„Praatje van de
paus
glashelder
water voor
me
Jonge avonturiers
bezorgen politie
veel werk
Parijs" bepaalt strijd in Vietnam
3
BEHEERDER STATIONSSTALLING MET LATIJNSE HOBBY
In een ruk
Fijn leven
Puntige tekst
Anna
WEGLOPERS KOMEN MEESTAL NA EEN
BLAUWE MAANDAG WEER OPDAGEN
Foto's
ZEEUWSE EN
BRABANTSE
JEUGD LOOPT
NEET ZO
HARD WEG
Voorzichtig
KY DREIGT MET STAATSGREEP DERDE AANVAL OP SAIGON
w
Politieke winst
Politiek
Meerderjarigen
Hoge internationale
functies voor
bil j artbestuurders
*1
DAGBLAD DE STEM VAN DINSDAG 16 JULI 1968
(Van een onzer verslaggevers)
LEIDEN. In zijn aanstellingsbrief wordt zijn functie omschreven
als „beheerder van de stationsrijwielstalling in Leiden, maar zelf
houdt Willemse het liever op princeps custodiae birotarum. „Ik kan
het niet laten", zegt hq verontschuldigend. „Ik moet alles in het Latijn
vertalen. Dat is mijn tweede natuur geworden. Ik had vorig jaar nog
een paar priesters uit Jeruzalem, die twee woorden Duits spraken.
Ik zeg: „Dat geeft niks heren, ik converseer wel even in het Latijn
met u".
Man dat kost me geen centje
pijn. Een praatje van de paus is
glashelder water voor me, daar
draai ik mijn hand niet voor om.
Ik heb trouwens het hele concilie
op de voet gevolgd. In het Latijn.
Waarom? Omdat het een lekkere,
puntige taal is. Je kunt er niet in
zwammen. Overigens heb ik me
mateloos zitten ergeren aan dat
concilie. Dat noemen ze vernieu
wing. Laat me niet lachen. Zeg
maar gerust vernieling.
Ik heb brieven van alle bisschop
pen thuis. Noem ze maar op. Van
Bekkers, Dodewaard, van Jansen
zelfs twee, maar het helpt geen
fluit, want ze gaan toch door met
afbreken. Alle eeuwige waarheden
worden een voor een opgedoekt en
ze geven er niks voor terug. Als
de protestanten eindelijk door heb
ben, dat Maria onbevlekt ontvan
gen is, krijg je uit Rome een sein
tje, dat je het maar moet verge
ten. Waarom moest die Latijnse li
turgie zo nodig overboord worden
gekieperd. Zo'n universele kerk
taal was toch zinvol. Maar nee
hoor, weg d'r mee. Ik ben nou ge
dwongen een half uur verder te
gaan fieten om zondags een kerk
in Leiden te vinden, waar ze nog
in het Latijn zingen. Goed, de ca
non gaat in het Nederlands, maar
daar stap ik dan maar overheen".
Het vreemde is, dat ik met al
mijn kennis geen naam meer kan
onthouden. Die man daar bijvoor
beeld. Ik zie hem elke dag, hij
stalt hier, maar vraag me niet
naar zijn naam. Ik interesseer me
er ook niet voor. Je hebt van die
ouwe pastoors, die na jaren nog
alle neefjes en nichtjes bij hun
voornaam aanspreken. Op zich aar
dig, maar het hoeft voor mij alleen
niet.
Toch heb ik een geweldig geheu
gen. Ik pakte op mijn 64e voor het
eerst weer een Latijnse gramma
tica. Ik had hem veertig jaar niet
meer in mijn handen gehad, maar
alles kwam vanzelf weer terug.
Dat heb je of dat heb je niet. In
het missiehuis van de paters van
Het Goddelijk Woord noemden ze
me al het wandelend woordenboek.
Als iemand met een probleem zat
zei de prefect: „Ite ad Guillielum".
Ga naar Willemse, begrijp je. Ik
deed nooit mee aan fietstochten en
sportwedstrijden. Ik zei: „Laat mij
rustig in de tuin op en neer wan
delen en woordjes leren. Dat vond
ik veel zinvoller.
