pel
ZONDAG, DAG VAN DE VERPLEGING
Uitgeteld
op een
wit bedje
aardgas voor warmte
Tsjechoslowakije
kampt met reeks
problemen
I )e^e|Ud
Kerkelijk vredesgesprek in discussie
PSYGOLOGIE VAN DE ZIEKE
IS NOG GEEN LEERSTOF
faring 1968
,/t VOSJE"
>oren en
weelschap
EGENWOORDIGERS
Bonthuis ,/t "VOSJP'
opster/adviseuze
Unie
IITY PROGRAM
Op
reis
Kwade dagen
Krant
Wespen
de kraan voor het water, de knop voor het licht
want: in holland brengt een buis de warmte bij u thuis
J
ONTEVREDENHEID OVER ARBEIDERS
ft
ft
ft
ft
Hi
DANKBETUIGING
zeggen wij hartelijk dank aan
toor A. B. J. DE BLOCK Z ZN,
kade 51 - Sas van Gent
en accurate uitkering van mijn
VAN OOTEGHEM
straat 11 - Sas van Gent
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 MEI 1968
iiiüiiiin
■«■iiiua
van gerenommeerd merk
het rayon Zuid-Nederland enige
i bij de industrie en aannemers
ivoerde
15050 van dit blad.
Kortmeestraat 14
BERGEN OP ZOOM
tel.: 01640 - 3244
ïtmantel in de komende zomer niet
n kast uitdrogen en onderkomen,
mij de vakman in bewaring en ver.
ik van onze unieke BONTSERVICE
tevens de normale slytageplekken
1 gerepareerd worden,
ons in 1967 bewaard of na augustus
it worden, zoals voorheen, bij u
I krijgt hiervan nog bericht,
de bontmantel niet bij ons heelt
t u van onze BONTSERVICE pro-
telefoontje of kaartje en wij komen
)M
baarste adres voor alle bontwerken,
de grootste sortering
NASEIZOENPRIJZEN
zoekt voor één
van haar afnemen
in de cosmetische verkoop
t een goed salaris provisie
aeding,- een prettige werkkring;
week.
licitaties met pasfoto aan:
5, HILVERSUM.
X.
1EN WALCHEREN
Louisse Middelburg N.V-
Gortstraat 60-62
Tel. 5851 (01180)
^jj knikken dapper als de hoofdzuster van de polikliniek
in het taalgebruik van het huis zegt: „U blijft bij ons."
Dat, „U blijft bij ons" zou toch zo gastvrij moeten klinken,
maar de gebiedende toon laat er geen twijfel over bestaan
dat zij bet is die ons lot deze avond bepaalt.
Daar liggen we dan. Uitgeteld. Op een witte brancard, van het
soort dat wij altijd al een griezelig stuk vervoer hebben gevonden.
Een broeder rolt ons met dat on
wennige ding naar een kleedka
mer. Hij hijst ons in een wijd, wit
engelenpak. We huiveren. „Dat is
de schrik", zegt de broeder en hij
stopt ons meteen tot aan het hoofd
onder een laken. „Wat gaat er nu
gebeuren?" vragen we, want zelfs
achter de vriendelijkheid van een
ziekenbroeder verwacht een nieuw
komer nog een hele serie pijnlijke
verrassingen.
Die verrassingen bestaan ach
tereenvolgens uit een injectie en
een rit dwars door het grote zie
kenhuis, waarin alle gangen en
gangdeuren eender zijn. De broe
der rijdt ons handig als een krui
er met stationlectuur naar een
zaal waar alle ellende van de dag
op kleine schaal lijkt te zijn sa
mengepakt. We blijven er die
nacht. Onze linker buurman ligt
met het hoofd en armen in het
verband. Onze eega die geschrokken
pyjama en toiletgerei komt bren
gen rent ons bed voorbij op weg
naar een man, die zijn gipsen
been als een fokkemast omhoog
steekt en wiens verband alleen de
ogen en de mond vrijlaat-
Het spuitje voor de nacht richt
weinig uit en we hebben dus alle
tijd om te luisteren naar de ge
luiden die als bij afspraak zonder
enige terughoudendheid op de stilte
worden afgevuurd. Steeds dezelfde
broeder komt van tijd tot tijd
vriendelijk en bezorgd aan, ons
snuffelen. De hele nacht door zijn
er schreeuwers om de po, zueh-
ters, snurkers en windenlaters.
