Na 38 jaar trouwe dienst uit de vaart Vlamingen samen met Hollanders voor lachspiegel KRONIEK VAN NEW YORK GEVAARLIJK WERK? WIJ BRENGEN GEEN DODEN BIJ DODEN ineens zelf altijd gevaarlijk geen kleine jongens schip is moe moedeloos IS^finwi 'Hniriiiiiriu DR Jessie Bernard heeft een hoek geschreven „The sex game". Het is aanzienlijk minder opgewonden dan de titel doet vermoeden en han delt over de communicatie tussen mannen en vrouwen als wij het niet gedacht hadden!). DE STEM NEELTJE (Van een onzer verslaggevers) U MUIDEN „De wind woei uit west tot noordwestelijke richting met orkaankracht. De motor-reddingboot „Neeltje Jacoba" werd om 5.45 uur gealarmeerd voor het Zweedse stoomschip C. A. Banck, dat noodseinen gaf. Het werd een zware tocht voor de „Neeltje Jacoba". Op de terugreis naar IJmuiden sloeg stuurman C. Koper overboord, een der motoren stopte korte tijd, maar kon snel weer op gang worden gebracht. Vervolgens werd de stuurman opgepikt." Nuchter, zakelijk, uit het jaarverslag van de koninklijke Noord- en Zuid- Hollandse Redding Mij. Leerlingen uit de vierde klas van de Koppelstok- school te Amsterdam schreven briefjes aan de bemanning van de „Neeltje Jacoba". Een kinderhand zette deze regels op papier: „Toen ik vannacht in mijn bed lag zijn er dappere mensenredders met een reddingboot naar zee geweest en dan nog wei in die storm, dat is niet zo leuk, maar toch hebben zij het gedaan. Er is ook op de radio gezegd, dat de stuurman van de „Neeltje Jacoba" verdronken is. Maar hij heeft zich nog net gered en nu gaan wij een briefje sturen. Wij zijn trots op zulke mensenredders. Wij moeten maar goed aan zulke mensen denken, want dat zijn erg dap pere mensen" Dinsdagmorgen half tien. De vis- burcht aan de IJmuiderhaven ia reeds een viertal uren ontwaakt en sleept zich voort naar het mid daguur. De grauwe hallen zijn tot berstens toe gevuld met het goud van de zee. Aan de kop van de visha- van dobbert eenzaam de redding boot „Neeltje Jacoba": in tijden van nood een notedop op een woeste alles verzwelgende watermassa. Schippe> Leen 't Hart staart naar de contouren van IJmuiden, zijn ge liefde plaats waar de 48-jarige met de zee is vergroeid. Leen 't Hart is schipper naast God van de „Neel tje Jacoba," wier laatste dagen worden geteld. Binnenkort wordt het kleine scheepje, wiens grote daden met sierlijk gouden krulleters in de boeken van de Koninklijke Noord en Zuidhollandsche Redding Mij staan vermeld, vervangen door een nieuwe, moderne, met vele techni sche snufjes uitgeruste reddingboot vervangen Het staal van de redding boot die in de bijna 40 jaar lange staat van dienst 206 mensen in het vooronder onbereikbaar voor de gol ven verborg, waar zij zich ver kleumd hebben kunnen waren aan eai slok rum en gestoken in de rood baaien kleren van de N.Z.H RM. nadachten over een wonderlij ke redding uit de klauwen van de tce. zal na 15 september met meer de strijd aanbinden met het natuur geweld. Na die dag vermeldt het rooster verplicht rusten voor de «Neeltje Jacoba", waarvan de En gelsen eens zeiden: ,.De beste red dingboot ter wereid", grootgebracht door de stevige knuisten van zee beden die hun vak verstaan Schip- Per Leen 't Hart staat aan het hoofd van een driekoppige bemanning, die, wanneer bij de haven in IJmuiden de zwarte kegel met de zwarte vlag erboven omhoog wordt gehesen. Wordt aangevuld met drie motordrij- ers De motordrijvers werken zich elders in het zweet, maar wanneer e storm