ONZE PUZZEL
Vandaag 350 jaar geleden
voer een elfjarig jochie voor
het eerst van zijn leven op
een schip over de wijde zee.
De boot vertrok vonyit het
nijvere Vlissingen
Datzelfde jongmaatje zou
later over de hele wereld
bekend worden als de
oeroemae en gevreesae werd in 1655 door Hendrick Berckman geschilderd omstreeks zijn vertrek van Vlissingen naar Amsterdam,
Uit goede hout
Wilskracht
Onhandelbaar
Driftkop
Schipper
19
17
Nog maar een kind, moest Michiel toch al de sabel hanteren,
waarbij hij uiteraard ook de nodige „schrammen" opliep.
MAMKAA«Jla Michiel Adriaansz. De Ruyter nog als burger. Zijn feitelijke militaire carrière moest nog beginnen. Dit po
is een van de jeugdigste portretten, die van De Ruyter bekend zijn.
ADMIRAAL DE RUYTER
De elfjarige Michiel Adriaanszoon voor het eerst aan boord. Ook
toen werd de aankomende zeeman, en niet op zachtzinnige wijze
ontgroend. Op deze oude prent probeert hij zichzelf voor zijn
plaaggeesten in veiligheid te brengen. Het negerjongetje rechts
op de voorgrond moet Jah Kompenie zijn, eveneens bootsmans
jongen en jeugdvriend van De Ruyter. De jongen was een vrij
gekochte slaaf, die in Vlissingen tot christen was gedoopt.
jongen van elf kon dan ook maar
één wens leven: naar zee.
De rakker bleek uit het goede
hout gesneden: „Hij quam zo haast
niet 't scheep of men sagh in hem
een geheele verandering. Straks was
hij zoo stil, zo naarstigh en gehoor
zaam in 't scheepwerk, dat men in
hem met reden niet kon verwen-
schen".
Velen gingen destijds ook naar
zee, ot werden naar zee gestuurd,
omdat dat de enige mogelijkheid
was voor iemand uit de laagste
standen om boven de anders vrijwel
onontkoombare armoede uit te ko
men en ook maatschappelijk promo
tie te maken. De hoogste rangen
stonden op zee voor de laagsten
open. De Ruyter zelf zou daar een
sprekend voorbeeld van worden. De
jonge Michiel was van geringe af
komst. Zijn grootvader, naar wie hij
was genoemd had in het leger wat
geld verdiend en ging akkerbouw be
drijven op de „landthoeve" De Goot
bij Bergen op Zoom. Hij werd ech
ter geruïneerd doordat plunderende
soldaten de bedoening in brand sta
ken. De peuter Adriaan Michiels
zoon, de vader van Michiel dus, kon
ternauwernood door zijn moeder uit
de vlammen worden gered.
Deze Adriaan vestigde zich in
Vlissingen, dat als bron van werkge
legenheid zeker een trekpleister tot
in het toen verre Brabant moet zijn
geweest. Hij werd er bierdrager.
Adriaan trouwde met Alida Jans uit
Vlissingen, die tien maanden later
in het kraambed stierf. Zijn tweede
vrouw, die uit Middelburg kwam,
heette merkwaardig genoeg ook
Alida Jans. Met haar kwam ook de
naam „De Ruyter" in de familie.
Zij had die namelijk als bijnaam. De
oorsprong kon tot nu toe niet wor
den achterhaald. Als mogelijkheid
wordt geopperd, dat haar vader het
land als ruiter heeft gediend terwijl
ook een afstamming van het Deense
adellijke geslacht Reuther niet zou
zijn uitgesloten. Hoe het ook zij, het
was in het kleine gezin van Adriaan
armoe troef omdat uit zijn beschei
den inkomen niet minder dan twaalf
kinderen moesten worden onderhou
den.
Michiel behoorde tot die knapen,
die praktisch zonder schoolopleiding
en zonder invloedrijke ouders of fa
milie, zich met ijzeren wilskracht
door de hel van het vooronder naar
de campagne wisten te werken. Van
bootsmansjongen, matroos, stuur
man, tot schipper op de schepen van
nog steeds zijn eerste werkgevers,
de gebroeders Lampsins, wier
pronkerig huis, met geheel zandste
nen gevel, nog steeds op de Vlis-
singse Nieuwe Dijk is te vinden.
Dat wil overigens niet zeggen dat
de gepromoveerde De Ruyter door
deze burgerkooplieden, waaruit la
ter de regentenkaste zou voortsprui
ten, als een gelijke werd beschouwd.