En in die vreemde wereld be
denk je hoe het allemaal zou zijn
verlopen als dat ene stomme on
geval je deze avond niet was over
komen Gisteren hadden we nog
praatjes. We wisten het thuis, we
■wisten het op kantoor en op de
weg wisten we het. We hadden de
regie helemaal zelf in handen. En
nu „Blijft u bij ons". De regie is
in handen van de broeder, straks
de hoofdzuster of dat kleine leer
ling-verpleegstertje, dat ondanks
haar vriendelijkheid geen enkele
inbreuk op haar draaiboek toe
staat.
De eerste ochtend komt vaal door
de hoge ramen. En daarmee de
eerste wasbeurt en het in partjes
gesneden ontbijt met het tinnen
lurkkannetje vol thee. De zaal
krijgt een schoonmaakbeurt en dat
betekent dat alle bedden als bij
een schuifpuzzeltje naar de serre
worden getransporteerd. De bed
den schuiven daar tegen elkaar aan
als scheepjes die even buitengaats
liggen. Van onze buurman krijgen
we een stuk ochtendblad, maar hij
gritst het weer van ons bed als
wij even later in ons eigen ha
ventje terugkeren.
Voor we het goed en wel weten
staat er alweer een broeder aan
het voeteneind, die ons wederom
in het verplegingsidioom mede
deelt dat we „op reis gaan".
Hij legt ons zorgvuldig een wit
doekje om het hoofd tegen de tocht
in de gangen en roets, daar rij
den we alweer gang-in gang-uit,
naar een verafgelegen paviljoen.
Op de kamer waar we terecht
komen liggen al twee mannen.
„U krijgt er een gast bij", zegt
de hoofdzuster al weer in het vak
jargon dat er op gemaakt schijnt
te zijn om vervelende dingen pret
tig te doen klinken.
Het tweetal dat de nieuweling
van heel nabij kritisch komt bekij
ken, vindt het natuurlijk niet pret
tig. Ze hebben de rollen al ver
deeld op hun kamer- Ze zijn op
elkaar ingesteld, kennen eikaars
zwakheden, eikaars familiewetens
waardigheden en wat belangrijker
is, ze zijn allebei aan de beteren
de hand. Ze hopen dus maar dat
de nieuwkomer geen al te ernstige
patiënt is. „Je wordt morgen ze
ker geopereerd?" wil de oudste
weten. Zonder antwoord af te
wachten voegt hij er vaderlijk aan
toe: „dat er dan twee kwade da
gen volgen," „waar we toch door
heen moeten".
Zij moeten er trouwens zelf ook
doorheen, want het is niet zo ple
zierig om een kreunende bleke,
uitgetelde O.K.-(operatiekamer).
patiënt op je kamer te hebben, die
rochelt en reutelt op momenten
dat het middageten wordt opge
diend.
Bij anderen op ziekenbezoek
schenen ons de dagen voor de pa
tiënt in bed met de bloemetjes,
het fruit en het boek uit de zie
kenhuisbibliotheek, eindeloos lang
te duren. Maar dat is niet zo,
want het draaiboek van de hoofd
zuster schrijft een groot aantal ver
plichte figuren per dag voor.
In de nacht zijn die er minder.
Wie niet slapen kan, ligt op die
vaste nummertjes te wachten als
een radioluisteraar op zijn favorie
te programma's.
Hij wacht op de nachtzuster, die
in het schemerdonker haar ronde
doet, hij wacht Op het klapperend
geluid van 't nachtkastje, waaruit
zijn buurman, bang voor lawaai en
daarom zo luidruchtig zijn urinaal
opvist, hij wacht op het zustertje
dat in de prille ochtenduren vers
water op de tafeltjes zet en hij
vraagt zich intussen af waar de
man ligt, die zijn bel weigert te
gebruiken en aldoor diepingrijpend
in de stilte van de nacht om zijn
vrouw roept.
Onze buurman snurkt en woelt.
Een enkele keer krijgt hij een
nachtmerrie en slaat hij wild met
de dekens. Als door de spleten
van de dikke gordijnen een grauw
straaltje ochtendlicht glipt, vallen
we eindelijk in slaap.
