Ruimte-Odyssee
,200V: naar rand
van de kitsch
VISOTTERS HEBBEN
HET ERG MOEILIJK
KRONIEK
ÜH VAN
S3
NEW YORK
STANLEY
KUBRICK
DENKT
33 JAAR
VOORUIT
Woonmogelijkheden verkleind
Evolutie
Fascinerend
Fase vier
Verwezen
Waterdier
Sporen
Trektochten
ÜSi««'' (SB»
gs,|ll
Herstel
DAGBLAD DE STEM
-I
In een stofwolk landt de Aries op de maanbasis Claudius. De aarde, halfvol, schijnt op de achtergrond, 240.000
mijl ver.
(Van onze correspondent Hans Citroen)
Verplaatste regisseur Stanley Kubrick ons met de grimmige satire „Dr. Stran-
gelove of hoe ik mijn twijfel overwon en de bom leerde liefhebben" 'm een nabije
toekomst, in zijn volgende werk dacht hij nog een paar jaar verder. De film „2001"
,,A space Odyssee" valt in vier stukken uiteen. Hij laat de ruimtevaart zien
zoals nog nooit vertoond en eindigt met een „boodschap", die om en nabij de
planeet Jupiter griezelig dicht in de buurt van de kitsch komt. De film, die in de
eerste week van april met veel van het geijkte gedoe in première ging op
Broadway, werd gefilmd in super-panavasion en metrocolor en zulks beduidt, dat
daarvoor in de bioscoopzaal een doek als een horizontaal liggende wolkenkrabber
hangt en dat men hetzelfde wonderbaarlijke ruimtelijke effect krijgt van bijvoor
beeld Todd A.O. Maar laat ik eerst iets van de 'eihoud vertellen.
De film begint met het is haast niet te geloven een inleidende muziek van Richard
Strauss, het begin van „Also sprach Zarathustra". Ik weet niet waar dat vermeld staat,
maar wat mij betreft heeft dan eindelijk dit stuk muziek zijn goede bestemming gevonden:
filmmuziek. Als het orgel slecht te vroeg af geknepen is uitgeklonken, zijn wij op de
planeet aarde enige miljoenen jaren geleden.
Een kudde apen is bezig te dogn
wat apen gemeenlijk plegen te doen
en op de achtergrond van het bij
kans onafzienbare beeld grazen
moeilijke dieren. Een katachtig
roofdier knokt met een aap: wij zijn,
kortom, in de prehistorie van de
mens (als men tenminste wil gelo
ven, dat wij van de apen afstam
men). Plotseling staat een grote
steen (metaal kan het ook zijn, zelfs
een onbekende stof is mogelijk) in
het landschap, een soort V.N.-ge
bouw zonder ramen en op verklein
de schaal en de apen benaderen dit
„teken" met veel angst en schroom,
maar raken het uiteindelijk toch
aan.
Dan begint de evolutie en spoedig
ziet men hoe een aap een knook als
slagwapen gaat gebruiken om een
broeder-aap tot gehakt te slaan. Hij
gooit zijn knook in de lucht. Wij zien
de draaiende bot en een seconde la
ter is het een ruimteschip geworden.
Wij zijn vier miljoen jaar verder in
het jaar 2001 en de mens heeft de
ruimte veroverd. Dat is het eerste
van de vier delen. Wel leuk lek
ker groot en net of je in het land
schap tussen de apen zit maar
wel lang en niet on, er van New
York naar Den Haag over te schrij
ven.
Dan begint fase twee. Geleerden
op de maanbasis hebben, in de
grond begraven, het „teken" (zie
boven bij de apen) gevonden en
achten dit het eerste bewijs, dat er
buiten de mens nog andere intelli
gente wezens in het universum zijn.
Men besluit als blijkt, dat het te
ken op Jupiter gericht is om een
ruimte-expeditie naar deze enorme
planeet m te zetten en die expeditie
is fase drie. Fase twee duurt lang,
is soms wat traag van tempo, maar
is ongelofelijk fascinerend.
