Ruimte-Odyssee ,200V: naar rand van de kitsch VISOTTERS HEBBEN HET ERG MOEILIJK KRONIEK ÜH VAN S3 NEW YORK STANLEY KUBRICK DENKT 33 JAAR VOORUIT Woonmogelijkheden verkleind Evolutie Fascinerend Fase vier Verwezen Waterdier Sporen Trektochten ÜSi««'' (SB» gs,|ll Herstel DAGBLAD DE STEM -I In een stofwolk landt de Aries op de maanbasis Claudius. De aarde, halfvol, schijnt op de achtergrond, 240.000 mijl ver. (Van onze correspondent Hans Citroen) Verplaatste regisseur Stanley Kubrick ons met de grimmige satire „Dr. Stran- gelove of hoe ik mijn twijfel overwon en de bom leerde liefhebben" 'm een nabije toekomst, in zijn volgende werk dacht hij nog een paar jaar verder. De film „2001" ,,A space Odyssee" valt in vier stukken uiteen. Hij laat de ruimtevaart zien zoals nog nooit vertoond en eindigt met een „boodschap", die om en nabij de planeet Jupiter griezelig dicht in de buurt van de kitsch komt. De film, die in de eerste week van april met veel van het geijkte gedoe in première ging op Broadway, werd gefilmd in super-panavasion en metrocolor en zulks beduidt, dat daarvoor in de bioscoopzaal een doek als een horizontaal liggende wolkenkrabber hangt en dat men hetzelfde wonderbaarlijke ruimtelijke effect krijgt van bijvoor beeld Todd A.O. Maar laat ik eerst iets van de 'eihoud vertellen. De film begint met het is haast niet te geloven een inleidende muziek van Richard Strauss, het begin van „Also sprach Zarathustra". Ik weet niet waar dat vermeld staat, maar wat mij betreft heeft dan eindelijk dit stuk muziek zijn goede bestemming gevonden: filmmuziek. Als het orgel slecht te vroeg af geknepen is uitgeklonken, zijn wij op de planeet aarde enige miljoenen jaren geleden. Een kudde apen is bezig te dogn wat apen gemeenlijk plegen te doen en op de achtergrond van het bij kans onafzienbare beeld grazen moeilijke dieren. Een katachtig roofdier knokt met een aap: wij zijn, kortom, in de prehistorie van de mens (als men tenminste wil gelo ven, dat wij van de apen afstam men). Plotseling staat een grote steen (metaal kan het ook zijn, zelfs een onbekende stof is mogelijk) in het landschap, een soort V.N.-ge bouw zonder ramen en op verklein de schaal en de apen benaderen dit „teken" met veel angst en schroom, maar raken het uiteindelijk toch aan. Dan begint de evolutie en spoedig ziet men hoe een aap een knook als slagwapen gaat gebruiken om een broeder-aap tot gehakt te slaan. Hij gooit zijn knook in de lucht. Wij zien de draaiende bot en een seconde la ter is het een ruimteschip geworden. Wij zijn vier miljoen jaar verder in het jaar 2001 en de mens heeft de ruimte veroverd. Dat is het eerste van de vier delen. Wel leuk lek ker groot en net of je in het land schap tussen de apen zit maar wel lang en niet on, er van New York naar Den Haag over te schrij ven. Dan begint fase twee. Geleerden op de maanbasis hebben, in de grond begraven, het „teken" (zie boven bij de apen) gevonden en achten dit het eerste bewijs, dat er buiten de mens nog andere intelli gente wezens in het universum zijn. Men besluit als blijkt, dat het te ken op Jupiter gericht is om een ruimte-expeditie naar deze enorme planeet m te zetten en die expeditie is fase drie. Fase twee duurt lang, is soms wat traag van tempo, maar is ongelofelijk fascinerend. Regisseur Stanley Kubrick heeft de geleerde en (voortreffelijke) science-fiction-schrijver Arthur C. Clarke als adviseur gehad en het re sultaat van die adviezen plus het feit, dat regisseur en adviseur sa men de script schreven, maakt, dat men niet uitgekeken raakt op de wonderen van onze nabije toekomst, die zo nauwgezet mogelijk en zo authentiek mogelijk zijn verwerkt in" bijzondere effecten, die MGM tien miljoen dollar hebben gekost. Men ziet de gewone, normale vlucht van een Pan-Americanvlieg- tuig naai het tussenstation een kolossaal draaiend rad men ziet de aankomst op de maan in het Maan-Hiltonhotel. Men zou iedere shot minuten stil willen