IN FORME KAN IK ALLES!" gaat op titels jagen „MET 'N TITEL KAN HIJ OP DE BAAN VEEL ■VERDIENEN" „IN 'T WATER VERTEL IK| MEZELF STEEDS BAKKEN"! !T Clubs in I Italië zijn arm weer e] titel! GERA In prof- J an Scheijndel wil Kanaal over zwemmen Uitzonderlijk jong, uitzonderlijk sterk Opvallend debuut op winterbanen Altijd goed in de kampioenschappen Knokken ^er zou worden. Hele dobber Tien graden Ann Bakken vertellen Tweede Rustig Alarm DASBLAD DE STEM VAN MAANDAG 15 JUU 1966 DUYNDAM HONSELERSDIJK. Leo Duyndam is weer uit de versukkeling. Hij heeft zijn zoveelste medische behandeling uitstekend doorstaan en wisselt mei steeds groter wordende regelmaat zijn beige lichtgewicht kostuum voor hei koerspak vol reclame. Intussen is zijn voorseizoen zo goed als mislukt en ge nas hjj juist te laat om de opgelopen schade in de Tour de France te herstellen. Kortom, Leo Duyndam heeft huiten een overrompelend baandebuut nog weinig kunnen laten zien als eerste-jaars beroepsrenner. De enige hou vasten die wielrennend Nederland heeft om te mogen veronderstellen dat Leo Duyndam voor de toekomst alles belooft, bestaan uit een indrukwekken de erelijst, opgebouwd als aspirant, nieuweling en amateur, en als jonge prof de overwinning in de Ronde van Belgisch-Limburg en een etappezege in ParijsNice. Het enige wat de atleet uit Honselersdijk tegen schijnt te hebben is de aanleg voor blessures, die hem op het hoogtepunt van zijn amateurcarrière begonnen te hinderen en sindsdien een regelmatige plaag vormen. Deson danks fietste Leo Duyndam verschillende pelotons aan flarden, hetgeen een duidelijk bewijs van zijn kwaliteiten genoemd mag worden. Twintig jaar is Leo Duyndam nu. Uitzonderlijk jong voor een prof, uit zonderlijk sterk ook. „Hij is geweldig gebouwd," weet zijn ploegleider Piet Liebregts, die in vroegere jaren als soigneur tientallen beroemde renners lijven verzorgde. „Ik heb zelden," gaat Liebregts verder, „zo'n atleet gezien. Hij is zijn jaren ver vooruit. Geestelijk niet. Geestelijk is Leo echt 'n jongen van twintig. Onbezonnen soms, te speels dikwijls. Dat merk ik in de koers genoeg." Leo Duyndam geeft dat graag toe. „Vooral bij de profs moet je je niet gek laten maken. Een beginneling als ik proberen ze uit. Ik deed dan ook al enkele domme dingen. Maar och, je leert ervan. Je krijgt de kunstjes wel door." Voor „de kunstjes" en „de domme dingen" is Piet Liebregts hem momen teel ernstig aan het waarschuwen. Het vormt een belangrijk onderdeel in het werkschema voor de komende wielerkampioenschappen op de weg (over twee weken in het Limburgse Beek) waarmee Leo zijn come-back viert. Hij wil heersen in die titelstrijd en als overwinnaar naar huis teruggaan. „Duyn dam," zegt Piet Liebrechts, „heeft een titel nodig om de komende winter veel geld te verdienen. Hij is populair in de sportpaleizen. Een grote uitslag, waarmee de directies hem bij het publiek kunnen aanbevelen, zal de con tractprijzen doen stijgen." Daarom gaat Leo Duyndam er in de maanden voor het winterseizoen alles aan doen om op te vallen. In overleg met Piet Liebregts koos hij 5 toppen: het Nederlands kampioenschap op de weg, het Nederlands kampioenschap op de baan (achtervolging), het wereldkam pioenschap op de weg, het wereldkampioenschap op de baan (achtervolging) en ParijsTours. Geen flauw verlanglijstje, zoals men ziet, maar (zegt Leo Duyndam) „als ik in forme ben, kan ik alles." Een uitspraak die de leek misschien wat al te zelfverzekerd voorkomt, maar die zo pedant niet is als men Duyndams wielerverleden kent. In zijn (enige) adspirantenjaar won hij vijftien koersen, als nieuweling (anderhalf jaar) zegevierde hij 20 keer en bij de amateurs (twee en een half jaar) reed hij