Prins Bernhard„Ik ging vliegen omdat ik bijna gek werd van 't niets doen 13 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 25 MEI T968 Dit jaar viert het oudste squadron van de koninklijke luchtmacht zijn 25-jarig jubileum. Naar aanleiding hiervan had onze lucht- vaartredacteur een vraaggesprek met prins Bernhard die zelf heel wat heeft bijgedragen aan de tot standkoming van het 322 Dutch Spitfire Squadron. De prins, in de oorlog zelf tot vlieger opgeleid, on derhield gedurende de hele oorlog nauwe contacten met het squadron. Kort na het beëindigen van de vij andelijkheden in Europa vertrok 322-squadron weer naar Indonesië waar het ondermeer deelnam aan de tweede politionele actie. Na re patriëring werd 322 uitgerust met Gloster Meteors. Honderden lucht machtvliegers, teruggekeerd in de burgermaatschappij, onderhielden eens of tweemaal per maand hun vliegvaardigheid in de Meteors van 322, dat al die tijd een operationeel squadron bleef en aan tal van in ternationale oefeningen deelnam. Korte tijd, nadat de Meteors waren afgeschaft, was het squadron op geborgen in de „ijskast". Maar in 1960 kwam het weer tevoorschijn. Het werd uitgerust met Hawker Hunters en klaar gemaakt om naar Nieuw-Guinea te worden uitgezon den. Onder zeer moeilijke om standigheden werd daar door het squadron de luchtverdedigingstaak uitgevoerd en als ooit het „zwijgen de deel" van een squadron, het technisch personeel, heeft gede monstreerd de wérkelijke rugge- graat van zo'n vliegende eenheid te zijn, dan zijn het wel de „tech neuten" van 322 Hunter-squadron op Biak geweest. Op het ogenblik is 322 uitgerust met Starfighters en is het gestationeerd op de vlieg basis Leeuwarden. De belangrijkste wapenfeiten boekte 322 uiteraard in de tweede wereldoorlog. Twintig vliegers, waarvan twee Engelsen, sneuvel den of verongelukten in dienst van het 322-squadron. Velen vonden de dood in de laatste dagen van de oorlog, toen de Spitfires van 322 nauw betrokken waren bij de be vrijding van noord-oost-Nederland door de Canadezen. Nog in Enge land escorteerden 322-Spitfires tal loze formaties bommenwerpers naar doelen op het vasteland van Europa. Er werden tal van gewa pende verkenningen uitgevoerd, waarbij het gebruikelijk was alles wat men verkende ook direct aan te vallen en te vernietigen. Ook hierbij sneuvelden verschillende 322-vliegers. Anderen werden krijgsgevangen genomen nadat ze aan hun parachutes veilig waren geland. Sommigen wisten na een nood- of parachutelanding in Frank rijk, met behulp van de bevolking door de linies heen te breken en weer in Engeland te komen. Na nieuwjaar 1945 opereerde 322 vanaf bases op het vasteland. Eerst van Woensdrecht, vervol gens van Schijndel, Twenthe en de Duitse vliegvelden Varrelbusch en Wunstorf. In de periode gedurende welke 322 was ingeschakeld bij de verde diging van Londen tegen de be ruchte V-1's, werden door het squadron in totaal 112 van deze vliegende bommen neergehaald en ook dit deel van de oorlogstaak kostte levens. Het squadron zal het jubileum pas in september vieren omdat de luchtmacht zelf in deze zomer maanden al een jubileum te ge denken heeft. Op 1 juli namelijk bestaat de luchtmacht 55 jaar. PORTRET VAN EEN VLIEGER (Van onze luchf vaartredacteur) PALEIS SOESTDIJK De schildwacht aan de ingang van Paleis Soestdijk is op de hoogte van mijn komst. Ik mag doorrijden. Voor de linkervleugel van het paleis staat een rode Eend tussen de andere auto's en ook een bemodderde jeep van een ordonnans. Aan de vlaggestok, hoog boven op hef dak, hangt zwaar van de regen de koninklijke standaard, ten teken dat de koningin thuis is. Volgens aanwijzingen van de marechaussee aan de poort loop ik de grijze treden van de stenen trap op naar de vleugelingang. Ik druk op de belknop. De particulier secretaris