WILLEMSE, DE LATINIST
Princeps Willemse haalt de vier
kante schouders op, zegt: „Laat ze
maar aanknoeien hoor, het dient
mijn tijd toch wel uit. Ik word
straks 76 en dan heb je niet veel
meer in de melk te brokkelen. Ik
heb een fijn leven gehad. Ik heb
het nog steeds. Ik geniet, ik ver
taal, noem maar op. En overdag
zit ik hier op mijn dooie gemak in
de fietsenstalling. Niet voor die zes
tientjes, die mogen ze houden. Ik
doe het alleen om onder de mensen
te zijn. Als ik thuis blijf zitten,
ben ik zo vertrokken. Dan ga je
net zo lang zitten kniezen, totdat
je geen adem meer over hebt. Dat
vind ik zonde. Er is nog een hoop
op deze wereld te beleven, jongen.
Ik wil gewoon nog effe blijven.
Weet je wat trouwens ook de pest
is dat je niks kunt meenemen. Daar
sta je opeens met al je weten
schap. Met je vertalingen van Ta
citus, Virgilius, en Livius. Livius
zou ik trouwens toch niet meene
men, dat is een vervelende lang
dradige vent. Ze zeggen, dat je in
de hemel allemaal een aureool
krijgt, weet je wel, zo'n cirkeltje,
dat die heiligenbeelden ook hebben.
Ik zou er maar niet te erg op ho
pen. Een aureool voor mij? Mijn
neus.
Uiteindelijk ben ik reiziger in
bloembollen geworden. Dertig jaar
lang. Man, man, hoe kan zoiets
bestaan. Willemse met een kof
fertje vol bollen naar Duitsland.
Dat houd je toch niet voor moge
lijk. Ik heb het gedaan tot mijn
65e verjaardag. Geen dag langer.
Ik werd wakker en ik dacht: „Zo,
dat zit er op. Nou ga ik eens doen,
waar ik zelf altijd trek in gehad
heb". Dat was Latijn en Grieks.
Ik kocht een woordenboekje Duits-
Latijn en sloeg me ineens door alle
klassieken heen.
Noem ze op. De Bello Gallico
van Caesar, Homerus, Herodotus.
48 boeken in een ruk. Ik vond
Tacitus de aardigste, omdat hij de
enige was, die vertelt, dat er een
Christus heeft geleefd. Dat zegt ie
in een briefwisseling met Plinius
Junior. Zulke dingen geven de
christen weer moed.
Er kwam eens een leraar in mijn
stalling en die zag, dat ik Latijnse
spreuken op een bord schreef. Dat
doe ik gewoon voor de gein. Toen
die leraar geweest was, kreeg ik
vanzelf kinderen voor bijles.
Dit grapje heb ik nou bijvoor
beeld gisteren gemaakt. In vijf mi
nuten. Sunt qui inmedicamentorum
atque machinarum officinis humi-
liter caput mysterio inclinant, quod
ANS OUWEHAND
quidem maies fit quatenus pene
trant ad occulta „micro atque ma
cro" orbis terrarum. Dat is toch
leuk nietwaar. De vertaling heb ik
er klein ondergezet, want niet
iedereen, die bij mij fietsen stalt,
heeft een knobbel voor klassieke
talen. Er zijn mensen die in labora
toria en constructiewerkplaatsen
het hoofd nederig buigen voor het
mysterie, dat alleen maar groter
wordt naarmate zij doordringen in
de verborgenheden van de macro
en microcosmos. Ik vond dat pun
tig genoeg om in het Latijn te ver
talen. Zo maak ik er drie of vier
in de week.
Ik heb ook de vaderlandse ge
schiedenis in het Latijn vertaald.
Die heb ik naar de koningin ge
stuurd. Ik kreeg een alleraardigst
briefje terug van jonkvrouwe
Roëll. Ze schreef wel, dat ik een
foutje had gemaakt. Ik had geschre
ven, dat Juliana 25 jaar koningin
was. Dat moest 17 jaar zijn. Ik had
gewoon verkeerd afgetrokken.
Ik heb net weer een leerling
door het eindexamen gesleept. Een
meisje uit Leiderdorp, dat di le jaar
terug met een mulo-diploma bij
me kwam. Ans Ouwehand, Anna
Scaevola noemde ik haar, Anna de
linkshandige. Ik heb nog nooit zo'n
gewillig slachtoffer gehad. Elke
dag kwam ze naar mijn huis, drie
jaar lang. Vakanties nam ze niet,
vrije dagen vergat ze. Ik heb haar
de klassieke talen geleerd door te
lezen. Bij de eerste les zei ik al
quid agis prudente agas et respice
finem. Begrijpt u? Wat je doet, doe
dat voorzichtig en let op het einde.