Regisseur Stanley Kubrick heeft
de geleerde en (voortreffelijke)
science-fiction-schrijver Arthur C.
Clarke als adviseur gehad en het re
sultaat van die adviezen plus het
feit, dat regisseur en adviseur sa
men de script schreven, maakt, dat
men niet uitgekeken raakt op de
wonderen van onze nabije toekomst,
die zo nauwgezet mogelijk en zo
authentiek mogelijk zijn verwerkt in"
bijzondere effecten, die MGM tien
miljoen dollar hebben gekost.
Men ziet de gewone, normale
vlucht van een Pan-Americanvlieg-
tuig naai het tussenstation een
kolossaal draaiend rad men ziet
de aankomst op de maan in het
Maan-Hiltonhotel. Men zou iedere
shot minuten stil willen zetten om
alles op dat krankzinnig grote doek
veel beter te kunnen opnemen, om
meer te weten van de honderden en
honderden apparaten, wijzers, me
ters, instructies (bijvoorbeeld 12
aanwijzingen voor het gebruik van
het toilet in een ruimtevliegtuig).
Men zou willen weten wat al die co
des, symbolen, parabolen, letter
combinaties en instrumenten beteke
nen, vooral als men gehoord heeft,
dat dit alles geen fantastische onzin
is, maar exacte wetenschap, die zeer
nabij schijnt te zijn.
De relativiteit van beweging en
plaats in de ruimte door het ont
breken van de zwaartekracht is
zo angstwekkend fascinerend neerge
zet, dat men werkelijk voor het
eerst ziet (en niet leest) hoe het zal
zijn. De stewardess loopt gewoon
tegen de wand en tegen het plafond
en men ziet gewoon, ziet dat
er geen boven en onder is. De land
schappen op de maan zijn van een
wonderbaarlijke pracht. Het zullen
wel landschappen ergens n de Roc
ky Mountains zijn, maar wat doet
dat ertoe als men kan bedenken,
dat wij nu weten hoe de maan er
uitziet en waar het maanlandschap
op lijkt. Het stijgen, vliegen, dalen,
binnenloodsen, navigeren is adembe
nemend.
Het eige wat ronduit afschuwelijk
genoemd moet worden is de zeer
luide muziek. Om de deinende bewe
ging van het reusachtige draaiende
tussenstation eens fijn muzikaal te
illustreren, heeft men de Donauwals
van Strauss zo verschrikkelijk hard
onder, boven, tegen en achter de
film gezet, dat ik in de eerste
maanden het stuk niet meer kan ho
ren. Het is een opluchting als de
muziek even niet meer wil klinken
en alleen maar de echte geluiden te
horen zijn in die onwezenlijke stilte.
Men zou MGM willen bidden om in
Nederland de muziek wat decibels
betreft tot een tiende van het volu
me te verminderen. Het stukje „Zara
thustra" is al erg genoeg.
Fase drie: de tocht naar Jupiter
in een enorm ruimteschip, waarop
men ook al niet uitgekeken raakt.
In het ruimteschip vijf man en de
sprekende computer Hal, het super
brein van het schip, pratend met de
bemanning, schakend en commenta
riërend. Overigens met zo'n naar,
zalvend toontje, dat men hem graag
met een bijl op zijn metalen bast
zou willen slaan.
Hal volgt met zijn rode oog alles
in het ruimteschip en Hal besluit
om in opstand te komen tegen de
mens. Hoera, eindelijk dan weer
eens de opstand van de intelligen
te computer tegen de armzalige
mens. Hal vermoordt vier van de
vijf bemanningsleden drie heel
eenvoudig, want die zijn ingevroren
maar nummer vijf is hem net
iets te slim af. Om Hal te over
winnen moet nummer vijf enige se
conden zonder ruimtehelm in de
ruimte verblijven en ik heb gelezen,
dat dit inderdaad mogelijk is. Hals
brein wordt dan gedeeltelijk ontta
keld en ik was blij om van zijn stem
af te zijn.
