Seksuele opvoeding: thuis of op school?
CONTRA
B.
DRIE VRAGEN
UITERSTEN
GEÏSOLEERD
PLAATSBEPALING
GEEN „VAK"
19
DE STEM VAN ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1968
N PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PE'L NGEN PEIL NGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEIUNG PEILINGEN PEIL
RINGEN PALINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN[..PEILINGENPflLINGENPE'LNGEN PEILINGENPEIUNGEN N£|N PE|LINGEN PEILINGEN
iEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIUGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN „PEIL IJGEN PEILINGEN PEILINGEN KCIUWV» PEILINGEN PEIL
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN KtiuiNon
De nieuwe rubriek „PRO
EN CONTRA" waar
mee De Stem vah-
tjgag een begin maakt
biedt verslagen van een
aantal paneldiscussies over
actuele onderwerpen. De
bedoeling is de lezers
informatie te bieden over
uiteenlopende stand
punten betreffende die
onderwerpen.
Opvoeding tot seksualiteit
is het eerste thema van
zo'n panelgesprek
geweest. Hoofdredacteur
L. Leyendekker leidde
de gedachtenwisseling.
Waarom juist dit onder
werp? Omdat er aanwij
zingen zijn dat het binnen
korte tijd op de katholieke
lagere scholen een
meer systematische aan
pak zal krijgen.
Seksuele opvoeding thuis
of op de school? Die vraag
legden vier redacteuren
van De Stem voor aan
een aantal mensen wier
foto en kwaliteiten op
deze pagina te vinden zijn.
Al die mensen zijn op
een of andere wijze bij
het onderwerp betrokken,
wat meer betrokken nog
dan de doorsnee ouder
die toch op een
bepaald moment in zijn
leven met het vraagstuk
in zijn hele omvang te
maken krijgt.
Een paneldiscussie kan
niet de pretentie hebben
het laatste woord te
spreken. Ze kan wel een
waardevolle bijdrage zijn
om de gedachtenwisseling
op gang te brengen.
Het verslag maakt duide
lijk, dat zelfs een lange
avond niet méér gele
genheid biedt dan tot het
stellen van een aantal
vragen over en weer, het
toetsen van eikaars op
vattingen enz. Alleen al
het feit, dat er geen een
stemmigheid bleek te
zijn in het hanteren van
begrippen als seksuele
voorlichting, seksuele
informatie, seksuele op
voeding, maakt duidelijk,
dat er nog heel wat
duidelijkheid gezocht zal
moeten worden. Niet
alleen in het juist benoe
men van begrippen
overigens, maar ook in
de inhoud van de seksuele
opvoeding en in de
methodiek daarvan.
Iedere zinnige bijdrage
daaraan is op dit moment
welkom.
PATER DRS. M.
ROOF, directeur van het
Diocesaan Pastoraal Cen
trum in Breda.
MEVR. E. E. v. HESTE-
REIS, Breda. Huismoeder.
Zij verzorgt seksuele op
voeding bij lager, voortge
zet en middelb. onderwijs.
DRS. W. M. VU1STER,
Ulvenhout. Schoolpsycho
loog, o.a. werkzaam in
Oosterhout.
A. J. H. VAIS PUTTE,
Oud hoofd der school,
voorzitter van de Katho
lieke Onderwijzersbond in
het bisdom Breda.
DR. H. M. HOUBEN,
huisvader en huisarts in
Breda. Hij bekleedt di
verse functies op so-
ciaal-hygiënisch terrein.
J. STRAETER, Ooster
hout. Huisvader en vice-
voorzitter van de Dioce
sane Ouderraad in het
bisdom Breda.
J. P. H. HOOGEN-
BOOM, Breda. Hij is leraar
biologie aan het Bredase
meisjeslyceum Mencia de
Mendoza.