zetten om alles op dat krankzinnig grote doek veel beter te kunnen opnemen, om meer te weten van de honderden en honderden apparaten, wijzers, me ters, instructies (bijvoorbeeld 12 aanwijzingen voor het gebruik van het toilet in een ruimtevliegtuig). Men zou willen weten wat al die co des, symbolen, parabolen, letter combinaties en instrumenten beteke nen, vooral als men gehoord heeft, dat dit alles geen fantastische onzin is, maar exacte wetenschap, die zeer nabij schijnt te zijn. De relativiteit van beweging en plaats in de ruimte door het ont breken van de zwaartekracht is zo angstwekkend fascinerend neerge zet, dat men werkelijk voor het eerst ziet (en niet leest) hoe het zal zijn. De stewardess loopt gewoon tegen de wand en tegen het plafond en men ziet gewoon, ziet dat er geen boven en onder is. De land schappen op de maan zijn van een wonderbaarlijke pracht. Het zullen wel landschappen ergens n de Roc ky Mountains zijn, maar wat doet dat ertoe als men kan bedenken, dat wij nu weten hoe de maan er uitziet en waar het maanlandschap op lijkt. Het stijgen, vliegen, dalen, binnenloodsen, navigeren is adembe nemend. Het eige wat ronduit afschuwelijk genoemd moet worden is de zeer luide muziek. Om de deinende bewe ging van het reusachtige draaiende tussenstation eens fijn muzikaal te illustreren, heeft men de Donauwals van Strauss zo verschrikkelijk hard onder, boven, tegen en achter de film gezet, dat ik in de eerste maanden het stuk niet meer kan ho ren. Het is een opluchting als de muziek even niet meer wil klinken en alleen maar de echte geluiden te horen zijn in die onwezenlijke stilte. Men zou MGM willen bidden om in Nederland de muziek wat decibels betreft tot een tiende van het volu me te verminderen. Het stukje „Zara thustra" is al erg genoeg. Fase drie: de tocht naar Jupiter in een enorm ruimteschip, waarop men ook al niet uitgekeken raakt. In het ruimteschip vijf man en de sprekende computer Hal, het super brein van het schip, pratend met de bemanning, schakend en commenta riërend. Overigens met zo'n naar, zalvend toontje, dat men hem graag met een bijl op zijn metalen bast zou willen slaan. Hal volgt met zijn rode oog alles in het ruimteschip en Hal besluit om in opstand te komen tegen de mens. Hoera, eindelijk dan weer eens de opstand van de intelligen te computer tegen de armzalige mens. Hal vermoordt vier van de vijf bemanningsleden drie heel eenvoudig, want die zijn ingevroren maar nummer vijf is hem net iets te slim af. Om Hal te over winnen moet nummer vijf enige se conden zonder ruimtehelm in de ruimte verblijven en ik heb gelezen, dat dit inderdaad mogelijk is. Hals brein wordt dan gedeeltelijk ontta keld en ik was blij om van zijn stem af te zijn. Dan komt fase vier. De grote lou tering, het grote inzicht, de kathar- sis zo men wil. Bij Jupiter zweeft weer dat V.N.-gebouw zonder ramen door de ruimte en Bowman, de over gebleven schipper, wordt meegevoerd naar een kosmisch spel van kleur en beweging, dat moet aantonen hoe er in feite geen ander contact tus sen de mens en een volkomen an dere intelligentie mogelijk is. Dat is natuurlijk een volstrekt legi tiem standpunt. Science-fiction heeft altijd voor het probleem gestaan, dat de mens alleen maar in de tekens en symbolen van de mens kan den ken en hoogstes de resultaten var diat denken gradueel kan wijzigen. Als Clarke derhalve is uitgegaan van het feit, dat een andere intelli gentie eenvoudig geen contact met ons kan hebben, omdat die ande ren en wij elkaar niet kunnen „be vatten", dan heeft hij gelijk. Maar Om de bemanning tijdens de lan ge reis fit te houden, bestaat een deel van het ruimteschip uit een enorme centrifuge een langzaam draaien de trommel. Hierdoor krijgt de be manning het gevoel van normaal ge wicht. In die trommel hebben de controle-instrumenten en de recreatie mogelijkheden een plaats gevonden, terwijl drie andere astronauten in een automatische winterslaap