pel ZONDAG, DAG VAN DE VERPLEGING Uitgeteld op een wit bedje aardgas voor warmte Tsjechoslowakije kampt met reeks problemen I )e^e|Ud Kerkelijk vredesgesprek in discussie PSYGOLOGIE VAN DE ZIEKE IS NOG GEEN LEERSTOF faring 1968 ,/t VOSJE" >oren en weelschap EGENWOORDIGERS Bonthuis ,/t "VOSJP' opster/adviseuze Unie IITY PROGRAM Op reis Kwade dagen Krant Wespen de kraan voor het water, de knop voor het licht want: in holland brengt een buis de warmte bij u thuis J ONTEVREDENHEID OVER ARBEIDERS ft ft ft ft Hi DANKBETUIGING zeggen wij hartelijk dank aan toor A. B. J. DE BLOCK Z ZN, kade 51 - Sas van Gent en accurate uitkering van mijn VAN OOTEGHEM straat 11 - Sas van Gent DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 MEI 1968 iiiüiiiin ■«■iiiua van gerenommeerd merk het rayon Zuid-Nederland enige i bij de industrie en aannemers ivoerde 15050 van dit blad. Kortmeestraat 14 BERGEN OP ZOOM tel.: 01640 - 3244 ïtmantel in de komende zomer niet n kast uitdrogen en onderkomen, mij de vakman in bewaring en ver. ik van onze unieke BONTSERVICE tevens de normale slytageplekken 1 gerepareerd worden, ons in 1967 bewaard of na augustus it worden, zoals voorheen, bij u I krijgt hiervan nog bericht, de bontmantel niet bij ons heelt t u van onze BONTSERVICE pro- telefoontje of kaartje en wij komen )M baarste adres voor alle bontwerken, de grootste sortering NASEIZOENPRIJZEN zoekt voor één van haar afnemen in de cosmetische verkoop t een goed salaris provisie aeding,- een prettige werkkring; week. licitaties met pasfoto aan: 5, HILVERSUM. X. 1EN WALCHEREN Louisse Middelburg N.V- Gortstraat 60-62 Tel. 5851 (01180) ^jj knikken dapper als de hoofdzuster van de polikliniek in het taalgebruik van het huis zegt: „U blijft bij ons." Dat, „U blijft bij ons" zou toch zo gastvrij moeten klinken, maar de gebiedende toon laat er geen twijfel over bestaan dat zij bet is die ons lot deze avond bepaalt. Daar liggen we dan. Uitgeteld. Op een witte brancard, van het soort dat wij altijd al een griezelig stuk vervoer hebben gevonden. Een broeder rolt ons met dat on wennige ding naar een kleedka mer. Hij hijst ons in een wijd, wit engelenpak. We huiveren. „Dat is de schrik", zegt de broeder en hij stopt ons meteen tot aan het hoofd onder een laken. „Wat gaat er nu gebeuren?" vragen we, want zelfs achter de vriendelijkheid van een ziekenbroeder verwacht een nieuw komer nog een hele serie pijnlijke verrassingen. Die verrassingen bestaan ach tereenvolgens uit een injectie en een rit dwars door het grote zie kenhuis, waarin alle gangen en gangdeuren eender zijn. De broe der rijdt ons handig als een krui er met stationlectuur naar een zaal waar alle ellende van de dag op kleine schaal lijkt te zijn sa mengepakt. We blijven er die nacht. Onze linker buurman ligt met het hoofd en armen in het verband. Onze eega die geschrokken pyjama en toiletgerei komt bren gen rent ons bed voorbij op weg naar een man, die zijn gipsen been als een fokkemast omhoog steekt en wiens verband alleen de ogen en de mond vrijlaat- Het spuitje voor de nacht richt weinig uit en we hebben dus alle tijd om te luisteren naar de ge luiden die als bij afspraak zonder enige terughoudendheid op de stilte worden afgevuurd. Steeds dezelfde broeder komt van tijd tot tijd vriendelijk en bezorgd aan, ons snuffelen. De hele nacht door zijn er schreeuwers om de po, zueh- ters, snurkers en windenlaters. En in die vreemde wereld be denk je hoe het allemaal zou zijn verlopen als dat ene stomme on geval je deze avond niet