Dat kon eenvoudig niet. De zeeman
behoorde tot het schuim, en dat
bleef zo.
De zeevaarthistoricus J. Mollema
geeft in zijn „De Nederlandse vlag
op de wereldzeeën" een treffende
karakterisering:
al werd dan de zeevaart in on
ze gouden eeuw bezongen als het
„rechte element onzes levens", de
zeeman was niet in tel. Mannen als
De Ruyter en Tromp werden zoge-
achter het hoge kasteeel verrieden, dat er
vaart in het schip kwam. De roerkettingen
ratelden. Steeds meer bootsgasten sprongen
het tuig in. Zeil na zeil ratelde omhoog. Bui
ten de „leugenaar", het havenhoofd, kwam
het dek in beweging. Schuimflarden scheer
den over de lage boeg. Tegelijk met het kra
ken van de tuigage, nu en dan overstemd
door het geklap van een zeil, klonken ook
de eerste liederen uit de kelen van de zwoe
gende maten.
(x) J. C. Mollema: „De Neder
landse vlag op de wereldzeeën",
Scheltens en Giltay - Amsterdam,
12 gekleurde kwast als
17 i, eiS^ *4 l'dwoord, 15 doorweekt,
guur 91 ,18 achtinê. 19 b«b'
K' klein kmd 23 haarvlecht, 24
Wot' 33 vuurspuwende berg, 27
wS\s9 plant' 31 kanteel' 34 lid"
(afk V1-, pers' vo°rnaamw. 36 bruto
paar, jV m"zieknoot, 38 Spaans rij-
®u.de vr. datief van een, 44
wir siln„ 47 meisjesnaam, 50
,J;„Zeeuwse hoeve, 53 stok, 55
Ploirm «7 56 boom, 57 tuchtroede, 60
Werkw fii!,erV;0eging van een hulp"
(afk i oc drukte, 64 scheik. element
65 Europeaan. 66 maal.
4 lfrk!" n?uziekstuk, 3 jongensnaam
guur 7 en' 5 zuster> 6 myth, fi
ll otiirmzulve'Pr°dukt, 8 in loco (afk.)
vlakte> U voegwoord, 13
K i14 Europeaan, 16 stap, 18
Express ?-;Prab- 20 rund, 22 Oriënt
rig 27 t 24 vlies, vel, 25 keu-
kant" anein' 33 sierheester, 29 zelf-
eer> Priktn?e«alSi°0rt' 32 kn°Pie °P
Plaats i„ r, 33 plaats in Gelderl., 39
41 arhoirf Lland' 49 n'et harde slag
'beidseenheid, 42 houten klepper.
ssu -l„ i ..if, ,si vv i u, visroede,
48 meisjesnaam, 49 in het jaar onzes
Heren (afk. Lat.), 51 sint (afk.), 52
myth, figuur, 54 insekteneter, 55 glij-
voertuig 58 bar, 59 boom, 62 votre
excellence (afk.) 63 muzieknoot.
OPLOSSING VORIGE PUZZEL
Hor.: 1 ma, 3 pets, 7 melk, 10 mm,
12 Ari, 14 Granada, 16 Leo, 17 leng,
18 aarde, 19 tand, 20 Ans, 21 Eli, 22
elk, 24 die, 25 galmei, 27 eender, 29
Aa, 30 es, 32 en 33 o.e., 34 egel, 36
tel, 38 stro, 40 ar, 41 seminarie, 42
of 43 pat, 45 een, 46 pret, 49 nr. 50 kl.
51 do, 53 es, 55 Antoon, 58 sintel, 61
dei, 62 pas, 64 Ems, 65 hil, 66 egel, 67
paria, 69 lege, 70 rek. 71 verdrag, 73
ree, 74 An, 75 Lena 76 ende, 77 nn.
Vert.: 1 malaga, 2 arena, 4 eg, 5
tralie, 6 saai, 7 made, 8 edelen, 9 la,
10 menie, 11 modern, 13 inslag, 15 nr.
16 ladder, 21 Ee, 23 K.E., 26 maestro,
28 noteren, 31 stiel, 32 eland, 34 Erp,
35 les, 37 ene, 38 sip, 39 oot, 44 antiek,
47 Esther, 48 madera, 50 knapen, 52
Osmaan, 54 alleen, 56 negen, 57 op,
59 is, 60 eigen. 63 Sara, 64 Eire, 68
R.D., 71 V.E., 72 Gd.