Op het examen bedoel ik. Ik heb
haar met de neus op de grammatica
gedrukt. Qua, quo. Waarom, waar
toe. Daar gaat het om. Het eeuwige
hoe en waarom. Ze heeft er van
gelust. Quotidie refersit lingua La-
tina et Graeca. Ik propte haad elke
dag vol met Latijn en Grieks.
Anna Scaevola gaat nou Slavi
sche talen studeren. Ik heb zojuist
voor haar een brief aan Kosygin
geschreven, In heel smakelijk
Duits! Misschien houdt ze er nog
een reisje door Rusland aan over.
Ik heb we] tegen haar gezegd) Als
je daar in Moskou tegen de kerk
begint, dan kom ik op hetzelfde
moment uit mijn graf en sla ik je
met mijn knoken om de oren".
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG. Met het begin van de schoolvakanties en het war
mer worden van de zomer „krijgen ze het weer". We bedoelen die
tientallen jongens en meisjes die het opeens te machtig wordt, snel
wat spullen en wat geld bijeengaren en meestal met de noorderzon
naar het zuiden vertrekken, hun ouders zonder vermelding van het
hoe en waarom vaak in de grootste ongerustheid achterlatend. Alle
Nederlandse politie-instanties weten ervan mee te praten, want in hen
ziet men immers de redders, die hun verloren zoon of dochter weer
behouden thuis moeten brengen.
Nu is men bij de politie op dit ge
bied wei aan een en ander gewend
geraakt. Wie er ook in paniek raakt
als 18-jarige Wim of 17-jarige Ma-
rietje de benen heeft genomen, de
politie zeker niet. Zij kent immers de
geruststellende ervaring van een lan
ge reeks van jaren, dat zeker 90 a 95
pet. van al die weggelopen minder
jarigen na enkele dagen of weken
weer behouden op het ouderlijke nest
neerstrijkt misschien met honger
en platzak maar ze zijn er dan
tenminste weer en na hun uitstap
je naar Valkenburg of Barcelona.
Iedereen haalt opgelucht adem.
Heeft de politie in die tussentijd
met de armen over elkaar gezeten?
Neen. Om te beginnen worden de
gegevens van een door de ouders als
vermist opgegeven zoon of dochter
geadministreerd en via het centraal
opsporingsregister landelijk ver
spreid. Als daar aanleiding voor is
gaan de gegevens via Interpol ook
naar het buitenland. Om dat te berei
ken moeten de ouders inderdaad wel
zo verstandig zijn om aangifte te
doen. Dat is minder vanzelfsprekend
dan het lijkt.
De praktijk heeft namelijk uitge
wezen dat heel wat ouders lang aar
zelen voordat ze naar de politie lo
pen. Meestal hopen ze dat Wim of
Marietje binnen enkele dagen wel
weer van het pad van avontuur zal
zijn teruggekeerd en in de meeste
gevallen is dat ook zo. De politie
houdt daar bij aangifte van een ver
missing ook rekening mee. Ze zal
niet dadelijk uitgebreide opsporings
acties ondernemen behalve uiter
aard wanneer het om zeer jeugdige
kinderen gaat en ook niet al te
snel foto's voor opsporingsdoeleinden
verspreiden.
Tot het publiceren van foto's, ook
voor de televisie, en het uitzenden
van opsporingsberichten via de radio
gaat men pas over als men redenen
heeft te moeten geloven aan een
ongeval, misdrijf of andere ernstige
gebeurtenissen. Dat wordt van geval
tot geval nauwkeurig bekeken. „Nie
mand is er mee gediend als je naam
en foto in de krant hebben gestaan
en er blijkt achteraf niets ernstigs
te zijn gebeurd", zo redeneert de
politie.
(Van een onzer verslaggeefsters)
BREDA/MIDDELBURG Na
informatie bij de kinderpolitie in
West-Brabant en Zeeland, bleek
dat het percentage „weglopers"
in deze streken niet zo hoog Is
als in het westen en midden van
ons land. Opvallend is ook hier
weer dat er tijdens de vakantie-
tijden meer meldingen van weg
gelopen kinderen binnenkomen
dan andere perioden.
Met name in Breda bedraagt
dit aantal gemiddeld 6 4 7 jon
gelui per maand. Hun leeftijd
varieert van 14 tot 18 jaar.
