„Praatje van de paus glashelder water voor me Jonge avonturiers bezorgen politie veel werk Parijs" bepaalt strijd in Vietnam 3 BEHEERDER STATIONSSTALLING MET LATIJNSE HOBBY In een ruk Fijn leven Puntige tekst Anna WEGLOPERS KOMEN MEESTAL NA EEN BLAUWE MAANDAG WEER OPDAGEN Foto's ZEEUWSE EN BRABANTSE JEUGD LOOPT NEET ZO HARD WEG Voorzichtig KY DREIGT MET STAATSGREEP DERDE AANVAL OP SAIGON w Politieke winst Politiek Meerderjarigen Hoge internationale functies voor bil j artbestuurders *1 DAGBLAD DE STEM VAN DINSDAG 16 JULI 1968 (Van een onzer verslaggevers) LEIDEN. In zijn aanstellingsbrief wordt zijn functie omschreven als „beheerder van de stationsrijwielstalling in Leiden, maar zelf houdt Willemse het liever op princeps custodiae birotarum. „Ik kan het niet laten", zegt hq verontschuldigend. „Ik moet alles in het Latijn vertalen. Dat is mijn tweede natuur geworden. Ik had vorig jaar nog een paar priesters uit Jeruzalem, die twee woorden Duits spraken. Ik zeg: „Dat geeft niks heren, ik converseer wel even in het Latijn met u". Man dat kost me geen centje pijn. Een praatje van de paus is glashelder water voor me, daar draai ik mijn hand niet voor om. Ik heb trouwens het hele concilie op de voet gevolgd. In het Latijn. Waarom? Omdat het een lekkere, puntige taal is. Je kunt er niet in zwammen. Overigens heb ik me mateloos zitten ergeren aan dat concilie. Dat noemen ze vernieu wing. Laat me niet lachen. Zeg maar gerust vernieling. Ik heb brieven van alle bisschop pen thuis. Noem ze maar op. Van Bekkers, Dodewaard, van Jansen zelfs twee, maar het helpt geen fluit, want ze gaan toch door met afbreken. Alle eeuwige waarheden worden een voor een opgedoekt en ze geven er niks voor terug. Als de protestanten eindelijk door heb ben, dat Maria onbevlekt ontvan gen is, krijg je uit Rome een sein tje, dat je het maar moet verge ten. Waarom moest die Latijnse li turgie zo nodig overboord worden gekieperd. Zo'n universele kerk taal was toch zinvol. Maar nee hoor, weg d'r mee. Ik ben nou ge dwongen een half uur verder te gaan fieten om zondags een kerk in Leiden te vinden, waar ze nog in het Latijn zingen. Goed, de ca non gaat in het Nederlands, maar daar stap ik dan maar overheen". Het vreemde is, dat ik met al mijn kennis geen naam meer kan onthouden. Die man daar bijvoor beeld. Ik zie hem elke dag, hij stalt hier, maar vraag me niet naar zijn naam. Ik interesseer me er ook niet voor. Je hebt van die ouwe pastoors, die na jaren nog alle neefjes en nichtjes bij hun voornaam aanspreken. Op zich aar dig, maar het hoeft voor mij alleen niet. Toch heb ik een geweldig geheu gen. Ik pakte op mijn 64e voor het eerst weer een Latijnse gramma tica. Ik had hem veertig jaar niet meer in mijn handen gehad, maar alles kwam vanzelf weer terug. Dat heb je of dat heb je niet. In het missiehuis van de paters van Het Goddelijk Woord noemden ze me al het wandelend woordenboek. Als iemand met een probleem zat zei de prefect: „Ite ad Guillielum". Ga naar Willemse, begrijp je. Ik deed nooit mee aan fietstochten en sportwedstrijden. Ik zei: „Laat mij rustig in de tuin op en neer wan delen en woordjes leren. Dat vond ik veel zinvoller. WILLEMSE, DE LATINIST Princeps Willemse haalt de vier kante schouders op, zegt: „Laat ze maar aanknoeien hoor, het dient mijn tijd toch wel uit. Ik word straks 76 en dan heb je niet veel meer in de melk te brokkelen. Ik heb een fijn leven gehad. Ik heb het nog steeds. Ik geniet, ik ver taal, noem maar op. En overdag zit ik hier op mijn dooie gemak in de fietsenstalling. Niet voor die zes tientjes, die mogen ze houden. Ik doe het alleen om onder de mensen te zijn. Als ik thuis blijf zitten, ben