van prins Bernhard laaf me binnen. Ei- volgt een flinke wandeling door een groot aantal vertrekken, met tapijten op de vloeren, schilderijen aan de wanden en hier en daar wat fraaie meubelen. Dan komen we in de prinselijke vertrekken en bij de studeer- en werkkamer houden we halt. Even verderop, half verscholen achter een hoek die de muur daar maakt, staat de prins, kennelijk bezig met het doornemen van enkele papieren. Hij roept: „Goeden-morgen. Gaat u maar vast naar binnen. Ik kom er zo aan. Wilt u koffie?" Dat willen we wel. De prins roept iemand om twee koppen koffie. Zelf neemt hij er geen. Bijna tegelijk met de in groen kostuum geklede lakei, die de twee royale koppen met uitstekende kof fie brengt, komt ook de prins bin nen, sportief gekleed in een blauwe col-trui, blauwe blazer, grijze pan talon en op gemakkelijke, kennelijk graag en veelgedragen zwarte mo cassins. We gaan zitten in de lage, rood-bruine leren clubfauteuils. De prins in de club die, volgens mr. Yernède, min of meer zijn vaste stoel is; met de rug naar zijn met ontelbare curiosa, herinneringen aan reizen over de hele wereld, beladen schrijftafel. De prins: „Wilt u roken? Sigaar? Sigaret, of stopt u liever een pijp?" Zeli geeft hij de voorkeur aan een Al snel komen we terzake: het aandeel van de prins in de oprichting van het 322 Spitfire-squadron tijdens de oorlog, zijn eigen oorlogsbeleve nissen als vlieger en nog een paar zaken, die hiermee verband hielden. DE PRINS: „Steekt u maar van wal. Wat wilt u weten?" Op 3 juni 1940 bezocht u de ge ëvacueerde en tot nietsdoen ge doemde Nederlandse luchtmacht- mensen in het Engelse kamp Ha verfordwest, om hen onder meer mee te delen, dat prinses Irene ge doopt was en dat de Nederlandse hoepen in Engeland haar collec tieve peetoom waren. Herinnert u zich nog hoe de stem ming was onder de Nederlanders? HE PRINS (peinzend): „Het is al langgeledenIk herinner me dat 1» "if'/6 doop *n Buckingham Pa- ™e hadden bijgewoond toen ik naar Haverfordwest ging. Hoe de stem ming was? Niet zo goed geloof ik. jongens zelf zullen u dat beter tonen vertellen. Ze hadden niets te noen, ze wisten ook niet wat ze zou- i ®°e'en doen. Het was voor hen 1 nogal deprimerend toen." voor velen teleur- S, 6 feit dat de Militaire Sr.-Y' niet als afzonderlijke geallieerde eenheid kon worden "«■opgericht, is er tenslotte toch mL*een Nederlands Spitfire- Er SJekn„Ti1' ZÜ het in hcl wn, RAF-organisatie. Al- Zfdleh? ™,0rdt u de verdienste toe- ventii a Persoonlijke inter- de basis voor dit squadron waaïben gelegd. Hoe was de sfeer aarin dit alles plaats had? En p.,;r waren de problemen die daar- J te overwinnen waren? vas n?Si- "Het eerste probleem Vo„ stuurlijk voldoende mensen gen vi? sHH®dron -bij elkaar te krij- genhjk hadden we, vooral in het begin, lang niet genoeg getrainde mensen om een volledig Nederlands squadron te bemannen. De Engelsen hadden ook niet zoveel zin in het idee. Zij zaten zelf met een tekort aan vliegtuigen. Wèl konden ze elke getramde vlieger gebruiken, want ook daar was gebrek aan. Het was toen heel gewoon dat een vlieger na 120 tot 140 vlieguren operationeel werd ingezet. Dat zou nu, zelfs in vredestijd, ondenkbaar zijn. Op da tweede plaats was er de werving. De gegadigden moesten uit de Prinses Irenebrigade komen of uit de groep van Engelandvaarders. Liefhebbers waren er genoeg, want men had het gevoel dat men. in de RAF veel vlugger aan de slag kon en dat was toch wat ze allemaal wilden. Het enthousiasme was zelfs zo groot dat er later genoeg mensen waren, over allerlei RAF-squadrons verspreid, om nog een tweede squadron te vor men. Trouwens er was ook nog een marine-squadron. Een vraag was of we ook zelf vliegtuigen moesten ko pen. Het antwoord daarop was niet zó moeilijk, want overal in de we reld waar