over de Noordzee en IJ lden raast, zijn de wakkere man- on op hun hoede. Ieder ogenblik n de telefoon hen naar het note- r d'e san de kop van de haven roe- Pv waar de „Neeltje Jacoba" aan do touwen rukt. lKo6": staPte reeds vanaf doi, schipper over het zwarte hmdVari de -Neeltje Jacoba" Zijn omvatten het houten stuur ni' vertelt- -Ik ben groot V,,, met de zee Mijn vader was Totsl,6^, ^"8 hern achterna vorw j 'k ln 1958 werd gevraagd Ik strvrÜa manning van de ..Neeltje" toddinn jW?nneer het schip voor een tie d,!„!i.aYen uitvoer, altijd haan- moest je zien uitvaren. En toen zat ik er zelf op. Een jaar later in 1959 werd ik bij de grote baas ge roepen. ,t Hart, zei hij, wil je de schipper worden? Je bent een vak man. Ik gaf hein een hand. Het was mijn handtekening voor altijd. Ik zal miin plicht doen. Geen golf kan de „Neeltje" en Leen 't Hart met zijn bemanning temmen. Een vreemde ervaring als deze man uit naam van de bemanning meent te moeten zeggen, dat het red den van mensenlevens een sport is geworden. De gevaren van een woeste zee waarop een reddingspo ging moet worden verricht, zijn tot kinderachtige gevoelens gedegra deerd Schipper 't Hart: „Neeltje" is eep goed gebouwd schip. Een zelf richtende reddingboot. Zinken kan ie niet Als te omslaat komt de „Neeltje" altijd weer op zjjn pootjes terecht. Wanneer de zee te ruw wordt, verdwijnen we allemaal in het vooronder, sturen we met het tweede rad, maar je moet we] zeker zijn dat alle gaten, waar water door heen kan stomen, zijn gesloten. Ver geet je een raam of gat te sluiten, dan ben je er geweest. Gevaar is er altijd, maar dit woord behoort in je woordenboek niet voor te komen. Niet dat wij een stel ongenuan ceerde gevoelloze zeelui zijn. Je bent een zeeman of je bent het niet en wanneer je na een redding de haven van IJmuiden bin nenloopt met aan boord een stelle tje uitgehongerde angstige drenke lingen gaat er toch Wel iets door je heen". Leein 't Hart wordt nog giftig ais hij denkt aan de matrozen en de kapi tein, die onlangs weigerden van het schip te komen toen het een slagzij maakte van 45 graden ln woeste zee. Hij „We dobberden daar rond en de kapitein vertelde me dat hij op het schip wilde blijven. Maar ik ben toch blij dat je er bent. Blijf effe hier. Je weet het nooit. Wij rondjes varen, komt me daar een helikopter die alle bemanningsleden van boord haalt. Had die kapitein me daar even stiekem de marine gebeld of zij .'■en helikopter wilden sturen. Een maatregel die ik niet kan waarderen We zijn geen kleine jongens die je zo maar kan weg sturen. Daar kan ik me nou kwaad over maken, zegt Leen 't Hart. Ziet de schipper van de „Neeltje" enige concurrentie in de helikopters, wanneer je over concurrentie mag spreken in dit geval. Hij tilt er niet zo zwaar aan. 't Hart zegt: „De jongens kunnen niet presteren wat wij doen ln een zware zee. Een helikopter Is niet in staat bij een zware storm redding te verle nen. Laatst zijn we met zo'n ding de Ngen kon voorste op de kade. Geen Je deren, de „Neeltje" lucht ingaan. Die piloot zei ook tegen me: eens noudt het op, we blijven aan de grond wanneer het te gek wordt. En trouwens wij moes ten nog oppassen voor de masten van het schip, want de kabel kan verward raken in de touwen en dan dondert ie zelf met riln toestel de plomp ln. En dat Is niet best. We zijn beste maatjes met de jon gens, daar niet van". Schipper 't Hart heeft de doods strijd van vele schepen van dichtbij meegemaakt. De