ik zo vertrokken. Dan ga je net zo lang zitten kniezen, totdat je geen adem meer over hebt. Dat vind ik zonde. Er is nog een hoop op deze wereld te beleven, jongen. Ik wil gewoon nog effe blijven. Weet je wat trouwens ook de pest is dat je niks kunt meenemen. Daar sta je opeens met al je weten schap. Met je vertalingen van Ta citus, Virgilius, en Livius. Livius zou ik trouwens toch niet meene men, dat is een vervelende lang dradige vent. Ze zeggen, dat je in de hemel allemaal een aureool krijgt, weet je wel, zo'n cirkeltje, dat die heiligenbeelden ook hebben. Ik zou er maar niet te erg op ho pen. Een aureool voor mij? Mijn neus. Uiteindelijk ben ik reiziger in bloembollen geworden. Dertig jaar lang. Man, man, hoe kan zoiets bestaan. Willemse met een kof fertje vol bollen naar Duitsland. Dat houd je toch niet voor moge lijk. Ik heb het gedaan tot mijn 65e verjaardag. Geen dag langer. Ik werd wakker en ik dacht: „Zo, dat zit er op. Nou ga ik eens doen, waar ik zelf altijd trek in gehad heb". Dat was Latijn en Grieks. Ik kocht een woordenboekje Duits- Latijn en sloeg me ineens door alle klassieken heen. Noem ze op. De Bello Gallico van Caesar, Homerus, Herodotus. 48 boeken in een ruk. Ik vond Tacitus de aardigste, omdat hij de enige was, die vertelt, dat er een Christus heeft geleefd. Dat zegt ie in een briefwisseling met Plinius Junior. Zulke dingen geven de christen weer moed. Er kwam eens een leraar in mijn stalling en die zag, dat ik Latijnse spreuken op een bord schreef. Dat doe ik gewoon voor de gein. Toen die leraar geweest was, kreeg ik vanzelf kinderen voor bijles. Dit grapje heb ik nou bijvoor beeld gisteren gemaakt. In vijf mi nuten. Sunt qui inmedicamentorum atque machinarum officinis humi- liter caput mysterio inclinant, quod ANS OUWEHAND quidem maies fit quatenus pene trant ad occulta „micro atque ma cro" orbis terrarum. Dat is toch leuk nietwaar. De vertaling heb ik er klein ondergezet, want niet iedereen, die bij mij fietsen stalt, heeft een knobbel voor klassieke talen. Er zijn mensen die in labora toria en constructiewerkplaatsen het hoofd nederig buigen voor het mysterie, dat alleen maar groter wordt naarmate zij doordringen in de verborgenheden van de macro en microcosmos. Ik vond dat pun tig genoeg om in het Latijn te ver talen. Zo maak ik er drie of vier in de week. Ik heb ook de vaderlandse ge schiedenis in het Latijn vertaald. Die heb ik naar de koningin ge stuurd. Ik kreeg een alleraardigst briefje terug van jonkvrouwe Roëll. Ze schreef wel, dat ik een foutje had gemaakt. Ik had geschre ven, dat Juliana 25 jaar koningin was. Dat moest 17 jaar zijn. Ik had gewoon verkeerd afgetrokken. Ik heb net weer een leerling door het eindexamen gesleept. Een meisje uit Leiderdorp, dat di le jaar terug met een mulo-diploma bij me kwam. Ans Ouwehand, Anna Scaevola noemde ik haar, Anna de linkshandige. Ik heb nog nooit zo'n gewillig slachtoffer gehad. Elke dag kwam ze naar mijn huis, drie jaar lang. Vakanties nam ze niet, vrije dagen vergat ze. Ik heb haar de klassieke talen geleerd door te lezen. Bij de eerste les zei ik al quid agis prudente agas et respice finem. Begrijpt u? Wat je doet, doe dat voorzichtig en let op het einde. Op het examen bedoel ik. Ik heb haar met de neus op de grammatica gedrukt. Qua, quo. Waarom, waar toe. Daar gaat het om. Het eeuwige hoe en waarom. Ze heeft er van gelust. Quotidie refersit lingua La- tina et Graeca. Ik propte haad elke dag vol met Latijn en Grieks. Anna Scaevola gaat nou Slavi sche talen studeren. Ik heb zojuist voor haar een brief aan Kosygin geschreven, In heel smakelijk Duits! Misschien houdt ze er nog een reisje door Rusland aan