Nederlanders zaten wer den forse bedragen ingezameld om er Spitfores van te kopen. We gaven dat geld aan Churchill en Beaver- brook en die hebben er heel wat vliegtuigen voor kunnen bouwen. Vooral uit Indië kwam veel geld. Het grootste probleem echter was de squadron-commandant. We had den op dat tijdstip in Enigeland dood eenvoudig niet één Nederlandse vlieger van die rang, maar ook niet een die voldoende ervaring had om een dergelijke verantwoordelijkheid op zich te kunnen nemen. Tenslotte was er nog het vraag stuk van de opleiding. Maar dat was al gauw opgelost. Nederlanders kon den bij de RAF een vliegopleiding krijgen." (Prins Bernhard was zelf de eerste Nederlander die een vliegopleiding bij de RAF kreeg. Al op 23 sep tember 1940 kreeg hij zijn eerste les. Op 8 november ging hij voor het eerst solo en op 25 april 1941 behaalde hij zijn RAF-wings. Di rect daarna werd de prins door koning George VI benoemd tot Air Commodore van de RAF- vrijwilligers reserve.) Het zal wel niemand verbazen dat u zich tot de vliegerij voelde aan getrokken. Maar waarom ging u uitgerekend in oorlogstijd een vliegopleiding volgen? DE PRINS: „Na die eerste maanden, toen ik mijn bezigheden had met de vorming van de Irene-brigade, kreeg ik steeds minder te doen. Op het laatst was er zowat niet meer voor me over. Ik werd bijna gek van dat nietsdoen. Vliegen was al langer een van mijn liefste wensen en daarom ben ik er aan begonnen. Daarnaast heb ik er ook aan gedacht dat ik, als ik zelf een brevet had en dus ook meer kennis van zaken, ook meer zou kunnen doen voor het vormen van een eigen Nederlandse inbreng in de luchtoorlog. Maar de eerste impuls kwam toch voort uit de om standigheid dat ik niets om handen had." Uw eerste instructeur was F/Lt Murray Payne. Heeft u nog her inneringen aan deze instructeur en aan uw eerste vliegles? DE PRINS: „Aan die eerste les? Nee. Aan Murray wel natuurlijk. Ik ken de hem al van voor de oorlog. Later, in 1944, is hij nog een. tijdlang mijn adjudant geweest. Hij is bij me ge bleven tot '45. Toevallig heb ik dezer dagen nog een brief van hem ge kregen. Hij was er bij toen ik bijna in botsing kwam met een landend vliegtuig. Het was in september, ik was nog niet solo en het was slecht weer. Hij zou me laten zien hoe je in de wolken moet vliegen. Ik moest taxiën en starten. Ik keek niet om of de weg vrij was. Er kwam net een vliegtuig landen. Op het aller laatste moment werd een raimp voor komen. Wat Payne toen zei, is niet geschikt voor een krant. Later heb ik eens met hem gewed dat ik een Tiger Moth met stilstaande motor in een klein veldje zou kun nen neerzetten. Wel, ik kwam er in, maar met het vliegtuig op z'n kop..." Even een zijsprong naar de RAF, die dit jaar 50 jaar bestaat. Naar ik aanneem sloeg u de verrich tingen van de RAF tijdens de Slag om Engeland met meer dan gewone belangstelling gade. Ook had u waarschijnlijk wel persoonlijke vrienden of kennissen die aan de slag deelnamen DE PRINS (onderbrekend): „Een heleboel ja Wat trof u destijds vooral in de houding en verrichtingen van de RAF-vliegers tijdens de slag? DE PRINS (opverend in zijn stoel en met duidelijke overtuiging): „Het was ongelooflijk. Misschien kun je het best een vergelijking maken met de spirit waarmee de Israëli's vorig jaar vochten. Onvermoeibaar waren die vliegers. Hun uithoudingsvermo gen was onbegrensd. Ik ken. er drie van nabij maar er waren er nog veel meer die afgeschoten werden, aan hun parachute in zee landden, opgepikt werden en nog dezelfde dag opnieuw de lucht in gingen voor weer een nieuwe actie. Het was een tijd waarin de ver liezen groot waren. De 'bevorderingen waren evenredig snel. Ik heb luite nant-kolonels gekend van nauwelijks 21 jaar. Ze deden hun ervaringen op „in het bedrijf". Zoals ik al eerder heb gezegd