FRIETEN, hèt Belgische nationaal gerecht iNDWACHT EIDERS betere! BLOEMENSCHOONMAAKMACHINE een hele mond vol voor uniek idee NIEUWE UITVINDING BESPAART PER WEEK VIJFTIEN UURWERKEN NTE BREDA 5f dkoper, maar wel beter is. Miele, Goudsesingel 92, S 1 kken of als brief verzen- DE STEM VAN ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1968 21 Eindhoven Zwolle BREDA - De vraag of pommes-frites een Belgische uitvinding zijn is nog altijd niet afdoende be antwoord Maar de Belgen munten nu eenmaal niet uit in wetenschappelijke studie van hun milieu Ze leven erin en dat schijnt hun voldoende „Eerst komen de frieten, dan de moraal", zoals een van hun twee wijsgeren eens heeft gedic teerd aan zijn secretaresse. Daarom heef? Gaston Durnez uit Lier een „studie" gewijd aan ,,het nationaal gerecht". Dat deze in het defitige tijdschrift Ons Erfdeel staat te lezen, wijst erop dat de frieten een nationale zaak zijn in België. De frieten zijn zelfs een bindend element geworden in de maatschappij. Zjj verklaren waarom de Belgen zo honk vast zijn. Zij kunnen namelijk hun nationale gerecht geen dag missen. Een der toppunten in het leven van een Bel gisch vakantieganger is ook in een herberg boven op de Mount Everest een Stella te mogen drinken. De Chinese restaurants in Antwerpen hebben er bovendien iets van begrepen. Temidden van hun spijskaart met rijst en soja en varkensvlees, met kruiden en zoetigheid waar eeuwenoude manderijnen nu nog dankbaar om glimlachen, bieden zij biefstuk- frieien aan. Toch Ondanks alle democratisering is er nog een categorie Belgen die het openbaar eten van trieten als een vetvlek op haai blazoen beschouwt. Statistieken wijzen uit, dat academisch ge- vormden na hun benoeming tot lector, directeur generaal etc. het bezoek aan frietkramen vrijwel staken Politici die eenmaal minister zijn geweest, tref je nog alleen in restaurants vóór frieten aan, zo heeft Durnez kunnen constateren. Het algemeen gevoelen van de buitenlandse geleerden is, dat de eerste frieten op een Frans vuurtje hebben gestaan, maar dat de Vlamingen er vlug bij geweest zijn om ze na te maken, te perfectioneren en op grote schaal en in grote pannen te gaan bak ken. Zeker is, dat al in 1880 op een kermis in de havenbuurt van Antwerpen reepjes aardappelen in vet zijn gebakken, verkocht en metterdaad opgegeten. Dit moet gebeurd zijn'in de tent van Adriaantje. Wie Adriaantje is weten alle trouwe kermisgangers in de Vlaamse steden. Grapjes zijn wijzer dan je denkt, peinst Durnez. Je kunt er een heel tijdperk in terugvinden. Een Vlaams dienstmeisje in Brussel. „De mevrouw": „Marietje, wat eten jullie thuis bij de frieten?" „O, zei het kind; „zout, madame" Het zout van Marietje zegt ons dat de frieten waarschijnlijk zo snel popular werden omdat er armoe was. De vette aardappel kon zonder veel kosten worden klaargemaakt. Maar de frieten riepen ook om een biefstuk-politiek Jarenlang zijn de frieten een bijna exclusief Belgische specialiteit gebleven. Heel de westerse wereld keek een beetje verwonderd naar de dichte walm die over het land hing. Langzamerhand kookte de ketel over en de olie dreef over de landsgrenzen. In het begin van de jaren dertig verliet de vetvlek Antwerpen en bereikte Tilburg en Eindhoven Maar er bestond in Nederland, zo wordt verteld, aanvankelijk een natuurlijke schroom de stengeltjes met de vingers aan te pakken. Het gebruik om de vingers te vervangen door een houten vorkje is dan ook zeer waarschijnlijk van Nederlandse, puriteinse afkomst. Opmerkelijk is ook dat in Nederland het frietverbruik in de moeilijke jaren na de tweede wereldoorlog sterk gestegen is en de jongste tijd een record heeft bereikt. In 1968 vertelden ons de statistieken dat er in Nederland per jaar vijftig miljoen porties buitenshuis werden gegeten. De Nederlandse schroom is sterk verminderd toen de katho lieken eerst zo talrijk en daarna zo vooruitstrevend werden. Dat staat zelfs in Ons Erfdeel afgedrukt. In België bestaan zulke statistieken niet. De mensen eten maar raak. En de fiscus hoeft niet alles te weten. De Nederlanders hebben met hun zakelijke instinct nog iets aan de frieten toegevoegd. Friet-eters weten dat je de stengeltjes twee keer moet bakken, indien je een mooie, gezonde kleur en een