wor den gehouden. dan kom je op Jupiter aain, stelt vast „Jongens, hier kunnen wij niet leven, die anderen kan ik niet „er varen" en je keert treurig terug naar de aarde om je tijd uit te zitten en maar te hopen, da, wij eens in de verre toekomst in staat zullen zijn anders te denken door inschakeling van de nu nog ongebruikte stukken van ons perceptievermoge. Ik geef toe: dit is geen oplossing. Maar is dit 'n oplossing?: Bowman zeilt door tien minuten kleur- en klankeffect, die iemand vast wel psychedelisch zal noemen en bevindt zich dan plot seling in een Louis XVI-huis, waar hij zichzelf tegenkomt, ouder („sad der", dat moet je zijn als je ouder wordt) en etend. In een andere ka mer ligt hij, nu stokoud, stervend op bed en zijn onkrrchte, gerim pelde hand wijst naar een schattig nog ongeboren kind, dat in zijn be schermende bel door de ruimte zweeft. Boodschap dus: ik ga dood, maar Men loopt dan wat verwezen op Broadway, dat uiterst prozaïsch 1968 doet en denkt: waarom konden Ku brick en Clarke geen film maken, die al die wonderen van de ruimte vaart toont zonder een kosmische boodschap? Een gilm van mensen, die naar de maan en desnoods naar Jupiter gaan en weer terug, omdat ze op tijd weer thuis moeten zijn of omdat zij met vakantie gaan. Ongelouterrd in een Louis XVI- kamer, zonder precies te weten waar ze vandaan komen, wat ze hier eigenlijk doen en waar ze naar toe gaan, maar met heerlijke machines om mee te spe len en met de hoop om in de toe komst wat minder vervelend tegen elkaar te zijn. Om al die heerlijke machines te zien en al die wonde ren van de ruimte moet men te zijner tijd toch wel naar „2001" gaan kij ken. Maar eerst informeren of de mooie blauwe Donau wat zachter kan. In de jaren dertig-veertig werd de visotter om zijn pels fel vervolgd. Op het nippertje werd de otter door wijziging van de Jachtwet in 1942 van een zekere uitroeiing behoed. Van deze maatregel èn van het feit dat vele zgn. bunzingjagers na 1945 andere, lucratieve, bezigheden vonden, heeft de Neder landse otterstand dankbaar geprofiteerd, en zich zij het zeer langzaam her steld- Plaatselijk kon, omstreeks 1962 zelfs weer van een behoorlijke otter- stand worden gesproken. Zoals uit een door het RIVON ingesteld onder zoek naar het voorkomen, leefwijze, woonbiotoop, winter- en zomerrefu- gia, populatiedichtheden, nut en scha de enz. blijkt, dreigt de otterstand een nieuw gevaar en wel dat van de watervervuiling en recreatie. Ook het moderne verkeer, vooral in ruil- verkavelingsgebieden, bleek in toe nemende mate zijn tol onder de ot ters te eisen. De visotter (Lutra lutra L), die tot de marterachtigen behoort, is een verbeten vechter en menige jacht hond die hem aanviel heeft daarvan spijt gekregen. Vooral als hij in 't wa ter wordt aangevallen is deze, ruim een meter lange en vijf tot tien kilo gram zware, otter de meest vastbe raden hond in de regel de baas. Wan neer hij in het nauw wordt gedre ven deinst hij er zelfs niet voor te rug mensen aan te vallen. Daar de otter een rasecht water dier is, spreekt het welhaast vanzelf dat hij hierin ook zijn voedsel zoekt. Nu zijn volgens het Rivnnrapport de gegevens over zijn voedsel zeer schaars. Veelal betreft het overtrok ken jagersverhalen of visserslatijn waarvan met geen mogelijkheid is te zeggen in hoeverre zij op werke lijke waarnemingen berusten. Zijn hoofdschotel wordt door vis gevormd en aangevuld met ratten, kikkers wa tervogels, kortom allerlei soorten van in en langs het water levende die ren. dat kind wordt dadelijk geboren en zal leven. Het lijkt mij wat over dreven om voor die wetenschap naar Jupiter te moeten, al zal men on getwijfeld in die stilte daar wat sneller tot inzicht komen dan in het waanzinnige lawaai om ons heen. Als allerlaatste slot van de film klinken dan de hemel sta ons bij nog maals de inleidende maten van „Also sprach Zarathustra" om ons kenne lijk duidelijk te maken, dat Richard Strauss