Een rede tot weglopen is vol
gens de kinderpolitie van Breda
vaak angst voor de ouders van
wege een slecht rapport, conflic
ten binnen het gezin of een va
kantie-idylle, waar het mooie
weer een groot aandeel in levert.
Vaak is het bij jongens de drang
tot avontuur. Meestal keren de
desbetreffenden na een paar da
gen terug. De ouders hellen vaak
reeds dezelfde avond naar de
politie, en anders de volgende
ochtend. Dan volgt het gewone
procédé.
De bewuste weglopers vindt
men in alle milieus.
Daarom een voorzichtig opsporings
beleid, dat zich vooral concentreert
op campings, jeugdherbergen, jeugd-
bars etc., waar de politie de meeste
als vermist opgegeven weglopers op
het spoor komt. Ook lopen er heel
wat tegen de lamp, doordat zij be
trapt worden op kleine diefstallen,
meestal van levensmiddelen.
Waar dit volkje van met onbeken
de bestemming vertrokken jongelui
zo snel in samenstelling wisselt, is
het moeilijk nauwkeurige cijfers te
geven. Men bezit nooit meer dan een
momentopname. De laatste moment
opname, die men ons op het ministe
rie van justitie kon verschaffen toont
aan, dat op 1 oktober 1967 44 minder
jarige meisjes en 20 jongens als ver
mist gesignaleerd stonden. Op 13 juni
(Van onze redactie buitenland)
SAIGON De hardnekkigheid van de aanvallen van de Vietcong
en de Noordvietnamezen verbijstert de Amerikanen. Ieder ogenblik
verwacht men een derde en nog heviger aanval op Saigon.
De guerrilla-oorlogvoering is voor een groot deel opgegeven. Alge
meen ziet men in de agressiviteit van de Noordvietnamezen en Viet
cong een poging politieke winst te boeken voor de besprekingen in
Parijs.
De Amerikaanse AP-verslaggever
"eter Arnett, winnaar van de Pulit-
w-prijs voor zijn verslaggeving uit
Vietnam, geeft hieronder enige im
pressies weer, die hij opdeed op een
reis dwars door Zuid-Vietam.
vietnamezen niet de weg zijn inge
slagen van winnen of sterven. Zij
zien in de zeer intensieve oorlog een
poging een maximale indruk te ma
ken op het Zuidvietnamese en Ame
rikaanse publiek, vooral door vergro
ting van de Amerikaanse verliezen.
Deze zijn in de eerste zes maanden
van dit jaar, vergeleken met ver
leden jaar, verdubbeld tot 9000
doden.
„Mijn God, er zijn 51 vijandelijke
bataljons op slechts een enkele dag
mars van Saigon af aan het manoeu
vreren," verzuchtte een Amerikaanse
generaal, terwijl hij met zijn vingei
op een tactische kaart wees, die be-
was met bruine stippen, de vij
andelijke eenheden aangevend die de
stad omsingelen. „Zij kwamen in
ebruari, hebben twee keer toegesla
gen en oefenen nog steeds, ongeachl
e verliezen die zij lijden, druk uii
°P Saigon."
Tien Amerikaanse bataljons infan
terie
opereren op geweerschotsafstand
buitenrand van Saigon, maar
en Amerikaanse officier zei, dat zelfs
met constante bewaking zeker een
ri j e' vai) een aanvallende
groep de stad zou kunnen binnen
ringen, vooral als er een grote door-
toot uit een of ander onverwacht
deel van de cirkel rond Saigon zou
komen.
Toen generaal Creighton W. Abrans
onlangs het Amerikaanse bevel over
nam, heeft hfj op een stafvergadering
uiteengezet hoe hij de bedreiging van
Saigon zou behandelen. Hij zei: „We
gaan zoveel B 52's tegen hen inzet
ten, dat het enige wat we nog te
doen hebben is een ongewapende
patrouille met notitieboekjes uit te
zenden om hun verliezen te tellen...''
Sommige waarnemers geloven, dat
4e Noordvietnamese opperbevelheb
ber, generaal Vo Nguyen Giap, zijn
grootste fout van de oorlog maakt
Door tegen zijn eigen regels van de
guerrilla-oorlogvoering te zondigen
en de geallieerden in conventionele
gevechten aan te pakken, zou hq vol
gens die waarnemers zijn legers in
Zuid-Vietnam een zekere nederlaag
bezorgen.