De hoofdzuster brengt de krant
persoonlijk, informeert naar ons
welzijn en naar onze nachtrust en
laat ons vervolgens achter met de
grote en kleine ellende, afgedrukt
op een formaat, dat veel te groot
is voor een ziekenhuisbed en dat
op een kraakzindelijk laken groe
zelige inktafdrukken achterlaat.
Na haar treedt de pilletjeszuster
aan. „Hebt u een streep verdiend?"
vraagt ze en pas een dag later be
grijpen we dat haar informatie iets
te maken heeft met de prestaties
op wat huiselijk „de pan" heet.
Wie die temptatie met succes door
staan heeft verdient een streep op
het dagrapport.
De ochtend zit volgepropt met ac
tiviteiten- Zij brengt ons de zus
ter voor de wasbeurt, de zuster
die ons bed van nieuw linnen voor
ziet, de zuster die de bloemen
binnenzet, de zuster die de koffie
brengt en de zuster met het mid
dagmaal. Alles bij elkaar een soort
witte tornado, die in de ochtend
uren weinig ruimte overlaat voor
ander vermaak.
Wij leren veel die eerste dag.
We leren eten met de linkerhand,
ook al komen bij de eerste po
ging kleine restjes spinazie naast
ons op het witte kussen terecht.
We leren met één hand een-en-
dertigen met de buurman en de
radio aanzetten met een pocketboek
Een gToot aantal dagelijks
weerkerende routine-bezighe
den is er de oorzaak van, dat
van persoonlijk contact met de
zieke weinig terechtkomt.
We leren van dezelfde buurman
ook dat er „wespen en vlinders"
onder de verpleegsters zijn en ie
dere keer als er een zuster na een
karwei onze kamer heeft verlaten
rubriceert hij ten onze gerieve:
„Dat is een wesp" of „Dat is
een vlinder." We zijn dan extra-
gewaarschuwd, maar in de prak
tijk pakt dat iedere keer verkeerd
uit. Het zustertje dat voor hem
een wesp is, fladdert bij ons als
een vlinder en omgekeerd.
(Van een onzer verslaggevers)
In het werkboek voor ziekenver
pleging staat de taak van de ver
pleegster prozaïsch omschreven::
„Geen aaneenschakeling van hel
dendaden, doch een reeks vermoei
ende en stelselmatig terugkerende
bezigheden". Het is waarschijnlijk
met opzet een van de eerste lesre-
gels in het boek. De leerling-ver
pleegster mocht zich eens een al te
romantische voorstelling maken van
het vak, waarover in ziekenhuis-
en doktersromannetjes toch al zo
veel heroïsche nonsens is geschre
ven.
Eén even ontnuchterend oordeel
hóófden ive van eén hóófd verple
gingsdienst in een groot ziekenhuis:
„Wie het in de verpleging op de
eerste plaats om die romantiek te
doen is, zakt na enkele maanden al
door de mand, want de alledaagse
praktijk laat de verpleegsters wei
nig tijd voor heldendaden".
„De verpleging van de patiënt
komt voor de verpleegster op de
eerste plaats", leert dit hoofd ons,
„hetgeen overigens niet betekent dat
de persoonlijke benadering van de
patiënt van ondergeschikt belang
zou zijn".
„Maar die persoonlijke benadering
is niet zo'n simpele zaak als sommi
gen wel denken. Er zijn patiënten
die belangstelling voor hun pro
blemen en noden hinderlijk en vaak
opdringerig vinden, maar er zijn
even zovelen die behoefte hebben
aan persoonlijk contact".
Voor een leerling-verpleegster en
ook voor een verpleegster met enige
ervaring is het vaak moeilijk om
te peilen op welke wijze de patiënt
benaderd wil worden. De duur van
de verpleging speelt daarbij een
voorname rol. Het snellere gene
zingsproces in de huidige verple
ging sluit een meer dan oppervlak
kige kennismaking al bij voorbaat
uit. Het hoofd opleiding van een
groot aantal verpleegsters maakte
een onderscheid tussen verpleeg
sters die graag het accent leggen op
de technische aspecten van de ver
pleging en hen voor wie de verzor
ging nu juist aantrekkelijke kan
ten oplevert.
