Prins Bernhard„Ik ging
vliegen omdat ik bijna
gek werd van 't niets doen
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 25 MEI T968
Dit jaar viert het oudste squadron
van de koninklijke luchtmacht
zijn 25-jarig jubileum. Naar
aanleiding hiervan had onze lucht-
vaartredacteur een vraaggesprek
met prins Bernhard die zelf heel
wat heeft bijgedragen aan de tot
standkoming van het 322 Dutch
Spitfire Squadron. De prins, in de
oorlog zelf tot vlieger opgeleid, on
derhield gedurende de hele oorlog
nauwe contacten met het squadron.
Kort na het beëindigen van de vij
andelijkheden in Europa vertrok
322-squadron weer naar Indonesië
waar het ondermeer deelnam aan
de tweede politionele actie. Na re
patriëring werd 322 uitgerust met
Gloster Meteors. Honderden lucht
machtvliegers, teruggekeerd in de
burgermaatschappij, onderhielden
eens of tweemaal per maand hun
vliegvaardigheid in de Meteors van
322, dat al die tijd een operationeel
squadron bleef en aan tal van in
ternationale oefeningen deelnam.
Korte tijd, nadat de Meteors waren
afgeschaft, was het squadron op
geborgen in de „ijskast". Maar in
1960 kwam het weer tevoorschijn.
Het werd uitgerust met Hawker
Hunters en klaar gemaakt om naar
Nieuw-Guinea te worden uitgezon
den. Onder zeer moeilijke om
standigheden werd daar door het
squadron de luchtverdedigingstaak
uitgevoerd en als ooit het „zwijgen
de deel" van een squadron, het
technisch personeel, heeft gede
monstreerd de wérkelijke rugge-
graat van zo'n vliegende eenheid
te zijn, dan zijn het wel de „tech
neuten" van 322 Hunter-squadron
op Biak geweest. Op het ogenblik
is 322 uitgerust met Starfighters en
is het gestationeerd op de vlieg
basis Leeuwarden.
De belangrijkste wapenfeiten
boekte 322 uiteraard in de tweede
wereldoorlog. Twintig vliegers,
waarvan twee Engelsen, sneuvel
den of verongelukten in dienst van
het 322-squadron. Velen vonden
de dood in de laatste dagen van
de oorlog, toen de Spitfires van 322
nauw betrokken waren bij de be
vrijding van noord-oost-Nederland
door de Canadezen. Nog in Enge
land escorteerden 322-Spitfires tal
loze formaties bommenwerpers naar
doelen op het vasteland van
Europa. Er werden tal van gewa
pende verkenningen uitgevoerd,
waarbij het gebruikelijk was alles
wat men verkende ook direct aan
te vallen en te vernietigen. Ook
hierbij sneuvelden verschillende
322-vliegers. Anderen werden
krijgsgevangen genomen nadat ze
aan hun parachutes veilig waren
geland. Sommigen wisten na een
nood- of parachutelanding in Frank
rijk, met behulp van de bevolking
door de linies heen te breken en
weer in Engeland te komen. Na
nieuwjaar 1945 opereerde 322
vanaf bases op het vasteland.
Eerst van Woensdrecht, vervol
gens van Schijndel, Twenthe en de
Duitse vliegvelden Varrelbusch en
Wunstorf.
In de periode gedurende welke
322 was ingeschakeld bij de verde
diging van Londen tegen de be
ruchte V-1's, werden door het
squadron in totaal 112 van deze
vliegende bommen neergehaald en
ook dit deel van de oorlogstaak
kostte levens.
Het squadron zal het jubileum
pas in september vieren omdat de
luchtmacht zelf in deze zomer
maanden al een jubileum te ge
denken heeft. Op 1 juli namelijk
bestaat de luchtmacht 55 jaar.