heerlijk knapperig gevoel wilt krijgen. De eerste operatie noemen deskundigen „voorbakken" Welnu deze operatie werd in ons land ontwikkeld tot een industriële onderneming. Een van onze landgenoten is de Koning van de Voorgebakken Frieten. Hij verkoopt ze in heel Nederland, in een groot deel van Duitsland, in een stuk van Italië en in Zuid-Frankrijk. Per dag leveren zijn fabrieken een half miljoen voorgebakken stengeltjes af. De man is er miljonair mee geworden. De Belgische heiligdommen van het frietvet kunnen, aldus onze zegsman, in verscheidene categorieën worden ondergebracht. De categorie van de primitieven. Dat zijn de tentjes die met een smal kacheltje, een paar pannen en enkele mayonaise- en mosterdpotten staan te geuren in smalle zijgangen of lage bijge bouwtjes. Deze proletariërs van de branche vind je vooral in da stationsbuurten en in wijken waar het ene café het andere op de drempeltenen trapt. De tweede kategorie is die van de karretjes. Langs de grote verkeerswegen en op de kruispunten staan zij als lichtbakens omringd door groepjes nachtelijke drenkelingen. De derde categorie heeft de stap naar het restaurant gewaagd. Zij krijgt ook restaurant-maniertjes. De meeste klanten worden aan plastic tafelbladen gedeponeerd. Je kunt er worst of biefstuk krijgen; en kip en karbonaden. Soms hoor je in de verte droevig gehinnik van oude paarden. En je betaalt er 15%. Samengevat: overal in België en Nederland zit vet op het openbare leven. In wonderlijke tegenstelling tot café's krijgen de Belgische friet-kramen zelden bloemrijke namen. Ze zijn er wel te vinden: Eurofriet, Chez Janneke, Friture Louis, A la Frita Dorée. Gulden Friet. Maar de Belgen geven niet om namen of woorden. Zij eten. En voor het Nationale Lied hebben zij beroepszangers. Toen ik onlangs nog eens door Leuven wandelde ver telt Durnez de oude Belgische stad waar de hoogstbe- j aarde katholieke universiteit van de wereld aan jicht lijdt, toen kwam ik op het stationsplein tussen de friet tenten. Naarmate de democratisering van de studenten wereld toenam, groeide in Leuven het aantal frietbakkers. In België hebben de studiebeurzen vooral de frietkramen bevoordeeld. H. E. BRANDWEER kunnen enige Innen worden geplaatst in af- |en verantwoordelijk wérk als |estrijding, hulpverlening en ncedienst. Ileiding en rijbewijs; niet gend. lelijk van leeftijd, opleiding ett [g tot 998.— per maand, pen uitloopmogelijkheid tot per maand, exclusief kle ilage. nie AOW komt voor rekening gemeente. lijk te richten aan de direc- kn het gem. vervoerbedrijf, ngel 71. Breda. iieemn.v.-Presto n.v. [JN HAVENS lend werk. I goede sociale voorzieningen. |3, Heusden f Zijlmanstraat 8, Waspik prcef 5, Waspik pat 111, Kaatsheuvel M-woIfstraat 7, Oudenbosch (Van één onzer verslaggevers) ENKHUIZEN - De 57-jarige Enkhuizer W. S. van Dok heeft een machine uitgevonden. Een (even ademhalen) „bloem- schoonmaakmachine". De kleine, wat slordig in het pak zittende oprichter, directeur en steunpilaar van de dertig medewerkers tellende N.V. Dokex wil 'm graag demonstreren. Hij loopt bedrijvig door zijn, in een fraai opgekalefaterd oud pakhuis aan de Noordergracht ondergebrachte zaak van waaruit per jaar tientallen agrarische machines worden uitgevoerd („Jaaromzet één miljoen, meneer") en blijft in een hoek staan voor een vierkante metalen kast op hoge poten. De nieuwe aanwinst. Het troetelkind. Dé machine. Stekker in het stopcontact. Druk op de knop. Een hoog gierend geluid. Aan bet rechteruiteinde van het nieuwe apparaat draaien twee rubber borstels als gekken in het rond. „Kijk, daar gaat-ie", zegt uitvinder Van Dok en hij neemt een flinke bos chrysanten (speciaal voor deze gelegenheid over laten komen uit Aalsmeer) en steekt de stelen van de kersverse bloemen tussen de roterende borstels. Het is in een wip gebeurd: de stelen zijn ontdaan van overtollig blad en zien er als gepolijst uit. „En nu deze hier", zegt Van Dok. Hij pakt een bos doornige rozen, die eenzelfde behandeling in het „wonderkastje" krijgen. Het resul taat is verbluffend: even gladde stelen als bij de chrysanten. „Ja, pak ze maar, je hoeft me zó niet te geloven", zegt de nu enthousiast geworden Enkhuizer. Maar de „bloemenschoonmaakmachine" heeft zijn werk andermaal perfect