Dan komt fase vier. De grote lou
tering, het grote inzicht, de kathar-
sis zo men wil. Bij Jupiter zweeft
weer dat V.N.-gebouw zonder ramen
door de ruimte en Bowman, de over
gebleven schipper, wordt meegevoerd
naar een kosmisch spel van kleur
en beweging, dat moet aantonen hoe
er in feite geen ander contact tus
sen de mens en een volkomen an
dere intelligentie mogelijk is.
Dat is natuurlijk een volstrekt legi
tiem standpunt. Science-fiction heeft
altijd voor het probleem gestaan, dat
de mens alleen maar in de tekens
en symbolen van de mens kan den
ken en hoogstes de resultaten var
diat denken gradueel kan wijzigen.
Als Clarke derhalve is uitgegaan
van het feit, dat een andere intelli
gentie eenvoudig geen contact met
ons kan hebben, omdat die ande
ren en wij elkaar niet kunnen „be
vatten", dan heeft hij gelijk. Maar
Om de bemanning tijdens de lan
ge reis fit te houden, bestaat een deel
van het ruimteschip uit een enorme
centrifuge een langzaam draaien
de trommel. Hierdoor krijgt de be
manning het gevoel van normaal ge
wicht. In die trommel hebben de
controle-instrumenten en de recreatie
mogelijkheden een plaats gevonden,
terwijl drie andere astronauten in
een automatische winterslaap wor
den gehouden.
dan kom je op Jupiter aain, stelt
vast „Jongens, hier kunnen wij niet
leven, die anderen kan ik niet „er
varen" en je keert treurig terug naar
de aarde om je tijd uit te zitten en
maar te hopen, da, wij eens in de
verre toekomst in staat zullen zijn
anders te denken door inschakeling
van de nu nog ongebruikte stukken
van ons perceptievermoge. Ik geef
toe: dit is geen oplossing. Maar is
dit 'n oplossing?: Bowman zeilt door
tien minuten kleur- en klankeffect,
die iemand vast wel psychedelisch
zal noemen en bevindt zich dan plot
seling in een Louis XVI-huis, waar
hij zichzelf tegenkomt, ouder („sad
der", dat moet je zijn als je ouder
wordt) en etend. In een andere ka
mer ligt hij, nu stokoud, stervend
op bed en zijn onkrrchte, gerim
pelde hand wijst naar een schattig
nog ongeboren kind, dat in zijn be
schermende bel door de ruimte
zweeft.
Boodschap dus:
ik ga dood, maar
Men loopt dan wat verwezen op
Broadway, dat uiterst prozaïsch 1968
doet en denkt: waarom konden Ku
brick en Clarke geen film maken,
die al die wonderen van de ruimte
vaart toont zonder een kosmische
boodschap? Een gilm van mensen,
die naar de maan en desnoods naar
Jupiter gaan en weer terug, omdat
ze op tijd weer thuis moeten zijn of
omdat zij met vakantie gaan.
Ongelouterrd in een Louis XVI-
kamer, zonder precies te weten
waar ze vandaan komen, wat ze
hier eigenlijk doen en waar
ze naar toe gaan, maar met
heerlijke machines om mee te spe
len en met de hoop om in de toe
komst wat minder vervelend tegen
elkaar te zijn. Om al die heerlijke
machines te zien en al die wonde
ren van de ruimte moet men te zijner
tijd toch wel naar „2001" gaan kij
ken. Maar eerst informeren of de
mooie blauwe Donau wat zachter kan.
In de jaren dertig-veertig werd de visotter om zijn pels fel vervolgd. Op
het nippertje werd de otter door wijziging van de Jachtwet in 1942 van een
zekere uitroeiing behoed. Van deze maatregel èn van het feit dat vele zgn.
bunzingjagers na 1945 andere, lucratieve, bezigheden vonden, heeft de Neder
landse otterstand dankbaar geprofiteerd, en zich zij het zeer langzaam her
steld-
Plaatselijk kon, omstreeks 1962
zelfs weer van een behoorlijke otter-
stand worden gesproken. Zoals uit
een door het RIVON ingesteld onder
zoek naar het voorkomen, leefwijze,
woonbiotoop, winter- en zomerrefu-
gia, populatiedichtheden, nut en scha
de enz. blijkt, dreigt de otterstand
een nieuw gevaar en wel dat van
de watervervuiling en recreatie. Ook
het moderne verkeer, vooral in ruil-
verkavelingsgebieden, bleek in toe
nemende mate zijn tol onder de ot
ters te eisen.