PORTRET VAN
EEN VLIEGER
(Van onze luchf vaartredacteur)
PALEIS SOESTDIJK De schildwacht aan de ingang van Paleis Soestdijk is op de hoogte
van mijn komst. Ik mag doorrijden. Voor de linkervleugel van het paleis staat een rode Eend
tussen de andere auto's en ook een bemodderde jeep van een ordonnans. Aan de vlaggestok,
hoog boven op hef dak, hangt zwaar van de regen de koninklijke standaard, ten teken dat de
koningin thuis is. Volgens aanwijzingen van de marechaussee aan de poort loop ik de grijze
treden van de stenen trap op naar de vleugelingang. Ik druk op de belknop. De particulier
secretaris van prins Bernhard laaf me binnen.
Ei- volgt een flinke wandeling door
een groot aantal vertrekken, met
tapijten op de vloeren, schilderijen
aan de wanden en hier en daar wat
fraaie meubelen. Dan komen we in
de prinselijke vertrekken en bij de
studeer- en werkkamer houden we
halt. Even verderop, half verscholen
achter een hoek die de muur daar
maakt, staat de prins, kennelijk
bezig met het doornemen van enkele
papieren. Hij roept: „Goeden-morgen.
Gaat u maar vast naar binnen. Ik
kom er zo aan. Wilt u koffie?" Dat
willen we wel. De prins roept iemand
om twee koppen koffie. Zelf neemt
hij er geen.
Bijna tegelijk met de in groen
kostuum geklede lakei, die de twee
royale koppen met uitstekende kof
fie brengt, komt ook de prins bin
nen, sportief gekleed in een blauwe
col-trui, blauwe blazer, grijze pan
talon en op gemakkelijke, kennelijk
graag en veelgedragen zwarte mo
cassins. We gaan zitten in de lage,
rood-bruine leren clubfauteuils. De
prins in de club die, volgens mr.
Yernède, min of meer zijn vaste
stoel is; met de rug naar zijn met
ontelbare curiosa, herinneringen aan
reizen over de hele wereld, beladen
schrijftafel.
De prins: „Wilt u roken? Sigaar?
Sigaret, of stopt u liever een pijp?"
Zeli geeft hij de voorkeur aan een
Al snel komen we terzake: het
aandeel van de prins in de oprichting
van het 322 Spitfire-squadron tijdens
de oorlog, zijn eigen oorlogsbeleve
nissen als vlieger en nog een paar
zaken, die hiermee verband hielden.
DE PRINS: „Steekt u maar van wal.
Wat wilt u weten?"
Op 3 juni 1940 bezocht u de ge
ëvacueerde en tot nietsdoen ge
doemde Nederlandse luchtmacht-
mensen in het Engelse kamp Ha
verfordwest, om hen onder meer
mee te delen, dat prinses Irene ge
doopt was en dat de Nederlandse
hoepen in Engeland haar collec
tieve peetoom waren.
Herinnert u zich nog hoe de stem
ming was onder de Nederlanders?
HE PRINS (peinzend): „Het is al
langgeledenIk herinner me dat
1» "if'/6 doop *n Buckingham Pa-
™e hadden bijgewoond toen ik naar
Haverfordwest ging. Hoe de stem
ming was? Niet zo goed geloof ik.
jongens zelf zullen u dat beter
tonen vertellen. Ze hadden niets te
noen, ze wisten ook niet wat ze zou-
i ®°e'en doen. Het was voor hen
1 nogal deprimerend toen."
voor velen teleur-
S, 6 feit dat de Militaire
Sr.-Y' niet als afzonderlijke
geallieerde eenheid kon worden
"«■opgericht, is er tenslotte toch
mL*een Nederlands Spitfire-
Er SJekn„Ti1' ZÜ het in hcl
wn, RAF-organisatie. Al-
Zfdleh? ™,0rdt u de verdienste toe-
ventii a Persoonlijke inter-
de basis voor dit squadron
waaïben gelegd. Hoe was de sfeer
aarin dit alles plaats had? En
p.,;r waren de problemen die daar-
J te overwinnen waren?
