen, die deze gewaarwor
ding in ons bestaan belichamen,
nog moeten vinden. Daarom geloof
ik, dat er slechts sprake is van een
tijdelijke inzinking. Verdwijnen zal
het nooit. De deuren van Niel
Steenbergen zullen binnenkort in
Israël ongetwijfeld een waardig te
ken zijn, die mede deze nieuwe
kerk tot een heiligdom maken.
H. E.
IN 1951 kwam de Brabantse dich
ter Leo Obers door verdrinking
om het leven. Hij schreef onder
de schuilnaam Leon van Kelpe-
naar. Zijn broer Frans Obers, de
oudste uit het gezin van dertien
kinderen, beter bekend als Frans
Babyion, bezorgde datzelfde jaar
nog, samen met Jos Nas, een keuze
uit de nagelaten gedichten.
Nu heeft, zoals wij gemeld hebben,
Frans op dezelfde wijze de dood
gevonden. Bij het baden in zee voor
de kust tussen Bloemendaal en
Zandvoort is hij verdronken, nog
slechts 44 jaar oud.
H(j was te Deurne in de Peel uit
Limburgse ouders geboren. Als
schooljongen begon hij al te dichten,
en later maakte hij er zijn beroep
van. Hij werkte mee aan verschei
dene tijdschriften. In de periode,
dat hij redacteur was van „De
Nieuwe Stemmen", woonde hij in
Breda. Hij werd hier als lid van de
Amphoor-groep, welke periodiek
overigens nooit geboren is, een der
eerste medewerkers aan onze ru
briek „Mensen en Muzen".
yIJN officieel debuut viel in 1944,
toen hij op aansporing van zijn
dorpsgenoot Antoon Coolen clan
destien het bundeltje „Jeugdalbum"
uitgaf, dat grotendeels uit amou
reuze poëzie bestond. Na de bevrij
ding verzamelde hij zijn talrijke
verzen nog in twintig bundels. Sa
men met Harriet Laury en Lou
Vleugelhof vormde hij het trio, dat
„Triple Alliantie" vulde.
Als kunstcriticus opende hij menige
tentoonstelling en zijn belangstel
ling voor de beeldende kunsten
kwam ook in zijn verzen tot uiting.
We herinneren ons zijn gedicht op
Vincent van Gogh en zijn sonnet
op het Joodse Bruidje van Rem
brandt:
Nog blijft het rijp oktobergoud en rood
van man en vrouw, die straks elkaar
vervoeren,
ons in zijn zielsdoorgloeide pracht
ontroeren
en ook het diepe groen gaat nimmer dood
De bruidegom schroomt met een hand
devoot
op hart en borstjes deze te beroeren
en zij, diskreet getooid met parelsnoeren,
houdt één hand vol vermoeden voor
haar schoot.
Of hier nu Titus en zijn Joodse bruid
of 'n ander paar gelieven is geprezen,
het koloriet gloeit als oktoberfrult.
Vol rijpheid ls hun liefde voor elkaar.
Zijn zullen straks niet méér
verbonden wezen
in 't huw'Hjksbed als nu ln een gebaar.
In 1952 stichtte hij speciaal ten
dienste van de plastische kunsten
het tijdschrift „Periodiek", waaraan
o.a. zijn plaatsgenoten Antoon Coo
len, Leonard der Kinderen en Henk
Wiegersma hun medewerking ver
leenden. In dit verband mag ook
genoemd worden het geïllustreerd
boekje „Schilders van nu in Bra
bant", waarin hij een groot aantal
jongere schilders aan de lezer voor
stelde.
LS uitnemend kenner van de
Brabantse dichtkunst schreef
hij in 1954 zijn inleiding bij de
bloemlezing „Brabantia Nova". Zijn
eigen poëtische ontwikkeling kan
men volgen in de bundel „Bezon
ken keuze". Een verblijf in de
hoofdstad bracht in 1956 het „Am
sterdams intermezzo" voort, dat hij
opdroeg aan zijn vriend en meester
Gerard den Brabander. Het volgend
kwatrijn is tekenend voor de bo
hémien, die liever de zon in het
bier dan in het water zag «chijnen:
Frans Babylon ls een van die extremen,
die men hier nimmer ernstig pleegt
te nemen,
behalve dan de bureaucraten, die
hem hebben ingedeeld in kaartsystemen.
Het is wel duidelijk, dat hij zich
niet thuis voelde in de burger
maatschappij. Hij was een zwer
ver, die naar Frankrijk, Italië,
Spanje, Portugal, Afrika trok. Men
kan hem een geestverwant van Jan
Slauerhoff noemen, die schreef:
„Alleen in mijn gedichten kan ik
wonen". Frans Babyion drukte de
zelfde gedachte uit in de slotregel
van „Woningloze" uit de bundel
„Paspoort van mijn hart":
Reislust moet ik bedwingen in mijn huis
en onderga dit thuiszijn als abuis,
een vreemde blijf ik tussen mijn familie.
En voor mtfn nostalgie, mijn woningnood,
zoek ik verdoving in een vrouweschoot,
in mijn gedichten vind ik domicilie.
Zijn laatste bundel verscheen als
no. 29 in de serie „Onze dichters en
schrijvers" van de uitgevers-asso
ciatie „Opwenteling" te Eindhoven.
De titel is ontleend aan de laatste
twi# regels van het gedicht „Kor-
rekties":
een liefhebbend geheugen
korrigeert.
||IJ is bijzonder toepasselijk, want
ook in de dichter hebben zich
veranderingen voorgedaan. Het
jeugdig vuur is wat getemperd en
de vagebond is wat aan banden ge
legd, al laat hij ons nog in zijn
openingsvers weten:
ik poets mijn schoenen nooit
ik laat mijn kleren nooit stomen
Hij is toe aan „Jeugdherinnerin
gen", wat wijst op het stijgen der
jaren. Depressies zijn hem niet be
spaard gebleven, wat blijkt uit en
kele verzen. Maar dan volgt weer
een „Revival" of een „Kleine ont
dekking":
deze morgen vol zon
ontdek ik warempel zogauw
mijn vrouw de stofzuiger
heeft aangezet dat de kanarie
ook volop begint te fluiten
Soms overviel hem de gedachte aan
de dood, b.v. door zelfverdrinking.
Hij sloot zijn laatste bundel met een
„In memoriam mijzelf". Had hij een
voorgevoel van het naderend einde?
WILLEM v. d. VELDEN