De visotter (Lutra lutra L), die
tot de marterachtigen behoort, is een
verbeten vechter en menige jacht
hond die hem aanviel heeft daarvan
spijt gekregen. Vooral als hij in 't wa
ter wordt aangevallen is deze, ruim
een meter lange en vijf tot tien kilo
gram zware, otter de meest vastbe
raden hond in de regel de baas. Wan
neer hij in het nauw wordt gedre
ven deinst hij er zelfs niet voor te
rug mensen aan te vallen.
Daar de otter een rasecht water
dier is, spreekt het welhaast vanzelf
dat hij hierin ook zijn voedsel zoekt.
Nu zijn volgens het Rivnnrapport
de gegevens over zijn voedsel zeer
schaars. Veelal betreft het overtrok
ken jagersverhalen of visserslatijn
waarvan met geen mogelijkheid is
te zeggen in hoeverre zij op werke
lijke waarnemingen berusten. Zijn
hoofdschotel wordt door vis gevormd
en aangevuld met ratten, kikkers wa
tervogels, kortom allerlei soorten van
in en langs het water levende die
ren.
dat kind wordt dadelijk geboren en
zal leven. Het lijkt mij wat over
dreven om voor die wetenschap naar
Jupiter te moeten, al zal men on
getwijfeld in die stilte daar wat
sneller tot inzicht komen dan in het
waanzinnige lawaai om ons heen. Als
allerlaatste slot van de film klinken
dan de hemel sta ons bij nog
maals de inleidende maten van „Also
sprach Zarathustra" om ons kenne
lijk duidelijk te maken, dat Richard
Strauss wel wis en waarachtig ook
een boodschap had.
Wanneer wij, aan de hand van het
rapport over de verspreiding van de
otter, nagaan waar momenteel de
meeste otters huizen, dan blijkt een
duidelijke voorkeur voor gatencom
plexen uit te gaan. Het gunstigst is 't
indien deze grenzen aan een ondiep,
niet vervuild en dus visrijk meer.
Het tweede belangrijke woonbiotoop
wordt gevormd door natuurlijke
meeroevers met dekking.
In het gebied van de grote rivie
ren en in het zoetwatergetijden ge
bied bleken de otters veel zeldzamer
dan werd aangenomen, tenzij bin-
nèndijkse oude armen, tichelgaten
etc. als woonbiotoop aanwezig waren
In het veld behoren ontmoetingen
met otters tot de toevalligheden. Een
uitzondering hierop is mogelijk en
wel in een terrein met een zeer ho
ge populatie dichtheid. Om de aan
wezigheid van otters vast te stellen,
is men hoofdzakelijk aangewezen op
de sporen in het veld..
In de allereerste plaats komen hier
voor de prenten in aanmerking. Op
zandbankjes in beken, langs rivier
oevers, op vers gegraven veen en
natuurlijk in de sneeuw zijn deze
soms te vinden. In de tweede plaats
verraden de karakteristieke glijba
nen de aanwezigheid van otters. Op
zeer bepaalde plaatsen laten de ot
ters zich door modder of sneeuw in
het water glijden.Ten derde dienen
de zeer kenmerkende otterpaden of
otterwissels genoemd te worden.
Vraatresten, vooral van grotere
prooidieren, kunnen eveneens een
bruikbare indicatie geven. Tot slot
vormen de faeces van de otter even
eens een uitstekend hulpmiddel om
het dier te ontdekken. Deze deponeert
hij meestal op een zeer in het oog lo
pende plaats buiten het water, zoals
een uitstekend stuk van een duiker,
een balk van een bruggetje, een stei
gertje of een vlak stukje zandbank.