vas n?Si- "Het eerste probleem
Vo„ stuurlijk voldoende mensen
gen vi? sHH®dron -bij elkaar te krij-
genhjk hadden we, vooral in
het begin, lang niet genoeg getrainde
mensen om een volledig Nederlands
squadron te bemannen. De Engelsen
hadden ook niet zoveel zin in het
idee. Zij zaten zelf met een tekort
aan vliegtuigen. Wèl konden ze elke
getramde vlieger gebruiken, want
ook daar was gebrek aan. Het was
toen heel gewoon dat een vlieger na
120 tot 140 vlieguren operationeel
werd ingezet. Dat zou nu, zelfs in
vredestijd, ondenkbaar zijn. Op da
tweede plaats was er de werving. De
gegadigden moesten uit de Prinses
Irenebrigade komen of uit de groep
van Engelandvaarders. Liefhebbers
waren er genoeg, want men had
het gevoel dat men. in de RAF veel
vlugger aan de slag kon en dat was
toch wat ze allemaal wilden. Het
enthousiasme was zelfs zo groot dat
er later genoeg mensen waren, over
allerlei RAF-squadrons verspreid,
om nog een tweede squadron te vor
men. Trouwens er was ook nog een
marine-squadron. Een vraag was of
we ook zelf vliegtuigen moesten ko
pen. Het antwoord daarop was niet
zó moeilijk, want overal in de we
reld waar Nederlanders zaten wer
den forse bedragen ingezameld om
er Spitfores van te kopen. We gaven
dat geld aan Churchill en Beaver-
brook en die hebben er heel wat
vliegtuigen voor kunnen bouwen.
Vooral uit Indië kwam veel geld.
Het grootste probleem echter was
de squadron-commandant. We had
den op dat tijdstip in Enigeland dood
eenvoudig niet één Nederlandse
vlieger van die rang, maar ook niet
een die voldoende ervaring had om
een dergelijke verantwoordelijkheid
op zich te kunnen nemen.
Tenslotte was er nog het vraag
stuk van de opleiding. Maar dat was
al gauw opgelost. Nederlanders kon
den bij de RAF een vliegopleiding
krijgen."
(Prins Bernhard was zelf de eerste
Nederlander die een vliegopleiding
bij de RAF kreeg. Al op 23 sep
tember 1940 kreeg hij zijn eerste
les. Op 8 november ging hij voor
het eerst solo en op 25 april 1941
behaalde hij zijn RAF-wings. Di
rect daarna werd de prins
door koning George VI benoemd
tot Air Commodore van de RAF-
vrijwilligers reserve.)
Het zal wel niemand verbazen dat
u zich tot de vliegerij voelde aan
getrokken. Maar waarom ging u
uitgerekend in oorlogstijd een
vliegopleiding volgen?
DE PRINS: „Na die eerste maanden,
toen ik mijn bezigheden had met de
vorming van de Irene-brigade, kreeg
ik steeds minder te doen. Op het
laatst was er zowat niet meer voor
me over. Ik werd bijna gek van dat
nietsdoen. Vliegen was al langer een
van mijn liefste wensen en daarom
ben ik er aan begonnen. Daarnaast
heb ik er ook aan gedacht dat ik, als
ik zelf een brevet had en dus ook
meer kennis van zaken, ook meer
zou kunnen doen voor het vormen
van een eigen Nederlandse inbreng
in de luchtoorlog. Maar de eerste
impuls kwam toch voort uit de om
standigheid dat ik niets om handen
had."
Uw eerste instructeur was F/Lt
Murray Payne. Heeft u nog her
inneringen aan deze instructeur en
aan uw eerste vliegles?
DE PRINS: „Aan die eerste les? Nee.