Maar de meeste Amerikanen en
Vietnamezen menen dat de Noord-
De communistische troepen hebben
hun langgerekte „oorlog in de toe
komst", die zij tot laat in het vorige
jaar voerden, laten varen om te
trachten snel politieke winst te oog
sten in de hoop, dat de Zuidvietna
mese regering zal uiteenvallen, de
mensen het beu worden en dat zij
hun vredesvoorwaarden aan Zuid-
Vietnam en de Ver. Staten kunnen
opleggen.
De meeste Amerikaanse officieren
hangen stroming één aan en doen erg
optimistisch over het verloop van de
oorlog.
Een Amerikaanse officier zei: „Het
gaat veel gemakkelijker tegen hen
dan tegen de oude Vietcong. Als zij,
zoals de oude Vietcong, beginnen
weg te lopen wordt het een ramp
voor ze, evenals het voor ons zou
zijn. Dikwijls blijven ze bij elkaar
als we aanvallen en sterven ze
samen."
Een andere Amerikaanse officier
zei: „Hetzelfde gebeurt thans de Viet
cong en de Noordvietnamezen ais in
1963-'65 de Zuidvietnamese troepen
gebeurde. Onze Vietnamezen bloed
den dood. Nu gebeurt dit met de
hunne." Ook de inlichtingendienst
doet optimistisch.
Maar van de andere kant blijken
de Noordvietnamezen hun verliezen
opmerkelijk gemakkelijk te kunnen
aanvullen ('t geboortenoverschot in
Noord-Vietnam is groot) en het paci
ficatie-program komt in gevaar.
Als de oorlogsopleving aanhoudt
en het land overspoelt, kan het hele
pacificatie-program overtollig wor
den. In het gebied van het eerste
legerkorps is de bloeiende en dicht
bevolkte noordoostkust nadat de
Noordvietnamezen er binnentrokken
en de geallieerden zware vuurkracht
gebruikten om hen te verdrijven een
woestenij geworden. Districten als
Hoc Mon en Lai Thieu, beide op een
paar km afstand van Saigon, beide
dicht bevolkt en intensief bebouwd,
werden eens als volledig gepacifi
ceerd beschouwd. Nu zijn zij doelen
van de B-52-bommenwerpers. Soms
is dit de eerste stap naar volledige
verwoesting van het gebied.
Als de communistische bataljons
weigeren uit de omgeving te verdwij
nen, kan Saigon een stad worden die
omgeven is door de verkoolde resten
van huizen en bouwland.
Wrok over het openlijke streven
van president Thieu naar de volle
dige macht, heeft een zestal belang
rijke Vietnamese generaals er toe
gebracht hun ontslag aan te vragen.
Een paar dagen geleden zei vice-
president Nguyen Cao Ky me nog:
„Laat hij een voorbeeld nemen aan
president Ngo Dinh Diem. Ook hij
wilde te veel macht aan zich trek
ken, en u weet wat er met hem is
gebeurd."
Een katalysator voor een staats
greeppoging kan uit Parijs komen,
omdat de geringste aanwijzing van
Amerikaanse concessies de Vietna
mese haviken tot woede zal drijven.
Zo zei Ky: „Een compromis, van
welke aard ook, met de commu
nisten zou de vernietiging van vrij
Vietnam betekenen. Het treffen van
een schikking betekent dat het land
in handen wordt gespeeld van de
communisten. We vechten tot het
eind. Het is beter om nu als patriot
te sterven dan later onder de com
munisten een langzame dood te ster
ven."
De opvatting van Ky wordt door
velen in het Amerikaanse opper
bevel gedeeld. Zo zei lt.-gen. William
Peers, bevelhebber te velde in het
gebied van het tweede korps: „Ik
moet er niet aan denken, dat alles
wat wij hier gedaan hebben tever
geefs zou zijn geweest. Ik heb mijn
jongens daar op die heuvels zien
sterven. Ik wil niet dat dit voor niets
is geweest."
j.l. waren daar nog slechts zeven
meisjes van over, maar er waren
toen weer 25 nieuwe meisjes bijge
komen. Vocrts stonden er 35 meer
derjarige vrouwen als vermist ge
signaleerd.
Enkele andere cijfers: op 1 oktober
1967 had de politie aan het buiten
land de namen van 60 vermiste min
derjarigen doorgegeven, alsmede de
namen van 89 meerderjarige mannen
en 47 meerderjarige vrouwen. Om
gekeerd stonden op die datum hier
de namen gesignaleerd van 26 ver
miste buitenlanders, namelijk van 9
minderjarige jongens, 14 meerder
jarige mannen en 3 meerderjarige
vrouwen.