over. Ik heb we] tegen haar gezegd) Als je daar in Moskou tegen de kerk begint, dan kom ik op hetzelfde moment uit mijn graf en sla ik je met mijn knoken om de oren". (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG. Met het begin van de schoolvakanties en het war mer worden van de zomer „krijgen ze het weer". We bedoelen die tientallen jongens en meisjes die het opeens te machtig wordt, snel wat spullen en wat geld bijeengaren en meestal met de noorderzon naar het zuiden vertrekken, hun ouders zonder vermelding van het hoe en waarom vaak in de grootste ongerustheid achterlatend. Alle Nederlandse politie-instanties weten ervan mee te praten, want in hen ziet men immers de redders, die hun verloren zoon of dochter weer behouden thuis moeten brengen. Nu is men bij de politie op dit ge bied wei aan een en ander gewend geraakt. Wie er ook in paniek raakt als 18-jarige Wim of 17-jarige Ma- rietje de benen heeft genomen, de politie zeker niet. Zij kent immers de geruststellende ervaring van een lan ge reeks van jaren, dat zeker 90 a 95 pet. van al die weggelopen minder jarigen na enkele dagen of weken weer behouden op het ouderlijke nest neerstrijkt misschien met honger en platzak maar ze zijn er dan tenminste weer en na hun uitstap je naar Valkenburg of Barcelona. Iedereen haalt opgelucht adem. Heeft de politie in die tussentijd met de armen over elkaar gezeten? Neen. Om te beginnen worden de gegevens van een door de ouders als vermist opgegeven zoon of dochter geadministreerd en via het centraal opsporingsregister landelijk ver spreid. Als daar aanleiding voor is gaan de gegevens via Interpol ook naar het buitenland. Om dat te berei ken moeten de ouders inderdaad wel zo verstandig zijn om aangifte te doen. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. De praktijk heeft namelijk uitge wezen dat heel wat ouders lang aar zelen voordat ze naar de politie lo pen. Meestal hopen ze dat Wim of Marietje binnen enkele dagen wel weer van het pad van avontuur zal zijn teruggekeerd en in de meeste gevallen is dat ook zo. De politie houdt daar bij aangifte van een ver missing ook rekening mee. Ze zal niet dadelijk uitgebreide opsporings acties ondernemen behalve uiter aard wanneer het om zeer jeugdige kinderen gaat en ook niet al te snel foto's voor opsporingsdoeleinden verspreiden. Tot het publiceren van foto's, ook voor de televisie, en het uitzenden van opsporingsberichten via de radio gaat men pas over als men redenen heeft te moeten geloven aan een ongeval, misdrijf of andere ernstige gebeurtenissen. Dat wordt van geval tot geval nauwkeurig bekeken. „Nie mand is er mee gediend als je naam en foto in de krant hebben gestaan en er blijkt achteraf niets ernstigs te zijn gebeurd", zo redeneert de politie. (Van een onzer verslaggeefsters) BREDA/MIDDELBURG Na informatie bij de kinderpolitie in West-Brabant en Zeeland, bleek dat het percentage „weglopers" in deze streken niet zo hoog Is als in het westen en midden van ons land. Opvallend is ook hier weer dat er tijdens de vakantie- tijden meer meldingen van weg gelopen kinderen binnenkomen dan andere perioden. Met name in Breda bedraagt dit aantal gemiddeld 6 4 7 jon gelui per maand. Hun leeftijd varieert van 14 tot 18 jaar. Een rede tot weglopen is vol gens de kinderpolitie van Breda vaak angst voor de ouders van wege een slecht rapport, conflic ten binnen het gezin of een va kantie-idylle, waar het mooie weer een groot aandeel in levert. Vaak is het bij jongens de drang tot avontuur. Meestal keren de desbetreffenden na een paar da gen terug. De ouders hellen vaak reeds dezelfde avond naar de politie, en anders de volgende ochtend. Dan volgt