ru oberen band rond de „Neelt]e Jacoba", laatste strohalm waaraan de verliezers van de strijd met de zee zich aan kun nen vastklampen, is talloze maien ln aanraking gekomen met de huid van een verloren schip. De redding van iedere man vereist een staaltje van praktische zeemansKunst van ae bovenste plank. Schipper 't Hart: ..Het is de kunst om zu dicht mo gelijk bij het schip te komen. Als je blijft dobberen dan ga je er aan. Je moet het juiste moment kiezen om ais het ware door een golf te worden opgenomen en langs het schip te glijden waarna een drenkeling op ons reddingsnet kan seringen en ais je alle verzopen kat ten aan boord hebt, is het nog niet zo makkeliik im terug naar huls te gaan. We hebben motoren aan boord, die wegen elk 120 pk. Maar de „Neeltje" mag niet on topsnel heid varen, het is een oud schip. Een schip dat moe is. Lnige tijd ge leden sloegen er vijftien klinknagels uit de romp, dat geeft me toch te denken. Ik laat hem dan ook nooit op volle snelheid varen. Le vensgevaarlijk. Maar je kan de gek ste dingen meemaken. Het is gebeurd dat de kop van het schip door een golf werd weggesla gen. De „Neeltje" voelde geen water meer onder zich en dook pardoes in het gat van een volgende roller, die met een orkaankracht op de punt ka pot sloeg en een brok metaal mee nam. Niets geen last. Dat geeft je een idee van de kracht van de zee". Schipper 't Hart kan zich niet her inneren ooit te zijn gekanteld met de „Neeltje". Hij: „We staan tij dens een reddingstocht met leren riemen aan de wanden vast. Zou je die touwen niet om je heen hebben dan wordt letterlijk de grond onder je voeten weggeslagen. Stel je voor dat de „Neeltje" in een dal duikt. Een paar seconden gaat hij ont zettend snel naar beneden, je li-, chaam wordt, omhoog gesmeten en je zweeft een ogenblik achter het stuurrad, een emmer water over je heen, de riemen snijden ln je olie- jas en je klapt met een ontzettende kracht neer op de houten treden onder je. Je zou gewoon van het schip geslingerd worden, wanneer je niet met riemen aan de wand was gekluisterd.'". Hij vervolgt: „Vele mensen hebben geen idee van wat er allemaal komt kijken bij een redding. Je maakt het mee dat we er niet in zijn geslaagd een paar mensen te redden. Dat schip vergaat met huid en haar. De scheepskat incluis. Je gaat moedeloos terug, je kon niets doen en de volgende dag hoor je hoe je de redding eigenlijk zou moeten hebben uitgevoerd. Achteraf praten is makkelijk. Gelukkig bezit ik hier In IJmui den een uitstekende plaatselijke com missie van de reddingmaatschappij, die weet wat ze aan de beman ning van de „Neeltje" heeft. Ik houd er met van om achteraf te prater., vooruit, kijken dat is het beste. Ik en de jongens zijn er bij geweest en er was niets te redden. Het ls bekend, dat de rapporten van ae schipDers van de „Neeltje Jacoba" uitblinken door soberheid en kortheid. Schipper Van der Meu- len (bevelvoerder over de „Neel tje" van 1940 tot 1947) presteerde het een reddingsactie waardoor 19 mensen werden gered, in een ver- slagle van 250 woorden als stran dingsrapport af te doen, in de trant van een verhaaltje over een rustige fietstocht. De plaatselijke commis sie schreef erbij: „Het komt ons voor de aandacht te vestigen op de buitengewone prestatie die bij deze redding door de bemanning van de „Neeltje' 'is geleverd" De huidige bemanning van de „Neeltje" schuwt het zoeklicht van de publiciteit. Talloze onder scheidingen en geldbedragen