Een mixture van beiden zou dus
de „ideale" verpleegster moeten op
leveren, maar de praktijk geeft ook
over deze definities geen afgewogen
computer-uitslag.
Voor de beide specialisten op dit
terrein geeft de mentale instelling
van het meisje dat dit bijzonder
zware vak kiest de doorslag. Het
meisje dat de verpleging verkiest
boven een kantoorbaantje, doet die
keuze omdat zij op de eerste plaats
dienstbaar wil zijn, iets voor de
andere wil betekenen. Zonder al te
veel getheoretiseer: „Je hebt het
van huisuit of je hebt het niet".
Bij de meeste verpleegsteroplei
dingen kent men een cursus „psy
chologie van de zieke", maar het
is een onverplicht keuzevak. Met
de vaste verwerking in het oplei
dingsschema is men nog niet overal
rond, maar of invoering van deze
psychologische bij-schaving voor de
praktijk wezenlijke betekenis heeft,
achter die vraag plaatsen onze bei
de zegslieden levensgrote vraagte
kens.
De praktijk is ook hier een pro
zaïsche en zelfs corrigerende factor,
want die leert dat bij een zo kri
tieke personeelsbezetting als in de
meeste ziekenhuizen het geval is
doodgewoon de tijd ontbreekt om
veel te doen aan die psychologische
benadering van de zieke. Het grote
aantal dagelijks weerkerende routi
ne-bezigheden in dit vak laat wei
nig ruimte over voor dit persoon
lijke contact. Klachten van patiën
ten hoort men merkwaardigerwijs
zelden, maar zij komen juist wel
uit de kringen van de verpleegsters
zelf. Beide „zegsvrouwen" volgden
een opleiding aan de Katholieke
Hogere School voor verplegenden in
Nijmegen, een instituut dat afge
stemd is op de uitoefening van lei
ding-gevende functies in het zie
kenhuiswezen. Gesprekstechniek
vormde een van de onderdelen van
deze opleiding.
In de normale verpleegstersoplei
ding ontbreekt dit les-onderdeel to
taal. In het hier al eerder geciteerde
werkboek voor verpleegsters blijven
de instructies op dit gebied wat aan
de oppervlakte. Er is sprake van
„een bescheiden optreden, een be
leefde, welwillende en begrijpende
houding", maar daar blijft het dan
ook bij.
(ADVERTENTIE)
Publikatie van de N.V. Nederlandse Gasunie
A'\ !V'r-
O
(Van onze correspondent)
WENEN Nu de stalinistische restanten in Tsjechoslowakije uit
de weg zijn geruimd, staat de nieuwe partijleider, Dubcek, gesteld
tegenover een reeks economische en sociale vraagstukken, die om een
spoedige oplossing vragen.
De kwestie waar het om gaat is, dat er een definitief einde komt
aan ed ellende van de afglopen jaren en dat de ecconomie eindelijk
eens op een gezond fundament komt te staan, hetgeen overigens, in
eerste aanleg althans, de nodige offers zal vergen.
A
Ook al zullen produktie en distribu
tie niet meer centraal geregeld wor
den, dan zal het nog de vraag zijn
of de, naar Joegoslavisch voorbeeld,
ontworpen „arbeidersraden" ook in
derdaad tot stand komen en of deze
„raden" ook bogen op enige popu
lariteit van de zijde van de arbeiden
de bevolking, om wier gunst de com
munistische partij, meer dan vroeger
dinge moet.
Er is tot dusverre weinig terecht
gekomen van het streven van de par
tij het evenwicht in de fabrieken te
behouden. De nieuwe vakbondleider,
Polacek, heeft nu al te maken met
verzet op grote schaal. Hem wordt
onder meer verweten, dat hij, onder
Novotny's verantwoordelijkheid, aan
merkelijk medeschuldig is aan de
feilen in het verleden en met name
iets te maken heeft met het miljoe-
Men schrijft ons van geachte zijde
Naar aanleiding van uw bericht
„Voldoening over kerkelijk „vredes-
gesprek" verzoek ik u het volgende
te publiceren, waarvoor bij voorbaat
mijn dank.