Aan Murray wel natuurlijk. Ik ken
de hem al van voor de oorlog. Later,
in 1944, is hij nog een. tijdlang mijn
adjudant geweest. Hij is bij me ge
bleven tot '45. Toevallig heb ik dezer
dagen nog een brief van hem ge
kregen. Hij was er bij toen ik bijna
in botsing kwam met een landend
vliegtuig. Het was in september, ik
was nog niet solo en het was slecht
weer. Hij zou me laten zien hoe je
in de wolken moet vliegen. Ik moest
taxiën en starten. Ik keek niet om
of de weg vrij was. Er kwam net
een vliegtuig landen. Op het aller
laatste moment werd een raimp voor
komen. Wat Payne toen zei, is niet
geschikt voor een krant.
Later heb ik eens met hem gewed
dat ik een Tiger Moth met stilstaande
motor in een klein veldje zou kun
nen neerzetten. Wel, ik kwam er in,
maar met het vliegtuig op z'n kop..."
Even een zijsprong naar de RAF,
die dit jaar 50 jaar bestaat. Naar
ik aanneem sloeg u de verrich
tingen van de RAF tijdens de Slag
om Engeland met meer dan gewone
belangstelling gade. Ook had u
waarschijnlijk wel persoonlijke
vrienden of kennissen die aan de
slag deelnamen
DE PRINS (onderbrekend): „Een
heleboel ja
Wat trof u destijds vooral in de
houding en verrichtingen van de
RAF-vliegers tijdens de slag?
DE PRINS (opverend in zijn stoel en
met duidelijke overtuiging): „Het
was ongelooflijk. Misschien kun je
het best een vergelijking maken met
de spirit waarmee de Israëli's vorig
jaar vochten. Onvermoeibaar waren
die vliegers. Hun uithoudingsvermo
gen was onbegrensd. Ik ken. er drie
van nabij maar er waren er nog
veel meer die afgeschoten werden,
aan hun parachute in zee landden,
opgepikt werden en nog dezelfde dag
opnieuw de lucht in gingen voor
weer een nieuwe actie.
Het was een tijd waarin de ver
liezen groot waren. De 'bevorderingen
waren evenredig snel. Ik heb luite
nant-kolonels gekend van nauwelijks
21 jaar. Ze deden hun ervaringen
op „in het bedrijf".
Zoals ik al eerder heb gezegd gin
gen ze al na zo'n 120 uur operatio
neel werk doen. Tegenwoordig moet
een vlieger minstens 300 uren ge
vlogen hebben om operationeel te
kunnen worden ingezet. Het enthou
siasme en de spirit waarmee die ke
rels hun werk deden was werkelijk
ongelooflijk. Ze wisten dat het voort
bestaan van Engeland van hen af
hing
De tegenwoordige kolonel-vlieger
J. van Arkel vertelde mij eens een
treffende anekdote. Als sergeant
chauffeur in Londen vervoerde hij
eens uw schoonmoeder, koningin
Wilheimina. Van Arkel had zich
toen juist gemeld als boordschutter
bij de RAF, maar zijn vrienden
hadden hem gezegd dat hij daar
mee hij trad immers in vreemde
krijgsdienst zijn nationaliteit op
het spel zette. Hij besloot zijn di
lemma met de koningin zelf te be
spreken toen zij in zijn auto zat.
De koningin stelde hem gerust en
zei hem dat er een wetsontwerp
klaar lag waarin die zaak geregeld
werd. Had de koningin veel be
langstelling voor de vorming van
het Nederlandse squadron en wel
ke rol heeft zij daarin gespeeld?
DE PRINS: „In de vorming als zo
danig van het squadron speelde de
koningin geen rol. Haar belangstel
ling voor het squadron en dat gold
voor alle onderdelen van de Neder
landse strijdkrachten in Engeland
ging via de mensen. Zij wilde altijd
dolgraag weten wat ik had meege
maakt en gehoord tijdens mijn be
zoeken aan de onderdelen. Zij wilde
daarbij vooral weten, wat bijvoor
beeld Van Arkel had meegemaakt.
Daarvoor interesseerde zij zich meer
dan voor de technische kanten van
zijn taak. Zij kende veel mensen in
de strijdkrachten persoonlijk."