vijfendertig eerste prijzen. Tel daarbij naar schatting twintig overwinningen op de baan en men komt aan een respectabel aantal. Duyndams beste seizoen was 1966, het jaar waarin hij zijn eerste ernstige blessure kreeg. In de ronde van Limburg brak zijn voorwiel en men droeg hem met gescheurde nieren een ziekenhuis binnen.Na ruim een maand mocht hij weer rustig-aan beginnen, maar Duyndam vloog er weer meteen in. Hij forceerde zich en heeft nu verschrikkelijke spijt van die ondoordachte handeling. Zijn lichaam bleek nog niet sterk genoeg voor het beulswerk. Duyndam kreeg last van zijn rechterknie en moest zich laten opereren door KNWU-voorzitter dr. P. van Dijk. Dat was eind 1966 en het herstel duurde tot medio 1967. Toen kwam Duyndam er door: hij won met vier minuten voorsprong de Omloop van de Kempen, schreef een rit in de kleine Tour op zijn naam en werd in het Nederlands kampioenschap tweede achter Ger Harings. Leo Duyndam voelde zich weer krachtmens en werd, eind 1967, beroepsrenner. In de zesdaagsen van Zürich en Amsterdam maakte hij naam, in de zes daagse van Antwerpen werd hij bejubeld als de grote ontdekking. ;,Dat kwam," aldus Piet Liebregts, ,,niet alleen door zijn fietscapaciteiten maar vooral door zijn vechtlust. Leo durfde tegen de groten te knokken. De meeste jongeren zijn te bang voor de vedetten. Duyndam ging er tegenin en had succes. Hij moet voorlopig zo maar even doorgaan. Niet met een gevierd man als Post bijvoorbeeld gaan rijden. Dat zou fout zijn, want Leo is iemand die zichzelf kan brengen. En als dat in je macht ligt moet je het doen. Dan weet je tenminste dat de centen en de publiciteit bij 'jou terecht komen. En daar gaat het toch zeker om." Daar gaat het zeker om. Leo Duyndam: „Ik wil de kant van Peter Post op. Veel werk in de winter doen en 's zomers proberen goede uitslagen op de weg te halen. Het is een combinatie die me ligt. Ik zou niet kunnen zeggen wat ik het liefst doe, baan of weg. Wat ik wel weet is dat er in de sportpaleizen een smak geld te halen valt als je goed meekunt. Daarom zal ik me voorlopig in die richting specialiseren." Leo Duyndam dus debuteerde opvallend en het zag ernaar uit dat zijn eerste wegseizoen als broodrijder een even groot succes zou worden. In de Ronde van Belgisch-Limburg kwam hij als eerste aan, de grote voorjaars klassieker ParijsNice begon voor hem met een etappe-overwinning. Twee dagen later was Leo Duyndam weer aan de sukkel Hij stapte uit de „koers naar de zon" omdat een achillespeesblessure het hem te lastig maak te. Onder leiding van de bekende sportarts dokter Rolink werd het kwaad be streden en nu is Leo Duyndam weer de oude. Samen met Piet Liebregts maakte hij een plan dat hem terug moet brengen aan de top. Als eerste opdracht kreeg Duyndam een aantal kermiskoersen, waarin hij zich wat los kon fietsen. Dat onderdeel is inmiddels afgewerkt. Nu volgen weekend-wedstrijden in België en de ronde van Ulvenhout en de Acht van Chaam als meer belangrijke werkstukken. Tussendoor krijgt Duyndam training achter de brommer en theorie-lessen van Piet Liebregts. Tot slot, met de overige leden van de ploeg, een bescheiden retraite voor het weg- kampioenschap in Beek. Daar, op het zware parcours met de moordende Adsteeg, moet Leo Duyndam proberen zijn eerste slag te slaan. Piet Liebregts en hij weten dat het niet mee zal vallèn na de gedwongen rust. Ze weten ook dat er machtige combines opgezet kunnen worden, die het Duyndam moeilijk zullen maken. Toch rekenen beiden op een gunstige afloop. Leo Duyndam: „Ik weet niet hoe het komt, maar in kampioenschappen fiets ik altijd goed. In 1963 werd ik tweede, in 1964 vierde, in 1965 negende, in 1966 en 1967 tweede. Als ik dat naga geloof ik nu in een goede kans. Het enige wat nadelig voor me zou zijn is mijn onzekerheid, omdat ik na die ziekte mijn krachten nog niet goed ken. Vooral in een eindspurt kan dat lastig zijn. Tegenwoordig is het een verschrikkelijk gedrang en gepluk agn truien wanneer je met een stel naar de meet gaat. Als je vreet dat je forme hebt doe je twee of drie slagen en je bent uit de kluwen. Maar tja, dat kun je alleen in topconditie". Piet Liebregts: „In het kader van de doping-bestrij- ding is het parcours ingekort tot 200 kilometer. Let op mijn woorden: dit wordt het kampioenschap van de jeugd. En met zijn twintig jaren, is Leo Duyndam „jeugd" PETER HEERKENS m üiiffl IflfiiiillifiiSÉI i t ril1- M aiia* """nK!l Onder leiding: van zijn ploegbaas Piet Liebregts traint Leo Duyndam voor het komend Nederlands kampioenschap op de weg. (Van onze sportredactie) RIJSWIJK Precies om zeven uur klauwt Jan van Scheijndel zich naar de eerste boei in de Rijswijkse put. Er staan driftige schuimkoppen op het water, de temperatuur is nau welijks vijftien graden, maar tocli heeft hij de ontspannen uitdrukking van iemand, die in een warm bad ligt. „Dit beschouw ik als een aar digheidje", lieeft hij tevoren gezegd. „Ik ben echt wel andere dingen ge wend. Vorig jaar ben ik hij wind kracht negen over het meer van Windemere in Engeland gezwommen. Zeventien kilometer in een ruk. Schouten volgde in een roeiboot, maar op een gegeven moment kwam hij er niet meer tegenop- Noodweer was het. Ik heb er zelf weinig van gemerkt, want als je eenmaal in het water ligt, weet je nauwolijks meer wat er om je heen gebeurt. Dan moet je alleen zorgen, dat je de juiste slag te pakken krijgt. Dat is elke keer anders. Je ziet zo'n golf aankomen en dan is het de kunst om er net op het goeie moment in te duiken. Als hij overkomt moet je arm wegwezen, want anders wordt hij weggeslagen en kun je geen tempo meer houden. In Windemere draaide ik lekker, in vier uur en veertig minuten was ik over. Ik was de eerste die aantikte. Weer een be ker erbij. Ik heb er nou een paar honderd, bekers, medailles en tegel tjes. Ik laat nou een grotere kast timmeren want ik kon ze niet meer bergen- Je weet op het laatst niet meer, waar je met de troep heen moet". Het gaat erom, dat ik op 20 juli goed zit- Dan spring ik bij Stavoren in het IJsselmeer en zwem ik linea recta naar Medemblik. Op de kaart is het een afstand van 25 kilometer, maar daar komen nog wel vier, vijf kilometer bij. Je zwemt nu eenmaal nooit in een rechte lijn". er dan niet iemand is, die. je een flink pak op je donder geeft, dan hijs je het niet- Je moet ons onder weg horen schelden, dat is het hele gave werk. Goddank zijn we aan elkaar gewaagd. een tweetiende uit, Dat is natuur lijk te weinig om wat te bereiken. Dicky Langerhorst doet ver het zelfde stuk 56 seconden, misschien ben ik daarom wel op de lange baan gegaan. Ik voelde gewoon, dat ik in 7 het andere werk nooit een uitblin- Of ik het haal? Dat moet je nooit aan een lange-afstandzwemmer vra gen. Ik moet eerst op de dag zelf het water zien. Dan pas kan ik zeg gen of het lukt. Ik hoop wel dat er een oostelijke wind waait, want anders wordt het een afschuwelijke dobber. Ik heb in elk geval alvast tegen Jan gezegd, dat hij me onder geen begin uit het water mag vissen. Dat was ook de afspraak in Winde mere. Je ligt uren in het water en onherroepelijk komt die inzinking Je begint opeens moeilijker te draaien, je lichaam wordt loodzwaar, en als IK heb juist de lange afstand ge kozen, omdat je daarop de kans krijgt om jezelf te overwinnen. Het is een voortdurend gevecht, je moet er voor knokken en die spanning is mieters. Op de korte baan raffel je je werk af, dat is een explosie en daarna niks meer. Nou moet je niet denken dat je op de lange baan op zijn elf en der- tigst kunt zwemmen, want het gaat er uiteindelijk om, dat je als num mer een aankomt. Je mag het rustig weten: ik ben een figuur, die zich kapot zwemt. Ik houd van tempo. Ik zwem zo'n vier kilometer per uur, maar op de 100 In april is hij begonnen met zijn training in de Rijswijkse put. „De eerste dag kwam ik niet verder dan het steigertje. De temperatuur van zes, zeven rondjes in anderhalf, twee het water was tien graden. Ik wist niet wat ik voelde. Nu draai ik zo'n uur. Dat zijn dan zo'n vijf, zes kilo meter. Ik vind dat genoeg. Ik heb nog een maand de tijd en ik moet zorgen, dat ik niet te vroeg aan mijn top zit. Voor betzelfde geld zwem ik nu elke avond tien, twaalf kilometer, maar zo'n. conditie kun je niet wekenlang vasthouden. (Van onze Italiaanse sportcorrespondent ROME In kringep van de hoog ste Italiaanse voetbaladel bestudeert men opmerkelijke plannen om het prof-voetbal op een gezondere leest te schoeien. Daar gooit Italië geen deuren mee open, want praktisch elk land doktert aan deze sport, zeker als het een betaalde sector kent. Maar de voorstellen die de aanstaande verga- derirtg van de assemblee van de liga op tafel geschoven krijgt, zijn op. zienbarend genoeg om er aandacht aan te schenken, te meer daar de zorgen en moeilijkheden vrijwel over al als twee drupels water op elleaor lijken. De grootste zorg blijkt ook hier de nogal armoedige positie van „le pro- vinciali", de streekploegen die moe- en léven in de schaduw van slechts enkele bevoorrechte top-clubs. Tot de grote rekent men hier na tuurlijk Milaan, Inter en Juventus, die ook in de afgelopen competitie weer keer op keer volle bakken trok ken en bovendien veilig aan de bo venkant van de standenlijst konden blijven. Door hun aanhang en door hun gunstige ligging hoetien ook ver enigingen als Bologna, Napels en Ro me niet op een houtje te bijten. Jan van Scheijndel: dat Kanaal is een enorme uitdaging. Als je, op de lange afstand wat wil bereiken moet je een uitgesproken vechtmentaliteit hebben. Weet je wat ook vreemd is? Dat je onderweg nooit aan de wedstrijd zelf denkt. Ik zit mezelf bakken te vertellen en soms hoor ik mezelf keihard lachen. Dat moet ook wel als je zes uur in het water ligt en alleen maar denkt: „haal ik het of haal ik het niet' dan kom je er nooit". Jan Schouten knikt. Hij volgt Van Scheijndel al jaren op de blote voet en roeit daarvoor glimlachend met de riemen die hij heeft. Tijdens wed strijden zorgt hij ook voor de ravi taillering. „Elk uur moet-ie eten", zegt hij. „Stukkie kip, wat suiker en warme thee. Als we het IJsselmeer overgaan neem ik een primus mee en dan warm ik de kip eerst °P- Dat ls beter- Warme kip is een stuk smakelijker." De tocht over het IJsselmeer is voor Schoutenen Van Scheijndel overigens alleen een nuttige schakel tussen de Rijswijkse put en de over steek van Het Kanaal, die het wa terige hoogtepunt van Van Scheiin- dels carrière moet worden. „Dat ge beurt in 1969", zeggen ze. „Daarna zetten we er* een punt achter". „Dat Kanaal", zegt Van Scheijn- tel, „moet de grote klap geven. Jat is voor elke lange-afstandzwem- mer het absolute einde. Waarom? Omdat het zo'n gemfeen stuk wa ter is. Je bent er nooit zeker van, e kunt in een olievlek terechtko men en je compleet vastzwemmen. Neen, huizenhoge golven zeggen me niks. Daar ga je gewoon door heen. Een kwestie vm training- Maar er zal opeens een stormpje opsteken. Dan kan ik wel dat met mijn handje zeggen tegen de krijtrotsen van Do- i ver". J Maar tenminste de helft van de elubs uit de hoogste afdeling (zestien in totaal) is zonder meer aan den ar me. Zij kampen met steeds stijgende kosten, terwijl het publiek hoe lan ger hoe meer wegblijft om al zijn be langstelling te kunnen schenken aan drie of vier giganten van het Italiaan se voetbal. De plannenmakers, die begaan zijn met het lot van al die wanhopig te gen de ondergang rechtende rereni- ringen (en dan alleen nog maar die mn de hoogste afdeling), hebben uit- •erekend wat er in kas dient te ko ten, toil een ploeg niet met tekorten a maken krijgen. Nu kan men in Ita- no gal gauw met miljoenen sraij- en, aangezien de lire slechts iets neer dan een halve cent waard is, naar' omgerekend in harde guidem, iegen de cijfers er toch niet om. Weliswaar betreft het hier uolïeiig betaald voetbal, maar de penning- neester moet maandelijks minstens 150.000 guldens netto kunnen boeken. Minstens, want hij heeft de trieste wetenschap dat het geld meteen weert is verdwenen aan honoraria en an dere vaste lasten. Een trainer die een beetje meetelt, kost bijvoorbeeld al gauw 30.000 gulden per maand. Vrijwel geen van de streekploegen haalt zelfs dit minimum. Zij lossen de tekorten op door de meest belo vende spelers van hun eigen kweek te verkopen, waarmee ze de 'groten' nog onaantastbaarder maken en zich zelf nog zwakker. Daar komt bij dat de Italianen nog al wild worden als ze, zeker wan neer het de mindere goden betreft, eens winnen. In laaiende geestdrift wordt dan meestal het extraatje aan recette in vette premies onder de spe lers van het heldenteam verdeeld, terwijl de penningmeester wederom een stap verder naar de waanzin is gevorderd. Geen mens maakt zich de illusie, dat al deze problemen in een hand omdraai opgelost zullen zijn. Maar het loffelijke is, dat men niettemin zijn best doet om er in ieder geval iets beters van te maken. Twee voorstellen in de strijd tegen de verpaupering van het Italiaanse voetbal komen per se ter sprake tij dens de vergadering van de prof- assemblée, die zeer binnenkort zal worden gehouden. En logischerwijze betreffen beide een betere financiële positie van de streekploegen. Het eerste plan wil, dat men aan het einde van de competitie de zes laagst geplaatsten nog eens een extra competitie laat spelen om uit te ma ken welke ploegen (drie in totaal) zullen moeten degraderen. Daarnet zou men op de eerste plaats bereiken, dat de ondergang niet meteen en on herroepelijk komt vast te staan, maar dat men een tweede kans krijgt tot behoud in de A-serie. Maar boven dien zou zo'n degradatie-toernooi een aantal interessante ontmoetingen op leveren, dus geld, dus langzaam maar zeker meer mogelijkheden. De protesten tegen dit voorstel zip tot dusver alleen van de kant van de spelers gekomen die vinden dat ze het toch al zo druk hebben. De plannen makers, onder wie voetbal-patriarch Mazza, zeggen echter laconiek dat al le ordentelijke mensen minstens elf maanden per jaar plegen te werken. En waarom dus voetballers niet? Rond de velden en aan de stam tafels wordt echter vooral in ie provincie met nog meer waarde ring gesproken over een tweede voor stel. Dit wil een na-competitie var- de acht laagst geplaatste ploegen. Op papier ziet het er fo uit: de acht teams worden bij loting in twee pou les verdeeld, die beide een halve competitie afwerken. De overwin naars komen nadien tegen elkaar tl» en de winnaar mag zich „kampioen der provincialen" noemen. Het be tekent een tweede titel in één com petitie, maar' toch kan die een be geerde symbolische waarde gaan ver krijgen. Bovendien brengen de extra wedstrijden ook weer geld in do Ja de, terwijl de verenigingen die he toch niet nodig hebben, in alle vreae kunnen rusten op hun lauweren van faam, macht en rijkdom. Er is overigens nog niet één Ita liaan, die stilgestaan heeft bi) vraag wat er zou gebeuren