Lbrechtse kudde nieuwe kuddei.
men op andere heidevelden.
e fokkers hebben op dit m
ter de handen nog vol aan
inde kudde. De moeilukheid
ïeiijk. dat het Kempische land
heiaeschapen nagenoeg niet m
raszuivere vorm voorkomt,
laar volgens de deskundigen,
ironüer de dierenarts J. y.
f. dr. R. A. Hirschfeld te t
:ht. is het terugwinnen van
npische heidesciiaap doe„te
ising (eventueel via Inder.
aperassengoed mogelii lta.
d heeft men al fraaie f a;
geboekt. In de kudde zi ]angc
Stekende heideschapenm t ]0.
irt', rank en beweeglijk, g wn,g
s met een lichte vacnt
heide, waarop ze ^zeQtrabrecM-
tijd is voorbij, dat. ae o van
(ïeide alleen het domei „e n.
,ele reeén en van ae 1200
die de imkers er «ebben
et voor het winnen van
)e schapen hebben hun P'®® er0.
uitgestrekte heide h£OV
ieder die dit wenst kan
rvan overtuigen 000 |ej.
ld zaterdagsmiddags o
g van de heer G. Jonfl
dhoven 1040-32150) (e
jurgidsen een
<en over de heerlijke
chtse hei.
REDA Het sprookje van de ooievaar die kans ziet langs
onbestemde wegen een huis binnen te dringen en een
kindje in de wieg te leggen is uit. Dat heeft niets te
maken met het feit, dat de ooievaars in ons land van liever
lee zeldzamer worden. Het is gewoon een gevolg van het
verdwijnen van een aantal taboes die tot in het recente
verleden ons denken en doen regelden. Natuurlijk zijn niet
alle taboes verdwenen. Integendeel. En we maken zelfs
nieuwe. Maar de ouwe, trouwe ooievaar is ontluisterd. Hij
heeft zijn tijd gehad. Als inleiding tot de seksualiteit is hij
nergens meer.
Weinig mensen zullen zijn vertrek
betreuren. Hij was immers niet
echt, niet eerlijk. Maar daar tegen
over zullen heel wat mensen voelen,
dat zijn heengaan om een geijkte
term te gebruiken, die hier helemaal
opgaat een gevoelige leegte heeft
achtergelaten. Een leegte, die het
duidelijkst onder woorden wordt ge
wacht door de klassieke (nood)-
hreet: „Hoe vertel ik het mijn kin
deren?"
Voor ouders, die met dat probleem
worstelen, zijn er in de loop van de
Jaren, en in de laatste jaren in toe
nemende mate, helpende handen uit
gestoken in de vorm van allerlei
schrifturen, die je bijeen zou kunnen
brengen onder de rubriek „vöorlich-
taigsboekjes". Maar is daar het pro
bleem mee opgelost? Zijn we nu in
staat onze kinderen op te voeden tot
seksualiteit?
Die actuele vraag de ontwik-
teling van de samenleving maakt de
actualiteit met de dag groter heeft
oen team redacteuren van De Stem
voorgelegd aan het hierboven ge-
oemde panel. Het gesprek, dat
zjïï wen ln beslag nam, ont-
nskelde zich rond drie kernvragen:
s'aa' het °P het ogenblik
root de opvoeding tot seksualiteit,
met name betreffende kinderen in
«e lagere-schoolleeftijd?
ka moe' ''ie opvoeding ter
"and nemen: gezin of school?
Ms de school het moet doen, of
r tenminste een taak in heeft,
e moet die opvoeding dan ter
and genomen worden en aan wel-
v!jnorWaarden moet de school
om 'He taak goed te kun
nen volbrengen?
pins'1 Daaï 2aKen waren aan het
Da» „Van avond zeer duidelijk.