gin gen ze al na zo'n 120 uur operatio neel werk doen. Tegenwoordig moet een vlieger minstens 300 uren ge vlogen hebben om operationeel te kunnen worden ingezet. Het enthou siasme en de spirit waarmee die ke rels hun werk deden was werkelijk ongelooflijk. Ze wisten dat het voort bestaan van Engeland van hen af hing De tegenwoordige kolonel-vlieger J. van Arkel vertelde mij eens een treffende anekdote. Als sergeant chauffeur in Londen vervoerde hij eens uw schoonmoeder, koningin Wilheimina. Van Arkel had zich toen juist gemeld als boordschutter bij de RAF, maar zijn vrienden hadden hem gezegd dat hij daar mee hij trad immers in vreemde krijgsdienst zijn nationaliteit op het spel zette. Hij besloot zijn di lemma met de koningin zelf te be spreken toen zij in zijn auto zat. De koningin stelde hem gerust en zei hem dat er een wetsontwerp klaar lag waarin die zaak geregeld werd. Had de koningin veel be langstelling voor de vorming van het Nederlandse squadron en wel ke rol heeft zij daarin gespeeld? DE PRINS: „In de vorming als zo danig van het squadron speelde de koningin geen rol. Haar belangstel ling voor het squadron en dat gold voor alle onderdelen van de Neder landse strijdkrachten in Engeland ging via de mensen. Zij wilde altijd dolgraag weten wat ik had meege maakt en gehoord tijdens mijn be zoeken aan de onderdelen. Zij wilde daarbij vooral weten, wat bijvoor beeld Van Arkel had meegemaakt. Daarvoor interesseerde zij zich meer dan voor de technische kanten van zijn taak. Zij kende veel mensen in de strijdkrachten persoonlijk." U bent behalve de promotor van het 322 squadron ook altijd men taal nauw verbonden geweest met dit squadron. Hoe waren de sfeer en de stemming waarin de Neder landers hun gevaarlijke werk de den? DE PRINS: „Nou, dat ging nogal op en neer. Eigenlijk kunt u zo'n vraag beter stellen aan de jongens zelf, die kunnen u dat beter vertellen. De sterraming liep op, werd beter, als er actie voor de deur stond. Maar kon weer even snel dalen als er van hogerhand gezegd werd: jullie zijn nog niet rijp voor actie. Oefen nog maar wat. Dat kwam hard aan, want velen van 322 hadden al ruime ge vechtservaring opgedaan in andere RAF-squadrons, De stemming leed er ook onder wanneer opnieuw een Nederlands lid was gepasseerd voor de functie van bijvoorbeeld vluchtcommandant. Dat kwam voor al. in het beginstadium wel voor." U heeft tijdens de oorlog een aan tal operationele vluchten hoven vijandelijk gebied meegemaakt DE PRINS (is opgestaan, heeft zijn vliegerslogboeken een indrukwek kend stapeltje er bij gehaald en is weer gaan zitten): „Met de Ame rikanen.. Bij de Engelsen is het me nooit gelukt. Zij wilden de verant woordelijkheid niet dragen bij zulke gelegenheden. Maar van de Ameri kanen had ik een briefje losgekregen. Ik was al eens op weg geweest met een formatie van 24 Vliegende For ten. We werden halverwege Frankrijk teruggeroepen. Waar om, dat heb ik nooit geweten, of her inner het me niet meer. Toen kreeg ik weer een. kans. Met een groep B-24 Liberators bombardeerden we een V-l-lanceerplaats in Frankrijk." (Volgens het logboek van de prins betrof het een bombardements- vlucht van 36 Liberators van Hales- worth naar Pas de Calais en terug op 21 juni 1944. Boven vijandelijk gebied werden geen Duitse jagers ontmoet, wel blijkens de aan tekeningen in het logboek „little flak", enige luchtafweer. De prins zelf vloog de bommenwerper als tweede piloot. Hij had toen al een aantal vlieguren van over 750). DE PRBSfS (opgewekt en met veel geestdrift nu): „Ik ben ook verschil lende keren met een P 47 (Mustang. W.K.) gaan kijken naar het invasiegebied en naar de fronten in Frankrijk. Dat werd door iedereen die de hand kon leggen op een. kist beschouwd als een „good sport". Later werd het verboden want de Duitsers