Zoals gezegd gaat het hier om een
momentopname. De cijfers wisselen
bijna van dag tot dag. Ook blijkt
in de praktijk, dat veel ouders dom
weg vergeten de politie in te lichten
als vermiste zoon of dochter plotse
ling weer boven water komt. Hun
naam blijft dan ten onrechte soms
nog maanden in het register staan.
De meerderjarige vermiste perso
nen vormen eigenlijk een groep
apart. Zij blijven ook meesal weg.
Als de politie een meerderjarige man
of vrouw toch weet op te sporen
gebeurt het vaak, dat de politie hun
nieuwe adres niet aan degene die op
sporing heeft verzocht, mag door
geven. Als de opgespoorde dat name
lijk niet wil, bestaat er voor de po
litie geen verplichting toe. Tenzij er
natuurlijk sprake is van schulden
of niet nagekomen verplichtingen.
Met de minderjarige weglopers
lijkt het al met al nogal mee te val
len. In de publiciteit komen meestal
niet de 95 pet. gevallen met goede
afloop, maar wel de 5 pet. die het
slechter is gegaan en in een enkel
geval soms het avontuur met de
dood moeten bekopen. Maar juist die
enkele gevallen doen tientallen
ouders zo vaak nodeloos het ergste
vrezen.
„Bedenk dat even voordat je ver
trekt", zouden ze bij politie en justi
tie hardop tegen iedere aspirant-weg
loper willen zeggen
BAARN (A.N.P.) Twee Neder
landse biljartbestuurders zijn op de
in Lnzern gehouden vergaderingen
van de wereld- en de Europese bil-
iartbond in hoge functies gekozen.
De heer L. A. E. Hontelé uit Rid
derkerk werd benoemd tot admini
strateur (een uitvoerende functie)
van de wereldbond. Zijn plaats als
penningmeester van de Europese
bond werd overgenomen door de
heer G. H. Walda uit Maassluis.
niemand stemde tegen. Hierover
heerst tevredenheid, ook al hadden
velen de Hjst van personen liever
wat anders gezien. Zij zijn ervan
overtuigd, dat achter de voordracht
van het Vaticaaa een stuk kerkpoli
tiek steekt en dat deze niet mag
worden beschouwd ais een afspiege
ling van de werkelijkheid in de ka
tholieke theologische wereld.
MREUBMI
KBRKÏ
(Van onze speciale verslaggever
dr. Alfred van de Weijer)
Tve Assemblee van de Wereldraad
u heeft gisteren gevast. Een lou
ter symbolisch gebaar, want de con
tracten met de hotels zullen volledig
worden nagekomen. Een teken van
solidariteit met de bevolking in de
ontwikkelingslanden. En misschien
ook een teken van onmaent, om
voor deze landen iets te doen dat
voor hen een echte hulp zou kunnen
betekenen.
Uppsala dreigt ln de schaduw te
komen slaan van twee conferenties,
die haar vooraf gingen: die van Ge
neve in 1966 en die van Beiroet in
het begin van dit jaar. Genève,
waar de leken een hoofdrol speel
den, kenmerkte zich door de radica
liteit van zijn visie op de noodzake
lijke maatschappijvernieuwing, Bei
roet, het gezamenlijk overleg van
Rome en Wereldraad over ontwikke
lingsvraagstukken, door de concreet
heid en doelgerichtheid van zijn sug
gesties. Het begint ernaar uit te
zien, dat Uppsala ver onder het ni
veau van deze conferenties zal blij
ven.
Heel concreet bestaat die vrees
hierin, dat Uppsala zich tevreden zal
stellen met het doen van voorstel
len tot internationale hulp, die wel
veel nood zullen lenigen maar het
westerse economische systeem vol
ledig overeind zullen laten. Met an-
dere woorden: dat het de ontwikke
lingshulp meer als een charitatieve
daad dan als een daad van gerech
tigheid zal zien. Het klinkt heel
flink als men zegt: laten wij over
gaan van de nationale staat naar de
internationale sociale gemeenschap.