In de winter kunnen bellenbanen
die gevormd worden door lucht
welke uit de pels van onder water
zwemmende otters ontwijkt en vis-
gaten met een typisch opstaande
rand de aanwezigheid van otters ver
raden. Deze opstaande randen wor
den gevormd door bevriezend water
dat bij het in- en uitgaan van de die
ren over de rand golft.
De klassieke otterholen, zoals Brehm
deze heeft beschreven komen in ons
land zeer waarschijnlijk niet voor.
Slechts enkele malen heeft men ot
ters gevonden die in een pijp ble
ken te wonen. In verreweg de mees
te gevallen maken de otters een bo
vengronds nest in de dichte moeras
vegetatie.
Het is bekend dat vooral in het
buitenland de otters grote trektochten
over land maken om uit het stroom
gebied van een bepaalde rivier in
dat van een andere te kunnen ko
men. Ook in ons land zijn gevallen
bekend waarbij tamelijk brede stro
ken droog terrein regelmatig door
otters worden gekruist. Zo zouden
otters de Hondsrug tussen het Zuid-
laardermeer en het Paterwoldsemeer
regelmatig oversteken. De meeste
migraties zullen in ons land echter
wel langs het water plaats vinden,
zodat ze vrijwel onopgemerkt blijven.
Langs de verschillende Brabantse
riviertjes trekken b.v. regelmatig ot
ters, terwijl ze om vanuit de Dom
mel in de Beerse te komen gebruik
maken van het Wilhelminakanaal,
Het is in de sneeuw herhaalde ma
len geconstateerd dat de otters uit
het Naardermeer naar de Ankeveen
se plassen trekken.
De stewardess maakt een maaltijd gereed in de volledig geautomatiseerde keuken, waar een druk op enkele
knoppen voldoende is voor een gehele uitgebreide maaltijd. Speciale schoenen maken het de stewardess mo
gelijk de volledige keukenvloer te betreden.
Onze otterstand was in het begin
van de oorlog 1940-1945 tot een ui
termate klein aantal gereduceerd en
heeft zich slechts langzaam van de
ze enorme klap hersteld. Eind 1941
zouden volgens Brouwer, nog slechts
30 tot 50 otters in ons land hebben
geleefd. De zachte winters van 1942
tot en met 1945, vrijwel zonder ijs
en dus zonder achtervolgingsmoge
lijkheden, hebben de dieren enig res
pijt gegeven. Momenteel is de stand
toegenomen al is dit proces nog al
tijd niet voltooid. In 1962 schatte het
Rivon, aan de hand van de verkregen
inlichtingen en veldonderzoekingen,
het aantal otters op 300 exemplaren,
verdeeld als volgt.
Groningen en Noord-Drente 30, Fries
land en Noordwest Overijssel 120,
het Utrechts- en Hollandsveengebied
60; Zeeuws Vlaanderen 50, Zuidoost-
Noord-Brabant en Noord en Midden-
Limburg 20 terwijl de restpopulatie
en zwervende exemplaren op 20 ot
ters werd geschat. De provincie Fries
land beschikt afgezien van Engeland,
over het grootst aantal geschikte
biotopen in geheel Noordwest Euro
pa. De otters zijn in dit gewest nog
zo talrijk, dat ze hier afdoende be
schermd zouden kunnen worden.
Ondanks de opvatting van velen
moet het toch hoogst twijfelachtig
worden geacht, dat de otters in staat
zijn werkelijk schade aan dijken aan
te richten. De otters graven hoogst
zelden zelf holen maar verwijden
hooguit bestaande holen.
Het is evenwel buiten kijf dat otters
voornamelijk van vis leven wat de
ze dieren door bepaalde vissers hoogst
kwalijk wordt genomen. Helaas to
nen weinig vissers enig besef van
het feit dat in een bepaald viswater
nu eenmaal slechts een zeer beperk
te hoeveelheid vis kan leven en dat
er een optimale verdeling over de
soorten en leeftijdsklassen bestaat.