wel wis en waarachtig ook een boodschap had. Wanneer wij, aan de hand van het rapport over de verspreiding van de otter, nagaan waar momenteel de meeste otters huizen, dan blijkt een duidelijke voorkeur voor gatencom plexen uit te gaan. Het gunstigst is 't indien deze grenzen aan een ondiep, niet vervuild en dus visrijk meer. Het tweede belangrijke woonbiotoop wordt gevormd door natuurlijke meeroevers met dekking. In het gebied van de grote rivie ren en in het zoetwatergetijden ge bied bleken de otters veel zeldzamer dan werd aangenomen, tenzij bin- nèndijkse oude armen, tichelgaten etc. als woonbiotoop aanwezig waren In het veld behoren ontmoetingen met otters tot de toevalligheden. Een uitzondering hierop is mogelijk en wel in een terrein met een zeer ho ge populatie dichtheid. Om de aan wezigheid van otters vast te stellen, is men hoofdzakelijk aangewezen op de sporen in het veld.. In de allereerste plaats komen hier voor de prenten in aanmerking. Op zandbankjes in beken, langs rivier oevers, op vers gegraven veen en natuurlijk in de sneeuw zijn deze soms te vinden. In de tweede plaats verraden de karakteristieke glijba nen de aanwezigheid van otters. Op zeer bepaalde plaatsen laten de ot ters zich door modder of sneeuw in het water glijden.Ten derde dienen de zeer kenmerkende otterpaden of otterwissels genoemd te worden. Vraatresten, vooral van grotere prooidieren, kunnen eveneens een bruikbare indicatie geven. Tot slot vormen de faeces van de otter even eens een uitstekend hulpmiddel om het dier te ontdekken. Deze deponeert hij meestal op een zeer in het oog lo pende plaats buiten het water, zoals een uitstekend stuk van een duiker, een balk van een bruggetje, een stei gertje of een vlak stukje zandbank. In de winter kunnen bellenbanen die gevormd worden door lucht welke uit de pels van onder water zwemmende otters ontwijkt en vis- gaten met een typisch opstaande rand de aanwezigheid van otters ver raden. Deze opstaande randen wor den gevormd door bevriezend water dat bij het in- en uitgaan van de die ren over de rand golft. De klassieke otterholen, zoals Brehm deze heeft beschreven komen in ons land zeer waarschijnlijk niet voor. Slechts enkele malen heeft men ot ters gevonden die in een pijp ble ken te wonen. In verreweg de mees te gevallen maken de otters een bo vengronds nest in de dichte moeras vegetatie. Het is bekend dat vooral in het buitenland de otters grote trektochten over land maken om uit het stroom gebied van een bepaalde rivier in dat van een andere te kunnen ko men. Ook in ons land zijn gevallen bekend waarbij tamelijk brede stro ken droog terrein regelmatig door otters worden gekruist. Zo zouden otters de Hondsrug tussen het Zuid- laardermeer en het Paterwoldsemeer regelmatig oversteken. De meeste migraties zullen in ons land echter wel langs het water plaats vinden, zodat ze vrijwel onopgemerkt blijven. Langs de verschillende Brabantse riviertjes trekken b.v. regelmatig ot ters, terwijl ze om vanuit de Dom mel in de Beerse te komen gebruik maken van het Wilhelminakanaal, Het is in de sneeuw herhaalde ma len geconstateerd dat de otters uit het Naardermeer naar de Ankeveen se plassen trekken. De stewardess maakt een maaltijd gereed in de volledig geautomatiseerde keuken, waar een druk op enkele knoppen voldoende is voor een gehele uitgebreide maaltijd. Speciale schoenen maken het de stewardess mo gelijk de volledige keukenvloer te betreden. Onze otterstand was in het begin van de oorlog 1940-1945 tot een ui termate klein aantal gereduceerd en heeft zich slechts langzaam van de ze enorme klap hersteld. Eind 1941 zouden volgens Brouwer, nog slechts 30 tot 50 otters in ons land hebben geleefd. De zachte winters van 1942 tot en met 1945, vrijwel zonder ijs en dus zonder achtervolgingsmoge lijkheden, hebben de dieren enig res pijt gegeven. Momenteel is de stand toegenomen al is dit proces nog al tijd niet voltooid. In 1962 schatte