was over komen Gisteren hadden we nog praatjes. We wisten het thuis, we ■wisten het op kantoor en op de weg wisten we het. We hadden de regie helemaal zelf in handen. En nu „Blijft u bij ons". De regie is in handen van de broeder, straks de hoofdzuster of dat kleine leer ling-verpleegstertje, dat ondanks haar vriendelijkheid geen enkele inbreuk op haar draaiboek toe staat. De eerste ochtend komt vaal door de hoge ramen. En daarmee de eerste wasbeurt en het in partjes gesneden ontbijt met het tinnen lurkkannetje vol thee. De zaal krijgt een schoonmaakbeurt en dat betekent dat alle bedden als bij een schuifpuzzeltje naar de serre worden getransporteerd. De bed den schuiven daar tegen elkaar aan als scheepjes die even buitengaats liggen. Van onze buurman krijgen we een stuk ochtendblad, maar hij gritst het weer van ons bed als wij even later in ons eigen ha ventje terugkeren. Voor we het goed en wel weten staat er alweer een broeder aan het voeteneind, die ons wederom in het verplegingsidioom mede deelt dat we „op reis gaan". Hij legt ons zorgvuldig een wit doekje om het hoofd tegen de tocht in de gangen en roets, daar rij den we alweer gang-in gang-uit, naar een verafgelegen paviljoen. Op de kamer waar we terecht komen liggen al twee mannen. „U krijgt er een gast bij", zegt de hoofdzuster al weer in het vak jargon dat er op gemaakt schijnt te zijn om vervelende dingen pret tig te doen klinken. Het tweetal dat de nieuweling van heel nabij kritisch komt bekij ken, vindt het natuurlijk niet pret tig. Ze hebben de rollen al ver deeld op hun kamer- Ze zijn op elkaar ingesteld, kennen eikaars zwakheden, eikaars familiewetens waardigheden en wat belangrijker is, ze zijn allebei aan de beteren de hand. Ze hopen dus maar dat de nieuwkomer geen al te ernstige patiënt is. „Je wordt morgen ze ker geopereerd?" wil de oudste weten. Zonder antwoord af te wachten voegt hij er vaderlijk aan toe: „dat er dan twee kwade da gen volgen," „waar we toch door heen moeten". Zij moeten er trouwens zelf ook doorheen, want het is niet zo ple zierig om een kreunende bleke, uitgetelde O.K.-(operatiekamer). patiënt op je kamer te hebben, die rochelt en reutelt op momenten dat het middageten wordt opge diend. Bij anderen op ziekenbezoek schenen ons de dagen voor de pa tiënt in bed met de bloemetjes, het fruit en het boek uit de zie kenhuisbibliotheek, eindeloos lang te duren. Maar dat is niet zo, want het draaiboek van de hoofd zuster schrijft een groot aantal ver plichte figuren per dag voor. In de nacht zijn die er minder. Wie niet slapen kan, ligt op die vaste nummertjes te wachten als een radioluisteraar op zijn favorie te programma's. Hij wacht op de nachtzuster, die in het schemerdonker haar ronde doet, hij wacht Op het klapperend geluid van 't nachtkastje, waaruit zijn buurman, bang voor lawaai en daarom zo luidruchtig zijn urinaal opvist, hij wacht op het zustertje dat in de prille ochtenduren vers water op de tafeltjes zet en hij vraagt zich intussen af waar de man ligt, die zijn bel weigert te gebruiken en aldoor diepingrijpend in de stilte van de nacht om zijn vrouw roept. Onze buurman snurkt en woelt. Een enkele keer krijgt hij een nachtmerrie en slaat hij wild met de dekens. Als door de spleten van de dikke gordijnen een grauw straaltje ochtendlicht glipt, vallen we eindelijk in slaap. De hoofdzuster brengt de krant persoonlijk, informeert naar ons welzijn en naar onze nachtrust en laat ons vervolgens achter met de grote en kleine ellende, afgedrukt op een formaat, dat