het gewone procédé. De bewuste weglopers vindt men in alle milieus. Daarom een voorzichtig opsporings beleid, dat zich vooral concentreert op campings, jeugdherbergen, jeugd- bars etc., waar de politie de meeste als vermist opgegeven weglopers op het spoor komt. Ook lopen er heel wat tegen de lamp, doordat zij be trapt worden op kleine diefstallen, meestal van levensmiddelen. Waar dit volkje van met onbeken de bestemming vertrokken jongelui zo snel in samenstelling wisselt, is het moeilijk nauwkeurige cijfers te geven. Men bezit nooit meer dan een momentopname. De laatste moment opname, die men ons op het ministe rie van justitie kon verschaffen toont aan, dat op 1 oktober 1967 44 minder jarige meisjes en 20 jongens als ver mist gesignaleerd stonden. Op 13 juni (Van onze redactie buitenland) SAIGON De hardnekkigheid van de aanvallen van de Vietcong en de Noordvietnamezen verbijstert de Amerikanen. Ieder ogenblik verwacht men een derde en nog heviger aanval op Saigon. De guerrilla-oorlogvoering is voor een groot deel opgegeven. Alge meen ziet men in de agressiviteit van de Noordvietnamezen en Viet cong een poging politieke winst te boeken voor de besprekingen in Parijs. De Amerikaanse AP-verslaggever "eter Arnett, winnaar van de Pulit- w-prijs voor zijn verslaggeving uit Vietnam, geeft hieronder enige im pressies weer, die hij opdeed op een reis dwars door Zuid-Vietam. vietnamezen niet de weg zijn inge slagen van winnen of sterven. Zij zien in de zeer intensieve oorlog een poging een maximale indruk te ma ken op het Zuidvietnamese en Ame rikaanse publiek, vooral door vergro ting van de Amerikaanse verliezen. Deze zijn in de eerste zes maanden van dit jaar, vergeleken met ver leden jaar, verdubbeld tot 9000 doden. „Mijn God, er zijn 51 vijandelijke bataljons op slechts een enkele dag mars van Saigon af aan het manoeu vreren," verzuchtte een Amerikaanse generaal, terwijl hij met zijn vingei op een tactische kaart wees, die be- was met bruine stippen, de vij andelijke eenheden aangevend die de stad omsingelen. „Zij kwamen in ebruari, hebben twee keer toegesla gen en oefenen nog steeds, ongeachl e verliezen die zij lijden, druk uii °P Saigon." Tien Amerikaanse bataljons infan terie opereren op geweerschotsafstand buitenrand van Saigon, maar en Amerikaanse officier zei, dat zelfs met constante bewaking zeker een ri j e' vai) een aanvallende groep de stad zou kunnen binnen ringen, vooral als er een grote door- toot uit een of ander onverwacht deel van de cirkel rond Saigon zou komen. Toen generaal Creighton W. Abrans onlangs het Amerikaanse bevel over nam, heeft hfj op een stafvergadering uiteengezet hoe hij de bedreiging van Saigon zou behandelen. Hij zei: „We gaan zoveel B 52's tegen hen inzet ten, dat het enige wat we nog te doen hebben is een ongewapende patrouille met notitieboekjes uit te zenden om hun verliezen te tellen...'' Sommige waarnemers geloven, dat 4e Noordvietnamese opperbevelheb ber, generaal Vo Nguyen Giap, zijn grootste fout van de oorlog maakt Door tegen zijn eigen regels van de guerrilla-oorlogvoering te zondigen en de geallieerden in conventionele gevechten aan te pakken, zou hq vol gens die waarnemers zijn legers in Zuid-Vietnam een zekere nederlaag bezorgen. Maar de meeste Amerikanen en Vietnamezen menen dat de Noord- De communistische troepen hebben hun langgerekte „oorlog in de toe komst", die zij tot laat in het vorige jaar voerden, laten varen om te trachten snel politieke winst te oog sten in de hoop, dat de Zuidvietna mese regering zal uiteenvallen, de mensen het beu worden en dat zij hun vredesvoorwaarden aan Zuid- Vietnam en de Ver. Staten kunnen opleggen. De