Al geruime tijd was er, geheel ver
trouwelijk, sprake van het gesprek
dat op 20 mei te Doorn moet plaats
hebben. Er moest naar buiten niets
van bekend worden en slechts met
goedvinden van de gehele vergade
ring zouden er later mededelingen
aan de pers worden gedaan. Nu het
vertrouwen klaarblijkelijk is ge
schonden en mijn naam in deze zaak
is genoemd, heeft het geen zin meer
om volledige geheimhouding te be
trachten.
Op 2 april ontving ik van de heer
w. Goddijn, samen met 43 anderen,
een verzoek deel te nemen aan een
gesprek te Doorn. De uitnodiging
was opgesteld in overleg met de
twee redactieleden van Confrontatie.
Het initiatief is geheel uitgegaan van
Goddijn, als ik het wel heb, die han
delde in opdracht, of op wens van
kardinaal Alfrink.
Bij de uitgenodigden behoorden,
behalve de door u in uw blad ge
noemden, ook personen als H. Oos
terhuis, aalmoezenier P. G. M. Schoo
nbeek, prof. J. Th. Snijders, pater
Koper, mr. H. W. van Doorn, e.a.,
een merkwaardig gezelschap waar-
van,men z'c'1 moest afvragen waar-
°m het zo en niet anders was samen-
Velbetekenend was ook het
ontbreken van namen van personen
die blijkbaar aan een van de uitno
digers niet sympathiek waren.
Persoonlijk heb ik aan deelname
drie voorwaarden verbonden:
1. bekendmaking van de naam
van de persoon die de bijeenkomst
zou leiden.
2. Het opstellen van een agenda
zodat men kon weten wat zou wor
den behandeld zodat men er zich op
zou kunnen voorbereiden.
3. Verklaring door alle aanwezi
gen dat zij zonder enig voorbehoud
of mentale restrictie de geloofsbelij
denis aanvaarden zoals deze het vo
rig jaar door de Congregatie voor de
Geloofsleer is opgesteld en door de
paus bekrachtigd.
Deze is te vinden in de Acta Apos-
tolica Sedis van 20-12-1967, p. 1058.
Zij begint met: „Ik N.N. geloof met
een vast geloof en belijd alles, tot in
bijzonderheden, wat vervat is in de
geloofsbelijdenis, en wel(Hier
volgt het credo der h. mis. Daarop
volgt:) Bovendien aanvaard en neem
ik vast aan alles, tot in bijzonderhe
den (omnia et singula) wat door de
Kerk met betrekking tot de leer van
geloof en zeden, hetzij in een plech
tig oordeel is gedefiniëerd, hetzij
door het gewone leergezag is beves
tigd en verklaard, op de wijze waar
op het door de Kerk wordt voorge
houden, in het bijzonder wat betreft
het geheim der heilige Kerk van
Christus, haar sacramenten en het
offer der mis, en ook het oppergezag
van de paus van Rome".
In mijn brief aan Goddijn had ik
speciaal gewezen op het in Vatica-
num 1 gezegde: „Ais iemand zegt dat
het kan gebeuren dat men aan de
door de Kerk voorgehouden dogma's
zo nu en dan, volgens de vooruitgang
der wetenschap, een andere zin moet
geven dan die de Kerk erin heeft be
grepen en er nog in begrijpt: hij zij
buiten de Kerk".
Met betrekking tot mijn eerste
voorwaarde heb ik antwoord ont
vangen dat de vergadering, althans
in het begin, door pater Goddijn zou
worden voorgezeten (dus niet door
een neutraal persoon).
Met betrekking tot het tweede
punt werd mij op 6 mei definitief ge-
antoord dat op het verlangen van mij
en anderen, dat een agenda zou wor
den vastgesteld (een meest redelijk
verlangen, dunkt mij, wanneer men
zes uur moet vergaderen) niet zou
worden ingegaan.