Dat het wegvangen van bepaalde vis
sen uit een bepaald viswater door een
otter niet altijd als schade behoeft te
worden beschouwd, zal worden uit
eengezet wanneer de nuttige kanten
van de otters an de orde komen.
Aan visnetten maar vooral aan pa
lingfuiken welke niet dieper dan twee
meter zijn geplaatst en die dicht
langs de oever staan, wordt door ot
ters regelmatig schade aangericht.
Uit gehouden voedselonderzoekingen
is gebleken, dat de otters regelma
tig waterwild verorberen. De onder
zoekers, zowel Stephen in 1957 als
Erlinge in 1960, zijn er van overtuigd
dat het hoogst zelden voorkomt, dat
een otter gezond waterwild vangt,
Wel zullen de otters regelmatig zie
ke of ziekgeschoten (aangeschoten)
waterwild vangen. Serieuze klachten
over schade aan waterwild kwamen
voornoemde onderzoekers evenals
de samenstellers van het Rivon-rap-
port, niet ter ore.
Zoals alle andere grote predatoren
speelt ook de otter een zeer belang
rijke regulerende rol in de levens
gemeenschap waarin hij leeft. Deze
regulerende functie is van een der
mate groot belang dat het zeer waar
schijnlijk is, dat hij zelfs vanuit vis
sersoogpunt als nuttig te kwalifice
ren is. Bewezen is dat otters voor
namelijk van biologische overschot
ten leven. In onze wateren is over
het algemeen een te veel aan wit-
vis aanwezig, door onderbevissing
van deze soorten en door het weg
vangen van de snoek. Iedere preda-
tie die deze groep uitdunt, helpt uit
eindelijk de natuurlijke toestand
(evenwicht) te herstellen wat de ge
hele vis- en palingstand ten goede
komt.
In een ander opzicht zijn de otters
nog bijzonder nuttig. Zij zijn name
lijk de enige predatoren in ons land
die in staat zijn jonge muskus- of
bisamratten te doden. Dit alleen al
mag een reden zijn om de otterpro-
duktie in Zeeuws Vlaanderen en het
Zuiden van Noord-Brabant strikt te
beschermen. Hun betekenis als per
manent aanwezige muskusratten-
bestrijders (die wel een groot ge
vaar voor dijken vormen) dient hier
igenlijk veel zwaarder te wegen dan
le locale visserij belangen.
Het is wel bijzonder jammer, dat
nu de otterstand zich langzaam van
le zware aderlatingen aan het her
stellen is, deze opnieuw wordt be-
Ireigd. Factoren welke momenteel
:en gevaar voor de otters kunnen be
ekenen, zijn: de watervervuiling,
ontginningen en ruilverkavelingen de
/isserij met fuiken en de recreatie.
'Lis maatregelen tot bescherming
vorden het handhaven van de huidi
ge wettige maatregelen en het ver
verven en het voor de otters juist
scheren van voldoende reservaten
snontbeerlijk geacht. Zonder deze
beschermingsmaatregelen zal het ui
terst moeilijk zijn voor de otters zich
blijvend te handhaven.
a temmmw* «WBÏ
iiiiH j»p«ph/
G. A. M. Oijen.
JVfen leest in de Amerikaanse kran
ten bitter weinig over Nederland,
Ik moet 't met de Nederlandse kran
ten doen (dagen later) om te weten
welke wereldschokkende zaken ons
bezighouden. Niets over Joh an Crutjjj
over Herman Wigbold, over de Tros,
niets over A. te Z. die in kennelijke
dronkenschap zich op de openbare
weg bevond.
Men kent Hans Brinker (met zijn
vinger in de dijk) minister Luns en
na de Olympische Spelen Johanna
Schut en Cornells Verkerk
Sinds kort weet men ook weer, dat
wij de Zuiderzee aan het temmen
zijn. De New York Times heeft name
lijk een goed gedocumenteerd ttek
over Lelystad.