feit„!vias dP eerste Plaats, dat er
maai bmnen het Panel aileen
hat 7ereenstemmlne bestond over
d'ift i" de eerste van de
gezinn!1106 vragen: noch in de
wordt 1"' 00 de 'asere scholen
vopriinÜ1* voldoende aan seksuele op-
nerdo ,eeaaan- Pater Roof herin-
zoek dttl efnvrl1 recent onder-
tholi'eke -a'uHeewezen. dat de ka-
wat m,L.cno ln he' algemeen een
andere iv|eer vertonen dan de
zes redeifaar .,met hee' rulhie mar-
het aantaierln«,Sfh?tte hii h0B' dat
seksnit tbo''eke scholen, dat
bij ,.UeJe °uy.°eding doet. dichter
Andere na^n de 50 Drocent "at.
meliik oven l .enTVOnden dit schro-
25 nrocent betwiifel of het
"esteren Pn U Z6u mevrouw Van
echt tent, de he.er Van Putte.
schoolleCvenWa!,een '«uwer van het
ta' ouder. nl even >lter: -Het aan-
zeer eeuL voorlichting geeft, is
n°e minder".
te maken uit dan we' is valt 0D
n ult z'in schatting van het
aantal ouders, dat zijn kinderen sek
sueel voorlicht: 5 tot 10 procent.
Veel hoopgevend zijn die cijfers
en beweringen dus niet. Uit de woor
den van de heer Van Putte viel ook
op te maken, dat er nogal wat ver
schil van mening bestaat onder de
ftoofden der school. Hun kijk op de
ze zaken nangt vaak van nun per
soonlijke omstandigheden af. „Ik
ken een scnoolhoofd", vertelde hij,
„een man van Doven de zestig, die
seksuele opvoeding op de school
noodzakelijk vindt en er ook mee wil
beginnen. Een ander, ook ouder dan
zestig, ziet wel in dat het nodig is,
maar hij wil het beslist niet zelf
doen. Die man heeft geen kinderen".
De houding van de ouders blijkt
mede van invloed te zijn op de in
zichten van de leerkrachten. „Als je
het onderwerp op ouderavonden ter
sprake brengt", aldus de heer Van
Putte, „zeggen de ouders niet, dat
ze er tegen zijn, maar dat wil nog
niet zeggen dat ze er voor zijn. In
die houding zit nog altijd iets van
wat ze vroeger op „d'n buiten" be
doelden als ze zeiden: 't Moet een
goeie prater zijn, die het een zwij
ger kan verbeteren. Als een onder
wijzer wat aan voorlichting wilde
doen, werd er gezegd: „die praat er
maar te graag over" in hun hart
hebben veel ouders de seksuele op
voeding altijd wel gezien als iets dat
op de school moest gebeuren, maar
wanneer het gebeurt, zijn de reacties
lang niet altijd mis".
Met deze woorden van meneer
Van Putte is in feite de tweede van
de drie kernvragen al aangesneden:
Wie moet de opvoeding tot seksuali
teit verzorgen: de school of het ge
zin?
Deze vraag is op de panelavond
het meest aan de orde geweest. En
bij de beantwoording hiervan lagen
de standpunten het verst nlteen, de
uiterste althans.
Aan de ene kant was daar pater
Roof die zei: „Zelfs als de ouders
thuis zo open en zo goed mogelijk
mef de kinderen praten, heeft de
school nog een taak. Niet alleen om
dat ze gewoon niet a-seksueel kan
zijn. maar omdat ze in de opvoeding
een bevestigende, ban vullende, recti
ficerende taak heeft. Bovendien legt
ze in heel haar opvoeding de nadruk
op de plaats van iedere mens in de
samenleving, ook dus wat de seksu
ele opvoeding betreft".
Het andere uiterste standpunt werd
door drs. Vuister vertolkt. Het klonk
aldus: Seksuele voorlichting ls een
deel van de opvoeding. De opvoeding
is allereerst een taak van de ouders,
die een gedeelte daarvan overdragen
aan de school. Waarom moet nu juist
de seksuele voorlichting aan de school
worden overgelaten? Dat het meren
deel van de ouders te weinig aan sek
suele opvoeding en voorlichting in
strikte zin doet is voor mij geen ar
gument".