Wat het derde punt betreft, in drie
brieven die ik hierover van pater
Goddijn heb ontvangen, is hierover
geen woord gerept. In dit laatste
punt is echter de kern van de zaak
gelegen. De vrijzinnigheid heeft in
katholiek Nederland zo'n grote vor
dering gemaakt, dat zij er zich solied
heeft geïnstalleerd. Was daar niet de
wereldkerk, van wie men zich (nog?)
niet wil afscheiden, dan zou het pleit
voor de vrijzinnigen in principe zijn
gewonnen. Nu zijn er mensen die
zich tegen deze stand van zaken ver
zetten, en hiertoe' behoort een aantal
der door pater Goddijn uitgenodig
den, kortheidshalve (maar onjuist)
aangeduid met de naam „Confron-
tatiegroep".
In zijn befaamde redevoering te
Amsterdam heeft W. Goddijn gezegd
dat deze groep „pastoraal begeleid"
moet worden. Daarmee is hij nu ken
nelijk bezig. Wie aan deze begelei
ding behoefte heeft, ga zijn gang.
Ondergetekende beslist niet.
Het gaat in de hele zaak om niets
meer of minder dan of in de katho
lieke Kerk de vrijzinnigheid zal
worden geduld of niet. Zij kan er niet
in worden toegelaten op straffe van
haar eenheid te verliezen en haar
aard. Wij zullen dan het schouwspel
zien, dat het protestantisme al zo
lang te zien heeft gegeven. Wie
meent het katholiek geloof niet meer
te kunnen delen, hij verlate de Kerk.
Ook Jesus heeft zijn leerlingen ge
vraagd. „Wilt ook gij niet heen
gaan?" (Joan. 6,68). Er wordt van
niemand gevraagd te handelen in
strijd met zijn overtuiging. Maar het
kan niet worden geduld dat binnen
de Kerk het geloof wordt uitgehold
en de christelijke moraal ondermijnd
of zelfs, zoals op veel punten der
seksuele moraal, eenvoudig wordt af
geschaft.
Het heeft een diepe zin gehad, dat
paus Joannes bij het begin van zijn
concilie publiek, geknield, allereerst
de geloofsbelijdenis heeft uitgespro
ken: het credo en die van Trente. Dit
voorbeeld vindt in Nederlandse bij
eenkomsten geen navolging.
In kan het uitblijven van een ant
woord op mijn derde vraag slechts
als een erkenning beschouwen dat
onder saamgeroepenen geen eenheid
van geloof bestaat. Daarmee is de
hele bijeenkomst bij voorbaat tot
mislukking gedoemd, al zal zij wel
licht voor propagandistische doelein
den worden gebruikt of misbruikt.
Op de laatste, definitieve deelne
merslijst staan 41 namen; de laatste
vijf zijn die van het bureau van Pas
toraal Instituut. Daarbij is die van
H. Divendal die voor communicatie
met de pers zorg zal dragen.
U dankend voor de plaatsing.
Prof. mag. dr.
J. P. M. van der Ploeg O.P.
hoogleraar te Nijmegen.
Wij kunnen de bezorgdheid van
prof. Van der Ploeg over bepaalde
ontwikkelingen binnen de R.-K. Kerk
begtrijpen. Juist vanwege die ont
wikkelingen is het zo goed, dat „ver
ontrusten", progressieven en hoe ze
allemaal mogen heten met elkaar
aan tafel gaan zitten. Maar het is
ons niet duidelijk, waarom als voor
waarde tot deelname aan het gesprek
de eis gesteld zou moeten worden,
dat alle deelnemers vooraf een ver
klaring over hun katholiciteit dienen
af te leggen. Het stellen van die eis
vooraf moet, zacht gezegd, als grie
vend worden ervaren. Van christenen
onder elkaar zou, menen wij, een
andere opstelling mogen worden
verwacht.
(Redactie)
nenverlies van de Jawafabrieken, die
onder meer de welbekende motor
rijwielen vervaardigen. De arbeiders
van de Praagse industriewijk Vyso-
cany hebben inmiddels het aftreden
van Polacek geëist. En zolang deze
eis niet ingewilligd wordt, blijven zij
het vertikken hun contributies af te
dragen.
Uiterst moeilijk is de toestand in
de mijnindustrie, vooral omdat tal
van mijnen eigenlijk gesloten zouden
moeten worden, omdat ze niet ren
dabel zijn. Weliswaar is in het voor
uitzicht gesteld, dat er zeker deze
eeuw uit nog voldoende arbeid zal
zijn, maar toen premier Cernik on
langs uit Rusland terugkeerde, maak
te hij bekend, dat een overeenkomst
gesloten was volgens welke de in
voer van aardolie verhoogd werd,
wat in feite neerkomt op een versnel
de sluiting van bepaalde mijnbouw-
ondernemingen.