zijn de vele geschenken van dankbare rederijen en geredden. Fanmail van overal uit ons land bevestigt het vermoeden van schipper 't Hart, dat de blauw-wit geschil derde reddingboot een apart plaatsje bij velen heeft veroverd. Schipper 't Hart verheugt zich op de overstap naar de nieuwe red dingboot, een meter langer dan de huidige. „Je moet vooruit zien," zegt hij. „Ook met dat schip zullen we proberen geen doden bij doden te brengen." (Van een onzer redacteuren) BREDA Voor Vlamingen zjjn Nederlanders merkwaardige ver schijnselen en in de ogen van de Nederlanders zijn de Vlamingen dat ook. Verschenen zijn twee boekjes waaruit dat weer eens blijkt: van de Vlaming Karei Jonckheere „Nacht zei de zon, nooit van ge hoord!" en van de Hollander Godfried Bomans „Denkend aan Vlaanderen". De boekjes hebben met elkaar gemeen dat ze rake uit spraken bevatten over wat ons scheidt en wat ons bindt, zoals dat heet. We kunnen de boekjes niet beter introduceren dan met wat citaten. Jonckheere: „In Nederland is alles verboden, zelfs wat toegelaten is. In Belgv is vooral toegelaten wat ver boden wordt." Of: „In Nederland moet één bloem twee bollen voort brengen; in Vlaanderen één bol twee bloemen." Of: „Hollands verveling amuseert mij. Hollands amusement verveelt mij." Om nog even met Jonckheere door te gaan: „De Vlaming schept behagen in het uitnodigen. De Nederlanders in het uitgenodigd worden. Voortreffe lijke aanvulling." Of deze: „Wat heeft Nederland gedaan met de uni versiteit te Franeker die de Vlamin gen in 1585 hielpen stichten? In 1843 is het een krankzinnigengesticht ge worden, We mogen het Noorden nooit te lang alleen laten." Bomans pakt het heel anders aan. Op de vraag of hij de Vlaming be mint, antwoordt hij: ja en nee. In enkele kostelijke bladzijden legt hij dat uit. Een Vlaming irriteert u, zegt Bomans, omdat hij zo dicht bij u staat: een Nederlander herkent zich zelf in hem als in een lachspiegel, maar zou ontroostbaar zijn, als de spiegel in scherven viel. De Vlaming, meent Bomans, heeft liefde voor het pathos en de Hollan der helemaal niet. Je ziet dat in de Vlaamse huiskamers. Bij een Vlaming „kun je rustig in een hoek van de kamer op een marmeren pilaar een volkomen onbekend manspersoon zien staan, die met getrokken degen op het behang afstormt. Of men ziet midden op het buffet een ruwe landman, in brons uitgevoerd, die achter twee ossen loopt te ploegen. De eigenaar hoeft helemaal geen agrariër te zijn om zich daarover op recht te verheugen." Bomans: „Als een Vlaming u iets zegt wekt hij de indruk alsof zijn huis in brand staat. Het is allemaal Zeer Dringend. Hij wil u overtuigen. Wij willen alleen mededelen. Hij ge bruikt de taal als een middel tot overreden, wij tot constateren. Van daar dat hij ons koel vindt, wij hem opgewonden. Geen van beiden is dat. Het is een kwestie van woordge bruik." Achter het woordgebruik van de Vlaming zit zijn pathos, zijn gevoel voor het theatrale. Hij begrijpt het gebaar van generaal Ney, die erop uitgestuurd wordt om de van Elba ontvluchte Napoleon te verslaan. De kleine keizer blikt hem in de ogen, knoopt zijn tuniek los, ontbloot zijn borst en zegt: „Vriend, doorboor uw keizer!" Ney barst in tranen uit, breekt zijn degen en werpt zich in de armen van zijn keizer. Pathos! De Vlaming behoort tot de Middel landse Zee, maar, zegt Bomans, hij is ook een jongen van Maas en Schel de. Vandaar zijn plotselinge uitbar stingen van nuchterheid. Een Vlaam