Drs. Vuister zag het zelfs als onmo
gelijk. „Deklagere school", zegt hij, ,-,is
een leerinstituut. Van opvoeding
komt daar dikwijls weinig terecht.
De meeste onderwijzers komen aan
hun opvoedkundige taak nauwelijks
toe, mede door de te grote klas
sen. Veel onderwijzers erkennen, dat
ze op het gebied van seksuele voor
lichting niets te brengen hebben. Zij
laten het zelf ook liever aan een
„deskundige" over. Bovendien heeft
de Kerk ons in de steek gelaten.
Seksualiteit moet een gezonde le
vensbeschouwelijke achtergrond heb
ben. En die is voor de de onderwijzers
zelf vaak niet duidelijk. Neen, de op
lossing moet niet op de school gezocht
worden, maar thuis. De ouders zui
len het. helemaal zelf moeten leren
doen".
De onvatting van drs. Vuister werd
door de meerderheid van het panei
niet gedeeld. Het dichtst erbij kwam
nog de heer Straeter. die het ide
aal zou vinden, als de ouders de
seksuele opvoeding, volledig voor
hun rekening zouden kunnen nemen.
„Ik ben bang", zei hij „dat Je hij
voorlichting op de scholen kans loopt
Want op dat gebied was het pa
nel het wel eens: seksuele voor
lichting en seksuele opvoeding zijn'
lang niet eikaars gelijken. Mevrouw
Van Hesteren zei het zo: „Seksuele
opvoeding gaat veel verder dan de
biologische informatie, zelfs verder
dan het uitleggen van wat erotiek is.
Seksuele opvoeding is het leven met
de kinderen in de liefde".
Het werd op een bepaald moment
als vraag aan het panel voorgelegd:
Worden de begrippen seksuele op
voeding en seksuele voorlichting wel
goed gehanteerd? Worden ze niet te
geïsoleerd, te veel op afstand ge
bruikt? In dit verband was een op
merking van mevrouw Van Hesteren
(niet-Brabantse) het noteren waard:
„Weet u wat mij vooral in het zui
den opvalt? Naarmate de kinderen
ouder worden komt er meer schroom
voor liefdesuitingen, zowel tussen de
ouders onderling als tussen de ou
ders en hun kinderen. En dan vraag
ik mij af: als het tonen van gene
genheid er niet ingebracht wordt, hoe
kan het er dan uitkomen? Hoe kan
het kind leren de liefde te ontdek-
In andere milieus ligt dat allemaal
wat genuanceerder".
En over de diversiteit in de sa
menstelling van de klas: „Dan zit
daar dat bleke, platte meisje in de
schoolbank naast een blozende deer
ne. Je weet' in zo'n geval onmiddel
lijk, dat ongenuanceerde voorlichting
zonder inspraak van de ouders ge
vaarlijk is".
Dr. Houben wees er ook nadruk
kelijk en bij herhaling op, dat de
hele opvoeding, en dus ook de op
voeding tot seksualiteit, gevoed moet
worden door een gevoel voor ethiek,
voor ordening, voor discipline, orde
nende elementen, die in de hele sa
menleving onmisbaar zijn.
De heer Hoogenboom, uit zijn on
derwijspraktijk sprëkena, was het
er met dr. Houben over eens, dat
veel moeilijkheden op het gebied
van de seksualiteit een gevolg zijn
van een grotere gemakzucht, van
gebrek aan zelfdiscipline. Wel stel
de hij ter discussie of het goed is
de seksualiteit uitsluitend te beschou
wen in verband met de voortplanting.
„Juist dat vraagstuk speelt op
de middelbare school al een grote
rol", zei hij. „We hebben de seksua
liteit al losgemaakt van de vrucht
baarheid. Daar ga ik mee akkoord.
op een heel steriele overdracht van
koude, biologische feiten. Ouders heb
ben ook een heel andere verhouding
tot hun kinderen, een veel intieme
re, dan de school kan hebben. Bo
vendien is het verschil in rijpheid
van de kinderen, ook binnen één
klas, een moeilijkheid.