het Rivon, aan de hand van de verkregen inlichtingen en veldonderzoekingen, het aantal otters op 300 exemplaren, verdeeld als volgt. Groningen en Noord-Drente 30, Fries land en Noordwest Overijssel 120, het Utrechts- en Hollandsveengebied 60; Zeeuws Vlaanderen 50, Zuidoost- Noord-Brabant en Noord en Midden- Limburg 20 terwijl de restpopulatie en zwervende exemplaren op 20 ot ters werd geschat. De provincie Fries land beschikt afgezien van Engeland, over het grootst aantal geschikte biotopen in geheel Noordwest Euro pa. De otters zijn in dit gewest nog zo talrijk, dat ze hier afdoende be schermd zouden kunnen worden. Ondanks de opvatting van velen moet het toch hoogst twijfelachtig worden geacht, dat de otters in staat zijn werkelijk schade aan dijken aan te richten. De otters graven hoogst zelden zelf holen maar verwijden hooguit bestaande holen. Het is evenwel buiten kijf dat otters voornamelijk van vis leven wat de ze dieren door bepaalde vissers hoogst kwalijk wordt genomen. Helaas to nen weinig vissers enig besef van het feit dat in een bepaald viswater nu eenmaal slechts een zeer beperk te hoeveelheid vis kan leven en dat er een optimale verdeling over de soorten en leeftijdsklassen bestaat. Dat het wegvangen van bepaalde vis sen uit een bepaald viswater door een otter niet altijd als schade behoeft te worden beschouwd, zal worden uit eengezet wanneer de nuttige kanten van de otters an de orde komen. Aan visnetten maar vooral aan pa lingfuiken welke niet dieper dan twee meter zijn geplaatst en die dicht langs de oever staan, wordt door ot ters regelmatig schade aangericht. Uit gehouden voedselonderzoekingen is gebleken, dat de otters regelma tig waterwild verorberen. De onder zoekers, zowel Stephen in 1957 als Erlinge in 1960, zijn er van overtuigd dat het hoogst zelden voorkomt, dat een otter gezond waterwild vangt, Wel zullen de otters regelmatig zie ke of ziekgeschoten (aangeschoten) waterwild vangen. Serieuze klachten over schade aan waterwild kwamen voornoemde onderzoekers evenals de samenstellers van het Rivon-rap- port, niet ter ore. Zoals alle andere grote predatoren speelt ook de otter een zeer belang rijke regulerende rol in de levens gemeenschap waarin hij leeft. Deze regulerende functie is van een der mate groot belang dat het zeer waar schijnlijk is, dat hij zelfs vanuit vis sersoogpunt als nuttig te kwalifice ren is. Bewezen is dat otters voor namelijk van biologische overschot ten leven. In onze wateren is over het algemeen een te veel aan wit- vis aanwezig, door onderbevissing van deze soorten en door het weg vangen van de snoek. Iedere preda- tie die deze groep uitdunt, helpt uit eindelijk de natuurlijke toestand (evenwicht) te herstellen wat de ge hele vis- en palingstand ten goede komt. In een ander opzicht zijn de otters nog bijzonder nuttig. Zij zijn name lijk de enige predatoren in ons land die in staat zijn jonge muskus- of bisamratten te doden. Dit alleen al mag een reden zijn om de otterpro- duktie in Zeeuws Vlaanderen en het Zuiden van Noord-Brabant strikt te beschermen. Hun betekenis als per manent aanwezige muskusratten- bestrijders (die wel een groot ge vaar voor dijken vormen) dient hier igenlijk veel zwaarder te wegen dan le locale visserij belangen. Het is wel bijzonder jammer, dat nu de otterstand zich langzaam van le zware aderlatingen aan het her stellen is, deze opnieuw wordt be- Ireigd. Factoren welke momenteel :en gevaar voor de otters kunnen be ekenen, zijn: de watervervuiling, ontginningen en ruilverkavelingen de /isserij met fuiken en de recreatie. 