U bent behalve de promotor van
het 322 squadron ook altijd men
taal nauw verbonden geweest met
dit squadron. Hoe waren de sfeer
en de stemming waarin de Neder
landers hun gevaarlijke werk de
den?
DE PRINS: „Nou, dat ging nogal op
en neer. Eigenlijk kunt u zo'n vraag
beter stellen aan de jongens zelf, die
kunnen u dat beter vertellen.
De sterraming liep op, werd beter,
als er actie voor de deur stond. Maar
kon weer even snel dalen als er van
hogerhand gezegd werd: jullie zijn
nog niet rijp voor actie. Oefen nog
maar wat. Dat kwam hard aan, want
velen van 322 hadden al ruime ge
vechtservaring opgedaan in andere
RAF-squadrons, De stemming leed
er ook onder wanneer opnieuw een
Nederlands lid was gepasseerd voor
de functie van bijvoorbeeld
vluchtcommandant. Dat kwam voor
al. in het beginstadium wel voor."
U heeft tijdens de oorlog een aan
tal operationele vluchten hoven
vijandelijk gebied meegemaakt
DE PRINS (is opgestaan, heeft zijn
vliegerslogboeken een indrukwek
kend stapeltje er bij gehaald en
is weer gaan zitten): „Met de Ame
rikanen.. Bij de Engelsen is het me
nooit gelukt. Zij wilden de verant
woordelijkheid niet dragen bij zulke
gelegenheden. Maar van de Ameri
kanen had ik een briefje losgekregen.
Ik was al eens op weg geweest met
een formatie van 24 Vliegende For
ten. We werden halverwege
Frankrijk teruggeroepen. Waar
om, dat heb ik nooit geweten, of her
inner het me niet meer. Toen kreeg
ik weer een. kans. Met een groep
B-24 Liberators bombardeerden we
een V-l-lanceerplaats in Frankrijk."
(Volgens het logboek van de prins
betrof het een bombardements-
vlucht van 36 Liberators van Hales-
worth naar Pas de Calais en terug
op 21 juni 1944. Boven vijandelijk
gebied werden geen Duitse jagers
ontmoet, wel blijkens de aan
tekeningen in het logboek „little
flak", enige luchtafweer. De prins
zelf vloog de bommenwerper als
tweede piloot. Hij had toen al een
aantal vlieguren van over 750).
DE PRBSfS (opgewekt en met veel
geestdrift nu): „Ik ben ook verschil
lende keren met een P 47
(Mustang. W.K.) gaan kijken
naar het invasiegebied en naar
de fronten in Frankrijk. Dat
werd door iedereen die de hand kon
leggen op een. kist beschouwd als
een „good sport". Later werd het
verboden want de Duitsers hadden
verschillende geallieerde vliegtuigen
in handen en die kwamen soms, nog
compleet met Engelse of Ameri
kaanse kentekens, boven onze troe
pen. Het gevolg daarvan was dat er
in het invasiegebied op alles gescho
ten werd dat overvloog."
Weinig vliegers hebben zóveel
verschillende typen gevlogen als
u. Welke vliegerervaringen maak
ten de meeste indruk op u?
DE PRINS: „De eerste Spitfire. Dat
was natuurlijk geweldig. Dat was hét
jachtvliegtuig van die dagen. De
Engelsen waren er eerst niet voor
dat ik Spitfire ging vliegen. Waar
om weet ik eigenlijk niet. Maar ten
slotte lukte het toch. Later heb ik
veel Spitfires gevlogen. De eerste
keer dat ik met een Mosquito (twee
persoons, tweemotorig en hoofdzake
lijk van hout vervaradigde jager-
bommenwerper die voor de Duitsers
een spookachtige legende werd. W.
K.) vloog; dat was ook een mooie
ervaring. De eerste jet die ik alleen
vloog was een Vampire. Ik werd
eerst gelbriefed en daarna kon ik er
mee weg. Bij de landing vinig ik de
kist te hoog af en ik smakte nogal
hard op de haan neer. Dat kwam
omdat de Vampire zo verrassend
laag gebouwd was, Niet hoger dan
mijn stoel hier."