veel te groot is voor een ziekenhuisbed en dat op een kraakzindelijk laken groe zelige inktafdrukken achterlaat. Na haar treedt de pilletjeszuster aan. „Hebt u een streep verdiend?" vraagt ze en pas een dag later be grijpen we dat haar informatie iets te maken heeft met de prestaties op wat huiselijk „de pan" heet. Wie die temptatie met succes door staan heeft verdient een streep op het dagrapport. De ochtend zit volgepropt met ac tiviteiten- Zij brengt ons de zus ter voor de wasbeurt, de zuster die ons bed van nieuw linnen voor ziet, de zuster die de bloemen binnenzet, de zuster die de koffie brengt en de zuster met het mid dagmaal. Alles bij elkaar een soort witte tornado, die in de ochtend uren weinig ruimte overlaat voor ander vermaak. Wij leren veel die eerste dag. We leren eten met de linkerhand, ook al komen bij de eerste po ging kleine restjes spinazie naast ons op het witte kussen terecht. We leren met één hand een-en- dertigen met de buurman en de radio aanzetten met een pocketboek Een gToot aantal dagelijks weerkerende routine-bezighe den is er de oorzaak van, dat van persoonlijk contact met de zieke weinig terechtkomt. We leren van dezelfde buurman ook dat er „wespen en vlinders" onder de verpleegsters zijn en ie dere keer als er een zuster na een karwei onze kamer heeft verlaten rubriceert hij ten onze gerieve: „Dat is een wesp" of „Dat is een vlinder." We zijn dan extra- gewaarschuwd, maar in de prak tijk pakt dat iedere keer verkeerd uit. Het zustertje dat voor hem een wesp is, fladdert bij ons als een vlinder en omgekeerd. (Van een onzer verslaggevers) In het werkboek voor ziekenver pleging staat de taak van de ver pleegster prozaïsch omschreven:: „Geen aaneenschakeling van hel dendaden, doch een reeks vermoei ende en stelselmatig terugkerende bezigheden". Het is waarschijnlijk met opzet een van de eerste lesre- gels in het boek. De leerling-ver pleegster mocht zich eens een al te romantische voorstelling maken van het vak, waarover in ziekenhuis- en doktersromannetjes toch al zo veel heroïsche nonsens is geschre ven. Eén even ontnuchterend oordeel hóófden ive van eén hóófd verple gingsdienst in een groot ziekenhuis: „Wie het in de verpleging op de eerste plaats om die romantiek te doen is, zakt na enkele maanden al door de mand, want de alledaagse praktijk laat de verpleegsters wei nig tijd voor heldendaden". „De verpleging van de patiënt komt voor de verpleegster op de eerste plaats", leert dit hoofd ons, „hetgeen overigens niet betekent dat de persoonlijke benadering van de patiënt van ondergeschikt belang zou zijn". „Maar die persoonlijke benadering is niet zo'n simpele zaak als sommi gen wel denken. Er zijn patiënten die belangstelling voor hun pro blemen en noden hinderlijk en vaak opdringerig vinden, maar er zijn even zovelen die behoefte hebben aan persoonlijk contact". Voor een leerling-verpleegster en ook voor een verpleegster met enige ervaring is het vaak moeilijk om te peilen op welke wijze de patiënt benaderd wil worden. De duur van de verpleging speelt daarbij een voorname rol. Het snellere gene zingsproces in de huidige verple ging sluit een meer dan oppervlak kige kennismaking al bij voorbaat uit. Het hoofd opleiding van een groot aantal verpleegsters maakte een onderscheid tussen verpleeg sters die graag het accent leggen op de technische aspecten van de ver pleging en hen voor wie de verzor ging nu juist aantrekkelijke kan ten oplevert. Een mixture van beiden zou dus de „ideale" verpleegster moeten op