Daar komt nog bij, dat Tsjechoslo
wakije nog steeds opgescheept zit
met overeenkomsten op lange termijn
met Polen en de Sovjet-Unie ten
aanzien van de levering van steen
kool. Dit als tegenprestatie voor ver
leende kredieten.
De kompels van 't kolenbekken van
Noord-Bohemen zijn hierover uiter
aard bijzonder boos- Niet ten on
rechte kunnen zij er op wijzen dat
de mijnen, waarin zij werken, de
staat twee miljard kroon hebben op
geleverd en dat er nog geen sprake
is van een onrendabele situatie,
situatie. Woordvoerder Hojdar heeft
op de laatste bijeenkomst van het
centrale comité van de communisti
sche partij opgemerkt, dat een sta
king van de 42.000 mijnwerkers al
lerminst tot de onmogelijkheden be
hoort, als de vraag over het voort
bestaan van de mijnindustrie aldaar
niet bevredigend beantwoord wordt.
De eerste staking sedert vele ja
ren heeft zich eind maart voorge
daan in Pisek, waar duizend fa
brieksarbeiders niet toestonden dat
de produktie naar een andere fa
briek werd overgeheveld.
Ze hadden succes. Stakingen waren
tot dan in Tsjechoslowakije on
denkbaar, maar kort geleden pres
teerde de vice-voorzitter van een me
taalarbeidersbond het proteststakin
gen aan te kondigen als bepaalde ei
sen niet zouden worden ingewilligd.
Dergelijke dreigementen betekenen
in een communistische staat niet
meer of minder dan een revolutie.
Ze tonen in ieder geval aan, dat de
invloed van de communistische par
tij in hoge mate verzwakt is.
In mijn eentje heb ik gisterochtend
zitten gedenken dat precies 28 jaar
geleden onze toenmalige oosterburen
ons land binnen vielen, om er vijf
jaar lang te blijven. „Officieel" doen
we daar niets aan. De vijfde mei, be-
wijdingsdag volgens de geschiedenis
boekjes, is trouwens ook al geen da
tum meer waarop je een borreltje of
een pintje méér drinkt dan anders.
Terwijl bij ons als laatste rudi
ment van herdenking een enkele
treurmars in de avond van 4 mei is
overgebleven, vieren ze in Tsjecho
slowakije liefst DRIE dagen feest,
omdat ze daar 23 jaar geleden door
de Russen bevrijd zijn van de Duitse
bezetting
Op een Pools demonstratiebord:
Dub-echec, Dub-echec.
De Gaulle is waarschijnlijk van
Schotse afkomst, heeft dezer dagen
een onderwijzer in Glasgow onthuld.
De naam De GauUe is volgens hem
de Franse verbastering van Wallace,
«sen typisch Schotse naam.
Moeten we tien jaar lang met die
man opgescheept zitten, om er uit
eindelijk achter te komen dat hij
ais puntje bij paaltje komt een
Schot is!
Daar zal Wilson, die zijn onderkomen
Britse rijk maar niet van De GauUe
in de E.É.G. mag onderbrengen, aar
dig van op kijken.
Wilson: lachen als een labour die
kiespijn heeft.
Mr. Luns zal in Mainz de gouden
„Stresemann-medaille" uitgereikt
krijgen, omdat hij het internationale
recht(s) en de Europese gedachte be
vorderd en versterkt heeft.
In Amerika bestaat een Genoot
schap van Meisjeswaarnemers, dat
een felle campagne is begonnen te
gen het langer worden van de rok.
De leden willen de minirok gehand
haafd zien. Waarom? „Het plotseling
verlengen van de rok gaat historisch
gezien gepaard met wereldoorlogen
en ernstige crises", zeggen ze.
De echtgenote van de filmacteur
Burt Lancaster heeft haar man in een
restaurant met een fles op zijn hoofd
geslagen, omdat hij naar haar me
ning te veel aandacht besteedde aan
een andere vrouw.
Dag moeder.'
Laten wij het morgen gezelliger
houden.
MERIJN