Was er iets stuk?
DE PRINS; „Nee, Ik heb wel een
paar Spitfires gekraakt. Op Castle
town bijvoorbeeld, toen ik daar de
Nederlanders op ging zoeken die bij
167-squadron Vlogen. Maar deze keer
was het niet mijn schuld. Ik was net
jes binnengekomen, maar het storm
de hard. De kerel die mijn vleugel
vast moest houden hij het taxiën
deed dat niet goed. De wind sloeg
er onder, ik rolde van de baan af
en ging op mijn neus. Een andere
keer bezocht ik het 322-squadron op
Deanland. Juist toen ik aan mijn lan
ding was begonnen, zakte ik door
mijn stuurstoel. Die zat 'blijkbaar niet
goed vast. Ik zag vooruit niets meer.
Maar ik was eigenwijs. In plaats van
door te starten om die boel op mijn
gemak in orde te kunnen maken,
dacht ik de landing wel te kunnen
maken. Ik ving te hoog af. Met een
geweldige smak kwam ik aan de
grond. Er klapte een band en het
vliegtuig liep wat lichte schade op.
Begrijpelijkerwijs ontstond er nogal
wat hilariteit onder de andere vlie-
gres op het veld. Maar dat hoorde
er bij. Het was mijn eigen schuld."
Heeft u na de Vampire nog veel
jets gevlogen?
DE PRINS: „Ja. de geluidsbarrière
passeerde ik voor het eerst in een
F 86 en een van mijn machtigste
vliegerervaringen waren supersonic
aerobatics in een 104 (F104 Star-
fighter, W.K.)".
Vliegt u nu nog veel?
DE PRINS: „Ja. Maar niet meer al
leen. Dat is niet meer verantwoord.
Je hebt op den duur te weinig routine
en je zou iets stoms kunnen doen.
Daar staat tegenover dat alleen al
de aanwezigheid van een instructeur
naast je of achter je, van zoveel psy
chologische invloed is, dat fouten
over het algemeen achterwege blij
ven."
Hoeveel verschillende vliegtuig
typen schat u gevlogen te hebben?
DE PRINS: „Dik over de honderd."
En hoeveel vlieguren heeft u ver
zameld?
DE PRINS (Nu weer zijn logboeken
raadplegend): „Meer dan zevendui
zend. Op het ogenblik vlieg ik nog
zo'n 250 uur per jaar."
Onderhoudt u nog speciale banden
met het huidige 322-squadron?
DE PRINS: „Als inspecteur-generaal
heeft de hele luchtmacht mijn volle
belangstelling. Natuurlijk zijn er met
322 de historische relaties, maar van
de mensen die toen in Engeland de
Spitfires vlogen, zijn er nu geen
meer bij het squadron. Die hebben
een hogere functie, ergens aan een
bureau of ze zijn de burgermaat
schappij ingegaan. Ik ben uitgeno
digd voor de jubileumreünie van
het squadron en ik vind het plezierig
dat het squadron de beste tradities
uit de oorlogstijd heeft bewaard."
Jachtvliegers hebben altijd veel
meer in de schijnwerpers van de
publiciteit gestaan dan de jongens
van de bommenwerpers, wier werk
toch minstens zo gevaarlijk was.
U hebt ook deze mannen kunnen
gadeslaan. Kimt u daarover het een
en ander zeggen, zodat de balans
voor wat betreft dit vraagge
sprek in evenwicht komt?
DE PRINS (knikt instemmend!): „Het
is een taai misverstand dait jacht
vliegers van grotere allures waren.
Dat is niet zo. Bij de training werd
je bekeken op je aanleg. Je kon nog
zo'n goed vlieger zijn, als je niet be
schikte over een plaiar specifieke
eigenschappen die onontbeerlijk voor
een jaehtvlieger werden geacht, dan
werd je het ook niet. Het omgekeerde
was evenzeer waar. Het was nooit
een kwestie van moed of zo. Dat
kwam er bij de selectie niet aan te
pas. Voor jachtvliegers golden als be
langrijkste eisen een hoge reactie
snelheid en een 'bepaalde mate van
agressiviteit.