En zelfs in een krant van 8 pound
tegen de duizend pagina's is dat iets
dat de borst doet zwellen van vader
landse trots.
De televisie in Amerika heift ia-
gelijks een aantal programmat, die
de heldendaden uit de 2e wereltar-
log al of niet in geur en kleur ra-
kondigen. En misschien herinneren
sommigen van ons zich nog, dat die
2e wereldoorlog gevoerd werd tep
een land, Duitsland geheten.
Dat land Duitsland krijgt In die
films dan ook doorlopend op zijn
hoofd (kop). Een bemind program
ma op dinsdagavond is Garrison's
gerilla's": luitenant Garrison heeft
vier boeven uit het gevang gtkiU
om met hen achter de Duitse liiieste
strijden en men kan iedere dilidoj-
avond om half acht gaan kijka
een onvoorstelbare hoeveelheid Duit
sers te zien sneuvelen. Die simp
ler de Duitsers zijn (voordat zij uiter
aard sneuvelen) of heel dom of keel
gemeen. Er zijn zelfs mensen, die
beweren, dat Duitsland die toeede
wereldoorlog heeft verloren. Moer
die zijn vast niet goed wijs. Nu heeft
de Duits-Amerikaanse gemeenschap
in Amerika stappen ondernomen m
de verkeerde voorstelling van zalen
omtrent hun ethische groep te be
strijden.
Erwin Single, redacteur vat de
New Yorker Staatszeitung und He-
rold, een krant, die sinds 132 jaar
bestaat, zegt, dat hij geen bezwaar
heeft tegen anti-Nazi films, maar
wel tegen hun anti-organisaties.
In Canada zijn de Duitsers al in
opstand gekomen in het nette dan
met het schrijven van brieven tegen
de anti-Duitse besmeuring op de te
levisie, en de Staatszeitung krijgt ooi
al een groot aantal protestbrieven.
Lincoln Center heeft zijn plannen
voor het festival 1968 bekend ge
maakt. Achter de tafel in de choral
room in Philharmonic hall zaten Ma
yor Lindsay en dr. William Schu
mann, de president van Lincoln Cen
ter for the performing arts en tevens
een befaamd componist, die bezig N
zijn negende symfonie te voltooien.
Voor vele componisten moet het een
griezelige zaak zijn om aan een ne
gende symfonie bezig te zijn, maar
William Schumann ziet er te rustig
uit om last van teveel nachtmerries
te hebben.
Het festival zal op 21 juni begin
nen en 6 weken duren. Naast de Ame
rikaanse orkesten (New York, Boston,
Pittsburgh, het American Ballet The
atre en het Amerikaanse toneel zul
len uit het buitenland komen: de ope
ra uit Rome met „Otello" van Ros
sini, „I due foscari" van Verdi en Mo
zart's „Figaro" in regie van Visconti
en gedirigeerd door ons aller Carlo
Maria Giulini, het „ateltje 212'.
Theater uit Belgrado en het „The
atre de le cite" van Roger Plancho
uit Lyon. Verder nog het Engelse
Kamerorkest onder directie van Hd-
renboim (en u raadt het, met mede
werking van zijn bijzonder fraai1
echtgenote, de allervoortreffelijkste
celliste Jacqueline du Pré) en het
Royal Philharmonic Orchestra uit
Londen met Previtali en Antal Do*
rati als dirigenten.
In 1967 bezochten 440.000 mensen
het festival en het deficit was 750.000
dollar. De stad New York besteed
jaarlijks 43.000.000 dollar aan de scho
ne kunsten en het lijkt mij, dat bur
gemeester Lindsay niet overdrijft njs
hij dit het grootste bedrag, door wel
ke stad ter wereld ook aan de kuittl
geschonken noemt.
Niemand op de persconfertnAt
vroeg naar hei „eigen gezicht" vdA
het Lincoln festival 1968, maar een
tweejairg kind behoeft nog geen er
gen gezicht te hebben.