leveren, maar de praktijk geeft ook over deze definities geen afgewogen computer-uitslag. Voor de beide specialisten op dit terrein geeft de mentale instelling van het meisje dat dit bijzonder zware vak kiest de doorslag. Het meisje dat de verpleging verkiest boven een kantoorbaantje, doet die keuze omdat zij op de eerste plaats dienstbaar wil zijn, iets voor de andere wil betekenen. Zonder al te veel getheoretiseer: „Je hebt het van huisuit of je hebt het niet". Bij de meeste verpleegsteroplei dingen kent men een cursus „psy chologie van de zieke", maar het is een onverplicht keuzevak. Met de vaste verwerking in het oplei dingsschema is men nog niet overal rond, maar of invoering van deze psychologische bij-schaving voor de praktijk wezenlijke betekenis heeft, achter die vraag plaatsen onze bei de zegslieden levensgrote vraagte kens. De praktijk is ook hier een pro zaïsche en zelfs corrigerende factor, want die leert dat bij een zo kri tieke personeelsbezetting als in de meeste ziekenhuizen het geval is doodgewoon de tijd ontbreekt om veel te doen aan die psychologische benadering van de zieke. Het grote aantal dagelijks weerkerende routi ne-bezigheden in dit vak laat wei nig ruimte over voor dit persoon lijke contact. Klachten van patiën ten hoort men merkwaardigerwijs zelden, maar zij komen juist wel uit de kringen van de verpleegsters zelf. Beide „zegsvrouwen" volgden een opleiding aan de Katholieke Hogere School voor verplegenden in Nijmegen, een instituut dat afge stemd is op de uitoefening van lei ding-gevende functies in het zie kenhuiswezen. Gesprekstechniek vormde een van de onderdelen van deze opleiding. In de normale verpleegstersoplei ding ontbreekt dit les-onderdeel to taal. In het hier al eerder geciteerde werkboek voor verpleegsters blijven de instructies op dit gebied wat aan de oppervlakte. Er is sprake van „een bescheiden optreden, een be leefde, welwillende en begrijpende houding", maar daar blijft het dan ook bij. (ADVERTENTIE) Publikatie van de N.V. Nederlandse Gasunie A'\ !V'r- O (Van onze correspondent) WENEN Nu de stalinistische restanten in Tsjechoslowakije uit de weg zijn geruimd, staat de nieuwe partijleider, Dubcek, gesteld tegenover een reeks economische en sociale vraagstukken, die om een spoedige oplossing vragen. De kwestie waar het om gaat is, dat er een definitief einde komt aan ed ellende van de afglopen jaren en dat de ecconomie eindelijk eens op een gezond fundament komt te staan, hetgeen overigens, in eerste aanleg althans, de nodige offers zal vergen. A Ook al zullen produktie en distribu tie niet meer centraal geregeld wor den, dan zal het nog de vraag zijn of de, naar Joegoslavisch voorbeeld, ontworpen „arbeidersraden" ook in derdaad tot stand komen en of deze „raden" ook bogen op enige popu lariteit van de zijde van de arbeiden de bevolking, om wier gunst de com munistische partij, meer dan vroeger dinge moet. Er is tot dusverre weinig terecht gekomen van het streven van de par tij het evenwicht in de fabrieken te behouden. De nieuwe vakbondleider, Polacek, heeft nu al te maken met verzet op grote schaal. Hem wordt onder meer verweten, dat hij, onder Novotny's verantwoordelijkheid, aan merkelijk medeschuldig is aan de feilen in het verleden en met name iets te maken heeft met het miljoe- Men schrijft ons van geachte zijde Naar aanleiding van uw bericht „Voldoening over kerkelijk „vredes- gesprek" verzoek ik u het volgende te publiceren, waarvoor bij voorbaat mijn dank. Al geruime tijd was er, geheel ver