„IN DEN JAARE 1618, in 't elfde jaar zijns
ouderdoms, op Sint Stevensdagh, raakte hij
voor d'eerste maal in zee, en voer eerst voor
Hooghbootsmansjongen Drie augustus,
350 jaar geleden, nam een schip uit Vlissin
gen dat piepjonge maatje mee. Zijn naam:
Michiel Adriaanszoon De Ruyter. Bootsha
ken en benen van matrozen duwden da
koopvaarder van de kaai. De eerste zeilen
schoten in de ra's. Een zuidoost briesje kreeg
er direct vat op. Kleine kolkjes in het kielzog
De elf-jarige nieuweling
aan boord had weinig tijd om
le beseffen wat er op zijn
eerste mijl buitengaats alle-
maal gebeurde. Hij had zijn
eerste snauw van de ruwe
bootsman al te pakken. Een
bikkelharde „opvoeding"
voor een hard bestaan was
begonnen.
„Meermalen kwam van vier
jongkaerels, die „in den name
Gods" het zeegat uitvoeren slechts
één behouden in patria terug. De
overigen waren over de fokke-
schoot'gezet (in zee begraven) of
aan scheurbuik gestorven, of bij
het fourageren in een hinderlaag
der „heydenen" gevallen, of met
kortjan in de vuist tegen de
Spanjool gesneuveld, of domweg
in gierende storm van de ra ge
slingerd". (x)
Toch was iedereen tevreden met
de eerste „sehipreis" van de jeug
dige Vlissinger. Aan wal was met
Michiel geen huis te houden. Gerard
Brandt, vrijwel een tijdgenoot van
De Ruyter, vertelt (xx) dat het
driftige ventje zo onhandelbaar was,
dat de schoolmeesters hem wegjoe
gen. „Ledigheid" was in die dagen
een ernstige ondeugd. Michiel moest
gaan werken in de lijnbaan „der
Heeren Lampsins", voor zes stui
vers per week: ,,'t welk hij na-
maals, Admiraal van Hollandt ge
worden, dikmaal plagh te verhaien.
Doch de lijnbaan kon het knechtken,
dat een zeeman most worden, niet
langer houden", zo vertelt Brandt.
Dat het hart van de jongen „kook
te" naar de zee lag voor de hand.
In het zeventiende-eeuwse Vlissingen
was alles schip en scheepvaart wat
de klok sloeg. Het stadsbeeld werd
beheerst door de hoge masten van
de tientallen schepen, die in de kaai
en tot in het hart van de welvaren
de stad boven de huizen uittoren
den. Niet alleen het aanzien ook de
atmosfeer, een aroma van de „lucht
jes" van teer, vis, zeeslib en „uit-
heemsche" produkten op kaaien en
in pakhuizen, ademde de zee. Trou
wens, in de kinderogen deden de rui
ge vrijgevochten kerels op de sche
pen de klerken en arbeiders aan de
wal tot slampampers verbleken. In
het nog fantasievolle brein van een
naamd als helden bewierookt, maar
als zij verslag kwamen uitbrengen
over een schitterende zege, vonden
de Heren Hoogmogenden het nauwe
lijks nodig hun een zetel aan te bie
den".
Wierook werd alleen „ln geschrif
te" toegezwaaid. Daardoor komt het
dat De Ruyter ons voor ogen staat
als een, om nog steeds met Mollema
te spreken, „lijdzame, vrome Job
vol engelengeduld en met de zelfbe
heersing van een heilige, terwijl hij
in werkelijkheid een dolle driftkop
was, die voor niets en niemand te
rugdeinsde als hij iets wilde, die kon
vloeken als een ketter en de meest
onhandelbare zeebonken zelfs een
eigengereid man als Cornells Tromp
zijn eigen wil wist op te leg
gen".
Die „harde korst" legde het be
staan op. Ook De Ruyter kreeg in
zijn kinderjaren de volle portie van
de ontberingen, die het zeemansle
ven met zich meebracht. Naast de
hitte van de tropen en de kou van
de poolzee ervoer hij ook de uitput
tingen van het geploeter om het
schip in een veie dagen en nachten
durende storm te behouden.