hadden verschillende geallieerde vliegtuigen in handen en die kwamen soms, nog compleet met Engelse of Ameri kaanse kentekens, boven onze troe pen. Het gevolg daarvan was dat er in het invasiegebied op alles gescho ten werd dat overvloog." Weinig vliegers hebben zóveel verschillende typen gevlogen als u. Welke vliegerervaringen maak ten de meeste indruk op u? DE PRINS: „De eerste Spitfire. Dat was natuurlijk geweldig. Dat was hét jachtvliegtuig van die dagen. De Engelsen waren er eerst niet voor dat ik Spitfire ging vliegen. Waar om weet ik eigenlijk niet. Maar ten slotte lukte het toch. Later heb ik veel Spitfires gevlogen. De eerste keer dat ik met een Mosquito (twee persoons, tweemotorig en hoofdzake lijk van hout vervaradigde jager- bommenwerper die voor de Duitsers een spookachtige legende werd. W. K.) vloog; dat was ook een mooie ervaring. De eerste jet die ik alleen vloog was een Vampire. Ik werd eerst gelbriefed en daarna kon ik er mee weg. Bij de landing vinig ik de kist te hoog af en ik smakte nogal hard op de haan neer. Dat kwam omdat de Vampire zo verrassend laag gebouwd was, Niet hoger dan mijn stoel hier." Was er iets stuk? DE PRINS; „Nee, Ik heb wel een paar Spitfires gekraakt. Op Castle town bijvoorbeeld, toen ik daar de Nederlanders op ging zoeken die bij 167-squadron Vlogen. Maar deze keer was het niet mijn schuld. Ik was net jes binnengekomen, maar het storm de hard. De kerel die mijn vleugel vast moest houden hij het taxiën deed dat niet goed. De wind sloeg er onder, ik rolde van de baan af en ging op mijn neus. Een andere keer bezocht ik het 322-squadron op Deanland. Juist toen ik aan mijn lan ding was begonnen, zakte ik door mijn stuurstoel. Die zat 'blijkbaar niet goed vast. Ik zag vooruit niets meer. Maar ik was eigenwijs. In plaats van door te starten om die boel op mijn gemak in orde te kunnen maken, dacht ik de landing wel te kunnen maken. Ik ving te hoog af. Met een geweldige smak kwam ik aan de grond. Er klapte een band en het vliegtuig liep wat lichte schade op. Begrijpelijkerwijs ontstond er nogal wat hilariteit onder de andere vlie- gres op het veld. Maar dat hoorde er bij. Het was mijn eigen schuld." Heeft u na de Vampire nog veel jets gevlogen? DE PRINS: „Ja. de geluidsbarrière passeerde ik voor het eerst in een F 86 en een van mijn machtigste vliegerervaringen waren supersonic aerobatics in een 104 (F104 Star- fighter, W.K.)". Vliegt u nu nog veel? DE PRINS: „Ja. Maar niet meer al leen. Dat is niet meer verantwoord. Je hebt op den duur te weinig routine en je zou iets stoms kunnen doen. Daar staat tegenover dat alleen al de aanwezigheid van een instructeur naast je of achter je, van zoveel psy chologische invloed is, dat fouten over het algemeen achterwege blij ven." Hoeveel verschillende vliegtuig typen schat u gevlogen te hebben? DE PRINS: „Dik over de honderd." En hoeveel vlieguren heeft u ver zameld? DE PRINS (Nu weer zijn logboeken raadplegend): „Meer dan zevendui zend. Op het ogenblik vlieg ik nog zo'n 250 uur per jaar." Onderhoudt u nog speciale banden met het huidige 322-squadron? DE PRINS: „Als inspecteur-generaal heeft de hele luchtmacht mijn volle belangstelling. Natuurlijk zijn er met 322 de historische relaties, maar van de mensen die toen in Engeland de Spitfires vlogen, zijn er nu geen meer bij het squadron. Die hebben een hogere functie, ergens aan een bureau of ze zijn de burgermaat schappij ingegaan. Ik ben uitgeno digd voor de jubileumreünie van het squadron en ik vind het plezierig dat het squadron de beste tradities uit de oorlogstijd heeft bewaard." Jachtvliegers hebben altijd veel meer in de schijnwerpers van de publiciteit gestaan dan de jongens van de bommenwerpers, wier werk toch minstens zo gevaarlijk was. U hebt ook deze mannen kunnen gadeslaan. Kimt u