gedaan. En in dezelfde tijd. Het enige verschil: het gieren van de motor was hoger en harder. Van Dok: „Natuurlijk. Met die doornen eraan was er méér werk te doen, dus moest het toerental hoger. De snelheid van de machine is regel baar. Hij gaat tot vierduizend omwentelingen per minuut." De machine van Van Dok (gewicht: 30 kg; formaat: 50 bij 40 bij 30 cm) heeft al proefgedraaid voor deskundigen. Dat was twee weken terug. Bij „Fleurop" in Den Haag. Er was een fink aantal bloemist winkeliers voor uitgenodigd, dia er na afloop dolenthousiast over waren. Van Dok: „Ik heb er toen meteen zes verkocht plus nog een aantal op bestelling. Mijn apparaat is ontzettend arbeidsbesparend. Ga maar na. In een middelgroot bedrijf heeft men per week zo'n 20 werkuren nodig voor het schoonmaken van bloemen. Dat is allemaal handwerk. Mijn machine doet dezelfde hoeveelheid in amper 3 a 4 uur. Wat mijn apparaat kost? Helemaal f 1200,-. 't Is bijna voor niks! Ik verwacht er veel van. Ik sta er binnenkort mee op de Jaarbeurs in Utrecht en ik ga er ook mee naar de buitenlandse beurzen." Even later, twee trappen en dertig treden hoger, in Van Doks privé-kantoor. Hij vertelt, op verzoek, iets over zijn zakenleven en over zijn bedrijf. Hij zegt: „Ik heb 23 octrooien, maar 16 hebben er maar praktische waarde. De levensduur van 'n octrooi is ook veel te lang. Achttien jaar, dat is toch veel te Lang in deze technische tijd. Ik heb er veel geld en tijd in gestoken, in die octrooien; achteraf gezien, veel te veel. Ik lig nog wel 'ns in de clinch met be drijven, vaak ook hele grote, die mijn idee voor een machine gepikl hebben. Dat vecht ik helemaal uit. Ik ben een rebel, meneer." En lachend: ,,'t Is hier soms gewoon een Wild West-bedrijf'. Willem van Dok begon, na eerst van alles te hebben aangepakt, in 1937 voor zichzelf. Hij werd aandelaar in zaad en pootaardappelen. Later groothandelaar in granen en peulvruchten. Na de oorlog zag hij meer in de verkoop van agra rische machines. Hij werd. op z'n eentje, wederverkoper van Amerikaanse bestr 'dingsapparaten van onkruid en insecten in de fruitteelt. Van Dok: „Die machines waren in de oorlog a.lemaa) stuk gegaan, dus de zaken liepen lekker." Toen Van Dok zo tientallen machines aan de man had gebracht, dacht hij: „Ik kan ze eigenlijk ook wel maken. Zelfs beter! Zo liet hii in opdracht zijn eigen machines bouwen. Zijn eerste produkt was meteen een succes. Het was een „verstuiver" bestemd voor de bestrijding van meeldauw op rub- berplantages. Hij verkocht er tientallen naar Indonesië. En toen is het eigenlijk van zelf gaan rollen", zegt van Dok. „Ik dacht andere constructies uit en zo kwam ik op de markt met een bloembollen- en fruitsor- teermachine, en wat latei met machines om augurken, zilver uitjes, asperges en allerlei andere fijne produkten bestemd voor de conservenindustrie op lengte en dikte te sorteren." Tien jaar terug waagde de onder nemende Enkhuizer de sprong naar Oost-Europa Het begin was heel moeilijk. Hij weet het nog precies. „Dat was in Polen. Het ministerie van landbouw daar vond mijn machines vóél te duur. Maar ik wist ze aan te tonen, dat de mijne veel beter waren. Dat heeft me maanden werk gekost. En veel geld. Maar het einde van het liedje was, dat ik voor f 100.000,- aan materiaal verkocht. Zelfs de tent. die ik als kantoor bij me had, raakte ik nog tegen een schappelijk prijsje kwijt." Het eerste schaap was over de dam. Vele volgden: Hongarije, Bulga rije, Joegoslavië, Tsjechoslowakije. Er kwamen méér machines, een vast kantoor, :.ieer personeel, N.V. Dokex begon naam te maken. Toen de „bloemschoonmaakmachi- ne". Promotor en geestelijk vader Van Dok heeft er eerst jaren over lopen denken. („Ik ben een langebaandraver") Zijn mede werkers hebben het idee naar zijn inzicht gestalte gegeven. Zelf is Van Dok al lang weer met iets anders bezig: een „bloemenverpakkings- machine". Hij legt er nu de laatste hand aan. Het moet iets heel bijzonders zijn. Als 't allemaal een beetje meezit, krijgt deze aller nieuwste vinding een blijvend plaatsje op de bloemenveilingen. Van Dok tot slot: „Als dat klaar is, vind ik 't welletjes. Dan ga ik 'ns iets '-"'■-•naai alleen voor nie «elf doen".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 37