trouwelijk, sprake van het gesprek dat op 20 mei te Doorn moet plaats hebben. Er moest naar buiten niets van bekend worden en slechts met goedvinden van de gehele vergade ring zouden er later mededelingen aan de pers worden gedaan. Nu het vertrouwen klaarblijkelijk is ge schonden en mijn naam in deze zaak is genoemd, heeft het geen zin meer om volledige geheimhouding te be trachten. Op 2 april ontving ik van de heer w. Goddijn, samen met 43 anderen, een verzoek deel te nemen aan een gesprek te Doorn. De uitnodiging was opgesteld in overleg met de twee redactieleden van Confrontatie. Het initiatief is geheel uitgegaan van Goddijn, als ik het wel heb, die han delde in opdracht, of op wens van kardinaal Alfrink. Bij de uitgenodigden behoorden, behalve de door u in uw blad ge noemden, ook personen als H. Oos terhuis, aalmoezenier P. G. M. Schoo nbeek, prof. J. Th. Snijders, pater Koper, mr. H. W. van Doorn, e.a., een merkwaardig gezelschap waar- van,men z'c'1 moest afvragen waar- °m het zo en niet anders was samen- Velbetekenend was ook het ontbreken van namen van personen die blijkbaar aan een van de uitno digers niet sympathiek waren. Persoonlijk heb ik aan deelname drie voorwaarden verbonden: 1. bekendmaking van de naam van de persoon die de bijeenkomst zou leiden. 2. Het opstellen van een agenda zodat men kon weten wat zou wor den behandeld zodat men er zich op zou kunnen voorbereiden. 3. Verklaring door alle aanwezi gen dat zij zonder enig voorbehoud of mentale restrictie de geloofsbelij denis aanvaarden zoals deze het vo rig jaar door de Congregatie voor de Geloofsleer is opgesteld en door de paus bekrachtigd. Deze is te vinden in de Acta Apos- tolica Sedis van 20-12-1967, p. 1058. Zij begint met: „Ik N.N. geloof met een vast geloof en belijd alles, tot in bijzonderheden, wat vervat is in de geloofsbelijdenis, en wel(Hier volgt het credo der h. mis. Daarop volgt:) Bovendien aanvaard en neem ik vast aan alles, tot in bijzonderhe den (omnia et singula) wat door de Kerk met betrekking tot de leer van geloof en zeden, hetzij in een plech tig oordeel is gedefiniëerd, hetzij door het gewone leergezag is beves tigd en verklaard, op de wijze waar op het door de Kerk wordt voorge houden, in het bijzonder wat betreft het geheim der heilige Kerk van Christus, haar sacramenten en het offer der mis, en ook het oppergezag van de paus van Rome". In mijn brief aan Goddijn had ik speciaal gewezen op het in Vatica- num 1 gezegde: „Ais iemand zegt dat het kan gebeuren dat men aan de door de Kerk voorgehouden dogma's zo nu en dan, volgens de vooruitgang der wetenschap, een andere zin moet geven dan die de Kerk erin heeft be grepen en er nog in begrijpt: hij zij buiten de Kerk". Met betrekking tot mijn eerste voorwaarde heb ik antwoord ont vangen dat de vergadering, althans in het begin, door pater Goddijn zou worden voorgezeten (dus niet door een neutraal persoon). Met betrekking tot het tweede punt werd mij op 6 mei definitief ge- antoord dat op het verlangen van mij en anderen, dat een agenda zou wor den vastgesteld (een meest redelijk verlangen, dunkt mij, wanneer men zes uur moet vergaderen) niet zou worden ingegaan. Wat het derde punt betreft, in drie brieven die ik hierover van pater Goddijn heb ontvangen, is hierover geen woord gerept. In dit laatste punt is echter de kern van de zaak gelegen. De vrijzinnigheid heeft in katholiek Nederland zo'n grote vor dering gemaakt, dat zij er zich solied heeft geïnstalleerd. Was daar niet de wereldkerk, van wie men