Maar ae manier waarop veel ou
ders met het probleem worstelen was
voor de heer Straeter toch aanleiding
om de school met uit te schakelen.
„Laten we op de een of andere ma
nier ae ouaers bij de hand nemen
en hen ae weg naar de Ideale si
tuatie wijzen", vond hij.
Het hele gesprek overziende
blijkt, dat de meeste panelleden
naar een samengaan van ouders en
school zochten. En dan niet in de
geest van: de een ook, omdat de an
der het niet goed of niet volledig
doet, maar uitgaande van de gedach
te dat opvoeding, met inbegrip van
opvoeding tot seksualiteit, positief op
hét terrein van het gezin en op het
terrein van de school ligt.
Een logisch gevolg van dit stre
ven is, dat het panel geen duidelij
ke terreinafbakening maakte. Niet
dus: Voorlichten moet de school
doen en de est is een zaak van
de ouders. Tekenend daarvoor is een
verzuchting van de heer Van Putte:
„Ik hoop dat ik de uitdrukking sek
suele voorlichting nooit meer hoor"
En een opmerking van mevrouw V: n
Hesteren: „Ook op de lagere school
kun je heel duidelijk over de liefde
spreken".
ken, als die door de ouders tot bin
nen de slaapkamer beperkt wordt?
Een baby knuffelen gaat iedereen
goed af, maar heus, een jongen van
elf jaar wil ook nog wel eens op de
knie getrokken worden".
Voor dr. Houben bleek vooral van
belang een harmonisch samengaan
tussen de seksuele opvoeding op de
school en die ln het gezin. Hij
stak vooral een waarschuwende vin
ger op tegen schoolvoorlichting,
waarvan de ouders niet of niet vol
doende op de hoogte zijn. „Zonder
meer gevaarlijk", zei hij. De achter
grond van zijn waarschuwing was
zijn vrees, dat seksuele opvoeding
op school anders overkomt naarge
lang het kind uit een ander milieu
komt of naargelang het geestelijk of
lichamelijk meer of minder rijp is.
„Zelf heb ik het voorrecht van het
platteland afkomstig te zijn", zei hij.
„Ik weet dus uit ervaring, dat de
jeugd van het platteland heel rustig
ln de problematiek van de seksuali
teit ingroeit. Ze weet uit ervaring,
dat die thuishoort bij een van de
twee grote wetten in ons leven, die
van het behoud van He soort. Ze on
dergaat dat in alle rust, tot het mo
ment waarop de eigen emotie gaat
meespreken.
Maar hoe gaat dat in de grote
stad? Hoe gaat dat met de beton-
kinderen? Die horen wat te hooi en
te gras. En wat kunnen hun ouders
hm voorlichten? De „massa" ge-
r> vaak -uige taal, die dan door
ouurjongetjes wel aangevuld wordt.
Men wil haar ook losmaken van hét
huwelijk. Als u mij vraagt hoe ik
dat vind, dan zeg ik: Dat weet ik
nog niet. Maar tegen wie de sek
sualiteit wil losmaken van de liefde
zeg ik ronduit: neen".
Trouwens, er bleek bij meer pa
nelleden behoefte te bestaan aan
een plaatsbepaling voor de seksuali
teit, die past in het modernere beeld
van de mens en zijn leven. Bij het
begin van de discussie had de heer
Straeter er blijk van gegeven, dat
hij bevreesd ls voor een overaccen
tuering van de seksualiteit. Hij zei:
„In het totale liefdeleven is de sek
sualiteit wel een belangrijk, maar
niet een verschrikkelijk belangrijk
belangrijk ondeideel". Met name
mevrouw Van Hesteren verschilde
daarin met hem van mening.
Op een opmerking van de heer
Straeter dat Seksualiteit door som
migen gezien wordt als iets wat je
kunt vergelijken met eterf en drin
ken, reageerde de heer Hoogen
boom met: ..Het is misschien niet zo
normaal als eten en drinken, maar
ik zie het wel als een normale le
vensfunctie".