Laten wij in die internationale ge
meenschap een belasting heffen van
een of van anderhalf procent en la
ten we de aldus verkregen kapitalen
Inspuiten op plaatsen, waar zulks
het hardst nodig is. Het klinkt heel
reëel als men zegt: de wereld heeft
nog een enorme expansie in het
vooruitzicht, er is ruimte genoeg om
de kloof tussen de rijke en arme
landen te overbruggen, zonder de
welvaart van de westerse landen op
hinderlijke wijze te beknotten. Het
klinkt heel goed, maar het is velen,
met name de jeugd en het intellect
uit de ontwikkelingslanden toch een
tikje te naïef en te optimistisch.
Zij erkennen, dat de overschotten
van het westen nu en in de ko
mende jaren voldoende zijn om
de tekorten van de derde wereld aan
te vullen: maar waar yindt men de
structuren, die de overschotten met
een zekere krachtdadigheid op de
tekorten doen aansluiten? Zij vinden
de vergelijking met de westerse
staat, die van een liberale staat in
de negentiende eeuw tot een sociale
staat in de twintigste is geworden,
heel aardig, maar wijzen er tegelij
kertijd op, dat deze verschuiving
niet zonder geweld tot stand is ge
komen. Men heeft de rijken hun
verworvenheden met kraent moeten
ontrukken door revoluties en syndi
cale acties, hetgeen kon geschieden,
omdat de tegenkrachten zich in één
front hadden aaneengesloten. Maar
waar is in de groeiende internatio
nale gemeenschap het gesloten front
van de arme landen? De zoge
naamde „derde wereld" is geen
eenheid en zij zal derhalve maar
heel moeilijk haar recht kunnen op
eisen. Vervolgens moet men de so
ciale staat van de westerse landen
niet idealiseren: hij heeft nog altijd
zijn vergeten groepen, zijn armen,
zijn mderdrukte minderheden. Wie
kan verzekeren, dat het in de groei
ende internationale gemeenschap
niet precies hetzelfde zal zijn? Kort
om: de verwijzing naar de ontwik'
kelingen, die binnen de afzonderlij
ke staten hebben plaats gebad, zijn
niet in staat een onvermengd en
thousiasme te wekken.
jy/Ten mag zich derhalve aldus
de critici niet te veel voor
stellen van een op enkele procenten
gefixeerde ontwikkelingshulp. Wat
nodig zal zijn is een radicale struc
tuurhervorming: op het internationa
le vlak (denk vooral aan de inter
nationale handel) in de rijke wes
terse landen (van een zuiver kapita
listische naar een meer socialisti
sche structuur) en in de landen van
de zogenaamde derde wereld (van
een primitieve naar een moderne
structuur). Als dit niet gebeurt, al
dus prof. Parmar uit India, bereikt
men met ontwikkelingshulp niets,
zal men er zelfs goed aan doen
haar over enige tijd stop te zetten,
omdat zij geheel averechts zal gaan
wensen.
Beziet men tegen deze achter
grond, de voorstellen, die door sec
tie drie aan de assemblee zullen
worden gedaan de inhoud daar
van is in grote lijnen bekend dan
moeten zij als totaal onvoldoende
worden gebrandmerkt. De hoop, die
aanvankelijk bestond, dat Uppsala
in het voetspoor van Genève en
Beiroet zou verder gaan, begint hier
bij velen te tanen. De deskundigen
overleggen met elkaar, welke stra
tegie op het laatste nippertje mis
schien nog uitkomst zou kunnen
brengen.
"\Termeldcn we in de margo nog
even, dat de kwestie van de in
tercommunie de gemoederen in
Uppsala blijft bezig houden. Zoals
bekend, hebben verschillende katho
lieken, priesters zowel als leken,
aan het avondmaal in de lutherse
dom deelgenomen. Onder hen de be
kende Zweedse schrijfster Gunnel
Vallquist en de dominicaan Sven
Tengström. Zij hebben minstens
reeds dit bereikt, dat in Zweden de
discussie over dit punt op gang is
gekomen.
Tijdens een forumavond in club
68, de jongerensociëteit van Uppsa
la, heeft mgr. J. Willebrands het of-
fidele katholieke standpunt verde
digd. Hq vond bq de jongeren geen
of weinig gehoor. Veel soepeler
toonden zich, althans in persoonlijke
gesprekken, pater Tucci, hoofdre
dacteur van Civilta Cattolica, en
Charles Mouller, ondersecretaris
van de congregatie voor de geloofs
leer.
De opname van negen katholieken
in de commissie voor „Faith and
order" is een hamerstuk geworden: