IN FORME
KAN IK
ALLES!"
gaat op
titels
jagen
„MET 'N TITEL KAN HIJ OP
DE BAAN VEEL ■VERDIENEN"
„IN 'T WATER VERTEL IK|
MEZELF STEEDS BAKKEN"!
!T
Clubs in I
Italië
zijn arm
weer e]
titel!
GERA
In prof-
J an Scheijndel wil Kanaal over zwemmen
Uitzonderlijk jong, uitzonderlijk sterk
Opvallend debuut op winterbanen
Altijd goed in de kampioenschappen
Knokken ^er zou worden.
Hele dobber
Tien graden
Ann
Bakken vertellen
Tweede
Rustig
Alarm
DASBLAD DE STEM VAN MAANDAG 15 JUU 1966
DUYNDAM
HONSELERSDIJK. Leo Duyndam is weer uit de versukkeling. Hij heeft
zijn zoveelste medische behandeling uitstekend doorstaan en wisselt mei
steeds groter wordende regelmaat zijn beige lichtgewicht kostuum voor hei
koerspak vol reclame. Intussen is zijn voorseizoen zo goed als mislukt en ge
nas hjj juist te laat om de opgelopen schade in de Tour de France te herstellen.
Kortom, Leo Duyndam heeft huiten een overrompelend baandebuut
nog weinig kunnen laten zien als eerste-jaars beroepsrenner. De enige hou
vasten die wielrennend Nederland heeft om te mogen veronderstellen dat
Leo Duyndam voor de toekomst alles belooft, bestaan uit een indrukwekken
de erelijst, opgebouwd als aspirant, nieuweling en amateur, en als jonge prof
de overwinning in de Ronde van Belgisch-Limburg en een etappezege in
ParijsNice.
Het enige wat de atleet uit Honselersdijk tegen schijnt te hebben is de
aanleg voor blessures, die hem op het hoogtepunt van zijn amateurcarrière
begonnen te hinderen en sindsdien een regelmatige plaag vormen. Deson
danks fietste Leo Duyndam verschillende pelotons aan flarden, hetgeen een
duidelijk bewijs van zijn kwaliteiten genoemd mag worden.
Twintig jaar is Leo Duyndam nu. Uitzonderlijk jong voor een prof, uit
zonderlijk sterk ook. „Hij is geweldig gebouwd," weet zijn ploegleider Piet
Liebregts, die in vroegere jaren als soigneur tientallen beroemde renners
lijven verzorgde. „Ik heb zelden," gaat Liebregts verder, „zo'n atleet gezien.
Hij is zijn jaren ver vooruit. Geestelijk niet. Geestelijk is Leo echt 'n jongen
van twintig. Onbezonnen soms, te speels dikwijls. Dat merk ik in de koers
genoeg." Leo Duyndam geeft dat graag toe. „Vooral bij de profs moet je je
niet gek laten maken. Een beginneling als ik proberen ze uit. Ik deed dan
ook al enkele domme dingen. Maar och, je leert ervan. Je krijgt de kunstjes
wel door."
Voor „de kunstjes" en „de domme dingen" is Piet Liebregts hem momen
teel ernstig aan het waarschuwen. Het vormt een belangrijk onderdeel in het
werkschema voor de komende wielerkampioenschappen op de weg (over
twee weken in het Limburgse Beek) waarmee Leo zijn come-back viert. Hij
wil heersen in die titelstrijd en als overwinnaar naar huis teruggaan. „Duyn
dam," zegt Piet Liebrechts, „heeft een titel nodig om de komende winter
veel geld te verdienen. Hij is populair in de sportpaleizen. Een grote uitslag,
waarmee de directies hem bij het publiek kunnen aanbevelen, zal de con
tractprijzen doen stijgen." Daarom gaat Leo Duyndam er in de maanden
voor het winterseizoen alles aan doen om op te vallen. In overleg met Piet
Liebregts koos hij 5 toppen: het Nederlands kampioenschap op de weg, het
Nederlands kampioenschap op de baan (achtervolging), het wereldkam
pioenschap op de weg, het wereldkampioenschap op de baan (achtervolging)
en ParijsTours. Geen flauw verlanglijstje, zoals men ziet, maar (zegt Leo
Duyndam) „als ik in forme ben, kan ik alles." Een uitspraak die de leek
misschien wat al te zelfverzekerd voorkomt, maar die zo pedant niet is als
men Duyndams wielerverleden kent.
In zijn (enige) adspirantenjaar won hij vijftien koersen, als nieuweling
(anderhalf jaar) zegevierde hij 20 keer en bij de amateurs (twee en een half
jaar) reed hij vijfendertig eerste prijzen. Tel daarbij naar schatting twintig
overwinningen op de baan en men komt aan een respectabel aantal.
Duyndams beste seizoen was 1966, het jaar waarin hij zijn eerste ernstige
blessure kreeg. In de ronde van Limburg brak zijn voorwiel en men droeg
hem met gescheurde nieren een ziekenhuis binnen.Na ruim een maand
mocht hij weer rustig-aan beginnen, maar Duyndam vloog er weer meteen
in. Hij forceerde zich en heeft nu verschrikkelijke spijt van die ondoordachte
handeling. Zijn lichaam bleek nog niet sterk genoeg voor het beulswerk.
Duyndam kreeg last van zijn rechterknie en moest zich laten opereren
door KNWU-voorzitter dr. P. van Dijk. Dat was eind 1966 en het herstel
duurde tot medio 1967. Toen kwam Duyndam er door: hij won met vier
minuten voorsprong de Omloop van de Kempen, schreef een rit in de kleine
Tour op zijn naam en werd in het Nederlands kampioenschap tweede achter
Ger Harings. Leo Duyndam voelde zich weer krachtmens en werd, eind
1967, beroepsrenner.
In de zesdaagsen van Zürich en Amsterdam maakte hij naam, in de zes
daagse van Antwerpen werd hij bejubeld als de grote ontdekking.
;,Dat kwam," aldus Piet Liebregts, ,,niet alleen door zijn fietscapaciteiten
maar vooral door zijn vechtlust. Leo durfde tegen de groten te knokken. De
meeste jongeren zijn te bang voor de vedetten. Duyndam ging er tegenin en
had succes. Hij moet voorlopig zo maar even doorgaan. Niet met een gevierd
man als Post bijvoorbeeld gaan rijden. Dat zou fout zijn, want Leo is iemand
die zichzelf kan brengen. En als dat in je macht ligt moet je het doen. Dan
weet je tenminste dat de centen en de publiciteit bij 'jou terecht komen. En
daar gaat het toch zeker om." Daar gaat het zeker om. Leo Duyndam: „Ik
wil de kant van Peter Post op. Veel werk in de winter doen en 's zomers
proberen goede uitslagen op de weg te halen. Het is een combinatie die me
ligt. Ik zou niet kunnen zeggen wat ik het liefst doe, baan of weg. Wat ik
wel weet is dat er in de sportpaleizen een smak geld te halen valt als je goed
meekunt. Daarom zal ik me voorlopig in die richting specialiseren."
Leo Duyndam dus debuteerde opvallend en het zag ernaar uit dat zijn
eerste wegseizoen als broodrijder een even groot succes zou worden. In de
Ronde van Belgisch-Limburg kwam hij als eerste aan, de grote voorjaars
klassieker ParijsNice begon voor hem met een etappe-overwinning. Twee
dagen later was Leo Duyndam weer aan de sukkel Hij stapte uit de
„koers naar de zon" omdat een achillespeesblessure het hem te lastig maak
te. Onder leiding van de bekende sportarts dokter Rolink werd het kwaad be
streden en nu is Leo Duyndam weer de oude. Samen met Piet Liebregts
maakte hij een plan dat hem terug moet brengen aan de top.
Als eerste opdracht kreeg Duyndam een aantal kermiskoersen, waarin hij
zich wat los kon fietsen. Dat onderdeel is inmiddels afgewerkt. Nu volgen
weekend-wedstrijden in België en de ronde van Ulvenhout en de Acht van
Chaam als meer belangrijke werkstukken. Tussendoor krijgt Duyndam
training achter de brommer en theorie-lessen van Piet Liebregts. Tot slot,
met de overige leden van de ploeg, een bescheiden retraite voor het weg-
kampioenschap in Beek. Daar, op het zware parcours met de moordende
Adsteeg, moet Leo Duyndam proberen zijn eerste slag te slaan. Piet Liebregts
en hij weten dat het niet mee zal vallèn na de gedwongen rust. Ze weten ook
dat er machtige combines opgezet kunnen worden, die het Duyndam moeilijk
zullen maken. Toch rekenen beiden op een gunstige afloop.
Leo Duyndam: „Ik weet niet hoe het komt, maar in kampioenschappen
fiets ik altijd goed. In 1963 werd ik tweede, in 1964 vierde, in 1965 negende,
in 1966 en 1967 tweede. Als ik dat naga geloof ik nu in een goede kans.
Het enige wat nadelig voor me zou zijn is mijn onzekerheid, omdat ik na
die ziekte mijn krachten nog niet goed ken. Vooral in een eindspurt kan dat
lastig zijn. Tegenwoordig is het een verschrikkelijk gedrang en gepluk agn
truien wanneer je met een stel naar de meet gaat. Als je vreet dat je forme
hebt doe je twee of drie slagen en je bent uit de kluwen. Maar tja, dat kun
je alleen in topconditie". Piet Liebregts: „In het kader van de doping-bestrij-
ding is het parcours ingekort tot 200 kilometer. Let op mijn woorden: dit
wordt het kampioenschap van de jeugd.
En met zijn twintig jaren, is Leo Duyndam „jeugd"
PETER HEERKENS
m üiiffl IflfiiiillifiiSÉI i t ril1- M aiia* """nK!l
Onder leiding: van zijn ploegbaas Piet Liebregts traint Leo Duyndam voor het komend Nederlands kampioenschap op de weg.
(Van onze sportredactie)
RIJSWIJK Precies om zeven
uur klauwt Jan van Scheijndel zich
naar de eerste boei in de Rijswijkse
put. Er staan driftige schuimkoppen
op het water, de temperatuur is nau
welijks vijftien graden, maar tocli
heeft hij de ontspannen uitdrukking
van iemand, die in een warm bad
ligt. „Dit beschouw ik als een aar
digheidje", lieeft hij tevoren gezegd.
„Ik ben echt wel andere dingen ge
wend. Vorig jaar ben ik hij wind
kracht negen over het meer van
Windemere in Engeland gezwommen.
Zeventien kilometer in een ruk.
Schouten volgde in een roeiboot,
maar op een gegeven moment kwam
hij er niet meer tegenop- Noodweer
was het. Ik heb er zelf weinig van
gemerkt, want als je eenmaal in het
water ligt, weet je nauwolijks
meer wat er om je heen gebeurt.
Dan moet je alleen zorgen, dat je
de juiste slag te pakken krijgt. Dat
is elke keer anders. Je ziet zo'n golf
aankomen en dan is het de kunst
om er net op het goeie moment in
te duiken. Als hij overkomt moet je
arm wegwezen, want anders wordt
hij weggeslagen en kun je geen
tempo meer houden. In Windemere
draaide ik lekker, in vier uur en
veertig minuten was ik over. Ik was
de eerste die aantikte. Weer een be
ker erbij. Ik heb er nou een paar
honderd, bekers, medailles en tegel
tjes. Ik laat nou een grotere kast
timmeren want ik kon ze niet meer
bergen- Je weet op het laatst niet
meer, waar je met de troep heen
moet".
Het gaat erom, dat ik op 20 juli
goed zit- Dan spring ik bij Stavoren
in het IJsselmeer en zwem ik linea
recta naar Medemblik. Op de kaart is
het een afstand van 25 kilometer,
maar daar komen nog wel vier, vijf
kilometer bij. Je zwemt nu eenmaal
nooit in een rechte lijn".
er dan niet iemand is, die. je een
flink pak op je donder geeft, dan
hijs je het niet- Je moet ons onder
weg horen schelden, dat is het hele
gave werk. Goddank zijn we aan
elkaar gewaagd.
een tweetiende uit, Dat is natuur
lijk te weinig om wat te bereiken.
Dicky Langerhorst doet ver het
zelfde stuk 56 seconden, misschien
ben ik daarom wel op de lange baan
gegaan. Ik voelde gewoon, dat ik in
7 het andere werk nooit een uitblin-
Of ik het haal? Dat moet je nooit
aan een lange-afstandzwemmer vra
gen. Ik moet eerst op de dag zelf
het water zien. Dan pas kan ik zeg
gen of het lukt. Ik hoop wel dat
er een oostelijke wind waait, want
anders wordt het een afschuwelijke
dobber. Ik heb in elk geval alvast
tegen Jan gezegd, dat hij me onder
geen begin uit het water mag vissen.
Dat was ook de afspraak in Winde
mere. Je ligt uren in het water en
onherroepelijk komt die inzinking Je
begint opeens moeilijker te draaien,
je lichaam wordt loodzwaar, en als
IK heb juist de lange afstand ge
kozen, omdat je daarop de kans
krijgt om jezelf te overwinnen. Het
is een voortdurend gevecht, je moet
er voor knokken en die spanning is
mieters. Op de korte baan raffel
je je werk af, dat is een explosie
en daarna niks meer.
Nou moet je niet denken dat je
op de lange baan op zijn elf en der-
tigst kunt zwemmen, want het gaat
er uiteindelijk om, dat je als num
mer een aankomt.
Je mag het rustig weten: ik ben
een figuur, die zich kapot zwemt. Ik
houd van tempo. Ik zwem zo'n vier
kilometer per uur, maar op de 100
In april is hij begonnen met zijn
training in de Rijswijkse put. „De
eerste dag kwam ik niet verder dan
het steigertje. De temperatuur van
zes, zeven rondjes in anderhalf, twee
het water was tien graden. Ik wist
niet wat ik voelde. Nu draai ik zo'n
uur. Dat zijn dan zo'n vijf, zes kilo
meter. Ik vind dat genoeg. Ik heb
nog een maand de tijd en ik moet
zorgen, dat ik niet te vroeg aan
mijn top zit. Voor betzelfde geld
zwem ik nu elke avond tien, twaalf
kilometer, maar zo'n. conditie kun je
niet wekenlang vasthouden.
(Van onze Italiaanse
sportcorrespondent
ROME In kringep van de hoog
ste Italiaanse voetbaladel bestudeert
men opmerkelijke plannen om het
prof-voetbal op een gezondere leest
te schoeien. Daar gooit Italië geen
deuren mee open, want praktisch elk
land doktert aan deze sport, zeker als
het een betaalde sector kent. Maar de
voorstellen die de aanstaande verga-
derirtg van de assemblee van de liga
op tafel geschoven krijgt, zijn op.
zienbarend genoeg om er aandacht
aan te schenken, te meer daar de
zorgen en moeilijkheden vrijwel over
al als twee drupels water op elleaor
lijken.
De grootste zorg blijkt ook hier de
nogal armoedige positie van „le pro-
vinciali", de streekploegen die moe-
en léven in de schaduw van slechts
enkele bevoorrechte top-clubs.
Tot de grote rekent men hier na
tuurlijk Milaan, Inter en Juventus,
die ook in de afgelopen competitie
weer keer op keer volle bakken trok
ken en bovendien veilig aan de bo
venkant van de standenlijst konden
blijven. Door hun aanhang en door
hun gunstige ligging hoetien ook ver
enigingen als Bologna, Napels en Ro
me niet op een houtje te bijten.
Jan van Scheijndel: dat Kanaal is een enorme uitdaging.
Als je, op de lange afstand wat wil
bereiken moet je een uitgesproken
vechtmentaliteit hebben. Weet je wat
ook vreemd is? Dat je onderweg
nooit aan de wedstrijd zelf denkt. Ik
zit mezelf bakken te vertellen en soms
hoor ik mezelf keihard lachen. Dat
moet ook wel als je zes uur in het
water ligt en alleen maar denkt:
„haal ik het of haal ik het niet' dan
kom je er nooit".
Jan Schouten knikt. Hij volgt Van
Scheijndel al jaren op de blote voet
en roeit daarvoor glimlachend met
de riemen die hij heeft. Tijdens wed
strijden zorgt hij ook voor de ravi
taillering. „Elk uur moet-ie eten",
zegt hij. „Stukkie kip, wat suiker en
warme thee. Als we het IJsselmeer
overgaan neem ik een primus mee
en dan warm ik de kip eerst °P- Dat
ls beter- Warme kip is een stuk
smakelijker."
De tocht over het IJsselmeer is
voor Schoutenen Van Scheijndel
overigens alleen een nuttige schakel
tussen de Rijswijkse put en de over
steek van Het Kanaal, die het wa
terige hoogtepunt van Van Scheiin-
dels carrière moet worden. „Dat ge
beurt in 1969", zeggen ze. „Daarna
zetten we er* een punt achter".
„Dat Kanaal", zegt Van Scheijn-
tel, „moet de grote klap geven.
Jat is voor elke lange-afstandzwem-
mer het absolute einde. Waarom?
Omdat het zo'n gemfeen stuk wa
ter is. Je bent er nooit zeker van,
e kunt in een olievlek terechtko
men en je compleet vastzwemmen.
Neen, huizenhoge golven zeggen
me niks. Daar ga je gewoon door
heen. Een kwestie vm training- Maar
er zal opeens een stormpje opsteken.
Dan kan ik wel dat met mijn handje
zeggen tegen de krijtrotsen van Do- i
ver". J
Maar tenminste de helft van de
elubs uit de hoogste afdeling (zestien
in totaal) is zonder meer aan den ar
me.
Zij kampen met steeds stijgende
kosten, terwijl het publiek hoe lan
ger hoe meer wegblijft om al zijn be
langstelling te kunnen schenken aan
drie of vier giganten van het Italiaan
se voetbal.
De plannenmakers, die begaan zijn
met het lot van al die wanhopig te
gen de ondergang rechtende rereni-
ringen (en dan alleen nog maar die
mn de hoogste afdeling), hebben uit-
•erekend wat er in kas dient te ko
ten, toil een ploeg niet met tekorten
a maken krijgen. Nu kan men in Ita-
no gal gauw met miljoenen sraij-
en, aangezien de lire slechts iets
neer dan een halve cent waard is,
naar' omgerekend in harde guidem,
iegen de cijfers er toch niet om.
Weliswaar betreft het hier uolïeiig
betaald voetbal, maar de penning-
neester moet maandelijks minstens
150.000 guldens netto kunnen boeken.
Minstens, want hij heeft de trieste
wetenschap dat het geld meteen weert
is verdwenen aan honoraria en an
dere vaste lasten. Een trainer die een
beetje meetelt, kost bijvoorbeeld al
gauw 30.000 gulden per maand.
Vrijwel geen van de streekploegen
haalt zelfs dit minimum. Zij lossen
de tekorten op door de meest belo
vende spelers van hun eigen kweek
te verkopen, waarmee ze de 'groten'
nog onaantastbaarder maken en zich
zelf nog zwakker.
Daar komt bij dat de Italianen nog
al wild worden als ze, zeker wan
neer het de mindere goden betreft,
eens winnen. In laaiende geestdrift
wordt dan meestal het extraatje aan
recette in vette premies onder de spe
lers van het heldenteam verdeeld,
terwijl de penningmeester wederom
een stap verder naar de waanzin is
gevorderd.
Geen mens maakt zich de illusie,
dat al deze problemen in een hand
omdraai opgelost zullen zijn. Maar
het loffelijke is, dat men niettemin
zijn best doet om er in ieder geval
iets beters van te maken.
Twee voorstellen in de strijd tegen
de verpaupering van het Italiaanse
voetbal komen per se ter sprake tij
dens de vergadering van de prof-
assemblée, die zeer binnenkort zal
worden gehouden. En logischerwijze
betreffen beide een betere financiële
positie van de streekploegen.
Het eerste plan wil, dat men aan
het einde van de competitie de zes
laagst geplaatsten nog eens een extra
competitie laat spelen om uit te ma
ken welke ploegen (drie in totaal)
zullen moeten degraderen. Daarnet
zou men op de eerste plaats bereiken,
dat de ondergang niet meteen en on
herroepelijk komt vast te staan, maar
dat men een tweede kans krijgt tot
behoud in de A-serie. Maar boven
dien zou zo'n degradatie-toernooi een
aantal interessante ontmoetingen op
leveren, dus geld, dus langzaam maar
zeker meer mogelijkheden.
De protesten tegen dit voorstel zip
tot dusver alleen van de kant van de
spelers gekomen die vinden dat ze het
toch al zo druk hebben. De plannen
makers, onder wie voetbal-patriarch
Mazza, zeggen echter laconiek dat al
le ordentelijke mensen minstens elf
maanden per jaar plegen te werken.
En waarom dus voetballers niet?
Rond de velden en aan de stam
tafels wordt echter vooral in ie
provincie met nog meer waarde
ring gesproken over een tweede voor
stel. Dit wil een na-competitie var-
de acht laagst geplaatste ploegen. Op
papier ziet het er fo uit: de acht
teams worden bij loting in twee pou
les verdeeld, die beide een halve
competitie afwerken. De overwin
naars komen nadien tegen elkaar tl»
en de winnaar mag zich „kampioen
der provincialen" noemen. Het be
tekent een tweede titel in één com
petitie, maar' toch kan die een be
geerde symbolische waarde gaan ver
krijgen. Bovendien brengen de extra
wedstrijden ook weer geld in do Ja
de, terwijl de verenigingen die he
toch niet nodig hebben, in alle vreae
kunnen rusten op hun lauweren van
faam, macht en rijkdom.
Er is overigens nog niet één Ita
liaan, die stilgestaan heeft bi)
vraag wat er zou gebeuren als ee
ploeg als Milaan in een dergeli]*1
competitie verzeild zou raken.
Vermoedelijk wéér andere voortrel"
len
(Van onze sportred.jj
ZANDVOORT. Op
zelfde plaats waar hij tw<
den kampioen van Neder
adspiranten werd, veroi
Deckers uit het Limbur
ven zaterdag de nieuwe
Hij deed dat, evenals K
mans bij de adspiranten,
sa-spurt, na een wedstr
hoogtpunten.
„Hier" vertelde de 17-,
tenbezorger na afloop,
hele competitie op afgeste:
het in het voorseizoen kal
ders had ik te vroeg de f<|
gen". Niettemin zag Sjaak
die periode van ingehou
kans om veertien koersen
Hij bereikte die eerste p
kens in massale spurts zo|
kanshebber wist toen de f
pleet ging finishen. „Il>
grote zorgen", verklapte 1
eerste was Ron Bakker
ik over een sterke sprinl
Weliswaar klopte ik hem
ken geleden in Ossendrech
stelde me niet helemaal
de tweede plaats wilde ik
positie de laatste bocht uij
deed ik het ook in 1966 f
adspiranten-kamp ioenscha
Het plan lukte. Bij het opl
het rechte stuk naar de st
een valpartij een onverw
maakte aan de kansen var
Zeeuwen Priem en Remijr
kers op de tweede plaat:
lange rush ging hij toen oj
af en klopte er Piet Kessel
Marquerink. Het was eerj
laatste overwinningen va
bij de nieuwelingen, wai
wordt hij amateur. Zi('
krijgt hij vandaag in huis.
Middelink heeft me dat ge:
Wanneer de mondelingen
worden nagekomen, zal S
kers zaterdag over een wee.
een kampioenschap betw,
van de amateurs. Een vrij
deze twee titeiwedstrijden
zoen, waar de KNWU, voll
kers graag aan wil meewei
ik vandaag bij de eerste drc
zou ik in het amateurkami
mogen starten. Ik hoop dat
gaat'.
(Van onze sportcorrespo
YERSEKE Dat Gera
over zijn Tour-inzinking h
wees hij zaterdagmiddag
zinnig in ïerseke. Hij stal
onblusbare strijdlust ongeti
show van dit groots opgezet
slaagde wielerfestijn. Tere
men de bloemen dan ook bi
reur, die er 't meest aans
kon maken.
Samen met Jan Hug
Vianen na 55 km de beslisst
val ingezet. Bijzonder spijtig
voor Hugens dat hij 30 km
einde zijn vluchtmakker m(
gaan, wegens een lekke bar
Mst taaie koppigheid en c
vastberadenheid ging Via
alleen door, keek het versla
ton in de slotfase zelfs ir.
maar was pienter genoeg on
sluiting niet tot stand te bre
elke doorkomst lag immers i
nen een vette premie klaai
zonder strijd voor het opra
Terecht merkte burgemees t<
Peijl-Hoogweg van Yerseke'
tijdens de huldiging van de
op: „Je ziet, dat je, wat i
ciële kant van de zaak betr-,
zo goed in Yerseke kunt fi<
in Frankrijk!"
De ruim 6000 toeschouwei
parcours van 1300 meter
den hebben de grote tre
Jacques Anquetil gedurend
hele koers geen moment in
ste gelederen kunnen ontde
De Tour-vedette van web
zich opvallend rustig al reei
de wedstrijd uit.
Ook Post heeft weinig
laire dingen laiten zien te
Duitsers Junkermann en
eveneens niet in, het stuk
men. Van de drie cracks
Post en De Roo, die vanw
gevestigde reputatie voor i
vang vain de koers met bloem
den gehuldigd kwam Jo de
enige, goed uit de slag. Van i
van negen, die na Vianen 1
streep ging finishte De Roo a
juist voor Rini Wagtmans d
in goede conditie komt.
Eeo Duyndam en Piet de
ren na de start ai snel op j;
gaan naar de vette premie
ronden lang gingen zij met
conden winst de bon-te meul
af. Na 35 kilometer vond het
onder aanvoering van Post
Roo het welletjes.
Wel probeerde De Wit, ni
zeischap van Jan Harings c
weg te komen, maar nu re
sprongetje niet ver genoeg.
Na 55 kilometer werd er al
blazen in het peloton toen Vi
Hugens in hoog tempo w<
VooraJ de mannen van Smitl
aanvoering van Zoet tracht
tegenoffensief te lanceren c
effect kreeg. Gestadig gro
voorsprong van.de twee vluc
bedroeg meer dan een mini
Hugens wegens bandbreuk tt
Vianen klaarde het alle