daarover het een en ander zeggen, zodat de balans voor wat betreft dit vraagge sprek in evenwicht komt? DE PRINS (knikt instemmend!): „Het is een taai misverstand dait jacht vliegers van grotere allures waren. Dat is niet zo. Bij de training werd je bekeken op je aanleg. Je kon nog zo'n goed vlieger zijn, als je niet be schikte over een plaiar specifieke eigenschappen die onontbeerlijk voor een jaehtvlieger werden geacht, dan werd je het ook niet. Het omgekeerde was evenzeer waar. Het was nooit een kwestie van moed of zo. Dat kwam er bij de selectie niet aan te pas. Voor jachtvliegers golden als be langrijkste eisen een hoge reactie snelheid en een 'bepaalde mate van agressiviteit. Ik voor mij, zou het op de bom menwerpers nooit lang hebben, volge houden. Het urenlang in zo'n ma chine zitten, die onverstoorbaar op zijn koers moest blijven flak of geen flak, jagers of niet, zoiets zou me niet liggen. Ik zou daar mentaal niet geschikt voor zijn. Met een, jager kun je ontwijken, iets terugdoen. Daar om heb ik altijd zo'n grote bewon- reing gehad voor de bemanningen van de bommenwerpers. Verschillen de Nederlanders die toen hij Coastal Command vlogen ken ik persoonlijk goed en ik heb gezien dat er uitste kend werk werd gedaan. De RAF hield ons overigens altijd goed op de hoogte van de prestaties der Neder-, landers in de andere RAF-squadrons. De Nederlanders in de bommenwer pers hebben minstens evenveel bij gedragen tot de vestiging van de goede reputaties die de Nederlandse vliegers in de RAF hadden. Dat blijkt trouwens wel uit het grote aantal DFC's (Distinguished Flying Cross, een vrij hoge onderscheiding voor militaire luchtvarenden W.K.) dat aan Nederlanders werd uitgereikt." Het vraaggesprek is afgelopen. Maar prins Bernhard zit nu op zjjn praatstoel. „Off the record" wil hij nog wel enkele vliegeravonturen uit zijn loopbaan vertellen. Aan het slot van het gesprek zegt hij: „Het vliegen heeft mij altijd veel voldoening geschonken en de oorlogstijd heeft veel voor mij be tekend. Het was een bewogen tijd. Een tijd waarin je vrienden voor het leven maakte enze al te vaak ook weer verloor." Op onze wandeling terug, door de paleisvertrekken, zegt de particulier secretaris: „Als het over vliegen gaat, kan de prins urenlang door gaan. Hij doet graag en hij praat er graag over. Hij is een sportieve man, die van een „mans' game" houdt." Alle vliegers die hem van nabij kennen, zijn het er over eens dat Prins Bernhard altijd met succes er naar heeft gestreefd „een van hen" te zijn. Ook wat betreft de voor vliegers typische hang naar de wat bizarre practical joke, onderscheid de de prins zich niet van de ande ren, zoals bleek toen hij, tijdens de oorlog, onaangekondigd per Spitfire op een vliegbasis neerstreek, waar een vriend van hem de scepter zwaaide. Hij was niet volgens de regels gekleed in eengrijs flanellen kostuum, compleet met bolhoed en paraplu. Dat hij onmid dellijk bij aankomst door de M.P. werd gearresteerd, maakte de grap eigenlijk pas geslaagd.... WIM KOCK. Op 12 juni 1944 vergezelde de prins koningin Wilheimina bij haar bezoek aan 322 in Hartford Bridge. Het squadron vierde toen zijn le verjaardag. Prins Bernhard, in augustus 1943, in fie cockpit van de Kurmane vaa de beraamde RAF-Iuchtmaarschaik Leigh Mallory. De prins vloog ia meer dan honderd verschillende vliegtuigtypen. Prins .Bernhard op bezoek bij 822 op Deanland. In het midden fie eter populaire squadroncranmandant, de Zuidafrikaan Keith Kuhlmani di* ..«tt hierna boven Frankrijk werd neergeechoten en in krijgsgevangesi- t? majoor L. van Eendenburg die op dezelfde da» als Kühlmann werd neergeschoten, maar door de linies heen wist te breken en de eerste Nederlandse commandant van het squadron werd.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 9