se dichter draagt in Amsterdam ver zen voor een loden cape om de schouders, een flambard op het hoofd, de stem sonoor. Als hij de zaal in kijkt, ziet hij ineens waar hij is. „Maar allez", zegt hij, „gij zijt toch ook allemaal een hoop stront, zulle." Een typisch Nederlandse vaststelling, meent Bomans. De dichter kreeg een ovatie. Het boekje van Jonckheere bevat veel meer dan aforismen over Neder land en Vlaanderen. Er staan niet altijd voor iedereen fijnzinnige wijsheden in over 's mensen deugden en gebreken, over geloof en kerk, zijn blinde zoon Floris, en nog veel meer. En natuurlijk over de literatuur. Jonckheere besluit zijn boekje met wat hij een „aanvullend woorden boek" noemt, een verzameling snoep jes van de week. Ter voorlopige ken nismaking geven we wat van dat strooigoed. Een auto is voor Jonck heere „paardekracht toevertrouwd aan ezels", een bedevaartsoord een „smeekstation", een b.h. „schild en vriend", De Bilt „de Veelliegende Hollander", een inbreker „nachtscha de", een kameel „heuvels te paard", en sterven „tijd-verlies". K.B. ii ««J-MI-HS "im Mil ninsijirimitt (Van onze correspondent Hans Citroen) „Hoe was het op kantoor?" vraagt mevrouw. „Matig", zegt meneer en vervolgt: „Waar staat de jenever?" „In de kast", zegt mevrouw en gaat door: „Hoe is je nieuwe secretares se?" „Lijkt mij wel goed. Waar is de sherry?" „In de andere kast. Wat voor kleur heeft haar haar?" „Wiens haar? Oh. van de secretares se, dat weet ik niet, bruin geloof ik, ja, zo iets is het wel." Mevrouw barst in huilen uit: „Oh, zeg het me, is er iets tussen jullie?" Dit soort discussies worden in de „Sex Game" wetenschappelijk uitge legd en wie wil weten hoe het alle maal dan gaat moet het maar lezen. Mevrouw Bernard zegt: „Als er een keuze is tussen de grote liefde en een huwelijksverhouding gebaseerd op een goed gesprek, dan zullen de meeste vrouwen het goede gesprek kiezen." JACHTCLUBS in New York wor den tegenwoordig naar de dagen van de week genoemd. Een fraai voorbeeld is de „Friday's" geïnspi reerd op tgif ofte wel „thank god it's friday". „Friday's" werd gevolgd door men raadt het al „thurs- day's" en nu is „Wednesday's" zich komen aandienen. ,Jk hoop, dat zondag, maandag, dinsdag etc. ook aan de beurt ko men", zegt Al Stillman, die met „Friday's" is begonnen. Maar lang niet iedereen wil progressief zijn, want een andere nieuwe club heet „Nepenthe". fyJEN vraagt zich af waar men nog de energie vandaan haalt om dit alles te verzinnen in New York, waar de thermometer al dagen lang on verdroten tussen de 90 en 100 graden (Fahrenheit) schommelt. En dat zou nog wel uit te houden zijn al mag het van ons wel wat minder als er niet een vochtigheidsgraad bij komt. die eenvoudigweg ontstellend is. Op de dag, dat deze regels moei zaam getikt teerden was het 98 gra den met een „humidity" van 85 pet. Iedere tocht buiten is een verschrik king en om een beeld te vinden van het vervoer met de subway moet men speuren in Dante's hel om een saillante passage te vinden. En dan vertelt de eenvoudige Newyorker waartegen men gebroken wil klagen dat het pas echt goed gaat worden m augustus. Een weerbericht met „tijdelijke opklaringen en iets koeler, met ver anderlijke wind etc." erin is bepaald niet alles, maar dezer dagen kijken wij er met stille heimwee naar in de Nederlandse kranten en beloven wij om nooit, nooit meer te kankeren op het Nederlandse klimaat. i

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 19