meeste Amerikaanse officieren hangen stroming één aan en doen erg optimistisch over het verloop van de oorlog. Een Amerikaanse officier zei: „Het gaat veel gemakkelijker tegen hen dan tegen de oude Vietcong. Als zij, zoals de oude Vietcong, beginnen weg te lopen wordt het een ramp voor ze, evenals het voor ons zou zijn. Dikwijls blijven ze bij elkaar als we aanvallen en sterven ze samen." Een andere Amerikaanse officier zei: „Hetzelfde gebeurt thans de Viet cong en de Noordvietnamezen ais in 1963-'65 de Zuidvietnamese troepen gebeurde. Onze Vietnamezen bloed den dood. Nu gebeurt dit met de hunne." Ook de inlichtingendienst doet optimistisch. Maar van de andere kant blijken de Noordvietnamezen hun verliezen opmerkelijk gemakkelijk te kunnen aanvullen ('t geboortenoverschot in Noord-Vietnam is groot) en het paci ficatie-program komt in gevaar. Als de oorlogsopleving aanhoudt en het land overspoelt, kan het hele pacificatie-program overtollig wor den. In het gebied van het eerste legerkorps is de bloeiende en dicht bevolkte noordoostkust nadat de Noordvietnamezen er binnentrokken en de geallieerden zware vuurkracht gebruikten om hen te verdrijven een woestenij geworden. Districten als Hoc Mon en Lai Thieu, beide op een paar km afstand van Saigon, beide dicht bevolkt en intensief bebouwd, werden eens als volledig gepacifi ceerd beschouwd. Nu zijn zij doelen van de B-52-bommenwerpers. Soms is dit de eerste stap naar volledige verwoesting van het gebied. Als de communistische bataljons weigeren uit de omgeving te verdwij nen, kan Saigon een stad worden die omgeven is door de verkoolde resten van huizen en bouwland. Wrok over het openlijke streven van president Thieu naar de volle dige macht, heeft een zestal belang rijke Vietnamese generaals er toe gebracht hun ontslag aan te vragen. Een paar dagen geleden zei vice- president Nguyen Cao Ky me nog: „Laat hij een voorbeeld nemen aan president Ngo Dinh Diem. Ook hij wilde te veel macht aan zich trek ken, en u weet wat er met hem is gebeurd." Een katalysator voor een staats greeppoging kan uit Parijs komen, omdat de geringste aanwijzing van Amerikaanse concessies de Vietna mese haviken tot woede zal drijven. Zo zei Ky: „Een compromis, van welke aard ook, met de commu nisten zou de vernietiging van vrij Vietnam betekenen. Het treffen van een schikking betekent dat het land in handen wordt gespeeld van de communisten. We vechten tot het eind. Het is beter om nu als patriot te sterven dan later onder de com munisten een langzame dood te ster ven." De opvatting van Ky wordt door velen in het Amerikaanse opper bevel gedeeld. Zo zei lt.-gen. William Peers, bevelhebber te velde in het gebied van het tweede korps: „Ik moet er niet aan denken, dat alles wat wij hier gedaan hebben tever geefs zou zijn geweest. Ik heb mijn jongens daar op die heuvels zien sterven. Ik wil niet dat dit voor niets is geweest." j.l. waren daar nog slechts zeven meisjes van over, maar er waren toen weer 25 nieuwe meisjes bijge komen. Vocrts stonden er 35 meer derjarige vrouwen als vermist ge signaleerd. Enkele andere cijfers: op 1 oktober 1967 had de politie aan het buiten land de namen van 60 vermiste min derjarigen doorgegeven, alsmede de namen van 89 meerderjarige mannen en 47 meerderjarige vrouwen. Om gekeerd stonden op die datum hier de namen gesignaleerd van 26 ver miste buitenlanders, namelijk van 9 minderjarige jongens, 14 meerder jarige mannen en 3 meerderjarige vrouwen. Zoals gezegd gaat het hier om een momentopname. De cijfers wisselen bijna van dag tot dag. Ook blijkt in de praktijk, dat veel ouders dom weg vergeten de politie in te lichten als vermiste zoon of dochter