'Lis maatregelen tot bescherming vorden het handhaven van de huidi ge wettige maatregelen en het ver verven en het voor de otters juist scheren van voldoende reservaten snontbeerlijk geacht. Zonder deze beschermingsmaatregelen zal het ui terst moeilijk zijn voor de otters zich blijvend te handhaven. a temmmw* «WBÏ iiiiH j»p«ph/ G. A. M. Oijen. JVfen leest in de Amerikaanse kran ten bitter weinig over Nederland, Ik moet 't met de Nederlandse kran ten doen (dagen later) om te weten welke wereldschokkende zaken ons bezighouden. Niets over Joh an Crutjjj over Herman Wigbold, over de Tros, niets over A. te Z. die in kennelijke dronkenschap zich op de openbare weg bevond. Men kent Hans Brinker (met zijn vinger in de dijk) minister Luns en na de Olympische Spelen Johanna Schut en Cornells Verkerk Sinds kort weet men ook weer, dat wij de Zuiderzee aan het temmen zijn. De New York Times heeft name lijk een goed gedocumenteerd ttek over Lelystad. En zelfs in een krant van 8 pound tegen de duizend pagina's is dat iets dat de borst doet zwellen van vader landse trots. De televisie in Amerika heift ia- gelijks een aantal programmat, die de heldendaden uit de 2e wereltar- log al of niet in geur en kleur ra- kondigen. En misschien herinneren sommigen van ons zich nog, dat die 2e wereldoorlog gevoerd werd tep een land, Duitsland geheten. Dat land Duitsland krijgt In die films dan ook doorlopend op zijn hoofd (kop). Een bemind program ma op dinsdagavond is Garrison's gerilla's": luitenant Garrison heeft vier boeven uit het gevang gtkiU om met hen achter de Duitse liiieste strijden en men kan iedere dilidoj- avond om half acht gaan kijka een onvoorstelbare hoeveelheid Duit sers te zien sneuvelen. Die simp ler de Duitsers zijn (voordat zij uiter aard sneuvelen) of heel dom of keel gemeen. Er zijn zelfs mensen, die beweren, dat Duitsland die toeede wereldoorlog heeft verloren. Moer die zijn vast niet goed wijs. Nu heeft de Duits-Amerikaanse gemeenschap in Amerika stappen ondernomen m de verkeerde voorstelling van zalen omtrent hun ethische groep te be strijden. Erwin Single, redacteur vat de New Yorker Staatszeitung und He- rold, een krant, die sinds 132 jaar bestaat, zegt, dat hij geen bezwaar heeft tegen anti-Nazi films, maar wel tegen hun anti-organisaties. In Canada zijn de Duitsers al in opstand gekomen in het nette dan met het schrijven van brieven tegen de anti-Duitse besmeuring op de te levisie, en de Staatszeitung krijgt ooi al een groot aantal protestbrieven. Lincoln Center heeft zijn plannen voor het festival 1968 bekend ge maakt. Achter de tafel in de choral room in Philharmonic hall zaten Ma yor Lindsay en dr. William Schu mann, de president van Lincoln Cen ter for the performing arts en tevens een befaamd componist, die bezig N zijn negende symfonie te voltooien. Voor vele componisten moet het een griezelige zaak zijn om aan een ne gende symfonie bezig te zijn, maar William Schumann ziet er te rustig uit om last van teveel nachtmerries te hebben. Het festival zal op 21 juni begin nen en 6 weken duren. Naast de Ame rikaanse orkesten (New York, Boston, Pittsburgh, het American Ballet The atre en het Amerikaanse toneel zul len uit het buitenland komen: de ope ra uit Rome met „Otello" van Ros sini, „I due foscari" van Verdi en Mo zart's „Figaro" in regie van Visconti en gedirigeerd door ons aller Carlo Maria Giulini, het „ateltje 212'. Theater uit Belgrado en het „The atre de le cite" van Roger Plancho uit Lyon. Verder nog het Engelse Kamerorkest onder directie van Hd- renboim (en u raadt het, met mede werking van zijn bijzonder fraai1 echtgenote, de allervoortreffelijkste celliste Jacqueline du Pré) en het Royal Philharmonic Orchestra uit Londen met Previtali en Antal Do* rati als dirigenten. In 1967 bezochten 440.000 mensen het festival en het deficit was 750.000 dollar. De stad New York besteed jaarlijks 43.000.000 dollar aan de scho ne kunsten en het lijkt mij, dat bur gemeester Lindsay niet overdrijft njs hij dit het grootste bedrag, door wel ke stad ter wereld ook aan de kuittl geschonken noemt. Niemand op de persconfertnAt vroeg naar hei „eigen gezicht" vdA het Lincoln festival 1968, maar een tweejairg kind behoeft nog geen er gen gezicht te hebben.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 6