„Eten en drinken", haakte me
vrouw Van Hesteren daarop in, „is
noodzakelijk en lekker. En zo is het
met de seksualiteit ook. Als je daar
over voorlicht ga dan niet voorbij
aan het lustgevoel, want dan ben je
niet fair. Als dat er niet bij Was, za
ten wi.i hier niet".
Op dat moment ln het fórumge-
spreK waren er twee dingen duide
lijk geworden. Ten eerste, dat de
seksuele opvoeding nog altijd een bij
zonder misöèeld kind is en op de
tweede plaats, dat de meeste panel
leden in het op krachten brengen
van dat kind meae een taak zien
voor de school.
Dan dient zich meteen de vraag
aan: Is de school tegen die taak op
gewassen"
Wanneer moet de seksuele opvoe
ding op de scholen beginnen?
Pater Roof (zonder aarzelen): „Op
de kleuterschool". En een soort gewe
tensvraag aan net forum: „Zijn de
leerkrachten zelf wel voldoende voor
gelicht?"
Bij het antwoord hierop was het
de heer Van putte. die 'iet aarzel
de: „We zijn allemaal kinderen van
onze tijd", zei hij. „De onderwijzers
van nu zijn niet in een ander kli
maat opgegroeia en gevormd dan
de ouaers van nu. De kweekscholen
zullen dan ook zeker aan dit punt
aandacht moeten gaan besteden".
Mevrouw Van Hesteren maakte zich
daar niet al te veel zorgen over. „We
moeten niet te Lang zijn, dat de on
derwijzer dit stuk van zijn taak niet
zou aankunnen. Het is precies als
met andere leerstof, een kind neemt
alleen datgene op waar het rijp voor
is en waar het belang in stelt. Dat
blijkt op school vaak genoeg. Soms
vragen ze me iets, waarop ik zou
willen antwoorden: „Liete schat, dat
heb ik nu net allemaal verteld".
Veel dingen moet je ze vijf of zes
keer uitleggen voor ze die doorheb
ben".
Maar daarnaast zal de school als
geheel toch nog aan bepaalde voor
waarden moeten voldoen.
Toen dat punt aan de orde kwam
greep pater Roof nog eens even te
rug naar die 50 tot 25 procent van
het aantal scholen, die hij bij zijn
analyse van de huidige toestand in
het begin had genoemd. „Ik reken
daar meer bij dan alleen de zuive
re voorlichting", verklaarde hij. „Co-
educatie op zich, jongens en meisjes
samen op één school dus, vind ik al
een onderdeel van seksuele opvoe
ding. En ook het feit. dat er min
der broeders en zusters en meer ge
huwde leken voor de klas staan".
Tot de voorwaarden waaraan
een school moet voldoen om haar
taak goed te kunnen vervullen re
kende hij een algemene mentaliteit,
die positief staat tegenover de seksua
liteit en het besluit om niets te
doen zonder voorkennis van en sa
menspraak met de ouders.
Het panel kwam weer even in
een boeiende discussie terecht, toen
pater Roof had opgemerkt, dat vol
gens heel wat jongeren de informatie
zover moet gaan, dat kinderen op het
einde van de lagere school het hoe
en wat van voorbehoedsmiddelen we
ten. „Waarom zou ik op de school niet
over voorbehoedsmiddelen mogen
praten, als de krant en de t.v. dat on
derwerp ln de huiskamer brengen?"
Dr. Houben kwam er recht voor
uit. dat deze opmerking hem toch
wel aan het schrikken maakte. „Als
het mogelijk was zou ik een Irind,
dat daarnaar vroeg, naar zijn ou
ders verwijzen", zei hij, „pf naar
een biechtvader of een ande
re vertrouwensman. Wanneer dit
spul gesprekstof gaat worden op de
school zijn we voor mijn gêvoel toch
wel heel ver weg".