als ee ploeg als Milaan in een dergeli]*1 competitie verzeild zou raken. Vermoedelijk wéér andere voortrel" len (Van onze sportred.jj ZANDVOORT. Op zelfde plaats waar hij tw< den kampioen van Neder adspiranten werd, veroi Deckers uit het Limbur ven zaterdag de nieuwe Hij deed dat, evenals K mans bij de adspiranten, sa-spurt, na een wedstr hoogtpunten. „Hier" vertelde de 17-, tenbezorger na afloop, hele competitie op afgeste: het in het voorseizoen kal ders had ik te vroeg de f<| gen". Niettemin zag Sjaak die periode van ingehou kans om veertien koersen Hij bereikte die eerste p kens in massale spurts zo| kanshebber wist toen de f pleet ging finishen. „Il> grote zorgen", verklapte 1 eerste was Ron Bakker ik over een sterke sprinl Weliswaar klopte ik hem ken geleden in Ossendrech stelde me niet helemaal de tweede plaats wilde ik positie de laatste bocht uij deed ik het ook in 1966 f adspiranten-kamp ioenscha Het plan lukte. Bij het opl het rechte stuk naar de st een valpartij een onverw maakte aan de kansen var Zeeuwen Priem en Remijr kers op de tweede plaat: lange rush ging hij toen oj af en klopte er Piet Kessel Marquerink. Het was eerj laatste overwinningen va bij de nieuwelingen, wai wordt hij amateur. Zi(' krijgt hij vandaag in huis. Middelink heeft me dat ge: Wanneer de mondelingen worden nagekomen, zal S kers zaterdag over een wee. een kampioenschap betw, van de amateurs. Een vrij deze twee titeiwedstrijden zoen, waar de KNWU, voll kers graag aan wil meewei ik vandaag bij de eerste drc zou ik in het amateurkami mogen starten. Ik hoop dat gaat'. (Van onze sportcorrespo YERSEKE Dat Gera over zijn Tour-inzinking h wees hij zaterdagmiddag zinnig in ïerseke. Hij stal onblusbare strijdlust ongeti show van dit groots opgezet slaagde wielerfestijn. Tere men de bloemen dan ook bi reur, die er 't meest aans kon maken. Samen met Jan Hug Vianen na 55 km de beslisst val ingezet. Bijzonder spijtig voor Hugens dat hij 30 km einde zijn vluchtmakker m( gaan, wegens een lekke bar Mst taaie koppigheid en c vastberadenheid ging Via alleen door, keek het versla ton in de slotfase zelfs ir. maar was pienter genoeg on sluiting niet tot stand te bre elke doorkomst lag immers i nen een vette premie klaai zonder strijd voor het opra Terecht merkte burgemees t< Peijl-Hoogweg van Yerseke' tijdens de huldiging van de op: „Je ziet, dat je, wat i ciële kant van de zaak betr-, zo goed in Yerseke kunt fi< in Frankrijk!" De ruim 6000 toeschouwei parcours van 1300 meter den hebben de grote tre Jacques Anquetil gedurend hele koers geen moment in ste gelederen kunnen ontde De Tour-vedette van web zich opvallend rustig al reei de wedstrijd uit. Ook Post heeft weinig laire dingen laiten zien te Duitsers Junkermann en eveneens niet in, het stuk men. Van de drie cracks Post en De Roo, die vanw gevestigde reputatie voor i vang vain de koers met bloem den gehuldigd kwam Jo de enige, goed uit de slag. Van i van negen, die na Vianen 1 streep ging finishte De Roo a juist voor Rini Wagtmans d in goede conditie komt. Eeo Duyndam en Piet de ren na de start ai snel op j; gaan naar de vette premie ronden lang gingen zij met conden winst de bon-te meul af. Na 35 kilometer vond het onder aanvoering van Post Roo het welletjes. Wel probeerde De Wit, ni zeischap van Jan Harings c weg te komen, maar nu re sprongetje niet ver genoeg. Na 55 kilometer werd er al blazen in het peloton toen Vi Hugens in hoog tempo w< VooraJ de mannen van Smitl aanvoering van Zoet tracht tegenoffensief te lanceren c effect kreeg. Gestadig gro voorsprong van.de twee vluc bedroeg meer dan een mini Hugens wegens bandbreuk tt Vianen klaarde het alle

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 4