plotse ling weer boven water komt. Hun naam blijft dan ten onrechte soms nog maanden in het register staan. De meerderjarige vermiste perso nen vormen eigenlijk een groep apart. Zij blijven ook meesal weg. Als de politie een meerderjarige man of vrouw toch weet op te sporen gebeurt het vaak, dat de politie hun nieuwe adres niet aan degene die op sporing heeft verzocht, mag door geven. Als de opgespoorde dat name lijk niet wil, bestaat er voor de po litie geen verplichting toe. Tenzij er natuurlijk sprake is van schulden of niet nagekomen verplichtingen. Met de minderjarige weglopers lijkt het al met al nogal mee te val len. In de publiciteit komen meestal niet de 95 pet. gevallen met goede afloop, maar wel de 5 pet. die het slechter is gegaan en in een enkel geval soms het avontuur met de dood moeten bekopen. Maar juist die enkele gevallen doen tientallen ouders zo vaak nodeloos het ergste vrezen. „Bedenk dat even voordat je ver trekt", zouden ze bij politie en justi tie hardop tegen iedere aspirant-weg loper willen zeggen BAARN (A.N.P.) Twee Neder landse biljartbestuurders zijn op de in Lnzern gehouden vergaderingen van de wereld- en de Europese bil- iartbond in hoge functies gekozen. De heer L. A. E. Hontelé uit Rid derkerk werd benoemd tot admini strateur (een uitvoerende functie) van de wereldbond. Zijn plaats als penningmeester van de Europese bond werd overgenomen door de heer G. H. Walda uit Maassluis. niemand stemde tegen. Hierover heerst tevredenheid, ook al hadden velen de Hjst van personen liever wat anders gezien. Zij zijn ervan overtuigd, dat achter de voordracht van het Vaticaaa een stuk kerkpoli tiek steekt en dat deze niet mag worden beschouwd ais een afspiege ling van de werkelijkheid in de ka tholieke theologische wereld. MREUBMI KBRKÏ (Van onze speciale verslaggever dr. Alfred van de Weijer) Tve Assemblee van de Wereldraad u heeft gisteren gevast. Een lou ter symbolisch gebaar, want de con tracten met de hotels zullen volledig worden nagekomen. Een teken van solidariteit met de bevolking in de ontwikkelingslanden. En misschien ook een teken van onmaent, om voor deze landen iets te doen dat voor hen een echte hulp zou kunnen betekenen. Uppsala dreigt ln de schaduw te komen slaan van twee conferenties, die haar vooraf gingen: die van Ge neve in 1966 en die van Beiroet in het begin van dit jaar. Genève, waar de leken een hoofdrol speel den, kenmerkte zich door de radica liteit van zijn visie op de noodzake lijke maatschappijvernieuwing, Bei roet, het gezamenlijk overleg van Rome en Wereldraad over ontwikke lingsvraagstukken, door de concreet heid en doelgerichtheid van zijn sug gesties. Het begint ernaar uit te zien, dat Uppsala ver onder het ni veau van deze conferenties zal blij ven. Heel concreet bestaat die vrees hierin, dat Uppsala zich tevreden zal stellen met het doen van voorstel len tot internationale hulp, die wel veel nood zullen lenigen maar het westerse economische systeem vol ledig overeind zullen laten. Met an- dere woorden: dat het de ontwikke lingshulp meer als een charitatieve daad dan als een daad van gerech tigheid zal zien. Het klinkt heel flink als men zegt: laten wij over gaan van de nationale staat naar de internationale sociale gemeenschap. Laten wij in die internationale ge meenschap een belasting heffen van een of van anderhalf procent en la ten we de aldus verkregen kapitalen Inspuiten op plaatsen, waar zulks het hardst nodig is. Het klinkt heel reëel als men zegt: de wereld heeft nog een enorme expansie in het vooruitzicht, er is ruimte genoeg om de kloof tussen de rijke en arme landen te overbruggen, zonder de welvaart van de westerse landen