zich (nog?) niet wil afscheiden, dan zou het pleit voor de vrijzinnigen in principe zijn gewonnen. Nu zijn er mensen die zich tegen deze stand van zaken ver zetten, en hiertoe' behoort een aantal der door pater Goddijn uitgenodig den, kortheidshalve (maar onjuist) aangeduid met de naam „Confron- tatiegroep". In zijn befaamde redevoering te Amsterdam heeft W. Goddijn gezegd dat deze groep „pastoraal begeleid" moet worden. Daarmee is hij nu ken nelijk bezig. Wie aan deze begelei ding behoefte heeft, ga zijn gang. Ondergetekende beslist niet. Het gaat in de hele zaak om niets meer of minder dan of in de katho lieke Kerk de vrijzinnigheid zal worden geduld of niet. Zij kan er niet in worden toegelaten op straffe van haar eenheid te verliezen en haar aard. Wij zullen dan het schouwspel zien, dat het protestantisme al zo lang te zien heeft gegeven. Wie meent het katholiek geloof niet meer te kunnen delen, hij verlate de Kerk. Ook Jesus heeft zijn leerlingen ge vraagd. „Wilt ook gij niet heen gaan?" (Joan. 6,68). Er wordt van niemand gevraagd te handelen in strijd met zijn overtuiging. Maar het kan niet worden geduld dat binnen de Kerk het geloof wordt uitgehold en de christelijke moraal ondermijnd of zelfs, zoals op veel punten der seksuele moraal, eenvoudig wordt af geschaft. Het heeft een diepe zin gehad, dat paus Joannes bij het begin van zijn concilie publiek, geknield, allereerst de geloofsbelijdenis heeft uitgespro ken: het credo en die van Trente. Dit voorbeeld vindt in Nederlandse bij eenkomsten geen navolging. In kan het uitblijven van een ant woord op mijn derde vraag slechts als een erkenning beschouwen dat onder saamgeroepenen geen eenheid van geloof bestaat. Daarmee is de hele bijeenkomst bij voorbaat tot mislukking gedoemd, al zal zij wel licht voor propagandistische doelein den worden gebruikt of misbruikt. Op de laatste, definitieve deelne merslijst staan 41 namen; de laatste vijf zijn die van het bureau van Pas toraal Instituut. Daarbij is die van H. Divendal die voor communicatie met de pers zorg zal dragen. U dankend voor de plaatsing. Prof. mag. dr. J. P. M. van der Ploeg O.P. hoogleraar te Nijmegen. Wij kunnen de bezorgdheid van prof. Van der Ploeg over bepaalde ontwikkelingen binnen de R.-K. Kerk begtrijpen. Juist vanwege die ont wikkelingen is het zo goed, dat „ver ontrusten", progressieven en hoe ze allemaal mogen heten met elkaar aan tafel gaan zitten. Maar het is ons niet duidelijk, waarom als voor waarde tot deelname aan het gesprek de eis gesteld zou moeten worden, dat alle deelnemers vooraf een ver klaring over hun katholiciteit dienen af te leggen. Het stellen van die eis vooraf moet, zacht gezegd, als grie vend worden ervaren. Van christenen onder elkaar zou, menen wij, een andere opstelling mogen worden verwacht. (Redactie) nenverlies van de Jawafabrieken, die onder meer de welbekende motor rijwielen vervaardigen. De arbeiders van de Praagse industriewijk Vyso- cany hebben inmiddels het aftreden van Polacek geëist. En zolang deze eis niet ingewilligd wordt, blijven zij het vertikken hun contributies af te dragen. Uiterst moeilijk is de toestand in de mijnindustrie, vooral omdat tal van mijnen eigenlijk gesloten zouden moeten worden, omdat ze niet ren dabel zijn. Weliswaar is in het voor uitzicht gesteld, dat er zeker deze eeuw uit nog voldoende arbeid zal zijn, maar toen premier Cernik on langs uit Rusland terugkeerde, maak te hij bekend, dat een overeenkomst gesloten was volgens welke de in voer van aardolie verhoogd