Pater Roof zette er de praktijk te
genover: „Ik hel vijftien jaar 'aard
rijkskunde gedoceerd", vertelde hij.
„In het begin was er nauwelijks
aandacht als bijvoorbeeld de ontvol
king v.an Frankrijk ter sprake kwam.
Maar later gingen ze aoodgewoon
vragen: Hoe spelen ze dat daar klaar?
De jetigü is nu eenmaal onder druk
van ae omstandigheden vrijinoediger
geworden. U moet dat goed begrij
pen, door op zulke momenten je
mond niet te houden, doe je ook
aan voorlichting. Mijn vuistregel: als
er naar gevraagd wordt moet je ob
jectieve voorlichting geven over de
meest voorkomende voorbehoedsmid-
delen".
Dat was voor dr. Houben geen be
vredigend antwoord. „Bij zo'n objec
tieve voorlichting kun je het niet ia-
ten", vond hij. „Wat zegt u dan
daarnaast nog?"
Pater Roof: „Als je deze stof
goed brengt zit er al een appèl op
het verantwoordelijkheidsbesef in".
Dr. Houben: „U zult er toch iets
positiefs aan moeten toevoegen. Iets
over de ethiek in je leven, lets over
tucht. Ethiek en discipline dienen
vooraf te gaan aan seksuele vorming.
Leer ze toch hoffelijkheid, eerbied
voor de mens, gevoel voor ordening".
Pater Roof en mevrouw Van Hes
teren benadrukten in dit verband, dat
de voorlichting op de lagere school
zal moeten aansluiten bij die op het
vervolgonderwijs.
Mevrouw Van Hesteren: „Jan en
Mien moeten weten, wat ze van
elkaar te verwachten hebben".
En pater Roof: „Je moet er reke
ning mee houden, dat zelfs in de
opvattingen van het meest bonafide
gezin seksualiteit en voortplanting
ontkoppeld zijn. Daar moet je je in
formatie op afstemmen. Je moet meer
de nadruk leggen op de binding sek
sualiteit en persoonsrelatie".
„Allemaal tot uw dienst", zei dr.
Houben, „maar Jan en Mien erva
ren de seksualiteit anders. Hou dus
de opvoeding voorlopig gescheiden,
later kan dat nog wel samengaan".
De heer Van Putte noch mevrouw
Van Hesteren waren 't daarmee eens.
Zij hadden geen enkel bezwaar te
gen coëducatie op de lagere school.
Van een eenmalig panei, dat een
zo omvangrijk vraagstuk voorge-'
schoteld krijgt zijn geen uitspraken
ex cathedra te verwachten. Evenmin
uitgewerkte methoden voor seksuele
opvoeding op de lagere scholen.
Maar wat hier wel duidelijk werd
was. dat seksuele opvoeding op de
scholen géén „vak" moeten worden.
Ze moet naar plaats krijgen in het
hele lesprogramma, ln alle vakken
die er aanknopingspunten voor bie
den. En dat Is voor een groot deel
afhankelijk van de bereidheid van
het onaerwiisteam.
..Er zal een nieuwe, systematische
aanpak moeten komen", bepleitte
pater Roof. „Het onderwerp zal in
discussie moeten komen onder het
onaerwiizena personeel".
„En ook onder ae ouders", hoop
ten mevrouw Van Hesteren en de
"neer Straeter. Mevrouw Van Heste
ren: „Ik hoop dat de sfeer van ge
heimzinnigheid zal verdwijnen".
De heer Van Putte zei er goede
rroop op te hebben, dat de jongere
ouders positief zullen reageren. „En
de ouderen zullen blij zijn dat de
school hun moeilijke taak wil
overnemen." Hij sprak als zijn ver
wachting uit, dat de kweekscholen
meer aandacht voor het onderwerp
zullen .kriigen en dat er binnen
de schoolreams nog meer, nog
beter en zeker positief op gerea
geerd zal worden.
A. J. Kloet - J. Waltc
Hsa