op hinderlijke wijze te beknotten. Het klinkt heel goed, maar het is velen, met name de jeugd en het intellect uit de ontwikkelingslanden toch een tikje te naïef en te optimistisch. Zij erkennen, dat de overschotten van het westen nu en in de ko mende jaren voldoende zijn om de tekorten van de derde wereld aan te vullen: maar waar yindt men de structuren, die de overschotten met een zekere krachtdadigheid op de tekorten doen aansluiten? Zij vinden de vergelijking met de westerse staat, die van een liberale staat in de negentiende eeuw tot een sociale staat in de twintigste is geworden, heel aardig, maar wijzen er tegelij kertijd op, dat deze verschuiving niet zonder geweld tot stand is ge komen. Men heeft de rijken hun verworvenheden met kraent moeten ontrukken door revoluties en syndi cale acties, hetgeen kon geschieden, omdat de tegenkrachten zich in één front hadden aaneengesloten. Maar waar is in de groeiende internatio nale gemeenschap het gesloten front van de arme landen? De zoge naamde „derde wereld" is geen eenheid en zij zal derhalve maar heel moeilijk haar recht kunnen op eisen. Vervolgens moet men de so ciale staat van de westerse landen niet idealiseren: hij heeft nog altijd zijn vergeten groepen, zijn armen, zijn mderdrukte minderheden. Wie kan verzekeren, dat het in de groei ende internationale gemeenschap niet precies hetzelfde zal zijn? Kort om: de verwijzing naar de ontwik' kelingen, die binnen de afzonderlij ke staten hebben plaats gebad, zijn niet in staat een onvermengd en thousiasme te wekken. jy/Ten mag zich derhalve aldus de critici niet te veel voor stellen van een op enkele procenten gefixeerde ontwikkelingshulp. Wat nodig zal zijn is een radicale struc tuurhervorming: op het internationa le vlak (denk vooral aan de inter nationale handel) in de rijke wes terse landen (van een zuiver kapita listische naar een meer socialisti sche structuur) en in de landen van de zogenaamde derde wereld (van een primitieve naar een moderne structuur). Als dit niet gebeurt, al dus prof. Parmar uit India, bereikt men met ontwikkelingshulp niets, zal men er zelfs goed aan doen haar over enige tijd stop te zetten, omdat zij geheel averechts zal gaan wensen. Beziet men tegen deze achter grond, de voorstellen, die door sec tie drie aan de assemblee zullen worden gedaan de inhoud daar van is in grote lijnen bekend dan moeten zij als totaal onvoldoende worden gebrandmerkt. De hoop, die aanvankelijk bestond, dat Uppsala in het voetspoor van Genève en Beiroet zou verder gaan, begint hier bij velen te tanen. De deskundigen overleggen met elkaar, welke stra tegie op het laatste nippertje mis schien nog uitkomst zou kunnen brengen. "\Termeldcn we in de margo nog even, dat de kwestie van de in tercommunie de gemoederen in Uppsala blijft bezig houden. Zoals bekend, hebben verschillende katho lieken, priesters zowel als leken, aan het avondmaal in de lutherse dom deelgenomen. Onder hen de be kende Zweedse schrijfster Gunnel Vallquist en de dominicaan Sven Tengström. Zij hebben minstens reeds dit bereikt, dat in Zweden de discussie over dit punt op gang is gekomen. Tijdens een forumavond in club 68, de jongerensociëteit van Uppsa la, heeft mgr. J. Willebrands het of- fidele katholieke standpunt verde digd. Hq vond bq de jongeren geen of weinig gehoor. Veel soepeler toonden zich, althans in persoonlijke gesprekken, pater Tucci, hoofdre dacteur van Civilta Cattolica, en Charles Mouller, ondersecretaris van de congregatie voor de geloofs leer. De opname van negen katholieken in de commissie voor „Faith and order" is een hamerstuk geworden:

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 7