werd, wat in feite neerkomt op een versnel de sluiting van bepaalde mijnbouw- ondernemingen. Daar komt nog bij, dat Tsjechoslo wakije nog steeds opgescheept zit met overeenkomsten op lange termijn met Polen en de Sovjet-Unie ten aanzien van de levering van steen kool. Dit als tegenprestatie voor ver leende kredieten. De kompels van 't kolenbekken van Noord-Bohemen zijn hierover uiter aard bijzonder boos- Niet ten on rechte kunnen zij er op wijzen dat de mijnen, waarin zij werken, de staat twee miljard kroon hebben op geleverd en dat er nog geen sprake is van een onrendabele situatie, situatie. Woordvoerder Hojdar heeft op de laatste bijeenkomst van het centrale comité van de communisti sche partij opgemerkt, dat een sta king van de 42.000 mijnwerkers al lerminst tot de onmogelijkheden be hoort, als de vraag over het voort bestaan van de mijnindustrie aldaar niet bevredigend beantwoord wordt. De eerste staking sedert vele ja ren heeft zich eind maart voorge daan in Pisek, waar duizend fa brieksarbeiders niet toestonden dat de produktie naar een andere fa briek werd overgeheveld. Ze hadden succes. Stakingen waren tot dan in Tsjechoslowakije on denkbaar, maar kort geleden pres teerde de vice-voorzitter van een me taalarbeidersbond het proteststakin gen aan te kondigen als bepaalde ei sen niet zouden worden ingewilligd. Dergelijke dreigementen betekenen in een communistische staat niet meer of minder dan een revolutie. Ze tonen in ieder geval aan, dat de invloed van de communistische par tij in hoge mate verzwakt is. In mijn eentje heb ik gisterochtend zitten gedenken dat precies 28 jaar geleden onze toenmalige oosterburen ons land binnen vielen, om er vijf jaar lang te blijven. „Officieel" doen we daar niets aan. De vijfde mei, be- wijdingsdag volgens de geschiedenis boekjes, is trouwens ook al geen da tum meer waarop je een borreltje of een pintje méér drinkt dan anders. Terwijl bij ons als laatste rudi ment van herdenking een enkele treurmars in de avond van 4 mei is overgebleven, vieren ze in Tsjecho slowakije liefst DRIE dagen feest, omdat ze daar 23 jaar geleden door de Russen bevrijd zijn van de Duitse bezetting Op een Pools demonstratiebord: Dub-echec, Dub-echec. De Gaulle is waarschijnlijk van Schotse afkomst, heeft dezer dagen een onderwijzer in Glasgow onthuld. De naam De GauUe is volgens hem de Franse verbastering van Wallace, «sen typisch Schotse naam. Moeten we tien jaar lang met die man opgescheept zitten, om er uit eindelijk achter te komen dat hij ais puntje bij paaltje komt een Schot is! Daar zal Wilson, die zijn onderkomen Britse rijk maar niet van De GauUe in de E.É.G. mag onderbrengen, aar dig van op kijken. Wilson: lachen als een labour die kiespijn heeft. Mr. Luns zal in Mainz de gouden „Stresemann-medaille" uitgereikt krijgen, omdat hij het internationale recht(s) en de Europese gedachte be vorderd en versterkt heeft. In Amerika bestaat een Genoot schap van Meisjeswaarnemers, dat een felle campagne is begonnen te gen het langer worden van de rok. De leden willen de minirok gehand haafd zien. Waarom? „Het plotseling verlengen van de rok gaat historisch gezien gepaard met wereldoorlogen en ernstige crises", zeggen ze. De echtgenote van de filmacteur Burt Lancaster heeft haar man in een restaurant met een fles op zijn hoofd geslagen, omdat hij naar haar me ning te veel aandacht besteedde aan een andere vrouw. Dag moeder.' Laten wij het morgen gezelliger houden. MERIJN

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 5