Ik voor mij, zou het op de bom
menwerpers nooit lang hebben, volge
houden. Het urenlang in zo'n ma
chine zitten, die onverstoorbaar op
zijn koers moest blijven flak of geen
flak, jagers of niet, zoiets zou me
niet liggen. Ik zou daar mentaal niet
geschikt voor zijn. Met een, jager kun
je ontwijken, iets terugdoen. Daar
om heb ik altijd zo'n grote bewon-
reing gehad voor de bemanningen
van de bommenwerpers. Verschillen
de Nederlanders die toen hij Coastal
Command vlogen ken ik persoonlijk
goed en ik heb gezien dat er uitste
kend werk werd gedaan. De RAF
hield ons overigens altijd goed op de
hoogte van de prestaties der Neder-,
landers in de andere RAF-squadrons.
De Nederlanders in de bommenwer
pers hebben minstens evenveel bij
gedragen tot de vestiging van de
goede reputaties die de Nederlandse
vliegers in de RAF hadden. Dat blijkt
trouwens wel uit het grote aantal
DFC's (Distinguished Flying Cross,
een vrij hoge onderscheiding voor
militaire luchtvarenden W.K.) dat
aan Nederlanders werd uitgereikt."
Het vraaggesprek is afgelopen.
Maar prins Bernhard zit nu op zjjn
praatstoel. „Off the record" wil hij
nog wel enkele vliegeravonturen uit
zijn loopbaan vertellen.
Aan het slot van het gesprek zegt
hij: „Het vliegen heeft mij altijd
veel voldoening geschonken en de
oorlogstijd heeft veel voor mij be
tekend. Het was een bewogen tijd.
Een tijd waarin je vrienden voor het
leven maakte enze al te vaak
ook weer verloor."
Op onze wandeling terug, door de
paleisvertrekken, zegt de particulier
secretaris: „Als het over vliegen
gaat, kan de prins urenlang door
gaan. Hij doet graag en hij praat er
graag over. Hij is een sportieve man,
die van een „mans' game" houdt."
Alle vliegers die hem van nabij
kennen, zijn het er over eens dat
Prins Bernhard altijd met succes er
naar heeft gestreefd „een van hen"
te zijn. Ook wat betreft de voor
vliegers typische hang naar de wat
bizarre practical joke, onderscheid
de de prins zich niet van de ande
ren, zoals bleek toen hij, tijdens de
oorlog, onaangekondigd per Spitfire
op een vliegbasis neerstreek, waar
een vriend van hem de scepter
zwaaide. Hij was niet volgens de
regels gekleed in eengrijs
flanellen kostuum, compleet met
bolhoed en paraplu. Dat hij onmid
dellijk bij aankomst door de M.P.
werd gearresteerd, maakte de grap
eigenlijk pas geslaagd....
WIM KOCK.
Op 12 juni 1944 vergezelde de prins koningin Wilheimina bij haar bezoek
aan 322 in Hartford Bridge. Het squadron vierde toen zijn le verjaardag.
Prins Bernhard, in augustus 1943, in fie cockpit van de Kurmane vaa
de beraamde RAF-Iuchtmaarschaik Leigh Mallory. De prins vloog ia
meer dan honderd verschillende vliegtuigtypen.
Prins .Bernhard op bezoek bij 822 op Deanland. In het midden fie eter
populaire squadroncranmandant, de Zuidafrikaan Keith Kuhlmani di*
..«tt hierna boven Frankrijk werd neergeechoten en in krijgsgevangesi-
t? majoor L. van Eendenburg die op dezelfde da»
als Kühlmann werd neergeschoten, maar door de linies heen wist te
breken en de eerste Nederlandse commandant van het squadron werd.