De verblijven voor het lage
scheepsvolk waren in die tijd donke
re, stinkende verblijven. Ratten en
ongedierte en bijgevolg allerlei be
smettelijke ziekten hadden er vrij
spel. De weerstand daartegen van
de matrozen, voor wie het begrip
persoonlijke hygiëne nog onbekend
was, nam met elke dag langer op
zee af door de gebrekkige voeding.
De menukaart was tamelijk simpel,
doordat men vrijwel niets kon con
serveren. Daar kwam nog bij, dat
vele reders tot het uiterste op de
rantsoenen beknibbelden. Er bleef
niet veel over, slechts gerookt spek,
brood waarvan de schimmel moest
worden afgekrabbeld, rottende aard
appelen en brak drinkwater, uit ton
nen vol maden, dat alleen met
dichtgeknepen neusgaten was te
drinken. Pogingen in den vreemde
om aan wat verse groente en fruit
te komen «om althans de ergste
scheurbuik door gebrek aan vita
minen terug te dringen kostten
dikwijls nog meer slachtoffers om
dat vijandige bewoners van eiland
of kust aan de verzwakte zeelieden
een gemakkelijke tegenstander had
den.
Levensgevaar leverden natuurlijk
ook de regelrechte vijanden op. In
de tijd, dat Michiel Adriaansz zijn
eerste reizen maakte, waren dat
vooral de Spanjaarden.
De Ruyter, die zich ondanks zijn
jonge jaren, al „manlijk" gedroeg,
was nog matroos en rond vijftien
jaar oud toen het schip waarop hij
voer werd geplunderd. De beman
ning, voor zover nog in leven, werd
gevangen genomen en naar Spanje
gebracht. Nog maar net aan wal
gelukte het echter Michiel te ont
snappen.
Met twee andere ontsnapte matro
zen keerde hijte voet naar huis
terug. Op die barbaarse voettocht,
door Spanje, Frankrijk „op zijn
langst" en België moesten ze door
bedelen in hun levensonderhoud
voorzien.
Tijdgenoot en chroniqeur Brandt ls
er niet al te zeer van onder de in
druk. Het leven was nu eenmaal
hard. Hij meende, dat de toekomsti
ge vlootvoogd op deze wijze genoeg
had geleerd om te meer „Meedogen
met ellende van anderen" te heb
ben.
Toen Michiel zich de stuurmanskunst
had eigen gemaakt steeg hij, in
dienst van de heren Lampsins, ge
stadig in rang. Hij leerde alles wat
in die tijd bekend was over landen en
kusten, leerde wat lengte- en breed
tegraad was, en de techniek van het
gegist bestek om ook op de oceanen
zijn weg te kunnen vinden.
De Vlissingse reders onderhielden
een soort lijndienst op de Westindi-
sche Eilanden, Brazilië (Pernambu-
co) enz. Toen Michiel op nog jeug
dige leeftijd schipper werd op deze
schepen leek het toppunt van zijn
carrière bereikt. Zijn bijzondere be
kwaamheden waren de heren der
Zeeuwse admiraliteit echter al opge
vallen. Ook in het „Hof van Hol
land" werd dat bekend, niet op de
laatste plaats doordat een van de
heren Lampsins „wegens Zeeland
was gemachtigt ter vergaderinge
van de Staaten Generaal".
Zijn eerste functie in 's lands
dienst was die van kapitein en
korte tijd later commandeur, be
krachtigd per „lastbrief" door
Frederik Hendrik, om strafexpe
dities tegen de Duinkerker ka
pers te ondernemen.
De levensloop van De Ruyter
nam een beslissende wending. Hij
zou het tot opperbevelhebber der
Nederlandse Vloot brengen, we
reldberoemd en Nederlands groot
ste zeeheld worden. Onze tijd
kent andere helden. Maar de zin
voor avontuur, de hardheid en
het doorzettingsvermogen van
jonge mensen als Michiel blijven
inspirerend werken.
CHARLES SCHETS
Gezicht op 's Lands Zeemagasyn te Vlissingen ten tijde van De Ruyters jeugd. Ofschoon de oude graveur alles
wat sobertjes heeft gehouden is duidelijk vast te stellen, dat er in die dagen in Vlissingen een grote maritieme be
drijvigheid heerste. Schepen worden gelost en geladenzijn in onderhoud of worden zeeklaar gemaakt
(xx) „Het Ieeven en bedrijf van
den Heer Michiel de Ruiter, Her
tog, Ridder L. Admiraal Gene
raal van Holland en Westvries-
landt. Beschreeven door Gerard
Brandt. Te Amsterdam 1687",